Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op zand houdende regels omtrent het parkeren van voertuigen (Uitvoeringsbesluit parkeerexcessen Loon op Zand 2020)

Geldend van 09-11-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op zand houdende regels omtrent het parkeren van voertuigen (Uitvoeringsbesluit parkeerexcessen Loon op Zand 2020)

Het college van de gemeente Loon op Zand;

OVERWEGENDE DAT:

  • het op grond van artikel 5:6, eerste lid, aanhef en onder a van de APV, verboden is een kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, aanhangwagen of ander voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt langer dan drie óf zeven achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;

  • de parkeermogelijkheden binnen de bebouwde kom van Kaatsheuvel, Loon op Zand en de Moer dermate beperkt zijn, dat het langer dan drie óf zeven (achtereenvolgende) dagen plaatsen of hebben van deze voertuigen op wegen binnen de bebouwde kom een te grote aanslag is op de beschikbare parkeerruimte;

  • het daarom wenselijk is om ter uitvoering van artikel 5:6 eerste lid onder a en c van de APV alle wegen binnen de bebouwde kom aan te wijzen als weg waarop het verboden is deze voertuigen langer dan drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben;

  • het daarom wenselijk is om ter uitvoering van artikel 5:6 eerste lid onder b en c van de APV alle wegen binnen de bebouwde kom aan te wijzen als weg waarop het verboden is deze voertuigen langer dan zeven achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben;

  • het wenselijk is om de handelingswijze van de gemeente vast te leggen in een uitvoeringsbesluit;

GELET OP:

  • Hoofdstuk 5 (afdeling 1) van de Algemene Plaatselijke Verordening 2020 Loon op Zand;

  • het aanwijzingsbesluit ‘Parkeerexcessen gemeente Loon op Zand 2020’;

BESLUIT:

Vast te stellen “Uitvoeringsbesluit parkeerexcessen gemeente Loon op Zand 2020’.

Uitvoeringsbesluit parkeerexcessen gemeente Loon op Zand 2020

1.Aanleiding

Bij de gemeente komen steeds vaker meldingen en constateringen binnen van geparkeerde aanhangers die de vaak toch al schaarse parkeerruimte onnodig lang bezet houden. Elke melding en/of constatering is aanleiding om de mogelijkheden voor handhaving te bezien. Doordat aanhangers vaak met kettingen aan gemeentelijke eigendommen worden vastgemaakt ontstaat schade.

In de gemeente Loon op Zand geldt sinds jaar en dag op grond van de APV een verbod op het langer dan drie óf zeven achtereenvolgende dagen parkeren van caravans, aanhangwagens en andere niet-reguliere voertuigen op de openbare weg. De regels op grond waarvan eventueel ontheffing mogelijk is, zijn met deze procedure aangescherpt en verduidelijkt. Om onnodig beslag op de beschikbare parkeerruimte tegen te gaan of het straatbeeld overzichtelijk te houden, is er sprake van terughoudendheid als het gaat om ontheffingen.

2. Wettelijk kader

2.1 Bevoegdheid tot regeling van parkeerexcessen

Sinds de inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994 (WvW 1994) kunnen verkeersbesluiten, behalve voor de verkeersveiligheid en de vrijheid van het verkeer, ook worden genomen ter bescherming van de zogenaamde milieubelangen. Hierbij moet worden gedacht aan maatregelen ter voorkoming of beperking van overlast, hinder of schade dan wel aantasting van het karakter of de functie van objecten of gebieden door het verkeer (zie art. 2, tweede lid WvW 1994).

Op initiatief van de VNG heeft de Tweede Kamer met een amendement een nieuw artikel 2a in de Invoeringswet WvW 1994 ingevoegd. Dit artikel luidt als volgt: “Provincies, gemeenten en waterschappen behouden hun bevoegdheid om bij verordening regels vast te stellen ten aanzien van het onderwerp waarin deze wet voorziet, voor zover die regels niet in strijd zijn met de bij of krachtens deze wet vastgestelde regels en voor zover verkeerstekens krachtens deze wet zich daar niet toe lenen.”

Hierbij werd met name gedacht aan de regeling van parkeerexcessen, zoals ook blijkt uit de toelichting bij dit amendement. Artikel 2a WvW 1994 geeft dus aan dat gemeenten bevoegd zijn om parkeerexcessenbepalingen vast te stellen. De bevoegdheid voor het opstellen van een verordening staat overigens in artikel 149 Gemeentewet. De gemeentelijke verordening die regels stelt over “parkeerexcessen” is de APV.

Uit het vorenstaande kan afgeleid worden dat optreden in het kader van “parkeerexcessen” plaats vindt op basis van voornoemde APV. Als optreden vereist is in het kader van “verkeersveiligheid” en/of “de vrijheid van het verkeer” gebeurt dit op basis van de daartoe strekkende bepalingen van de WvW 1994.

2.2 Algemene plaatselijke verordening (APV)

In hoofdstuk 5, afdeling 1 ‘parkeerexcessen en stopverbod’, van de APV 2020 is het onderwerp “parkeerexcessen” geregeld. In het kader van dit uitvoeringsbesluit zijn de volgende bepalingen uit genoemd hoofdstuk van de APV van belang:

  • artikel 5:4: verbod op het langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg parkeren van defecte voertuigen;

  • artikel 5:5: verbod op de weg parkeren van voertuigwrakken

  • artikel 5:6: verbod op het langer dan drie óf zeven achtereenvolgende dagen op de weg parkeren van kampeermiddelen, aanhangwagens e.d.

  • artikel 5:7: verbod op de weg parkeren van reclamevoertuigen (met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken).

Ontheffingen

Om onnodig beslag op de beschikbare parkeerruimte tegen te gaan en/of het straatbeeld overzichtelijk te houden, gaan we terughoudend om met het verlenen van ontheffingen, waarvoor de APV de mogelijkheid biedt. Een eventuele ontheffing is in de eerste plaats alleen mogelijk als er geen mogelijkheid is om op eigen grond te parkeren. In uitzonderlijke gevallen kan het college een tijdelijke ontheffing verlenen zoals bijvoorbeeld als een inwoner een caravan wil verbouwen (en daarvoor geen mogelijkheid op eigen grond heeft) of als een inwoner regelmatig een aanhangwagen nodig heeft voor het dagelijkse leven / werk.

2.3 Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) regelt in afdeling 5.3.1 (artikel 5.21 e.v.) de last onder bestuursdwang. De last onder bestuursdwang wordt in artikel 5:21 Awb als volgt gedefinieerd: “de herstelsanctie, inhoudende:

  • a.

    een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding; en

  • b.

    de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te ………..leggen als de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.”

Voor het toepassen van de “last onder bestuursdwang” zijn in dit kader de volgende bepalingen van afdeling 5.3.1 van de Awb van belang:

  • artikel 5.21: begrip last onder bestuursdwang;

  • artikel 5:24: de beschikking tot toepassing van bestuursdwang;

  • artikel 5:25: kostenverhaal;

  • artikel 5:30: parate executie (verkoop, overdracht of vernietiging);

  • artikel 5:31: toepassing bestuursdwang in spoedeisende situaties;

  • artikel 5:31a: verzoek tot toepassing bestuursdwang;

  • artikel 5:31d: begrip last onder dwangsom.

2.4 Begripsbepaling

In dit uitvoeringsbesluit wordt verstaan dan wel mede verstaan:

Parkeerexces

In de WvW 1994 wordt nergens aangegeven wat het begrip “parkeerexces” precies inhoudt. Volgens (vaste) jurisprudentie kan onder het begrip “parkeerexces” echter ieder excessief parkeren op de weg worden begrepen. Dat wil zeggen het parkeren op de weg dat met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte jegens andere weggebruikers, die gelegenheid om te parkeren behoeven, buitensporig is en uit dien hoofde niet toelaatbaar kan worden geacht. Maar ook parkeren dat onaanvaardbaar is te achten om andere motieven, zoals het tegengaan van aantasting van de openbare orde of veiligheid en de bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente, het voorkomen van uitzichtbelemmering en stankoverlast.

Uit de (vaste) jurisprudentie blijkt verder dat (in de eerste plaats) van een parkeerexces sprake is als het gaat om excessief gebruik van de weg, dat betekent strijdig met de bestemming die de weg heeft. Wegen zijn in de eerste plaats bestemd om zich daarover te kunnen verplaatsen en daarop tijdelijk een voertuig te kunnen laten staan. Voor bepaalde (categorieën van) voertuigen, die de weg in strijd met deze bestemming gebruiken, mag het bestuur strengere eisen stellen en scherpere grenzen trekken.

Weg

Artikel 1:1, onder b, van de APV definieert het begrip “weg” als: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 (WvW 1994). Concreet gaat het om alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot de wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

Ook voor het openbaar verkeer openstaande parkeerterreinen kunnen onder de definitie van “weg” in de zin van de WvW 1994 worden gebracht. Hiervoor pleiten de volgende argumenten. De WvW 1994 bevat volgens haar overwegingen regels over het verkeer op de weg. Wat in de wet onder “wegen” wordt verstaan staat hiervoor. Artikel 2 van de WvW 1994 bepaalt dat, met inachtneming van de voorschriften van de WvW 1994, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regelingen worden gesteld over het verkeer op de wegen. In één van die algemene maatregelen van bestuur, te weten: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990), staan gedragsregels voor parkeerplaatsen. Zie bijvoorbeeld in artikel 24 e.v. en artikel 46 RVV 1990. Daar wordt onder parkeerplaats ook een parkeerterrein begrepen.

Voertuigen

Tot uitgangspunt is genomen de definitie van “voertuigen” die in artikel 1, onder al, van het RVV 1990 wordt gegeven. Voertuigen in de zin van dit artikel zijn: fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens. Voor kleine voertuigen, zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen is een uitzondering gemaakt.

Parkeren

De omschrijving van het begrip “parkeren” is dezelfde als de omschrijving in artikel 1, onder ac, van het RVV 1990. Dit artikelonderdeel verstaat onder parkeren: het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

Anders dan het RVV 1990 richten de bepalingen van hoofdstuk 5, afdeling 1 van de APV zich ook tot niet-bestuurders die anderszins belanghebbend zijn bij een voertuig (de eigenaar, huurder, opdrachtgever etc.), zodat de zinsnede “het laten stilstaan” een iets ruimere strekking heeft dan in de wegenverkeerswetgeving gebruikelijk is. Die ruimere strekking maakt het mogelijk dat ook de andere belanghebbenden bij het voertuig (dan de bestuurder) kunnen worden aangesproken op niet-naleving van de (parkeer)verboden in deze afdeling van de APV.

Defecte voertuigen (artikel 5.4 APV)

Veelvuldig doet zich het verschijnsel voor dat niet-rijklare (defecte) voertuigen op de weg worden geplaatst. In veel voorkomende gevallen heeft de eigenaar of houder van een dergelijk voertuig deze aangekocht om deze weer rijklaar te (laten) maken. Als hierin echter niet wordt geslaagd, wordt het voertuig veelal op de weg achtergelaten, waar het na verloop van tijd een autowrak wordt (zie hieronder). Artikel 5:4 van de APV richt zich in het bijzonder tegen dit soort (parkeer)gedragingen.

Voertuigwrakken (artikel 5.5 APV)

Artikel 5:5 APV. Anders dan de niet-rijklare voertuigen, die in geval van parkeren gedurende zekere tijd in het bijzonder een parkeerexces kunnen opleveren, geeft een achtergelaten voertuigwrak in de eerste plaats aanstoot, doordat het een ontsierend element in het straatbeeld vormt. Ook houdt een wrak een gevaar in voor spelende kinderen en voor de weggebruikers. Het op de weg plaatsen of hebben van een wrak is dus primair om die reden onredelijk.

Ofschoon we een wrak vaak niet meer kunnen beschouwen als voertuig in de zin van de wegenverkeerswetgeving, is deze bepaling, gezien haar strekking en het verband met de andere bepalingen wel als parkeersexcesbepaling aan te merken.

Deze bepaling heeft betrekking op het plaatsen en hebben van wrakken op de weg (in de zin van de WvW 1994). Het verbod richt zich op degene die het voertuigwrak op de weg plaatst of heeft. Dat is dus een ruimere kring van personen dan alleen de bestuurder; ook andere belanghebbenden bij het voertuig vallen dan onder deze bepaling.

Kampeermiddelen / aanhangwagens (artikel 5:6 APV)

Artikel 5:6 APV richt zich tegen het langer dan drie óf zeven achtereenvolgende dagen parkeren van voertuigen die voor recreatie worden gebruikt. Hieronder vallen in ieder geval: caravans, campers, kampeerwagens, aanhangwagens, magazijnwagens, keetwagens e.d. op een openbare plaats. In deze bepaling gebruiken we de term parkeren om de handhaving van deze bepaling eenvoudiger te maken. Met het steeds een paar meter verplaatsen van een caravan, aanhangwagentje e.d. op de openbare weg wordt overtreding van deze bepaling niet voorkomen.

Met de zinsnede “of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt”, in artikel 5:6 van de APV, is beoogd aan te geven dat alle soorten (aanhang)wagens en voertuigen, die niet “dagelijks” worden gebruikt als vervoermiddel, onder deze bepaling vallen.

Het plaatsen of hebben gedurende ten hoogste drie óf zeven (achtereenvolgende) dagen wordt niet verboden, zodat betrokkene de gelegenheid heeft zijn kampeerwagen, caravan of camper voor een te ondernemen reis gereed te maken, respectievelijk na de reis op te ruimen.

Voor het begrip “aanhangwagen” wordt aangesloten bij artikel 1, lid 1 onder e Wegenverkeerswet:

“Aanhangwagens: voertuig dat kennelijk is bestemd om te worden voortbewogen door een motorrijtuig. In het bepaalde in deze wet kan onder aanhangwagens tevens worden verstaan een voertuig dat door een ander voertuig wordt voortbewogen of kennelijk is bestemd om door een ander voertuig te worden voortbewogen”.

Reclamevoertuigen (artikel 5.7 APV)

Artikel 5:7 van de APV richt zich tegen degenen die voor een beroep of bedrijf reclame maken door één of meer voertuigen, voorzien van handelsreclame, op de weg te parkeren. Hierbij staat het maken van reclame voorop. Als handelsreclame in de zin van deze bepaling wordt niet gezien de vermelding op een voertuig van de naam van het bedrijf waarbij het voertuig in gebruik is en een (korte) aanduiding van de goederen of diensten die dat bedrijf pleegt aan te bieden. Deze voertuigen worden immers niet primair gebruik “met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken”, maar vooral als vervoersmiddel.

3. Procedure

Deze procedure heeft betrekking op voertuigen, zoals benoemd in artikel 5.4 tot en met artikel 5.7 van de APV 2020. In de procedure maken we een onderscheid tussen gekentekende en niet gekentekende voertuigen.

De handhavingsprocedure beschrijft de constatering, de aanschrijving, de verwijdering, het opslaan, teruggeven en zo nodig verkopen of vernietigen van voertuigen die in strijd met de APV worden aangetroffen. De afdelingen Infra (primair) en vergunningverlening, toezicht en veiligheid (secundair) is belast met de uitvoering. De afdeling Infra is belast met de daadwerkelijke verwijdering en opslag van voertuigen.

3.1 Constatering overtreding

Dag 1: Het handhavingsteam constateert op de eerste dag dat een voertuig zoals beschreven in artikel 5.4 tot en met artikel 5.7 van de APV op de openbare weg staat. De constatering wordt vastgelegd met een foto.

Dag 2: Het handhavingteam constateert dat het betreffende voertuig nog steeds op de openbare weg staat. De constatering wordt vastgelegd met een foto.

Dag 3: Het handhavingteam constateert dat het betreffende voertuig nog steeds op de openbare weg staat1 . De constatering wordt vastgelegd met een foto.

Dag 4 of 8: Het handhavingsteam constateert dat het betreffende voertuig nu langer dan drie óf zeven aaneengesloten dagen op de openbare weg staat. De buitengewoon opsporingsambtenaar voorziet het voertuig van een sticker en stelt een rapportage op (inclusief foto). Op de sticker staat de datum van constatering, overtreding en begunstigingstermijn waarna handhavend wordt opgetreden (3.2. / 3.3). In de rapportage worden de foto’s van de voorgaande dagen ook opgenomen. Het handhavingsteam doet een onderzoek om de overtreder (meestal de kentekenhouder) te achterhalen. Als het voertuig van een kenteken is voorzien, gebeurt dit via het opvragen van het kenteken bij de politie.

Vervolgens wordt er nu een onderscheid in de procedure gemaakt in voertuigen met kenteken én zonder kenteken.

3.2. Handhaving voertuig mét kenteken (eigenaar is bekend)

De buitengewoon opsporingsambtenaar geeft de overtreder op de vierde of achtste dag een procesverbaal voor de overtreding van de APV. Hierbij wordt een (strafrechtelijke) geldboete aan de overtreder opgelegd. De ervaring leert dat een proces-verbaal over het algemeen voldoende is voor de overtreder om de overtreding te doen beëindigen.

Direct na opleggen van de geldboete verwerkt het handhavingsteam per direct alle gegevens. De N(aam), A(dres) en W(oonplaats) gegevens worden gebruikt om naar de overtreder een vooraankondiging van het voornemen last onder dwangsom op te leggen te sturen. De begunstigingstermijn in deze brief bedraagt drie dagen. Belanghebbenden hebben drie dagen de mogelijkheid om hun zienswijze kenbaar te maken.

3.2.1 Last onder dwangsom

Wanneer de voornoemde termijn is verstreken en het betreffende voertuig niet is verwijderd, levert het handhavingsteam het dossier aan bij de juristen van de gemeente Loon op Zand.

De juristen stellen per omgaande het besluit van het opleggen van een last onder dwangsom op met daarin opgenomen een begunstigingstermijn van drie dagen om de overtreding ongedaan te maken.

Dwangsom

Na het verstrijken van de begunstigingstermijn wordt de dwangsom opgelegd. De dwangsom bedraagt € 250 per dag per voertuig met een maximum van € 2.500 per voertuig waarna het voertuig met bestuursdwang wordt verwijderd.

Recidive

Als er sprake is van recidiverend gedrag2 wordt na het constateren van een overtreding direct – na de termijn staande in de Algemene Plaatselijke Verordening een dwangsom opgelegd van € 250 per dag per voertuig. Er wordt geen voornemen meer verzonden.

3.2.2 Bestuursdwang (verwijderen)

Na het verstrijken van de begunstigingstermijn van drie dagen, zoals genoemd in het dwangsombesluit, wordt het betreffende voertuig, dat niet van de openbare weg is verwijderd, verwijderd door de buitendienst van de gemeente Loon op Zand óf door autobedrijf A.P.J. Scheerders B.V. Hiervan maakt de buitengewoon opsporingsambtenaar een rapportage op. De overtreder ontvangt een kopie van de rapportage. De kosten voor het verwijderen berekenen we door aan de eigenaar van het voertuig.

3.2.3 Opslag en taxatie

Het voertuig wordt meegevoerd, getaxeerd en opgeslagen. Als er sprake is van een onevenredigheid tussen de door de gemeente te maken kosten van bestuursdwang (inclusief kosten van opslag) en de waarde van het betreffende voertuig kan dit voertuig 14 dagen na de toepassing van de bestuursdwang en het daartoe meevoeren van het betreffende voertuig worden vernietigd of verkocht. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan als er sprake is van verwijdering van een wrak (artikel 5.5 APV). De kosten voor het taxeren en/of opslaan tellen we op bij de kosten voor het verwijderen van het voertuig en berekenen we door aan de eigenaar.

De maximale bewaartermijn bedraagt 13 weken voordat we het voertuig verkopen óf vernietigen. Daarnaast bestaat er voor de overtreder de mogelijkheid tot het doen van afstand van het betreffende voertuig met een afstandsverklaring. In dit geval vindt er geen bewaring plaats maar verhalen we de gemaakte kosten wel op de overtreder.

3.3 Eigenaar is niet bekend

Het handhavingsteam stelt een lijst van voertuigen op waarvan de eigenaar niet bekend is. De gemeente publiceert een vooraankondiging van bestuursdwang voor de gevallen waarin de overtreder onbekend is op www.overheid.nl (gemeenteblad) en in ‘De Duinkoerier’. Ook wordt het voertuig voorzien van een sticker.

Zienswijze

Belanghebbenden hebben binnen drie dagen (na publicatie op www.overheid.nl / ‘De Duinkoerier’) de mogelijkheid om hun zienswijze kenbaar te maken.

3.3.1 Bestuursdwangbesluit

Wanneer na de zienswijzentermijn het betreffende voertuig niet is verwijderd, stuurt het handhavingsteam het dossier door. De gemeente verzorgt de bekendmaking van het besluit van opleggen van bestuursdwang met daarin een begunstigingstermijn van drie dagen om de overtreding ongedaan te maken. De bekendmaking bestaat uit de publicatie van de zakelijke inhoud van het besluit op www.overheid.nl (gemeenteblad) en in ‘De Duinkoerier’ en het ter inzage leggen van het besluit. Het besluit maken we met een sticker kenbaar op het voertuig. Dit wordt met een foto opgenomen in het dossier.

3.3.2 Bestuursdwang (verwijderen)

Na het verstrijken van de begunstigingstermijn, zoals genoemd in het bestuursdwangbesluit en de publicatie op www.overheid.nl (gemeenteblad) en ‘De Duinkoerier’, wordt het betreffende voertuig, die niet van de openbare weg verwijderd is, verwijderd door de buitendienst van de gemeente Loon op Zand óf door autobedrijf A.P.J. Scheerders B.V. Hiervan maakt de buitengewoon opsporingsambtenaar een rapportage op.

3.3.3 Opslag en taxatie

Het object wordt meegevoerd, getaxeerd en opgeslagen. Als er sprake is van een onevenredigheid tussen de door de gemeente te maken kosten van bestuursdwang (inclusief kosten van opslag) en de waarde van het voertuig kan 14 dagen na de toepassing van de bestuursdwang en het daartoe meevoeren van het voertuig worden vernietigd. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan als er sprake is van verwijdering van een wrak (artikel 5.5 APV). De maximale bewaartermijn bedraagt 13 weken waarna we het voertuig wordt verkopen óf vernietigen.

4. Bezwaar

Nadat een besluit tot verwijdering van het voertuig is genomen en aan de eigenaar bekend is gemaakt, kan daartegen door belanghebbenden bezwaar worden gemaakt binnen zes weken, na de dag van verzending van de aanschrijving dan wel publicatie daarvan op www.overheid.nl (gemeenteblad) en in ‘De Duinkoerier’, bij het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand, Postbus 7, 5170 AA Kaatsheuvel.

Het bezwaar moet op grond van artikel 6:5 van de Awb zijn ondertekend en dient tenminste te bevatten: naam en adres van de indiener, dagtekening, omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden waarop het bezwaarschrift rust. Zo mogelijk dient een kopie van het bestreden besluit bijgevoegd te worden.

Het bezwaar heeft geen opschortende werking voor verwijdering.

Tevens is het mogelijk om een voorlopige voorziening te verzoeken bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (sector Bestuursrecht). Een voorlopige voorziening kan door de voorzieningenrechter van de rechtbank worden getroffen als “onverwijlde spoed”, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Van de verzoeker van een voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven door de griffier van de rechtbank.

6 Kostenverhaal

Zoals beschreven onder 3.2.2 ‘Bestuursdwang (verwijderen)’ en 3.2.3 ‘Opslag en taxatie’ berekenen we de kosten, die ontstaan door het verwijderen, opslaan, taxeren en vernietigen, door aan de eigenaar van het voertuig.

De buitendienst van de gemeente Loon op Zand verwijdert alleen aanhangwagens of vouwwagens. De overige voertuigen worden in lijn met de wegsleepregeling 2012 Loon op Zand verwijderd door autobedrijf A.P.J. Scheerders B.V. Het kostenverhaal in dit uitvoeringsbesluit is daarmee alleen van toepassing op voertuigen die worden verwijderd door de buitendienst van de gemeente Loon op Zand.

6.1 Kostenverhaal

Voor het toepassen van spoedeisende bestuursdwang moeten de door de gemeente gemaakte kosten worden berekend en moeten de te verhalen kosten bij de overtreder worden vastgesteld. Artikel 5:25 lid 6 van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan de hoogte van de in rekening te brengen kosten vaststelt. De gemeente heeft dus de vrijheid om de geldsom voor spoedeisende bestuursdwang te bepalen, waarbij het op de overtreder te verhalen bedrag niet hoger mag zijn dan de maximaal gemaakte kosten.

6.2.1 Verwijderen aanhanger of vouwwagen

Onderstaande specificatie is van toepassing als één aanhanger of vouwwagen wordt verwijderd door de buitendienst van de gemeente Loon op Zand.

Gemiddelde loonkosten gemeente per uur € 1153 (uit loontabel)

2 toezichthouders/Boa’s; (totaal 2 x 0,5 uur = 1 uur)

2 gemeentemedewerkers buitendienst (totaal 2 x 0,5 uur = 1 uur)

Totaal aan loonkosten per voertuig € 230,00.

6.2.2 Bewaren

Het college van B&W heeft de bevoegdheid om de meegevoerde en opgeslagen voertuigen vast te houden totdat de verschuldigde kosten betaald zijn. De kosten worden daarom bij de overtreder in rekening gebracht voordat het voertuig wordt opgehaald.

De kosten van het bewaren van een aanhanger of vouwwagen bedragen €10 incl. BTW per etmaal. Deze kosten komen bovenop de kosten voor verwijdering en komen ten laste van de overtreder. Deze kosten dienen aan de gemeente Loon op Zand voldaan te worden.

6.2.3 Ophalen van voertuigen

De kosten dienen voorafgaand aan het ophalen van het voertuig te worden voldaan op het gemeentehuis (Anton Pieckplein 1 te Kaatsheuvel). Hiervoor moet een afspraak worden gemaakt met een toezichthouder van de gemeente Loon op Zand. De eigenaar/houder of gemachtigde die zijn voertuig op komt halen moet tijdens de afspraak de kentekenpapieren van het betreffende voertuig en een geldig rijbewijs tonen. In het bijzijn van de eigenaar/houder of gemachtigde wordt het voertuig op eventuele schade gecontroleerd welke tijdens het wegslepen of bewaren veroorzaakt zou kunnen zijn. De overdracht van de gemeente naar de eigenaar/houder of gemachtigde wordt schriftelijk vastgelegd en toegevoegd aan het dossier.

6.2.4 Maximale bewaartermijn

Niet opgehaalde voertuigen worden na 13 weken verkocht of vernietigd.

6.2.5 Invorderen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadat het bestuursdwang heeft toegepast, bij dwangbevel de verschuldigde kosten - verhoogd met de op de invordering vallende kosten - invorderen van de overtreder. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

7 Inwerkingtreding

Dit uitvoeringsbesluit treedt in werking met ingang van 9 november 2020, 09.00 uur.

8 Citeerbepaling

Dit uitvoeringsbesluit wordt aangehaald als: ‘Uitvoeringsbesluit parkeerexcessen Loon op Zand 2020’.

Ondertekening

Loon op Zand, 8 september 2020.

Vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Loon op Zand

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris a.i.,

mr. A.J.C.M. de Kroon

de burgemeester,

J. van Aart


Noot
1

Het verplaatsen van het voertuig binnen een straal van 300 m wordt niet geduid als een verplaatsing, waardoor de overtreding wordt opgeheven.

Noot
2

Recidiverend gedrag wordt getoetst aan de eigenaar, niet het object.

Noot
3

Betreft loonkosten inclusief overhead.