Regeling vervallen per 01-03-2021

Verordening van de gemeente Loon op Zand houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening jeugdhulp gemeente Loon op Zand 2020)

Geldend van 01-01-2020 t/m 28-02-2021

Intitulé

Verordening van de gemeente Loon op Zand houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening jeugdhulp gemeente Loon op Zand 2020)

De raad van de gemeente Loon op Zand;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van [datum en nummer];

gelet op de artikelen 2.1 t/m 2.15, en de artikelen 8.1 en 12.4 van de Jeugdwet;

overwegende dat:

  • -

    de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd,

  • -

    het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • -

    het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

    • °

      de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening.

    • °

      de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen,

    • °

      de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet,

    • °

      de regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

  • -

    dat het van belang is te bewaken dat kwetsbare burgers niet in een positie komen waarin zij geen goede en passende zorg krijgen;

  • -

    het wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

  • -

    het van belang is, alvorens een persoonsgebonden budget te verstrekken, voorlichting te geven over de taken van een budgethouder en de kennis die nodig is voor een verantwoord beheer van het budget;

  • -

    het van belang is, alvorens een persoonsgebonden budget te verstrekken, de vaardigheden van een budgethouder (of een vertegenwoordiger) te toetsen en vast te stellen dat de vaardigheden voldoende zijn om een persoonsgebonden budget op een verantwoorde manier te beheren en dat het persoonsgebonden budget wordt ingezet voor kwalitatief goede ondersteuning die bijdraagt aan het gewenste resultaat en past bij het ontwikkelperspectief;

  • -

    het van belang is toe te zien op een goede kwaliteit van voorzieningen en deskundigheid van beroepskrachten, zowel voor voorzieningen die in natura worden verstrekt als voor voorzieningen die worden ingekocht met een persoonsgebonden budget;

besluit vast te stellen de verordening jeugdhulp gemeente Loon op Zand 2020.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder

  • a.

    algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat gericht is op ondersteuning bij opvoeden en opgroeien

  • b.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen

  • c.

    beleidsregels: beleidsregels Jeugd gemeente Loon op Zand.

  • d.

    bepaling jeugdhulp: bepaling van een gecertificeerde instelling welke jeugdhulp door het college ingezet dient te worden bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering.

  • e.

    besluit: besluit jeugd gemeente Loon op Zand. Het door het college op grond van deze verordening vast te stellen Besluit jeugd gemeente Loon op Zand, waarin nadere regels opgenomen worden over de uitvoering van deze verordening.

  • f.

    budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet.

  • g.

    budgetplan: door jeugdige en/of diens ouders opgesteld plan waarin is opgenomen hoe het persoonsgebonden budget wordt besteed, op welke wijze er invulling wordt gegeven aan de afgesproken resultaten (zoals vastgelegd in het Plan van aanpak), waarin wordt gemotiveerd waarom de inwoner kiest voor een pgb en waarin de inwoner aantoont dat hij of zij een pgb kan beheren;

  • h.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand;

  • i.

    gebruikelijke hulp: de normale, dagelijkse hulp die ouders en/of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Voor jeugdigen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en op hen toe moeten zien, ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.

  • j.

    gecertificeerde instelling: van overheidswege gecertificeerde instelling bevoegd om maatregelen in het kader van jeugdbescherming en jeugdreclassering uit te voeren

  • k.

    gesprek: gesprek in het kader van de deskundige toeleiding naar jeugdhulp, waarin alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht

  • l.

    hulpverleningsplan of familiegroepsplan: plan waarbij de verschillende leefgebieden van de jeugdige en het gezin worden beschreven. Het hulpverleningsplan bestaat uit een integrale (vraag)analyse en een beschrijving van de gewenste resultaten van jeugdhulp.

  • m.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp als bedoeld in artikel 2.3 van de Jeugdwet;

  • n.

    individuele voorziening: op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening in het kader van de Jeugdwet;

  • o.

    ingezetene: cliënt die zijn hoofdverblijf, dan wel zijn feitelijke verblijfplaats heeft in de gemeente Loon op Zand;

  • p.

    melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college

  • q.

    nadere regels: de door het college op grond van deze verordening vast te stellen nadere regels met betrekking tot de uitvoering van deze verordening;

  • r.

    onverwijld: in ieder geval binnen drie werkdagen;

  • s.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de maatwerkvoorziening behoort van derden te betrekken;

  • t.

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

  • u.

    toegang: op gemeentelijk niveau georganiseerd multidisciplinair team dat de hulpvraag van jeugdigen en hun ouders beoordeelt;

  • v.

    verslag: verslag van het onderzoek naar de vraag en de situatie van de jeugdige en/of diens ouders;

  • w.

    vertrouwenspersoon: onafhankelijke ondersteuning met informatie en advies die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt en aan het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van jeugdhulp;

  • x.

    voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt voldaan en die voorrang heeft voorzieningen uit de Jeugdwet (cf. art 1.2 van de Jeugdwet);

  • y.

    wet: Jeugdwet;

  • z.

    zorg in natura: de ondersteuning of jeugdhulp die aan personen wordt geleverd door aanbieders die door de gemeente zijn gecontracteerd.

Artikel 1.2 Doelgroep van deze verordening

De voorzieningen die worden geregeld in deze verordening zijn toegankelijk voor:

  • a.

    Jeugdigen die de gemeente Loon op Zand als woonplaats hebben, zoals bedoeld in titel 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

  • b.

    In geval de voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling: de plaats van het feitelijke verblijf van de jeugdige.

  • c.

    In geval de woonplaats, bedoeld in artikel 1.2, lid 1, sub a en artikel 1.2, lid 1, sub b onbekend is dan wel buiten Nederland is: de plaats van het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag

  • d.

    In geval de jeugdige de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt: de woonplaats van de jeugdige, bedoeld in artikel 10 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2.1. Algemene voorzieningen

  • 1. Ten minste de volgende hulp is algemeen toegankelijk:

    • a.

      Advies en informatie, mede ten behoeve van de mogelijke toegang tot individuele voorzieningen;

    • b.

      Enkelvoudige ambulante opgroei- en opvoedondersteuning anders dan specialistische ondersteuning;

    • c.

      Hulp en advies in geval van kindermishandeling en huiselijk geweld

Artikel 2.2. Individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • 1.

    zonder verblijf:

    • a.

      persoonlijke verzorging

    • b.

      begeleiding

    • c.

      specialistische ambulante jeugdhulp (incl. eerste en tweedelijns psychologische hulp/ specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg

    • d.

      onderzoek en diagnostiek

    • e.

      vervoer naar en van een jeugdhulpaanbieder (kilometervergoeding, vergoeding openbaar vervoer en taxivervoer)

  • 2.

    met verblijf:

    • a.

      pleegzorg

    • b.

      gezinsgericht

    • c.

      residentieel (specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg, licht verstandelijk beperkten en jeugd- en opvoedhulp)

    • d.

      gedwongen verblijf

    • e.

      bovenregionale gespecialiseerde voorzieningen

    • f.

      landelijke gespecialiseerde voorzieningen

  • 3.

    Naast de genoemde voorzieningen in het eerste en tweede lid zijn er ook andere individuele voorzieningen (maatwerk) mogelijk als dit naar de mening van het college bijdraagt aan een beter passende en/of goedkopere oplossing van de hulpvraag.

  • 4.

    De jeugdige kan gebruik maken van voorzieningen in natura en indien de jeugdige dit wenst en hiervoor in aanmerking komt, van jeugdhulp middels een pgb zoals genoemd in artikel 4.7.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen over de afweging voor welke voorziening zoals genoemd in dit artikel de jeugdhulp wordt toegewezen.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen over welke voorzieningen beschikbaar zijn.

Artikel 2.3 Criteria maatwerkvoorzieningen jeugdhulp

  • 1. Het college biedt een kwalitatief en kwantitatief toereikend jeugdhulpaanbod om aan de taken als bedoeld in de Jeugdwet te kunnen voldoen;

  • 2. Een individuele voorziening op basis van de Jeugdwet kan worden aangevraagd tot het bereiken van de leeftijd van 18 jaar.

  • 3. Het college neemt het verslag van het onderzoek naar de vraag en de situatie van de jeugdige en/of diens ouders (inclusief de eventuele opmerkingen van de cliënt) als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening

  • 4. Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 2.3.3, eerst of de ouders van de jeugdige beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen in het kader van gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp.

  • 5. Een aanvraag voor een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet bevat resultaten die behaald kunnen worden binnen de termijn van de toe te kennen individuele voorziening.

  • 6. Het college beschikt een maatwerkvoorziening jeugdhulp voor de jeugdige en/of het gezin als duidelijk is welke passende jeugdhulpvoorziening met welk resultaat ingezet dient te worden.

  • 7. Het college verstrekt uitsluitend de meest passende voorziening jeugdhulp die toereikend is voor het bereiken van het afgesproken resultaat.

  • 8. De beslissing of iemand voor specialistische jeugdhulp in aanmerking komt is naast de gemeente, ook voorbehouden aan de huisarts, jeugdarts, medisch specialist, rechter en gecertificeerde instelling.

  • 9. Als er sprake is van een aanvraag voor een individuele voorziening voor een jeugdige van 16 jaar of ouder moeten het Servicepunt Loon op Zand, indien van toepassing de gecertificeerde instelling en de jeugdhulpaanbieder in het Plan van Aanpak expliciet vermelden hoe lang de ondersteuning nodig is.

  • 10. Indien van toepassing vermelden Servicepunt, indien betrokken de gecertificeerde instelling en de jeugdhulpaanbieder hoe de jeugdhulp vanaf 18 jaar vorm kan krijgen of wat zij ondernemen om dit verhelderen. Uiterlijk bij de leeftijd van 17 en een half jaar moet duidelijk zijn welke ondersteuning er nodig is en hoe dit geregeld gaat worden vanaf het 18e levensjaar.

  • 11. In afwijking op het tweede lid is verlengde jeugdzorg mogelijk in de volgende gevallen:

    • a.

      Jeugdreclassering van een jeugdige ouder dan 17 jaar waaraan de rechter een maatregel onder het Jeugdstrafrecht heeft opgelegd. Jeugdreclassering geldt tot 23 jaar.

    • b.

      Als de Jeugdhulp niet valt onder een ander wettelijk kader zoals de Wet op passend onderwijs, Wmo, Wlz, Zvw en de jeugdige voldoet aan de andere geldende voorwaarden van artikel 1.1 van de wet.

    • c.

      Vooraf is bepaald dat de voortzetting van Jeugdhulp na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar noodzakelijk is.

    • d.

      Binnen een termijn van een half jaar na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar hervatting van de Jeugdhulp noodzakelijk blijkt.

  • 12. De jeugdhulp dient te worden uitgevoerd door een aanbieder waarvan de hoofdvestiging in Nederland is gevestigd.

  • 13. De tarieven die gebruikt worden voor alle toe te kennen voorzieningen in zorg in natura worden genoemd in Bijlage 1 van deze verordening.

Artikel 2.4 Vervoersvoorzieningen

  • 1. Het college kan besluiten het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden toe te kennen, zoals genoemd in artikel 2.2, lid 1, sub e. In de afweging welke voorziening wordt toegekend wordt uitgegaan van de mate van zelfredzaamheid van de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk.

  • 2. Bij de toekenning van een vervoersvoorziening waarbij het vervoer wordt verzorgd door de jeugdige zelf, zijn ouders of iemand uit het sociale netwerk is vastgesteld dat dit niet leidt tot overbelasting van degene die de jeugdige vervoert.

  • 3. Een jeugdige kan alleen aanspraak maken op een voorziening genoemd in dit artikel als hier niet reeds in het jeugdhulparrangement in is voorzien.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen over de voorwaarden waaronder een vervoersvoorziening wordt toegekend.

Artikel 2.5 Vaststellen beschikbare individuele voorzieningen

Het college stelt bij nadere regels de beschikbare individuele voorzieningen vast.

Hoofdstuk 3 Toegang

Artikel 3.1 Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag schriftelijk, mondeling, telefonisch of elektronisch melden bij het college.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding binnen twee weken middels een ontvangstbevestiging.

  • 3. Het college wijst de cliënt op de mogelijkheid zich tijdens het onderzoek te laten bijstaan door iemand uit het eigen netwerk of een gratis cliëntondersteuner en op de mogelijkheid om na de melding een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet te overhandigen.

  • 4. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk doch binnen vijf dagen een passende tijdelijke voorziening of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp aan.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen over de toegang tot de jeugdhulp via de gemeente.

Artikel 3.2 Toegang jeugdhulp via het medisch domein

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Voor toegekende voorzieningen via het medisch domein verstrekt het college geen beschikking als bedoeld in artikel 4.5

  • 3. Het college kan nadere regels stellen over de toegang tot de jeugdhulp via het medisch domein.

Artikel 3.3 Toegang jeugdhulp via justitieel kader

  • 1. Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.

  • 2. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp door de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte wordt gesteld.

  • 3. Voor toegekende voorzieningen via het justitieel kader verstrekt het college geen beschikking als bedoeld in artikel 4.5

  • 4. Het college kan nadere regels stellen over de toeleiding tot jeugdhulp via een gecertificeerde instelling. 

Hoofdstuk 4 Procedure toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 4.1 Algemeen

  • 1. Het college kent een maatwerkvoorziening jeugdhulp toe door middel van een beschikking.

  • 2. De jeugdhulpaanbieder van een maatwerkvoorziening start de behandeling of hulp slechts nadat het besluit bedoeld in het eerste lid genomen is.

  • 3. In situaties waar onmiddellijke uitvoering geboden is, kan het college afwijken van het gestelde in het tweede lid. Het besluit dient echter ook in die gevallen zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen vier weken, na de start van de hulp te worden verstrekt.

  • 4. Het college stelt bij nadere regels de jeugdhulp en de geldigheidsduur van het besluit, zoals bedoeld in het eerste lid vast.

Artikel 4.2 Melding en vooronderzoek

  • 1. Na de melding start de fase van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 4.3. De maximale termijn voor dit onderzoek (incl. eerste gesprek) is zes weken. Deze termijn vangt aan na ontvangst van de in lid 5 van dit artikel genoemde gegevens, bescheiden en/of documenten.

  • 2. Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk (maar binnen een termijn van 2 weken) met hem en/of zijn ouders een afspraak voor een gesprek.

  • 3. In het gesprek brengt het college de jeugdige en/of zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om zelf een familiegroepsplan op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van het familiegroepsplan.

  • 4. Het college informeert de jeugdige en/of ouders over de gang van zaken na de melding, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 5. Voorafgaand aan het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven inzage in een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht.

  • 6. De jeugdige en/of ouders verlenen hun medewerking aan het vooronderzoek als bedoeld in het tweede en derde lid alsmede een onderzoek als bedoeld in artikel 4.3 om in aanmerking te komen voor een individuele voorziening. Indien dit naar het oordeel van het college onvoldoende het geval is wordt het gesprek zoals bedoeld in artikel 4.3 niet gevoerd.

  • 7. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het tweede en derde lid.

Artikel 4.3 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf, met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      In hoeverre de gewenste jeugdhulp valt onder de gebruikelijke zorg die ouders redelijkerwijs aan hun kind behoren te bieden;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een algemene en/of andere voorliggende voorziening;

    • f.

      de wenselijkheid of noodzaak om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking in natura of van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze en de te volgen procedure.

  • 2. Als de jeugdige en/of zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het plan wordt vastgesteld uiterlijk binnen zes weken nadat is komen vast te staan dat afgezien wordt van het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

  • 5. Een maatwerkvoorziening wordt niet toegekend als de jeugdige en de ouders de hulpvraag zelf kunnen oplossen (als bedoeld in artikel 4.3, lid 1, sub c), of als er sprake is van gebruikelijke zorg (als bedoeld in artikel 4.3, lid 1, sub d), of als er de mogelijkheid is om gebruik te maken van een andere of overige voorziening (als bedoeld in artikel 4.3, lid 1, sub e en artikel 4.3, lid 1, sub f).

  • 6. Het college kan nadere regels stellen over de procedure van het gesprek

Artikel 4.4 Verslag

  • 1. Het college zorgt zo spoedig mogelijk na afronding van het onderzoek na de melding (art 4.2.3) voor een schriftelijke verslaglegging van het onderzoek aan de jeugdige en/of zijn ouders.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

  • 2. De jeugdige en/of gezaghebbende (ouder(s)) ondertekenen het verslag voor gezien of akkoord en zorgen ervoor dat een getekend exemplaar binnen veertien dagen wordt geretourneerd.

  • 3. Indien de jeugdige en/of gezaghebbende (ouder(s)) het verslag niet binnen de gestelde termijn getekend retourneren neemt de gemeente de aanvraag niet in behandeling en wordt de aanmelding afgesloten.

Artikel 4.5 Aanvraag en beschikking

  • 1. Een aanvraag voor een individuele voorziening kan in beginsel pas worden gedaan nadat het onderzoek als bedoeld in artikel 4.3 is uitgevoerd.

  • 2. De aanvraag moet ondertekend zijn voor akkoord of voor gezien door de gezaghebbende ouder(s) en/of de jeugdige. Per leeftijdscategorie of situatie gelden daarbij de volgende regels:

    • a.

      In het geval van gezaghebbende ouders van jeugdigen onder de 12 jaar is ondertekening van beide de ouders vereist;

    • b.

      In het geval van gescheiden, gezaghebbende ouders van jeugdigen onder de 12 jaar, waarbij een aanvraag wordt gedaan specifiek gericht op de thuissituatie van een van beide ouders, volstaat ondertekening door de betreffende ouder;

    • c.

      Bij jeugdigen in de leeftijdscategorie 12-16 jaar tekenen de jeugdige en de ouders;

    • d.

      In de leeftijdscategorie 16-18 jaar mag de jeugdige zonder toestemming van de ouders ondertekenen.

  • 3. Het college kan een ondertekend verslag (door gezaghebbende(n)) van het gesprek (art. 4.3.1) aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouder(s) dat op het verslag hebben aangegeven.

  • 4. Indien zes weken na de aanmelding het onderzoek niet is afgerond ontvangt de cliënt voor einde termijn een uitstelbrief. Indien de cliënt na verstrijken van de (verlengde) termijn geen schriftelijke vastlegging van het onderzoek heeft ontvangen kan hij zich rechtstreeks wenden tot het college voor het indienen van een aanvraag.

  • 5. Het college beschikt een maatwerkvoorziening jeugdhulp voor de jeugdige en/of het gezin als duidelijk is welke passende jeugdhulpvoorziening met welk resultaat ingezet dient te worden.

  • 6. Na ontvangst van een aanvraag voor een individuele voorziening heeft het college twee weken de tijd om een beschikking af te geven.

  • 7. Het college kan nadere regels stellen over de aanvraagprocedure.

Artikel 4.6 Advisering

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, de jeugdige en/of zijn ouders:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip op een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    • a.

      het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad c.q. met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 4.6 is gevoerd.

    • b.

      het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 4.6 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of soort van voorziening kunnen beïnvloeden.

    • c.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3. Indien het college advies inwint als bedoeld in lid 1 en lid 2 wordt de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger hiervan op de hoogte gebracht.

Artikel 4.7 Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening geeft het college in ieder geval aan of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en geeft het college tevens aan op welke manier er bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • e.

      de motivatie / reden waarom de maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

  • 3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Hoofdstuk 5 persoonsgebonden budget

Artikel 5.1 Regels voor persoonsgebonden budget

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, voor de maximale periode van een jaar.

  • 2. Bij de overweging welke jeugdhulp in een pgb verstrekt kan worden, beoordeelt het college eerst of het door de gemeente gecontracteerde zorgaanbod toereikend is voor de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 3. Het college stelt vast dat de gezaghebbende ouder(s), al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen, en in staat zijn om de rechten en plichten die zijn verbonden aan het pgb op een verantwoorde manier uit te voeren.

  • 4. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      Voor persoonlijke verzorging en begeleiding.

    • b.

      Bij de inzet van een persoon uit het sociale netwerk beoordeelt het college de passendheid van deze inzet.

    • c.

      Deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt.

  • 5. Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp.

  • 6. De formele zorgverlener dient te voldoen aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet.

  • 7. Het college kan in nadere regels aanvullende kwaliteitseisen stellen aan informele zorgverleners.

Artikel 5.2 Aanvraag pgb

  • 1. Het college beoordeelt de aanvraag voor een pgb op grond van:

    • a.

      de motivatie waarom het gecontracteerde aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is

    • b.

      het beoogde resultaat dat door het college is vastgelegd in het plan van aanpak en de te treffen individuele voorziening

    • c.

      de vooringenomen uitvoering daarvan inclusief zorgverlener vastgelegd in het budgetplan

    • d.

      de kwaliteitseisen waaraan de zorgverlener voldoet.

  • 2. Het college kan een pgb weigeren indien aan de jeugdige en/of zijn ouders in de afgelopen jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een pgb is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de voorwaarden van het pgb

  • 3. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

  • b. kosten voor bemiddeling

  • c. kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers

  • d. kosten voor het voeren van een pgb-administratie

  • e. kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb

  • f. reiskosten van de zorgverlener naar de budgethouder

  • g. Het pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.

  • 4. Om de afspraken tussen jeugdhulpaanbieder en de jeugdige en/of ouders vast te leggen wordt verplicht gebruik gemaakt van de modelovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

  • 5. Het college onderzoekt al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s vanuit het oogpunt van kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid.

5.3 Hoogte PGB

  • 1. De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de berekening en de hoogte van het pgb:

    • a.

      De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van de in het plan van aanpak beschreven resultaten en het budgetplan wat door de jeugdige en/of zijn ouders is opgesteld over hoe zij het pgb gaan besteden.

    • b.

      De hoogte van het pgb is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen.

  • 2. Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met het feit of er sprake is van formele hulp of informele hulp.

  • 3. De hoogte van het pgb voor formele hulp bedraagt 80 % van het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura, tenzij op basis van het door de jeugdige en/of zijn ouders ingediende budgetplan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 4. Als het op basis van lid 1 vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen jeugdhulp te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één jeugdhulpaanbieder kan worden ingekocht.

  • 5. De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 22 jaar of ouder met een 36-urige werkweek.

  • 6. De hoogte van het pgb bedraagt niet meer dan het tarief van de in de betreffende situatie goedkoopste passende individuele voorziening in natura.

  • 7. Bij de tarieven zoals genoemd in artikel 5.3 sub 3 wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds geregistreerde zorgverleners en zzp'ers (formele hulp) die aan de kwaliteitseisen voldoen en jeugdhulp leveren en anderzijds informele zorgverleners anderzijds.

  • 8. Het college stelt jaarlijks de tarieven vast

  • 9. Het college kan nadere regels omtrent pgb vaststellen.

Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving

Artikel 6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Het college informeert jeugdigen en ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik, oneigenlijk en ondoelmatig gebruik van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of een PGB.

  • 3. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen drie maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening op basis van zorg in natura of het ten onrechte genoten PGB.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen. Ook als de voorzieningen zijn verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget.

Artikel 6.2 Opschorting betaling uit het pgb

  • 1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 15, derde lid, onder d.

  • 3. Het college stelt de persoon aan wie het pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid.

Hoofdstuk 7: Kwaliteit en klachten

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen aanbieders jeugdhulp en gecertificeerde instellingen

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen. Ook als de voorzieningen zijn verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 7.2 Calamiteiten en incidenten

  • 1. Het college kan een toezichthouder aanwijzen die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de Jeugdwet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk en ondoelmatig gebruik van deze wet.

  • 2. De toezichthoudende ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

  • 4. Teneinde uitvoering te geven aan de toezichthoudende taak als bedoeld in artikel 2.9, onderdeel d van de Jeugdwet verwerkt het college persoonsgegevens, waaronder mogelijk bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9 van de Algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 7.3 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; de kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 7.3 Klachtregeling

  • 1. Het college draagt zorg voor een behoorlijke en transparante procedure voor de afhandeling van klachten van een jeugdige of ouder over de algemene, overige voorzieningen zoals bedoeld in hoofdstuk 2 en over de toegang als bedoeld in hoofdstuk 4.

  • 2. Jeugdhulpaanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

Artikel 7.4 Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college wijst een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan waarop jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen.

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Hoofdstuk 8 Inspraak

Artikel 8.1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp, overeenkomstig in de Gemeentewet gestelde regels over de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 8.2 Evaluatie

  • 1. Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt periodiek geëvalueerd.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9.2 Voorwaarden

Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.

Artikel 9.3 Besluit en beleidsregels

Het college van de gemeente Loon op Zand stelt een Besluit jeugdhulp en Beleidsregels Jeugdhulp vast. Hierin neemt het nadere regels op over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 9.4 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Financieel besluit bedragen indexeren.

Artikel 9.5 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De verordening jeugdhulp gemeente Loon op Zand 2016 wordt ingetrokken.

  • 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Loon op Zand 2016, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2020 onder de verordening jeugdhulp gemeente Loon op Zand 2016 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4. Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

  • 5. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Loon op Zand 2016, geschiedt op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Loon op Zand 2016 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

  • 6. Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

Artikel 9.6 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Loon op Zand 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Loon op Zand, op 12 december 2019.

De voorzitter,

De griffier,

Bijlage 1: Producten en tarieven aanbesteding jeugdhulp 2019

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling