Regeling vervallen per 01-01-2021

FINANCIËLE VERORDENING VAN DE GEMEENTE LOPPERSUM 2019

Geldend van 09-03-2019 t/m 31-12-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

FINANCIËLE VERORDENING VAN DE GEMEENTE LOPPERSUM 2019

De raad van de gemeente Loppersum;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 januari 2019;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

"FINANCIËLE VERORDENING VAN DE GEMEENTE LOPPERSUM 2019".

HOOFDSTUK I. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

• Afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

• Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van (onderdelen van) de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

• Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

HOOFDSTUK II. BEGROTING EN VERANTWOORDING

Artikel 2. Programma-indeling

1. De raad kan bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling opnieuw vaststellen.

2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

4. De raad kan bij aanvang van iedere raadsperiode vaststellen over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

1. Bij de begroting worden onder elk van de programma's de lasten en baten per product weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma's de gerealiseerde lasten en baten per product weergegeven.

2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 1 juli vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten in ieder geval per programma.

2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

3. Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investerings-voorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussenrapportage

1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste vier maanden en de eerste acht maanden van het lopende boekjaar.

2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

a. de baten en de lasten per programma;

b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen en overige;

c. het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

d. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en

e. het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d.

3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van producten en investeringskredieten in de begroting in ieder geval groter dan € 20.000 toegelicht.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij begroting of bij begrotingswijziging vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

a. aankoop en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 20.000;

b. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 20.000;

c. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen groter dan € 20.000.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

HOOFDSTUK III. FINANCIEEL BELEID

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

3. Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in 5 jaar afgeschreven.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een percentage van oninbaarheid.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

1. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

a. de vorming en besteding van reserves;

b. de vorming en besteding van voorzieningen; en

c. de rentetoerekening aan reserves en de indexering van voorzieningen, die zijn gebaseerd op contante waarde (onder andere verliesvoorzieningen van grondexploitaties).

2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investerings-voornemen wordt minimaal aangegeven:

a. het specifieke doel van de reserve;

b. de voeding van de reserve;

c. de maximale hoogte van de reserve; en

d. de maximale looptijd.

3. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 12. Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

3. Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën salarissen en sociale lasten en ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën Salarissen en sociale lasten en Ingeleend personeel.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

4. Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkings-verdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks tijdens de begroting een voorstel over de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, heffingen, rechten, leges, verhuur en marktgelden.

Artikel 15. Financieringsfunctie

1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

a. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

b. er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risico-dragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

3. Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grote van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

HOOFDSTUK IV PARAGRAFEN

Artikel 16. Lokale heffingen

In de paragraaf lokale heffingen neemt het college de verplichte onderdelen uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering neemt het college de verplichte onderdelen uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op:

a. de paragraaf financiering bij de jaarstukken is tevens een verantwoording van het college over de uitvoering van het treasurystatuut.

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In de paragraaf lokale heffingen neemt het college de verplichte onderdelen uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen neemt het college de verplichte onderdelen uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering neemt het college de verplichte onderdelen uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 21. Verbonden partijen

1. In de paragraaf verbonden partijen neemt het college naast de verplichte onderdelen uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op:

a. de naam en vestigingsplaats.

2. Het college biedt geen nota verbonden partijen aan.

Artikel 22. Grondbeleid

In de paragraaf bedrijfsvoering neemt het college de verplichte onderdelen uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

HOOFDSTUK V. FINANCIËLE ORGANISATIE EN FINANCIEEL BEHEER

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investerings-kredieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor en legt vast:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de versterkte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d. de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

e. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

f. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

g. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Artikel 25. Interne controle

1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de vijf jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

HOOFDSTUK VI. SLOTBEPALINGEN

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

1. De "Financiële verordening van de gemeente Loppersum 2017" wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening van de gemeente Loppersum 2015 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: "Financiële verordening van de gemeente Loppersum 2019".

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Loppersum

gehouden op 25 februari 2019, nr. 8.

De raad voornoemd,

mr. J.W.M. Engels, voorzitter.

R.Sj. Bosma, griffier.

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 9

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

maximaal 40 jaar: bijdragen aan activa in eigendom van derden;

5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling.

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000,- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

Afschrijfmeth.

Afschr.termijn

Econ./Maatsch.

Sportterreinen

Aanleg sportvelden

lineair

Max. 20

E

Terreinafrastering

lineair

15

E

Veldverlichting

lineair

20

E

Groenvoorziening

Aanleg park

lineair

Max. 40

M

Aanleg plantsoen

lineair

Max. 25

M

Aanleg vijver

lineair

Max. 25

M

Woonruimten

Algemeen

lineair

40

E

Gebouwen

Clubgebouwen -steen

lineair

40

E

Kleedgebouwen -steen

lineair

40

E

Fietsenstalling

lineair

15

E

Nieuwbouw algemeen

lineair

40

E

Gemeentehuis

annuïtair

40

E

Schoolgebouwen

lineair

40

E

Noodlokaal

lineair

15

E

Noodgebouw

lineair

15

E

Brandweerkazerne

lineair

40

E

Loodsen

lineair

40

E

Restauratie monumenten

lineair

40

E

Verbouw oorspronkelijk gebouw

lineair

40

E

Vloer sporthal

lineair

15

E

Civieltechnische werken

Aanleg wegen

lineair

Max. 40

M

Reconstructie wegen

lineair

Max. 40

M

Aanleg fietspaden

lineair

Max. 40

M

Aanleg voetpaden

lineair

Max. 40

M

Parkeerterrein

lineair

20

M

Investeringen in infrastructuur en

openbare ruimten in herstr.gebieden

lineair

Max. 40

M

Straatverlichting -armaturen

lineair

20

E

Straatverlichting -lichtmasten

lineair

40

E

Verkeersborden

lineair

20

E

Straatmeubilair (banken, fietsrekken e.d.)

lineair

20

E

Bewegwijzering

lineair

20

E

Verkeersregelinstallaties

lineair

20

E

Verkeersmaatregelen

lineair

20

M

Realiseren van 30- en 60-km.gebieden

lineair

20

M

Bruggen, tunnels, viaducten e.d. van beton

lineair

Max. 40

M

Bruggen van hout

lineair

Max. 20

M/E

Riolen

annuïtair

Max. 50

E

Pompen/gemalen, bouwkundig gedeelte

annuïtair

40

E

Pompen/gemalen, mechanisch/elektrisch

gedeelte

annuïtair

15

E

IBA, bouwkundig gedeelte

annuïtair

30

E

IBA, mechanisch/elektrisch gedeelte

annuïtair

15

E

Steigers

lineair

20

E

Beschoeiingen, hout

lineair

Max. 20

E

Beschoeiingen, staal

lineair

Max. 40

E

Kademuren, steen/beton

lineair

Max. 40

E

Remmingswerken, dukdalven, meerpalen

lineair

Max. 20

E

Vervoermiddelen

Tankautospuit

lineair

15

E

Blusvoertuig

lineair

15

E

Redvoertuig/ladderwagen

lineair

15

E

Hulpverleningsvoertuig

lineair

15

E

Personenbus brandweer

lineair

10

E

Preventiewagen

lineair

7

E

Personenauto's

lineair

7

E

Bestelwagens

lineair

7

E

Pick-up trucks t.b.v. gladheidsbestrijding

lineair

7

E

Vrachtwagens

lineair

7

E

Veegauto's

lineair

7

E

Kleine veegmachine

lineair

7

E

Vuilnisauto's

lineair

7

E

Containerauto

lineair

7

E

Kolkenzuiger

lineair

7

E

Tractoren

lineair

10

E

Minitractoren

lineair

7

E

Aanhangwagens

lineair

7

E

Schaftwagens

lineair

7

E

Machines, apparaten, installaties

Uitrusting brandweerpersoneel

lineair

5

E

Persluchtapparatuur

lineair

5

E

Kleinblusapparatuur

lineair

5

E

Brandmeldinstallatie

lineair

5

E

Geluidsinstallatie

lineair

10

E

Centrale verwarmingsinstallatie

lineair

15

E

Luchtbehandelingsinstallatie

lineair

15

E

Buiten zonwering

lineair

15

E

Binnen zonwering

lineair

10

E

Drankenautomaten

lineair

5

E

Kassasystemen

lineair

5

E

Computerapparatuur

lineair

5

E

Printers, scanners

lineair

5

E

Software

lineair

5

E

Kopieermachines

lineair

5

E

Lichtdrukmachines

lineair

5

E

Telefooncentrale

lineair

10

E

Vloerbedekking

lineair

10

E

Kantoormeubilair

lineair

15

E

Schoolmeubilair

lineair

15

E

Gazonmaaiers

lineair

10

E

Gladheidsbestrijdingsapparatuur

lineair

10

E

Platenzaagmachine

lineair

10

E

Trilplaat

lineair

10

E

Afzetmateriaal

lineair

10

E

Stemcomputers

lineair

10

E

Landmeetkundige apparatuur

lineair

10

E

Stroomvoorziening t.b.v. markt, kermis e.d.

lineair

10

E

Houtversnipperaar

lineair

10

E

Containers

lineair

10

E

Gereedschappen

lineair

10

E

Machines, apparaten

lineair

10

E

Toelichting op de artikelen

Artikel 1. Definities

Het begrip administratie is gedefinieerd ten behoeve van artikel 23 van de verordening.

Het begrip afdeling is gedefinieerd ten behoeve van de artikelen 23 en 24 van de verordening.

Het begrip overheidsbedrijf is gedefinieerd om in artikel 13 van de verordening nadere invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van prijzen.

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: BBV) bepaalt in aanvulling hierop, dat de taakvelden aan de programma’s moeten worden toegewezen.

Het tweede lid regelt, dat de taakvelden op voorstel van het college aan de programma’s worden toebedeeld.

Het derde lid bepaalt, dat op voorstel van het college de raad beleidsindicatoren per programma vaststelt. Het is het zogenaamde SMART maken van de begroting. Wat de verplichte beleidsindicatoren zijn, volgt uit de (ministeriële) Regeling vaststelling beleids-indicatoren door gemeenten in programma’s en programmaverantwoording, welke zijn grondslag vindt in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV.

Overigens bepaalt dit artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken moeten worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte beleidsindicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.

Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Het vierde lid bepaalt, dat de raad bij aanvang van een nieuwe raadsperiode kan aangeven, welke paragrafen hij nog meer wenst. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een paragraaf subsidies of een paragraaf duurzaamheid.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Het artikel schrijft voor, dat de baten en lasten onder de programma’s in de begroting per taakveld worden weergegeven.

In het tweede lid wordt de verplichting in het BBV (artikel 20) om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen, dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven. Dit is nodig om ook de autorisatie van investeringskredieten mogelijk te maken. Bij investeringen moet ook worden gedacht aan grondexploitaties.

Artikel 4. Kaders begroting

Artikel 4 bied kaders voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Dit in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 189 en 193 van de Gemeentewet en het BBV.

Het artikel bepaalt, dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vaststelt, waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Deze systematiek wordt in veel gemeenten toegepast en deze nota draagt vaak de naam kadernota of voorjaarsnota.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 5 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. In dit artikel vindt autorisatie van de baten en lasten plaats op programmaniveau (lid 1). Voor begrotingswijzigingen doet het college gedurende het jaar voorstellen aan de raad (lid 3).

Naast lopende uitgaven doet een gemeenten investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij begrotingsbehandeling mee te nemen (lid 2).

Wel kan de raad bij de begrotings¬behandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

Indien in de financiële verordening wordt opgenomen dat begrotingswijzigingen worden geautoriseerd bij de behandeling van de tussenrapportages, is er minder noodzaak voor aanvullende bepalingen in de financiële verordening over de autorisatie van begrotings-overschrijdingen.

Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel die bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen.

Artikel 6. Tussenrapportage

De tussenrapportages zijn een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de raad. Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.

Er is gekozen voor twee tussenrapportages, waarvan de eerste op tijd is om te gebruiken als input voor de voorjaarsnota.

Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage.

Het derde lid bepaalt, welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college in de tussenrapportages moet toelichten.

Artikel 7. Informatieplicht

In artikel 7 van de financiële verordening is een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad opgenomen. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 van de Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken, indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.

In artikel 7 verzoekt de raad het college om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in het artikel genoemde bedragen overschrijden.

De bepalingen uit het artikel ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen.

Ook moeten besluiten van het college voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door de raad is uiteengezet. Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.

Artikel 8. EMU-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd, dat ze een aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden, dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn, dat de overschrijding niet tot aanvullend beleid van het Rijk of Europa leidt.

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan de gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

In het artikel is opgenomen, dat het college de raad informeert als de gemeente van het Rijk een bericht heeft ontvangen dat het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten dreigt te worden overschreden. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

In het tweede lid, onder a, van artikel 212 van de Gemeentewet is opgenomen, dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven. Voor de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen wordt in de verordening verwezen naar de bijlage bij de verordening.. Deze vorm sluit aan bij de voorheen gebruikelijke werkwijze in sommige gemeenten om de afschrijvingstermijnen in een apart document vast te leggen.

Een mogelijk is om voor bepaalde vaste activa een maximale afschrijvingstermijn op te nemen in plaats van een vaste afschrijvingstermijn. Van een maximale afschrijvingstermijn kan met de afschrijvingstermijn naar beneden worden afgeweken. Reden hiervoor is, dat de economische levensduur van bijvoorbeeld nieuwe riolering langer is dan die van oude riolering. Door het opnemen van de maximale afschrijvingstermijn kan voor oude riolering een kortere afschrijvingstermijn worden toegepast zonder hiervoor in de verordening een aparte bepaling op te nemen.

Vanaf 1 januari 2017 is ook het activeren van investeringen met maatschappelijk nut verplicht. Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat gemeenten de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief moeten afstemmen op de verwachte gebruiksduur. Indien dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening aangetast.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Dit artikel bevat regels voor het vaststellen van de hoogte van deze voorziening. Op zich zijn de bepalingen van artikel 10 niet noodzakelijk. De accountant controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening sowieso de hoogte van deze voorziening. Hij zal indien over de waarderingsgrondslagen geen afspraken bestaan, mogelijk aandringen op het hanteren van een methodiek voor het onderbouwen van de hoogte van deze voorziening.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

Het eerste lid bepaalt, dat het college eens in de vier jaar een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen.

Voor een investeringsvoornemen kan de raad een bestemmingsreserve vormen. Een deel van de algemene reserve wordt hiervoor afgezonderd. Hiermee wordt op de balans van de gemeente tot uitdrukking gebracht, dat een toekomstige investering in de loop van de jaren middels de afschrijvingen een beslag op het eigen vermogen gaat leggen. In het tweede lid zijn de voorwaarden voor een voorstel voor een dergelijke bestemmingsreserve opgenomen.

Investeringsvoornemens leiden niet altijd tot investeringen. Er bestaat het gevaar, dat bestemmingsreserves op de balans blijven staan waar tegenover in het geheel geen investeringsvoornemen meer bestaan. Door voor elke nieuwe bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen een maximale “houdbaarheidsdatum” op te nemen kan dit worden voorkomen. Hiervoor is in de verordening de bepaling opgenomen dat bestemmingsreserves die de houdbaarheidsdatum hebben overschreden, vervallen en weer aan de algemene reserve worden toegevoegd (derde lid).

Artikel 12. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 12 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen.

Het tweede lid bepaalt, dat ook bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa worden betrokken bij de kostprijsberekening. Voor de gemeentelijke rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht zoals de rioolheffing, worden in de kostprijsberekening ook de compensabele BTW en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid meegenomen.

De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kosten-toerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de gemeente (Artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht).

De gemeente moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt. Een gemeenteraad die voor meer rechten (en leges) de tarieven jaarlijks wenst vast te stellen, kan het eerste lid met deze rechten (en leges) uitbreiden.

Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijke besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet).

Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen.

Artikel 15. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In artikel 15 van de verordening wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven. Het eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie.

Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborg-maatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen. Het tweede lid stelt aanvullende eisen aan dergelijke besluiten. Het publieke belang moet door het college worden gemotiveerd.

Daarbij draagt de verordening het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen. Dit laatste is zeker als het om grote bedragen gaat, iets om op te letten. Als bij een gemeente wordt aangeklopt voor bijvoorbeeld een lening of garantiestelling dan hebben banken in veel van die gevallen er blijkbaar niet al te veel vertrouwen in.

Artikel 16. Lokale heffingen

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 10 welke informatie de paragraaf lokale heffingen in elk geval moet bevatten. Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie in deze paragraaf.

Artikel 17. Financiering

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 13 welke informatie de paragraaf financiering in elk geval moet bevatten. Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie in deze paragraaf.

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 11 welke informatie de paragraaf weerstandsvermogen in elk geval moet bevatten. Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie in deze paragraaf.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 12 welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten. Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie in deze paragraaf

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 14 welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten. Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie in deze paragraaf.

Artikel 21. Verbonden partijen

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 15 welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten. Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie in deze paragraaf.

Artikel 22. Grondbeleid

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 16 welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten. Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie in deze paragraaf.

Artikel 23. Administratie

Onder artikel 23 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.

Artikel 24. Financiële organisatie

Artikel 24 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 van de Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie, blijkt uit het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport uit 2003 over de wijziging van artikel 212 van de Gemeentewet.

Artikel 24 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels stelt. De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en het financieel beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden, waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen met een financieel gevolg en de getrouwheid van de jaarrekening.

Artikel 25. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen, rechtmatig zijn verlopen. Het eerste lid van artikel 25 draagt het college op maatregelen te treffen, zodat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig (zijn) verlopen.

Het tweede lid bepaalt, dat het college maatregelen treft, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van materiele bezittingen zoals gebouwen, voertuigen, computers, voorraden en de administratie van het financieel vermogen zoals aandelen en overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen e.d. overeenkomen met hetgeen de gemeente daadwerkelijk bezit. Voor veel van deze bezittingen wordt een jaarlijkse controle gevraagd.

Eens in vijf jaar moet worden gecontroleerd of de administratie van registergoederen en bedrijfsmiddelen overeenkomt met het daadwerkelijke bezit.

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar t worden de jaarstukken uit het begrotingsjaar t-1 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan de begroting voor het jaar t en wordt tot slot de begroting voor het jaar t+1 vastgesteld. De nieuwe verordening is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaar t+1 en later.

De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken van het begrotingsjaar t-1 en de begroting en jaarstukken van het jaar t. Hiervoor is in artikel 26 een overgangsbepaling opgenomen.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

Met ingang van 1 januari 2017 gelden vanwege de wijzigingen van het BBV andere bepalingen voor het activeren en afschrijven van nieuwe investeringen met maatschappelijk nut. In het tweede lid van artikel 27 is een overgangsbepaling opgenomen. Voor investeringen met maatschappelijk nut voor 2017 zijn de bepalingen uit de oude financiële verordening nog van kracht.

Vaststelling

Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (eerste lid artikel 75 van de Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c van de Gemeentewet).

Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 van de Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet (artikel 215 van de Gemeentewet).

Benoeming/toelichting van de wijzigingen ten opzichte van de Financiële verordening van de gemeente Loppersum 2017.

Definities

Inkomsten, netto schuld per inwoner en onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting vervallen gezien deze niet nader voorkomen in de betreffende artikelen in deze verordening.

Artikel 2

Lid 2 sub a,b en c: Vervallen, in het kader van vereenvoudiging komende herindeling.

Artikel 3

Lid 3: Vervallen, in het kader van vereenvoudiging komende herindeling.

Lid 4: Vervallen, in het kader van vereenvoudiging komende herindeling.

Artikel 4

Lid 1: "voor 1 juni" vervallen gezien in praktijk gestuurd wordt op vaststelling door de raad voor 1 juli welke reeds is benoemd in dit artikel.

Opmaak: Benoeming lid 1 is vervallen, omdat het artikel niet nader is onderverdeeld.

Artikel 5

Lid 1: 'per taakveld" gewijzigd in "per programma", gezien abstractieniveau.

Artikel 6

Lid 2 sub b.: Toegevoegd "en overige".

Lid 2 sub c.: Vervallen, gezien toevoeging lid 2 sub b..

Lid 2 sub d: "onderdelen a,b en c" vervangen door "onderdelen a en b"

Lid 2 sub f: "het resultaat, volgend uit de en e; en" vervangen door "het resultaat, volgend uit c en d."

Lid 2 sub g.: Vervallen, in het kader van vereenvoudiging komende herindeling en gezien de plicht uit artikel 5 lid 3.

Opmaak: Lid 2 sub d,e en f gewijzigd in sub c, d en e gezien vervallen sub c.

Artikel 7

Sub a.: Vervallen, in het kader van vereenvoudiging komende herindeling.

Opmaak: Sub b, c en d gewijzigd in sub a, b en c gezien vervallen sub a.

Artikel 9

Lid 1 tot en met 4: Vervangen door lid 1 tot en met drie zoals opgenomen.

Tevens is opgenomen "Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 9". Hierin zijn nu ook maximale afschrijvingstermijnen opgenomen. Verder zijn "Schoolgebouwen" en "Noodlokaal" qua methodiek omgezet van annuïtair naar lineair conform de praktijk.

Artikel 10

Vervangen zoals opgenomen.

Artikel 14

Lid 2.: Vervallen, in het kader van vereenvoudiging komende herindeling.

Opmaak: Gezien lid 2 is vervallen, vervalt ook benoeming lid 1, omdat het 1 artikel wordt.

Artikel 16

Vervangen zoals opgenomen.

Artikel 17

Vervangen zoals opgenomen.

Artikel 18

Vervangen zoals opgenomen.

Artikel 19

Vervangen zoals opgenomen. In de vorige verordening was opgenomen dat het college de raad tenminste eens in de vijf jaar een rioleringsplan aanbied. Gezien de duur van het huidige rioleringsplan en de herindeling per 2021, is de betreffende passage vervallen.

Artikel 20

Vervangen zoals opgenomen.

Artikel 21

Vervangen zoals opgenomen.

Artikel 22

Vervangen zoals opgenomen. In de vorige verordening was opgenomen dat het college de raad tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota grondbeleid aanbied. Gezien de duur van de huidige nota grondbeleid en de herindeling per 2021, is de betreffende passage vervallen.

Artikel 24

Lid 1: "en legt vast" vervallen.

Lid 2: Vervallen, in het kader van vereenvoudiging komende herindeling.

Opmaak: Gezien lid 2 is vervallen, vervalt ook benoeming lid 1, omdat het 1 artikel wordt.

Artikel 26

Lid 1: "Financiële verordening van de gemeente Loppersum 2015" vervangen door "Financiële verordening van de gemeente Loppersum 2017".

Lid 1: Toegevoegd 'met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening'.

Lid 1: Vervallen 'en op de begroting,

jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het

jaar waarin deze verordening in werking treedt.'.

Artikel 27

Lid 1: "1 januari 2017" vervangen door "1 januari 2019".

Lid 1: Toegevoegd 'de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met'.

Lid 2: "Financiële verordening van de gemeente Loppersum 2017" vervangen door "Financiële verordening van de gemeente Loppersum 2019".