Regeling vervallen per 01-01-2014

Subsidieverordening Welzijn gemeente Lopik 2010

Geldend van 25-02-2010 t/m 31-12-2013

Intitulé

Subsidieverordening Welzijn gemeente Lopik 2010

De raad van de gemeente Lopik,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik d.d. 26 januari 2010;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

De Subsidieverordening Welzijn gemeente Lopik 2010 vast te stellen.

Artikel 1

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.

Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    accommodatiebeleid: beleid zoals vastgesteld in de notitie Accommodatiebeleid;

  • b.

    activiteiten: de door de instelling ontplooide initiatieven die bijdragen aan de bevordering van het welzijn van de inwoners;

  • c.

    activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten en daarmee nagestreefde doelstellingen waarvoor subsidie wordt aangevraagd en waarin per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen worden vermeld, als bedoeld in art. 4:62 Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen Awb);

  • d.

    basisactiviteiten:de door de instelling ontplooide initiatieven die rechtstreeks een bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstelling van de instelling;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik;

  • f.

    egalisatiereserve: reserve met een algemeen karakter en daarom vrij aanwendbaar;

  • g.

    gemeenteraad: gemeenteraad van de gemeente Lopik;

  • h.

    instelling: een rechtspersoon zonder winstoogmerk naar burgerlijk recht, dan wel een erkend onderdeel ervan, die krachtens deze regeling subsidie ontvangt of wenst te ontvangen;

  • i.

    jeugdlid: een lid van een vereniging dat op 1 januari van het jaar waarin de aanvraag gedaan wordt de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt heeft en woonachtig is in Lopik;

  • j.

    prestatie: het bereiken van een, vooraf in de uitvoeringsovereenkomst vastgelegd, doel;

  • k.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuurs-orgaan geleverde goederen of diensten, als bedoeld in art. 4:21 Awb;

  • l.

    subsidiebeschikking: een schriftelijk besluit van het college op een aanvraag tot subsidieverlening, waarbij een omschrijving van georganiseerde activiteiten of te verrichten werkzaamheden, de maximale hoogte van de subsidie en eventuele subsidievoorwaarden worden meegedeeld aan de instelling die subsidie ontvangt; respectievelijk de beschikking, op aanvraag van de subsidie ontvangende instelling, tot subsidievaststelling, waarbij het bedrag van de subsidie over een kalenderjaar definitief wordt vastgesteld en die aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag;

  • m.

    subsidiegrondslagen: de uitgangspunten voor het bepalen van de hoogte van een waarderingssubsidie. Criteria zijn, afhankelijk van het doel van de aanvraag: grootte van de accommodatie, aantal leden, personeelskosten, huisvestingslasten;

  • n.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift, als bedoeld in art. 4.22 Awb;

  • o.

    subsidievormen: er worden drie subsidievormen onderscheiden:a. budgetsubsidieb. waarderingssubsidiec. bijzondere subsidies

  • p.

    uitvoeringsovereenkomst: overeenkomst tussen de gemeente Lopik en instellingen, die op basis van de verleende subsidie tot stand komt, waarin wordt weergegeven welke activiteiten (prestaties) door de instellingen moeten worden uitgevoerd tot het verkrijgen van subsidie, als bedoeld in art. 4:36 lid 1 Awb;

  • q.

    voorziening: fonds voor concrete verplichtingen, waarover niet vrijelijk kan worden beschikt, anders dan voor het doel waarvoor de voorziening is ingesteld;

  • r.

    welzijn: het welbevinden en de ontplooiing van de burger voor zover deze worden bevorderd door zorg, educatie, kunst en cultuur, sport en recreatie;

  • s.

    welzijnsactiviteiten: activiteiten ter vergroting van het welbevinden en ontplooiing van de burger voor zover deze bevorderd wordt door zorg, educatie, kunst en cultuur, sport en recreatie;

  • t.

    welzijnsprogramma: een samengesteld uitvoeringsprogramma welzijn dat jaarlijks -voorafgaand aan het jaar waarop het betrekking heeft- wordt vastgesteld door het college en waarin een samenhangend overzicht is opgenomen van beleidsvoornemens op het terrein van welzijn, ter uitwerking van de beleidsmatige en financiële kaders die de gemeenteraad in de kadernota heeft vastgesteld;

  • u.

    werksoort: als zodanig door de gemeenteraad aangewezen onderdeel of deelterrein van welzijn.

    Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze regeling is bedoeld om, door middel van subsidiëring, welzijnsactiviteiten in het belang van inwoners van de gemeente Lopik mogelijk te maken.

  • 2.

    Deze regeling is van toepassing op alle instellingen op het brede terrein van welzijn.

  • 3.

    Uitgesloten van de mogelijkheid tot subsidiëring zijn activiteiten van politieke of godsdienstige aard.

  • 4.

    Eveneens uitgesloten van de mogelijkheid tot subsidiering zijn commerciële activiteiten; bar- en keukenexploitatie; het verstrekken van consumpties en attenties; rente en afschrijvingen, voortvloeiende uit niet vooraf door het college goedgekeurde investeringen; kampen, dagtochten, excursies en reizen, tenzij vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

Artikel 4. Subsidievormen

De gemeente Lopik kent drie vormen van subsidiëring:

  • a.

    budgetsubsidie: een structurele subsidie waarvoor bepaalde activiteiten als prestatie moeten worden geboden, waarover vooraf afspraken zijn gemaakt tussen de instelling en de gemeente, zoals vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst;

  • b.

    waarderingssubsidie: een structurele subsidie ter ondersteuning van basisactiviteiten en de instandhouding van instellingen. De hoogte van de subsidie wordt bepaald door de Grondslagen subsidieverordening gemeente Lopik 2004

  • c.

    bijzondere subsidies: een subsidie voor een of meerdere activiteiten met een eenmalig of experimenteel karakter en een afgebakende looptijd. Het betreft activiteiten op het gebied van sportieve recreatie, verder technische en bestuursopleidingen voor vrijwilligers, startsubsidies voor de oprichting van een stichting, evenals subsidies in het kader van het Accommodatiebeleid.

Artikel 5. Subsidiegrondslagen

  • 1.

    De Grondslagen subsidieverordening gemeente Lopik 2004 zijn met ingang van 2006 opgenomen in het Welzijnsprogramma.

  • 2.

    De raad stelt eenmaal per vier jaar, vanaf 2004, de Grondslagen subsidieverordening gemeente Lopik vast.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND

Artikel 6. Subsidieplafond

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks in de kadernota voorafgaand aan het opstellen van de begroting de totale subsidiebudgetten vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn en stelt hiermee tevens het subsidieplafond vast. Bij de vaststelling van subsidies zal een budget per werksoort worden vastgesteld. Dergelijke budgetten zullen afzonderlijk worden vastgesteld voor sport, kunst en cultuur, jongerenwerk en buurtwerk. De sportraad zal een eigen verdeling maken van het bedrag dat aan de sportorganisaties beschikbaar wordt gesteld.

  • 2.

    De raad zal jaarlijks, met ingang van 2010, bij het vaststellen van de subsidieplafonds voor het volgende jaar de kosten indexeren om de voorzieningen op hetzelfde niveau te kunnen houden. Het indexeringspercentage wordt in de kadernota vastgesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 7. Bij aanvraag voor budgetsubsidies in te dienen gegevens

  • 1.

    Instellingen die budgetsubsidie ontvangen moeten een activiteitenplan indienen als onderdeel van de subsidieaanvraag. De aanvraag zal verder vergezeld moeten gaan van een jaarrekening/jaarverslag (zoals gedefinieerd in artikel 21) en hun begroting.

  • 2.

    Instellingen die voor het eerst in aanmerking willen komen voor het verlenen van een budgetsubsidie dienen naast de onder lid 1 van dit artikel genoemde gegevens de volgende bescheiden te overleggen:a. een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;b. een opgave van de bestuurssamenstelling;c. de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag;d. goedgekeurde en door de voorzitter en penningmeester ondertekende begrotingen van het lopende en komende jaar.

Artikel 8. Bij aanvraag voor waarderingssubsidies in te dienen gegevens

  • 1.

    Instellingen die waarderingssubsidie aanvragen hoeven geen activiteitenplan in te dienen en evenmin een jaarrekening/jaarverslag (zoals gedefinieerd in artikel 21) of begroting.

  • 2.

    Organisaties die jaarlijks minder dan € 2.000,- subsidie ontvangen dienen eenmaal per vier jaar hun aanvraag in. In de tussenliggende jaren wordt het toegekende bedrag uitbetaald.

  • 3.

    Het jaar 2010 zal gelden als eerste peiljaar voor de subsidiehoogte.

  • 4.

    Instellingen die waarderingssubsidie ontvangen hoeven niet te voldoen aan de criteria van doel en reikwijdte zoals geformuleerd in hoofdstuk 1 artikel 2, lid 4.

  • 5.

    Instellingen die voor het eerst in aanmerking willen komen voor het verlenen van een waarderingssubsidie dienen de volgende bescheiden te overleggen:a. een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statutenzoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;b. een opgave van de bestuurssamenstelling;c. een omschrijving van de doelgroep(en) en hoofdactiviteit(en).

Artikel 9. Bij aanvraag voor bijzondere subsidies in te dienen gegevens

  • 1.

    Subsidieaanvragen in het kader van bijzondere subsidies geven duidelijk aan voor welk doel de subsidie wordt aangevraagd

  • 2.

    a. De subsidieaanvraag in het kader van het Accommodatiebeleid dient vergezeld te gaan van minimaal twee offertes voor de uit te voeren werkzaamheden.b. Voor verdere noodzakelijke gegevens wordt verwezen naar het Accommodatiebeleid.

Artikel 10. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een budget- en waarderingssubsidie, evenals voor de subsidieaanvragen in het kader van het Accommodatiefonds, wordt gedaan uiterlijk 1 april in het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen schriftelijk ontheffing verlenen van de aanvraagtermijn, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel. Een organisatie die een budgetsubsidie, een waarderingssubsidie of een subsidie in het kader van het Accommodatiefonds aanvraagt, dient deze ontheffing schriftelijk en gemotiveerd bij het college aan te vragen, vier weken voor de aanvraagtermijn van 1 april, zoals genoemd in lid 1 van dit artikel.

  • 3.

    Bij niet tijdige indiening van de subsidieaanvraag, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel zal behoudens in gevallen waarvoor het college ontheffing heeft verleend, zoals omschreven in lid 1 van dit artikel, de aanvraag niet ontvankelijk worden verklaard.

  • 4.

    Instellingen dienen voor de activiteiten genoemd onder bijzondere subsidies ingevolge hoofdstuk 1, artikel 4, onder c, met uitzondering van de subsidies in het kader van het Accommodatiefonds, indien mogelijk, twee maanden voorafgaand aan de activiteit een aanvraag in bij de gemeente Lopik.

Artikel 11. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een bijzondere subsidie, met uitzondering van subsidies in het kader van het Accommodatiefonds, binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag voor een budget- en waarderingssubsidie evenals voor een subsidie in het kader van het Accommodatiefonds, uiterlijk voor 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 12. Weigeringsgronden

Het college kan een aanvraag voor subsidie, naast gronden genoemd in artikel 4:35 Awb, weigeren indien de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan het welzijn van de inwoners van de gemeente.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 13. Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 2.

    Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

  • 3.

    De financiële en administratieve bepalingen, zoals verwoord in de afdelingen 4.2.4 en verder van de Awb, zijn op de subsidieverstrekkingen als bedoeld in deze verordening onverkort van toepassing.

Artikel 14. Verlening budgetsubsidies

Op basis van de ingediende bescheiden wordt aan instellingen die een budgetsubsidie ontvangen het voorlopig bepaalde maximale subsidiebedrag verleend.

Artikel 15. Verlening waarderingssubsidies

Op basis van de ingediende aanvraag wordt aan instellingen die een waarderingssubsidie ontvangen het subsidiebedrag verleend dat is bepaald op basis van de subsidiegrondslagen.

Artikel 16. Verlening bijzondere subsidies

De volgende activiteiten komen in aanmerking voor bijzondere subsidies:

  • 1.

    Activiteiten op het gebied van de sportieve recreatie, waarbij per activiteit maximaal € 50,-- wordt toegekend, met de restrictie, dat bij meer dan een activiteit per jaar, per instelling de totale subsidie de som van € 150,-- niet mag overschrijden.

  • 2.

    Sportactiviteiten die zich in het bijzonder richten op specifieke doelgroepen, waarbij per activiteit een subsidie van maximaal 75% van het exploitatietekort van deze activiteit wordt verstrekt.

  • 3.

    Technische opleidingen voor vrijwilligers, waarbij een subsidie wordt verleend van 50% van de ten laste van de instelling komende les -en examengelden en de kosten van cursusboeken. De subsidie wordt eerst toegekend na het met goed gevolg afleggen van het examen en geldt alleen voor cursussen die onder auspiciën van koepelorganisaties en/of door het betreffende ministerie erkende opleidingen worden gehouden.

  • 4.

    Bestuursopleidingen voor vrijwilligers, waarbij een subsidie wordt verleend van 50% van de ten laste van de instelling komende les- en examengelden en de kosten van cursusboeken. De subsidie wordt toegekend na het succesvol afronden van de gehele cursus.

  • 5.

    Voor subsidies als bedoeld in lid 3 en lid 4 geldt de restrictie dat de totale subsidie per jaar voor een instelling de som van € 150,-- niet mag overschrijden; voor opleidingen die langer dan een cursusjaar duren kan voor elk cursusjaar dit bedrag aangevraagd worden.

  • 6.

    Subsidies, waarbij instellingen maximaal € 400,-- kunnen ontvangen voor de eerste kosten, die te maken hebben met de oprichting van een stichting of vereniging. Onder de eerste kosten worden verstaan de kosten van de notaris en de eerste inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 17. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 4 onder a (budgetsubsidies), wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 2.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, worden in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 3.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 4, onder b (waarderingssubsidie) wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in een keer plaats.

  • 4.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 4, onder c wordt gegeven (bijzondere subsidies), wordt het bedrag op aanvraag bevoorschot.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 18. Tussentijdse rapportage

Aan instellingen die budgetsubsidie ontvangen kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van een inhoudelijke verantwoording omtrent de verrichte activiteiten, zoals gedefinieerd in artikel 21. Hierover worden afspraken gemaakt met de instelling.

Artikel 19. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 20. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Awb.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 21. Verantwoording budgetsubsidies

  • 1.

    Instellingen die budgetsubsidie ontvangen moeten een inhoudelijk verslag indienen waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, inderdaad zijn verricht.

  • 2.

    Instellingen die budgetsubsidie ontvangen dienen een overzicht in van de activiteiten en de hieraan verbonden inkomsten (financieel jaarverslag of overzicht) en daarnaast een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

Artikel 22. Verantwoording waarderingssubsidies

Instellingen die waarderingssubsidie ontvangen hoeven geen financieel noch een inhoudelijk jaarverslag (zoals beschreven in artikel 21) in te dienen betreffende de subsidie die is ontvangen.

Artikel 23. Verantwoording bijzondere subsidies

Instellingen die een bijzondere subsidie ontvangen overhandigen bewijsstukken (bijvoorbeeld een diploma) waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie werd ontvangen inderdaad met goed gevolg zijn afgerond.

Artikel 24. Vaststelling van budgetsubsidie

  • 1.

    Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    De definitieve budgetsubsidie wordt vastgesteld op basis van een inhoudelijk jaarverslag en een financiële jaarrekening, zoals bedoeld in artikel 21, over het desbetreffende jaar, met dien verstande dat de definitieve subsidie nooit meer kan bedragen dan de voorlopig bepaalde maximale subsidie.

  • 3.

    Een aanvraag voor vaststelling van de budgetsubsidie dient door de subsidieontvangende instelling te worden ingediend bij het college voor 1 april van het jaar volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend volgens de afgegeven beschikking.

  • 4.

    In geval niet of niet tijdig om definitieve vaststelling van de budgetsubsidie wordt verzocht door de organisatie kan ambtshalve vaststelling van de subsidie plaatsvinden, overeenkomstig artikel 4:47 Awb.

  • 5.

    Het vormen van een egalisatiereserve is toegestaan. De totale egalisatiereserve mag niet meer bedragen dan 10% van de exploitatiekosten van het betreffende jaar, tenzij het college ontheffing van dit maximum heeft verleend.

  • 6.

    Het instellen van een voorziening is toegestaan, voor zover wordt aangegeven bij de subsidieaanvraag en het verzoek tot vaststelling, wat de omvang en doel van de voorziening is. Het instellen van een voorziening behoeft instemming van het college.

Artikel 25. Vaststelling bijzondere subsidies

  • 1.

    Wat betreft subsidies in het kader van het Accommodatiefonds moet uiterlijk een jaar na start van de werkzaamheden de afrekening ingediend worden, anders vervalt de toegezegde subsidie.

  • 2.

    Verzoeken tot afwijking van deze termijn kunnen worden ingediend bij het college.

  • 3.

    Verzoeken tot afwijking van de termijn zullen in behandeling worden genomen als deze binnen 10 maanden na toekenning van de subsidie worden gedaan.

  • 4.

    Bijzondere subsidies betreffende activiteiten op het gebied van sportieve recreatie, technische en bestuursopleidingen voor vrijwilligers en subsidies voor de oprichting van een stichting worden vastgesteld op basis van bescheiden waaruit blijkt dat de activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 26. Verzekeringen

Instellingen zijn verplicht verzekeringen af te sluiten met betrekking tot het risico vanwettelijke aansprakelijkheid ten aanzien van derden - met uitzondering van lokale vrijwilligers voor wie de gemeente apart een verzekering sluit - en met betrekking tot het risico van brand, storm, waterschade op basis van nieuwwaarde van de eigendommen van deinstelling.

Artikel 27. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken - met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 12 voor zover van toepassing - indien het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 28. Overgangsbepalingen

Subsidieaanvragen die in 2010 worden ingediend worden afgehandeld volgens de bepalingen van de Subsidieverordening Welzijn gemeente Lopik 2010.

Artikel 29. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de Subsidieverordening Welzijn gemeente Lopik 2005.

Artikel 30. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Subsidieverordening Welzijn gemeente Lopik 2010.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lopik, gehouden op 16 februari 2010,
De griffier, De voorzitter
Mw. Mr. G.M.G. Dolders Mw. Mr. R.G. Westerlaken-Loos