Regeling briefadres gemeente Loppersum 2019.

Geldend van 24-12-2019 t/m heden

Intitulé

Regeling briefadres gemeente Loppersum 2019.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loppersum,

gelet op de artikelen 1.1, 2.23, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.47, 2.52 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP), artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP), de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen (Regeling BRP), artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, de circulaire BRP en briefadres (2016-0000656211) van de minister van BZK van

18 oktober 2016 en het Protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing (NVVB-2016);

overwegende dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen met betrekking tot de aangifte en registratie van een briefadres om het oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan en om kwetsbare groepen zonder woonadres, te registreren op een briefadres;

besluit:

vast te stellen de Regeling briefadres gemeente Loppersum 2019.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. briefadres: adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen (artikel 1.1, onder p, Wet BRP) en waar, indien het post van de overheid betreft, zorg wordt gedragen dat geschriften of inlichtingen daarover, betrokkene bereiken (artikel 2.45, lid 3 Wet BRP);

b. briefadresgever: de ingezetene in de Basisregistratie Personen of rechtspersoon bij wie het briefadres wordt gehouden (artikel 1.1, onder r Wet BRP);

c. briefadreshouder: de ingezetene in de Basisregistratie Personen die een briefadres houdt

d. gezinshuishouden:

  • 1.

    twee personen die volgens de Basisregistratie Personen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of gehuwd zijn, met of zonder kind(eren);

  • 2.

    twee personen die door het overleggen van een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren, met of zonder kind(eren);

3. een alleenstaande ouder met kind(eren).

Artikel 2 Redenen briefadres

Redenen voor een briefadres zijn:

1. het ontbreken van een woonadres vanwege:

a. dak- of thuisloosheid;

b. korte overbrugging tussen twee woonadressen;

c. de uitoefening van een ambulant beroep;

d. kort verblijf in het buitenland: gedurende een jaar ten hoogste twee derden van de tijd;

e. korter dan 2 jaar verblijf in het buitenland en beroepshalve varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft;

f. het behoren tot een kwetsbare groep, zoals verwarde personen;

g. langdurig vermiste persoon;

2. verblijf in een instelling voor mannen- of vrouwenopvang (blijf-van-mijn-lijfhuizen);

3. verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40, lid 3 en 4 van de Wet BRP;

4. verblijf op een adres waarvan het opnemen van dat woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is (artikel 2.41 van de Wet BRP).

Artikel 3 Voorwaarden

1. De aangifte wordt gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

2. De aangever is verplicht om bij de aangifte tot briefadres alle benodigde stukken te overleggen.

3. Onder benodigde stukken als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan:

a. een geldig identiteitsbewijs;

b. de schriftelijke verklaring van de aangever met reden voor de aangifte en de te verwachten periode dat het briefadres noodzakelijk is;

c. een geldig identiteitsbewijs of een kopie ervan en een schriftelijke verklaring van instemming van de briefadresgever;

d. een ingevulde en ondertekende vragenlijst briefadres, als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 1.

e. een bewijs van de instelling; als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 3

4. Als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 4, is een schriftelijke verklaring van de burgemeester noodzakelijk waaruit blijkt dat opname van een woonadres niet wenselijk is.

5. Als het briefadres noodzakelijk is op grond van artikel 2, lid 1 onder f en g, dient de noodzakelijkheid te blijken uit objectieve bewijsstukken.

6. De briefadresgever kan maximaal aan twee gezinshuishoudens, aan twee alleenstaanden of aan een gezinshuishouden en een alleenstaande toestemming geven een briefadres te houden.

7. Lid 6 van dit artikel is niet van toepassing indien de briefadresgever het college van burgemeester en wethouders betreft of een door dit college aangewezen rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42 onder b van de Wet BRP.

Artikel 4 Volledige aangifte

1.De aangifte is volledig indien alle benodigde gegevens, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2 en lid 3, zijn ingeleverd.

2. Als één of meer gegevens ontbreken, dan wordt de aangever in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen.

3. Indien de aangifte niet binnen de, in het vorige lid bepaalde termijn kan worden aangevuld, dan kan, op verzoek van de aangever, de termijn eenmalig verlengd worden met veertien dagen.

4. Indien de aangifte niet binnen veertien dagen na aangifte aangevuld wordt of uitstel gevraagd wordt, wordt aan de aangifte geen gevolg gegeven.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:

a. de aangever een woonadres heeft, tenzij hij in de situatie verkeert zoals beschreven in artikel 2, lid 1 onder f en lid 4;

b. de aangever langer dan acht maanden gedurende één jaar in het buitenland verblijft en niet beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft.

c. de aangever beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft en langer dan twee jaar in het buitenland verblijft;

d. er een onderzoek loopt naar de verblijfplaats van de briefadresgever in de Basisregistratie Personen;

e. het briefadres een adres betreft waarop reeds aan twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of een alleenstaande en een gezinshuishouden een briefadres is verleend met inachtneming van de uitzonderingen bedoeld in artikel 3, lid 7.

Artikel 6 Termijn briefadres

1. In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b, mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal zes maanden. Deze termijn kan met maximaal zes maanden worden verlengd.

2. In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder d en e mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal de periode dat aangever buiten Nederland zal verblijven.

3. In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 3, wordt het briefadres verstrekt voor de duur van het verblijf.

4. In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 4 mag een briefadres worden verleend voor de duur die de burgemeester noodzakelijk acht.

5. De aanvraag voor verlenging van het briefadres wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 2 en 5.

6. Onverminderd hetgeen is bepaald in het eerste tot en met het derde lid, is diegene op wie het briefadres betrekking heeft en een ander adres krijgt, gehouden om in de periode tussen vier weken vóór de beoogde verhuisdatum tot en met de vijfde dag na verhuisdatum hiervan aangifte te doen bij de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.

Artikel 7 Beëindiging briefadres

1. Indien de briefadresgever meldt dat betrokkene niet meer bereikbaar is, dient hij dit schriftelijk te verklaren. Het college stelt hierop een onderzoek in naar de nieuwe woon- of verblijfplaats van betrokkene.

2. De aangever dient het briefadres te beëindigen indien de redenen genoemd in artikel 2 op hem niet meer van toepassing zijn.

3. Blijft een verzoek om verlenging van het briefadres achterwege of wordt na afloop van de termijn(en) geen aangifte van adresverandering gedaan, dan start het college een adresonderzoek.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid, kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 9 Overgangsregeling

1. Briefadreshouders en briefadresgevers die voor de inwerkingtreding van deze regeling geregistreerd zijn, worden schriftelijk over deze regeling geïnformeerd.

2. Briefadressen die zijn toegekend vóór inwerkingtreding van deze beleidsregels blijven maximaal een half jaar geldig na inwerkingtreding van deze beleidsregels.

3. Deze beleidsregels worden na inwerkingtreding bij de nieuwe aanvragen direct toegepast.

4.Het tweede lid van dit artikel is niet van toepassing op de situaties zoals genoemd in artikel 2 lid 2, 3 en 4.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling briefadres gemeente Loppersum 2019.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loppersum d.d. 16 december 2019

Burgemeester en wethouders van de gemeente Loppersum,

mr. J.W.M. Engels, burgemeester,

J.H. Bonnema, secretaris.

Ondertekening

Toelichting op de Regeling briefadres

(waar hij/zijn staat, kunt u ook zij/haar lezen)

Toelichting artikel 1, sub d, onder 3:

Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan:

  • een ongehuwd ouder, zonder geregistreerd partnerschap,

  • een ouder wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap is ontbonden of beëindigd,

  • een gehuwd ouder, die niet samenwoont met de echtgenoot (of echtgenote), of

  • een ouder met een geregistreerd partnerschap, die niet samenwoont met deze partner.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub a:

Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub b:

Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten die gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan ingeschreven worden op een briefadres.

Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub c:

Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub d:

Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.

Op grond van artikel 2.43 Wet BRP mag iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van BZK en ‘verhuist’ de persoonslijst naar het Register Niet-Ingezetenen (RNI) vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub e:

Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 Besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub f:

Deze kwetsbare groep kampt soms met de gevolgen van een verslaving, psychiatrische aandoeningen en verstandelijke beperkingen. Daardoor komen deze mensen hun administratieve verplichtingen en afspraken niet altijd na. Juist deze mensen hebben laagdrempelige medische basiszorg nodig die zij in de praktijk alleen krijgen na inschrijving in de BRP. Zonder zorgverzekering krijgen deze personen niet de zorg die zij nodig hebben. Dat vergroot de kans op bijvoorbeeld ernstige lichamelijke en/of psychiatrische aandoeningen. Zonder inschrijving in de BRP komen zij in de praktijk ook niet in aanmerking voor een plek op de wachtlijst voor een woning, waardoor zij gedwongen dakloos blijven. Een inschrijving op een briefadres is daarom voor deze groep noodzakelijk.

Waar nodig wordt het briefadres ambtshalve toegekend op een adres van een gemeentelijke instelling.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub g:

Met een langdurig vermist persoon wordt bedoeld een persoon, die:

1. tegen redelijke verwachting in afwezig is uit zijn of haar gebruikelijke en/of veilig geachte omgeving,

2. waarvan de verblijfplaats van de persoon onbekend is, en

3. het in diens belang is dat de verblijfplaats wordt vastgesteld.

Gemeenten kunnen te maken krijgen met de melding dat een persoon is vermist. In het protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing is vermeld dat in overleg de vermiste persoon kan worden geregistreerd met een briefadres op het adres van de melder.

Toelichting artikel 2, lid 2:

In de circulaire BRP en briefadres van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 oktober 2016 (kenmerk 2016-0000656211) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.

Toelichting artikel 2, lid 3:

Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In de artikelen 17 tot en met 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden.

Het college van burgemeester en wethouders is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.

Toelichting artikel 3, lid 1:

Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. Voor gedetineerden of personen die in een psychiatrische inrichting verblijven is het advies om bij voorkeur een briefadres te kiezen in de gemeente van herkomst. Dit is onder andere van belang voor de verworven rechten die de briefadreshouder daar heeft opgebouwd, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

Toelichting artikel 3, lid 2 en 3:

Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 lid 2 van de wet BRP. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen..

Toelichting artikel 3, lid 4:

Het is niet waarschijnlijk dat de briefadreshouder bij zijn aangifte altijd de verklaring van de burgemeester zal kunnen overleggen. De verwachting is, dat deze verklaring veelal bij de afdeling burgerzaken terecht komt via de interne kanalen van de gemeente.

Toelichting artikel 3, lid 5:

In dit lid wordt verwezen naar een onderliggend dossier om de noodzakelijkheid van een briefadres te kunnen beoordelen op grond van het behoren tot een kwetsbare groep of vermiste personen. Vanzelfsprekend gaat het daarbij om het overleggen van voldoende objectieve bewijsstukken op basis waarvan dit kan worden vastgesteld en zal niet zonder noodzaak een volledig dossier overgelegd hoeven te worden."

Toelichting artikel 3, lid 6:

Een briefadresgever mag op het adres waar hij zelf staat ingeschreven in principe maximaal twee briefadressen toestaan. Bij een gezinshuishouden ontvangen meerdere leden van dat gezin post maar telt het briefadres voor dit huishouden als één briefadres.

Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. Bijvoorbeeld een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten. In dat geval kan uitgeweken worden naar de hardheidsclausule van artikel 8.

Toelichting artikel 3, lid 7:

Als de gemeente zelf of een instelling voor maatschappelijke opvang als briefadresgever optreedt, is de beperking die lid 6 vermeldt, niet van toepassing.

Toelichting artikel 4:

Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aangever kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.

Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd over het besluit dat aan de aangifte briefadres geen gevolg wordt gegeven wegens het ontbreken van de gevraagde documenten, met inachtneming van artikel 2.60 Wet BRP. Hiertegen is bezwaar mogelijk.

Het is toegestaan om in het verzoek tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om aan de aangifte geen gevolg te geven (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.

Toelichting artikel 5:

Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres.

In de gevallen dat een briefadres wordt toegekend vanwege veiligheidsreden vastgesteld door de burgemeester (artikel 2, lid 4) of omdat de briefadreshouder behoort tot een kwetsbare groep (artikel 2, lid 1 onder f), zal de gemeente zelf altijd de afweging maken tot al dan niet toekennen van een briefadres.

Het is toegestaan om een briefadres bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kiezen. Dit is in niet strijd met artikel 2.38 Wet BRP.

Wanneer betrokkene om motiverende redenen niet in aanmerking komt voor een briefadres dan wordt er door of namens het college van burgemeester en wethouders een besluit genomen. Dit betekent dat aan de aanvrager eerst een voornemen en daarna een besluit wordt gezonden dat hij niet wordt ingeschreven op het gevraagde briefadres/dat de termijn voor het briefadres niet wordt verlengd. Een dergelijke mededeling wordt volgens artikel 2.60 van de Wet BRP gelijk gesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.

Toelichting artikel 5 sub a:

Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 Wet BRP. Hieronder valt ook het adres, a. indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten. In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, moet gekozen worden voor een briefadres.

Uitzondering wordt gemaakt voor zogenaamde verwarde personen en voor personen waarbij naar het oordeel van de burgemeester het om veiligheidsredenen niet wenselijk om betrokkene op zijn woonadres in te schrijven.

Het permanent bewonen van een recreatiewoning wordt ook aangemerkt als woonadres en is dus geen reden om een briefadres toe te kennen. Er wordt niet voldaan aan artikel 5 onder a van deze regel.

Toelichting artikel 5 sub b en c:

Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon beroepshalve op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub e.

Toelichting artikel 5 sub e:

Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres. Zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 4 en artikel 8.

Toelichting artikel 6

Om het tijdelijke karakter te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van zes maanden te verlenen met de mogelijkheid tot verlenging met nogmaals zes maanden. Na het verloop van deze periode, moet de burger zijn ingeschreven op het woonadres waar hij feitelijk verblijft.

Deze periode van zes maanden is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval na zes maanden een contactmoment te hebben met de burger, om zo te zorgen dat hij snel een woonadres heeft (artikel 2, eerste lid sub b).

Hierop is een aantal uitzonderingen.

  • Als van te voren al bekend is dat iemand een bepaalde periode in het buitenland zal verblijven en geen woonadres heeft, dan kan een briefadres worden verleend voor maximaal deze termijn.

  • Een andere uitzondering heeft te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan binnenvaartschippers. Zolang deze schippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld om de vijf jaar worden getoetst.

  • Ook voor dak- en thuislozen ligt het voor de hand om een afwijkende termijn te kiezen. Zolang de briefadreshouder een zwervend bestaan leidt kan een briefadres gehouden worden. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld elk jaar getoetst worden.

Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de overeengekomen termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze regeling voldoet.

De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling.

Toelichting artikel 7, lid 1

De briefadresgever kan op een gegeven moment aan de gemeente schriftelijk (noodzakelijk van belang voor eventuele latere rechterlijke procedures) melden dat betrokkenen door hem niet meer bereikbaar is en niet meer kan voldoen aan de verplichting van het doorsturen van de post. In zo'n situatie wordt niet langer meer voldaan aan de voorwaarden van deze regeling en dient bij de briefadreshouder de feitelijke situatie verblijfssituatie (in casu het briefadres) nader onderzocht te worden. Van de overheid wordt verwacht (dit blijkt ook uit allerlei rechterlijke uitspraken ) dat zij zich actief opstelt (ondanks dat de burger zijn plicht niet nakomt) en gedegen onderzoek doet om tot een besluit te komen. Voor dit onderzoek, dat wordt uitgevoerd conform het landelijk protocol "adresonderzoek BRP", kan de door de gemeente aangewezen toezichthouder BRP worden ingeschakeld.

Indien uit het onderzoek blijkt dat betrokkene niet bereikbaar is, zal dit leiden tot een besluit ambtshalve uitschrijving uit de BRP met als reden "vertrek uit Nederland". Het voornemen en het besluit worden op naam van de betrokkene verstuurd naar het in de BRP geregistreerde (brief)adres. Tevens wordt een kennisgeving van het voornemen gepubliceerd op de gemeentelijke communicatiemiddelen.

Toelichting artikel 7, lid 2 en 3

De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres wil beschikken, dan moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het huidige briefadres is verstreken.

Indien een nieuwe aangifte achterwege blijft, dan zal dit leiden tot het opstarten van bovengenoemd "adresonderzoek BRP"

Toelichting artikel 8

Conform artikel 4:84 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit kan zich voordoen bij bedreigde personen in de opvang conform de circulaire BRP en briefadres (kenmerk 2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016. In deze circulaire zijn de mogelijkheden aangegeven die bewoners van opvanghuizen hebben om in de Wet basisregistratie personen (BRP) een briefadres te kiezen bij een gemeente of aan het kantoor van een opvanghuis.

Een ander voorbeeld van een gerechtvaardigde afwijking is een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten.

Toelichting artikel 9

De beleidsregel gaat bij nieuwe aanvragen direct en onverkort gelden. Dit betekent dat voor nieuwe situaties geen overgangsperiode wordt opgenomen.

Degenen die bij inwerkingtreding van deze regeling reeds op dergelijke briefadressen staan ingeschreven krijgen een informatiebrief waarbij het nieuwe beleid en de termijn uiteen wordt gezet.

Deze personen wordt het toegestaan om op dat adres een briefadres te houden. In situaties waarin op grond van deze beleidsregels een briefadres voor langere termijn is toegestaan op grond van artikel 2 lid 2, 3 en 4, mag op grond van lid 4 ook na zes maanden het briefadres behouden worden.

Toelichting artikel 10 en 11.

Omdat er nog geen beleidsregels op dit onderwerp waren, zijn er geen beleidsregels die moeten worden ingetrokken.