Nadere regels Jeugdhulp gemeente Loppersum 2019

Geldend van 01-12-2019 t/m heden

Intitulé

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Loppersum 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loppersum,

gelet op de Verordening jeugdhulp gemeente Loppersum 2018;

gezien het advies van Adviesraad Sociaal Domein DAL;

besluit vast te stellen de

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Loppersum 2019

Algemeen

Artikel 1. Begripsbepaling

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. CIZ: Centrum indicatiestelling zorg;

b. PGB-beheerder: degene die het PGB beheert, de administratieve taken uitvoert en toezicht op de kwaliteit van de verleende zorg voor de PGB-houder;

c. PGB-houder: degene aan wie de jeugdhulp in de vorm van een PGB is toegekend;

d. PGB-uitvoerder: degene die de jeugdhulp verleent en via een PGB uitbetaald wordt;

e. RIGG: Regionale inkooporganisatie Groninger Gemeenten;

f. SKJ: Stichting Kwaliteitsregister Jeugd;

g. Uitvoerder: de persoon of organisatie die de hulp uitvoert. Dit kan een jeugdhulpaanbieder zijn of een persoon uit het netwerk die informele hulp biedt;

h. Verordening: Verordening Jeugdhulp gemeente Loppersum 2018;

i. Wet: Jeugdwet;

j. ZIN: Zorg in natura.

2. Voor overige begripsbepalingen wordt verwezen naar de Jeugdwet en de daarop gebaseerde regelgeving waaronder de Verordening Jeugdhulp gemeente Loppersum 2018

Procedureregels

Artikel 2. Ondersteunende richtlijnen

Bij het onderzoek zoals omschreven in de verordening, kan het college onder andere gebruikmaken van de volgende protocollen en richtlijnen:

• Richtlijnen Jeugdhulp

• Referentiekader Toegang Basisteams – RIGG

• Risicotaxatie - instrumenten

• PGB zelftest van Per Saldo

• Protocol Gebruikelijke Zorg, gebaseerd op het CIZ protocol versie 7.1 voor begeleiding en persoonlijke verzorging

Artikel 3. Gebruikelijke zorg

Het college kent geen jeugdhulp toe voor zover de hulpvraag kan worden weggenomen met een algemeen gebruikelijke voorziening, ook wanneer deze bestaat uit iets anders dan zorg.

Artikel 4. Verplichting om mee te werken

1. De jeugdige of zijn ouders is verplicht om medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de wet en daarop gebaseerde regelgeving. Daarbij kan in elk geval gedacht worden aan:

a. Het aanwezig zijn op een afspraak;

b. Het meewerken aan een onderzoek door één of meer daartoe aangewezen deskundigen.

2. Wanneer niet meegewerkt wordt aan een onderzoek, betekent dat niet dat de betrokkenheid van het college daarmee automatisch eindigt. Het college kan indiceren op basis van informatie die wel beschikbaar is of stappen ondernemen zoals het doen van een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming of Veilig Thuis.

Persoonsgebonden budget

Artikel 5. PGB in plaats van ZIN

1. Als een jeugdige of zijn ouders een individuele voorziening in natura niet passend achten, kunnen zij een aanvraag doen voor een PGB. ook als ze naar jeugdhulp zijn doorverwijzen door een externe verwijzer zoals de huisarts.

2. Bij een aanvraag voor een PGB geven zij in ieder geval aan:

a. wat de voorgenomen uitvoering van de individuele voorziening is, inclusief uitvoerder en kosten;

b. wat de kwalificaties van de uitvoerder zijn, en

c. waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders niet passend is naar het oordeel van de jeugdige of zijn ouders.

Artikel 6. Eigen kracht en redelijke waardering van belangen

1. Het college verstrekt een PGB, indien de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het

college op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van de belangen van de jeugdige en in staat is de aan een PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Zo nodig met hulp uit hun sociale netwerk, van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of een aanbieder van gesloten jeugdhulp.

2. Het college verstrekt géén PGB als er een ernstig vermoeden is dat de jeugdige of zijn ouders of de door hen ingeschakelde derde problemen zullen hebben met het omgaan met een PGB.

Artikel 6a Afweging redelijke waardering van belangen

1. Er is sprake van een redelijke waardering van belangen als bedoeld in artikel 5 als:

a. de PGB-beheerder in staat is de eigen situatie en de situatie van de jeugdige te overzien en zelf de benodigde hulp te kiezen, te regelen en aan te sturen;

b. de PGB-beheerder op de hoogte is van de rechten en plichten die horen bij het beheer van het PGB en daarmee om kunnen gaan; en

c. de PGB-beheerder in staat is de opdrachtgeverstaak op zich te nemen, zoals in ieder geval een aanbieder uitzoeken, sollicitatiegesprekken voeren, contracten afsluiten, facturen afhandelen en het bewaken van de kwaliteit en de voortgang van de hulp.

2. Om te beoordelen of de PGB-beheerder in staat is om aan PGB verbonden taken als bedoeld in het eerste lid op verantwoorde wijze uit te voeren kan de door Per Saldo opgestelde zelf- test worden gebruikt.

3. Van overwegende bezwaren of ernstig vermoeden van problemen met het omgaan met het PGB is in elk geval sprake bij de volgende situaties:

a. de PGB-beheerder is handelingsonbekwaam;

b. de PGB-beheerder heeft als gevolg van een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de situatie van de jeugdige;

c. er is sprake van schuldenproblematiek of verslavingsproblematiek bij de PGB-beheerder;

d. er is door de jeugdige of zijn ouders of de PGB-beheerder onrechtmatig gebruik gemaakt van een PGB zoals bedoeld in artikel 8.1.4 van de wet; of

e. wanneer degene de PGB-beheerder ook PGB-uitvoerder is.

Artikel 7. ZIN niet passend

Een motivering dat het aanbod in ZIN niet passend is, bevat in elk geval een onderbouwing waarom dit aanbod niet bijdraagt aan de verplichting die voortvloeit uit artikel 2.3 van de wet om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende redzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.

Artikel 8. Kwaliteit PGB

1. Om te kunnen bepalen of de met een PGB in te kopen jeugdhulp kwalitatief verantwoord is, wordt voorafgaand aan de toekenning van het PGB beoordeeld of het zorgplan garanties biedt op een verantwoorde kwaliteit van de te leveren jeugdhulp. In het zorgplan komen in ieder geval de volgende aspecten aan de orde:

a. Wie de PGB-beheerder is;

b. Hoe de PGB-beheerder toeziet op de kwaliteit van de te leveren jeugdhulp;

c. Wie de PGB-uitvoerder is/zijn;

d. Dat de PGB-uitvoerder voldoet aan de eisen zoals benoemd in artikel 8a of 8b;;

e. Welke jeugdhulp de PGB-uitvoerder levert aan de PGB-houder;

f. Op welke momenten en/of in welke omvang de jeugdhulp wordt geleverd;

g. Hoe de te leveren jeugdhulp bijdraagt aan het behalen van de afgesproken resultaten;

h. Welk tarief in rekening wordt gebracht voor welke jeugdhulp;

i. Vervanging van de PGB-uitvoerder bij ziekte of verlof.

Artikel 8a. Kwaliteit formele jeugdhulp

Bij formele jeugdhulp moet de PGB-uitvoerder minimaal voldoen aan de volgende kwaliteitseisen:

a. de kwaliteitseisen die gelden voor jeugdhulpaanbieders op grond van de wet;

b. de PGB-uitvoerder moet beschikken over een VOG;

c. de PGB-uitvoerder is SKJ-geregistreerd of beschikt over een passende BIG-registratie;

d. de PGB-uitvoerder heeft een aansprakelijkheidsverzekering;

e. de PGB-uitvoerder is geen eerste- of tweedegraadsfamilie van de PGB-houder.

Artikel 8b. Kwaliteit informele jeugdhulp

Bij informele ondersteuning acht het college de kwaliteit voldoende gewaarborgd:

a. wanneer voldoende inzichtelijk gemaakt is dat de PGB-uitvoerder die de informele jeugdhulp verleent voldoet aan minimale opleidingsvereisten, kwalificaties of vaardigheden om de hulp goed uit te kunnen voeren;

b. wanneer degene die de informele hulp verleent voldoende professionele afstand heeft voor zover de inhoud van de jeugdhulp dit vereist. Het college veronderstelt dat er geen sprake is van voldoende professionele afstand wanneer een gezinslid of een familielid tot de tweede graad jeugdhulp verleent in de vorm van behandeling of opvoedondersteuning;

c. wanneer de PGB-uitvoerder die informele jeugdhulp verleent beschikt over een VOG, tenzij het college aanleiding ziet om hiervan af te wijken.

Artikel 9. Toepassing formeel of informeel tarief

1. Wanneer de PGB-uitvoerder die voldoet aan de kwaliteitseisen van een formele PGB-uitvoerder een naaste is van de PGB-houder, is voor de bepaling of een formeel of informeel PGB wordt toegekend, de familieband leidend en wordt in principe een informeel tarief toegekend.

2. Wanneer een PGB-uitvoerder eerste- of tweedegraadsfamilie is, wordt in elk geval een informeel tarief gehanteerd.

Artikel 10. Bestedingsregels PGB

1. Een PGB mag alleen besteed worden aan jeugdhulp. Dit betekent dat de volgende kosten in elk geval zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit het PGB:

• kosten voor het aanvragen van een VOG;

• kosten voor bemiddeling;

• kosten voor het voeren van een PGB-administratie;

• kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het PGB;

• alle hulp die onder een andere wet dan de Jeugdwet valt; of

• alle hulp die onder een algemene voorziening valt of algemeen gebruikelijk is.

2. Een PGB waarvoor een tarief is vastgesteld per uur, dagdeel of etmaal mag alleen besteed worden op basis van de door de SVB goedgekeurde zorgovereenkomst met de jeugdhulpverlener.

Artikel 11. Controle PGB

1. Het college verricht de toets op onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking aan de hand van een periodiek gesprek met de PGB-beheerder waarin wordt bezien of de jeugdhulp wordt uitgevoerd conform het zorg- en budgetplan en conform de doelen en prestaties zoals beschreven in de beschikking en het ondersteuningsplan.

2. De onder het eerste lid bedoelde toets kan door het college op elk moment worden uitgevoerd en in elk geval indien er signalen worden ontvangen waaruit blijkt dat de besteding van het PGB niet conform het zorg en budgetplan plaatsvindt of er mogelijk sprake is van onrechtmatig gebruik.

Beschikking

Artikel 12. Inhoud beschikking

1. In de beschikking neemt het college in ieder geval op:

a. welke jeugdhulp wordt toegekend en wat de te behalen doelen zijn;

b. wat de omvang is van de toegekende jeugdhulp;

c. voor welke periode de jeugdhulp wordt toegekend;

d. welke andere of algemene voorzieningen mogelijk relevant zijn;

e. of de jeugdhulp in natura of als PGBPGB wordt verstrekt;

f. hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

2. Bij het verstrekken van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. Wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

b. De wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

Slotbepalingen

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze regeling treedt in werking op 1 december 2019.

2. Deze regeling wordt aangehaald als "Nadere regels jeugdhulp gemeente Loppersum 2019".

3. De "Nadere Regels Jeugdhulp gemeente Delfzijl, Appingedam en Loppersum 2015" wordt ingetrokken de eerste dag na bekendmaking van de 'Nadere regels jeugdhulp gemeente Loppersum 2019'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 5 november 2019 door het college van de gemeente Loppersum.

Mr. J.W.M. Engels, burgemeester.

J.H. Bonnema, secretaris.

Toelichting

Artikel 1. Begrippen

Geen toelichting

Artikel 2. Ondersteunende richtlijnen

Dit artikel benoemt dat de jeugdconsulenten en deskundigen gebruik kunnen maken van diverse hulpmiddelen. Het gaat daarbij om richtlijnen die gebruikt worden door professionals ter ondersteuning van het onderzoek en indiceren van jeugdhulp.

Het gaat daarbij zowel om beleidsdocumenten die voldoen aan de criteria zoals benoemd in de jurisprudentie, in die zin dat ze zijn opgesteld of gebaseerd op objectief, door onafhankelijke, geen belang bij de uitkomst hebbende, derden verricht onderzoek (zie o.a. Centrale Raad van Beroep, 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1402). Hier valt het protocol gebruikelijke zorg onder.

Daarnaast kan ook gebruik worden gemaakt van diverse instrumenten die gangbaar zijn onder de professionals of in het veld. De richtlijnen jeugdhulp zijn opgesteld door dezelfde organisaties die betrokken zijn bij de SKJ (NIP, NVO, BPSW) de voorbeelden van risicotaxatie-instrumenten zijn het Licht Instrument Risicotaxatie Kind veiligheid (LIRIK) of het Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor Jeugdbescherming (ARIJ). Deze instrumenten zijn hulpmiddelen.

Artikel 3. Algemeen gebruikelijke

Net als onder de Wet maatschappelijke ondersteuning is het niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt, waarvan het gelet op de omstandigheden van de jeugdige, aannemelijk zou zijn dat deze daar ook beschikking over zou kunnen hebben zonder dat er sprake is van een hulpvraag. In de verordening staat in artikel 3 tweede lid de term zorg, maar de reikwijdte van die bepaling gaat verder dan alleen zorg. Daarom is toegevoegd dat ook andere algemeen gebruikelijke zaken vallen onder de reikwijdte van deze bepaling. Zo kan bijvoorbeeld reguliere kinderopvang een voorziening zijn die algemeen gebruikelijk is en waarvan door ouders gebruik gemaakt kan worden zodat geen beroep gedaan hoeft te worden op de Jeugdwet.

Het gaat dan om een voorziening die ook onder normale omstandigheden gebruikt wordt door jeugdigen, zoals deelname aan sport of begeleiding daarbij. Het college moet steeds per individueel geval onderzoeken of een voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de jeugdige in zijn specifieke situatie. Bekeken moet worden of het al dan niet kunnen deelnemen, echt voorkomt uit de hulpvraag van de jeugdige.

Wanneer er bijvoorbeeld geen financiële middelen zijn om deel te nemen, is het niet aan een hulpvraag in de ontwikkeling van de jeugdige te wijten dat deelname niet mogelijk is. Een andere jeugdige wiens ouders in dezelfde financiële omstandigheden zou verkeren, zou dan ook niet deel kunnen nemen. Deelname aan sport via de Jeugdwet is dan niet mogelijk. Vanzelfsprekend ligt het wel voor de hand dat de consulent meekijkt of via het minimabeleid of een andere regeling financiële ondersteuning mogelijk is.

Begeleiding bij sport is bijvoorbeeld ook tot een bepaalde leeftijd algemeen gebruikelijk wanneer de afstand naar de sportclub te groot is. Ook wordt bij diverse sporten een actieve inzet van ouders verwacht, ook bij jeugdigen zonder hulpvraag. In dat geval moet ook goed bekeken worden of de begeleiding niet algemeen gebruikelijk is.

Anderzijds kunnen de omstandigheden zo specifiek zijn dat deelname aan sport of begeleiding daarbij wel aangemerkt kan worden als jeugdhulp. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 18 april 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:1380.

Artikel 4. Verplichting meewerken

Bij het aanwezig zijn op een afspraak wordt ook bedoeld het thuis of op een andere locatie aanwezig zijn wanneer is afgesproken dat de afspraak daar plaatsvindt. Onder meewerken wordt ook verstaan dat er geen sprake is van ongewenst gedrag richting de consulenten of andere medewerkers van het college.

Een aanvraag kan niet lichtvaardig buiten behandeling worden gesteld, in het bijzonder gezien de zorgplicht naar jeugdigen. Er zal altijd afgewogen moeten worden in hoeverre jeugdhulp toegekend kan worden op basis van de gegevens die wel bekend zijn.

Wanneer geen medewerking wordt verleend aan het onderzoek betekent dit dus ook niet dat de betrokkenheid van het college automatisch beëindigt. Zoals gezegd kan het college indiceren op basis van de informatie die wel bekend is. Daarnaast kan het niet meewerken aan een onderzoek en/of het verlenen van jeugdhulp aan de jeugdige ook aanleiding zijn voor het doen van een verzoek tot onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming of een melding bij Veilig Thuis.

Persoonsgebonden-budget

Wanneer een jeugdige of zijn ouders een PGB willen in plaats van ZIN, moet het college dit verzoek toetsten op grond van artikel 8.1.1. van de Jeugdwet.

Artikel 5. PGB in plaats van ZIN

Een jeugdige of zijn ouders kan altijd een aanvraag doen om een indicatie in zorg in natura om te zetten naar een PGB. Dit hoeft niet meteen aan het begin en kan ook bij een indicatie op basis van doorverwijzing van bijvoorbeeld de huisarts of de gecertificeerde instelling.

Bij de aanvraag moet de jeugdige of zijn ouders informatie meesturen waaruit blijkt hoe het PGB ingezet wordt. Daarvoor moet een "budgetplan" worden opgesteld waarin duidelijk staat welke zorg bij wie wordt ingekocht en hoe deze ingezet wordt. Vanzelfsprekend moet er ook een zorgplan of overeenkomst worden opgesteld. In de volgende artikel staat verder uitgewerkt hoe het college toetst aan de criteria van artikel 8.1.1 van de Jeugdwet.

Artikel 6. Eigen kracht en redelijke waardering van belangen

Artikel 6a Afweging redelijke waardering van belangen en overwegende bezwaren

Dit artikel is een uitwerking van artikel 81.1. lid 2 sub a van de Jeugdwet. Wanneer een jeugdige of zijn ouders niet in staat zijn om zelf een PGB te beheren, kan daarvoor mogelijk een derde worden ingeschakeld. Beoordeeld moet worden of de PGB-beheerder in het algemeen de vaardigheden heeft om een jeugdhulpverlener aan te sturen, maar ook dat de concrete situatie en omstandigheden dit toelaten. Het college neemt aan dat binnen het gezin of wanneer er sprake is van een familieband in de eerste of tweede graad er onvoldoende afstand bestaat om degene die de hulp verleent voldoende aan te kunnen sturen. Vanzelfsprekend is het volledig uitgesloten dat het PGB beheerd wordt door degene die de hulp zelf verleent.

In het tweede lid wordt verwezen naar de door Per Saldo opgestelde zelf-test. Per Saldo is een belangenvereniging voor budgethouders. Op hun website pgb.nl staat een test waarmee PGB-vaardigheid wordt gemeten. De uitkomst van de test kan door het college gebruikt worden bij het vormen van een oordeel of een jeugdige of zijn ouders in staat in het PGB te beheren; de test vormt daarbij slechts een onderdeel van de oordeelsvorming. Het college zal daarbij ook na moeten gaan of de inhoud van de test actueel is.

Artikel 7. ZIN niet passend

Dit artikel is een uitwerking van artikel 8.1.1 lid 2 sub b van de Jeugdwet. De inhoud van dit artikel is gebaseerd op jurisprudentie (Rechtbank Gelderland, 11 oktober 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5286, r.o. 4.9).

Artikel 8. Kwaliteit PGB.

Dit artikel is een uitwerking van artikel 8.1.1 lid 2 sub c van de Jeugdwet. Allereerst merkt het college op dat al veel kwaliteitseisen zijn vastgelegd in de wet of in landelijke regelingen. Vanzelfsprekend zijn deze eisen van toepassing.

Artikel 8a. Kwaliteit formele ondersteuning

Voor formele jeugdhulpverleners geldt dat zij moeten voldoen aan de eisen van de wet. Gecontracteerde jeugdhulpverleners zijn al aangemeld bij het Inspectieloket Sociaal Domein en Jeugd. Een formele jeugdhulpverlener die wordt ingehuurd via een PGB, moet zo nodig apart aangemeld worden.

Het uitgangspunt is dat (jeugd- en gezins-) professionals werkzaam in de specialistische jeugdhulp beschikken over een beroepsregistratie. Registratie borgt kwaliteit in de jeugdhulpverlening; het biedt garantie dat de jeugdhulpprofessionals aan de vakbekwaamheidseisen voldoen en zich continu ontwikkelen. Daarnaast is het tuchtrecht in registers als het SKJ en BIG geregeld.

Artikel 8b.Kwaliteit informele ondersteuning

Vanzelfsprekend kan informele hulp niet voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als een formele jeugdhulpverlener. Van een ouder kan niet verwacht worden dat deze een specifieke opleiding volgt die geëist wordt van een professional voor het verlenen van jeugdhulp. Bij ouders zal het echter meestal gaan om handelingen die zij voorheen al verrichten toen deze nog algemeen gebruikelijk waren gezien de leeftijd van een kind en waar zij op basis van hun ouderrol doorgaans al geschikt voor zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij bepaalde vormen van begeleiding. Wel kan nagegaan worden of de ouder de benodigde kwalificaties of vaardigheden heeft.

Ook wanneer informele hulp wel beschikt over bepaalde opleidingen, kan de sociale nabijheid van de informele hulpverlener goede kwalitatieve zorg in de weg staan nu de vereiste professionele afstand dan niet geboden kan worden.

Artikel 9. Toepassing formeel of informeel tarief

In dit artikel wordt uitgelegd welk tarief wordt toegekend bij een PGB-uitvoerder die voldoet aan de kwaliteitseisen maar ook een familieband heeft met de PGB-houder. Het college is van mening dat de familieband voorgaat boven de professionele bekwaamheden van de PGB-uitvoerder. Dit onder andere op grond van de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:6068 Vanzelfsprekend moet gekeken worden naar de omstandigheden van het geval in hoeverre er in de praktijk sprake is van een familieband bij familie in de derde graad (ooms/tantes etc.) waardoor er bij uitzondering van deze bepaling afgeweken zou kunnen worden.

Het college is van mening dat bij eerste- en tweedegraads familie in elk geval sprake is van een familieband die voorgaat op de professionele bekwaamheid.

Artikel 10. Bestedingsregels PGB

In de wet is duidelijk bepaald dat een PGB alleen besteed mag worden aan jeugdhulp. In de praktijk blijkt er nog vaak onduidelijkheid te bestaan. Daarom is hier een niet-limitatieve opsomming gegeven ter illustratie.

Verder kan een PGB alleen worden uitbetaald via de SVB. Voor regulier PGB moet daarvoor een standaardovereenkomst worden gebruikt van de SVB.

Artikel 11. Controle PGB.

Geen toelichting.

Artikel 12. Inhoud beschikking

Wat in een beschikking moet staan vloeit voort uit de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel is bedoeld om aan te geven wat een jeugdige in elk geval kan verwachten.

Artikel 13. Slotbepalingen

In dit artikel wordt bepaald wanneer deze regeling in werking treedt. De vorige nadere regels en de overige regelingen die gebaseerd waren op de Verordening Jeugdhulp gemeente Loppersum 2015 zijn van rechtswege vervallen toen deze verordening werd ingetrokken. Voor alle duidelijkheid worden de vorige nadere regels ook expliciet ingetrokken. Deze werkwijze wordt geadviseerd door de VNG en komt overeen met de werkwijze van de rijksoverheid die is vastgelegd in de Aanwijzingen voor de regelgeving.