Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning 

Geldend van 11-12-2013 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning 

Het college van burgemeester en wethouders stelt de volgende regeling vast.

Algemeen

In maart 1994 is het beleid vervallen/intrekken van milieuvergunningen vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De intrekkingsregels in de Wet milieubeheer zijn daarmee komen te vervallen. Bovendien is de vastgestelde beleidsregel achterhaald. Reden genoeg om te bekijken of en hoe dit beleid moet worden geactualiseerd.

De Wabo heeft de regels omtrent de verschillende vergunningen gebundeld tot een omgevingsvergunning. Ook de intrekkingsregels zijn opgenomen in de Wabo.

In de gemeente Losser worden jaarlijks vele omgevingsvergunningen verleend welke redelijk snel na verlening worden gerealiseerd. Maar het komt ook voor dat er geen of pas na een aantal jaren gebruik wordt gemaakt van de vergunning. Ook komt het voor dat er na verloop van tijd nog slechts beperkt gebruik wordt gemaakt van de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. Deze zogenaamde (deels) slapende vergunningen zijn niet wenselijk in verband met planologische ontwikkelingen. Maar ook in het kader van actuele eisen aan bouwwerken, voorschriften voor milieu-inrichtingen in het kader van volksgezondheid en veiligheid kan het van belang zijn dat vergunningen worden ingetrokken. Op grond van artikel 2.33 lid 2 van de Wabo kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning in genoemde gevallen intrekken. Het bevoegd gezag heeft bij het intrekken beleidsvrijheid.

Om meerdere redenen is het dan ook gewenst om de zogenaamde slapende vergunningen in te trekken en daarvoor beleid te formuleren:

  • -

    Voorkomen dat planologische ontwikkelingen worden doorkruist door in het verleden vergunde activiteiten.

  • -

    Rechtszekerheid en rechtsgelijkheid, duidelijk aangeven in welke situaties vergunningen worden ingetrokken;

  • -

    Actueel houden van het vergunningenbestand (voorkomen van een vervuild vergunningenbestand). Dit is geen doel op zich maar voorkomt dat een bedrijf bepaalde rechten blijft houden, maar er geen gebruik meer van maakt. Dit kan gevolgen hebben voor eventuele uitbreiding/vestiging van omliggende bedrijven of gewenste ontwikkelingen.

  • -

    Afstemming van intrekkingbeleid voor bouwen en milieu;

  • -

    Voorkomen dat er niet meer wordt voldaan aan de actuele technische eisen.

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning activiteit bouw

Artikel 1 begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    omgevingsvergunning voor de activiteit bouw: vergunning voor een activiteit bouwen van een bouwwerk bedoeld in artikel 2.1. lid 1 onder a van de Wabo;

  • b.

    bouwen: plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

  • c.

    intrekken: het geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk.

  • d.

    Stilliggen bouw(werkzaamheden):Het op basis van actuele jurisprudentie naar het inzicht van het bevoegd gezag stilliggen van de bouw

Artikel 2 intrekkingregels bij het uitblijven van de start van de bouw.

  • a. Op grond van het bepaalde in artikel 2.33 lid 2 onder a van de Wabo is het college van burgemeester en wethouders bevoegd en een verleende vergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk geheel of gedeeltelijk in te trekken indien niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning met de bouwwerkzaamheden een begin is gemaakt.

  • b. Het college van burgemeester en wethouders zal van de onder a genoemde bevoegdheid actief gebruik maken indien niet binnen 52 weken een begin is gemaakt met de bouwwerkzaamheden.

  • c. Het college van burgemeester en wethouder zal van de onder a genoemde bevoegdheid reeds na 26 weken gebruik maken indien zich zwaarwegende planologische gevallen voordoen.

  • d. Van zwaarwegende planologische belangen is sprake als voor het betreffende gebied waar het vergunde object is gesitueerd een bestemmingsplan in voorbereiding is en het vergunde object de planologische ontwikkeling frustreert. Er moet minimaal sprake zijn van een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) of een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd en gepubliceerd.

  • e. Als niet tijdig met de bouwwerkzaamheden een begin is gemaakt wordt aan vergunninghouder een voornemen tot intrekken van de vergunning bekend gemaakt volgens artikel 10 van de beleidsregels.

  • f. Als een zienswijze is ingediend wordt bekeken of de ingediende zienswijze aanleiding is tot het gunnen van een ruimere termijn volgens artikel 8 van de beleidsregels.

  • g. De onder f genoemde termijn wordt per concreet geval bepaald, maar bedraagt nooit meer dan 156 weken na het onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

Artikel 3 intrekkingsregels bij stilliggen bouwwerkzaamheden

  • a. Op grond van het bepaalde in artikel 2.33 lid 2 onder a van de Wabo is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een verleende vergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk geheel of gedeeltelijk in te trekken als het bouwen langer dan 26 weken stil heeft gelegen.

  • b. Van deze bevoegdheid wordt actief gebruik gemaakt indien de bouw 26 weken heeft stilgelegen.

  • c. Aan de vergunninghouder met een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen waarbij de bouwwerkzaamheden 26 weken hebben stilgelegen, wordt een voornemen tot intrekking van de verleende omgevingsvergunning kenbaar gemaakt volgens artikel 10 van de beleidsregels.

  • d. Als een zienswijze is ingediend wordt bekeken of de ingediende zienswijze aanleiding is tot het gunnen van een ruimere termijn volgens artikel 8 van de beleidsregels.

  • e. De onder d genoemde termijn wordt per concreet geval bepaald, maar de termijn onder b wordt nooit meer dan 52 weken na bekendmaking van het voornemen tot intrekking.

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning activiteit milieu

Artikel 4 begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    omgevingsvergunning voor de activiteit milieu: vergunning voor 1 het oprichten, 2 veranderen of veranderen van de werking of 3 het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 onder e van de Wabo;

  • b.

    intrekken: het geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu.

Artikel 5 intrekken bij gedurende 3 jaar geen handelingen verricht metgebruikmaking van de vergunning

  • a. Op grond van het bepaalde in artikel 2.33 lid 2 onder a van de Wabo is het college van burgemeester en wethouders bevoegd een verleende vergunning voor de activiteit milieu geheel of gedeeltelijk in te trekken indien gedurende 3 jaar (gedeeltelijk) geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de omgevingsvergunning.

  • b. Van deze bevoegdheid wordt actief gebruik gemaakt indien is geconstateerd (tijdens bedrijfscontroles of uit opgevraagde gegevens) dat gedurende 3 jaar (gedeeltelijk) geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de omgevingsvergunning.

  • c. In afwijking van lid a en b van dit artikel gaan burgemeester en wethouders niet over tot (gedeeltelijke) intrekking indien in deze periode minimaal 25% per diercategorie is gehouden.

  • d. Als een zienswijze is ingediend wordt bekeken of de ingediende zienswijze aanleiding is tot het gunnen van een ruimere termijn volgens artikel 8 van de beleidsregels.

Artikel 6 intrekken indien de inrichting geheel of gedeeltelijk is verwoest

  • a. Op grond van het bepaalde in artikel 2.33 lid 2 onder d van de Wabo is het college van burgemeester en wethouders bevoegd een verleende vergunning voor de activiteit milieu geheel of gedeeltelijk in te trekken indien de inrichting geheel of gedeeltelijk is verwoest.

  • b. Van deze activiteit wordt gebruik gemaakt als de inrichting geheel of gedeeltelijk is verwoest. Indien de inrichting is verwoest maar binnen een jaar een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw wordt ingediend en de inrichting wordt herbouwd conform geldende vergunning voor de activiteit milieu, zal het college van burgemeester en wethouders niet overgaan tot het intrekken van de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu.

Artikel 7 intrekken van de vergunning indien een 8.40 Wm melding is gedaan.

Indien voor een inrichting een melding is gedaan op grond van artikel 8.40 Wet milieubeheer kan het college van burgemeester en wethouders, indien de inrichting beschikt over een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu, deze intrekken 3 jaar na het indienen van de melding. Of al dan niet tot intrekking zal worden overgegaan is mede afhankelijk van de vergunde situatie in relatie tot de gemelde situatie op grond van artikel 8.40 Wet milieubeheer. Gelet hierop zal in voorkomende gevallen maatwerk worden toegepast.

Algemene regels

Artikel 8 Het gunnen van een ruimere termijn

  • a. In bepaalde concrete situaties bestaat de mogelijkheid om een ruimere termijn te gunnen:

    • 1.

      De vergunninghouder kan met concrete documenten (offertes, facturen van bestelde bouwmaterialen en of hiermee te vergelijken documenten) de intentie aantonen dat op korte termijn handelingen worden verricht met gebruikmaking van de vergunning. Daarbij wordt de voorwaarde gesteld dat in overleg met de toezichthouder een werkplanning wordt opgesteld op welke termijn de activiteiten worden gerealiseerd. Indien de planning niet wordt gehaald zal de omgevingsvergunning alsnog worden ingetrokken.

    • 2.

      Persoonlijke of bedrijfsmatige omstandigheden, dan wel ernstige situaties, kunnen leiden tot uitstel van de bouwwerkzaamheden of verrichten van handelingen met betrekking tot de activiteit milieu. Hierbij moet gedacht worden aan sterfgeval of ernstige ziekte in de familie, overbruggingsperiode bedrijfsovername. Per concreet geval zal beoordeeld worden of sprake is van een bijzondere omstandigheid.

  • b. Om een ruimere termijn toe te kennen zoals in situaties 1 en 2 onder a zal door vergunninghouder een gemotiveerd verzoek worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • c. Indien binnen de ruimere termijn geen begin is gemaakt met de handelingen met gebruikmaking van de vergunning wordt de vergunning, ingetrokken zonder voorafgaande aankondiging.

Artikel 9 uitsluiting overige intrekkingsgronden

Deze beleidsregels sluiten andere besluiten over de overige in artikel 2.33 Wabo genoemde gronden niet uit .

Artikel 10 hardheidsclausule

Er wordt volgens deze beleidsregels gehandeld tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot en met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 11 citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning”

Artikel 12 inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 11 december 2013

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 26 november 2013
Het college van burgemeester en wethouders van Losser;
secretaris, burgemeester,
drs. J. van Dam mr. drs. M. Sijbom

Toelichting

Artikel 2

Dit artikel bepaalt wanneer de vergunning voor de activiteit bouw kan worden ingetrokken en wanneer sprake is van urgente zwaarwegende planologische belangen hiervan eerder gebruik kan worden gemaakt. Er is gekozen voor de termijn van 52 weken om een aanvang te maken met de bouw omdat de praktijk leert dat dit voor kleine tot middelgrote projecten een redelijke termijn is. Mocht in concrete gevallen een ruimere termijn nodig zijn dan kan de termijn worden verruimd tot een maximum van 156 weken.

Artikel 3

Dit artikel bepaalt wanneer de vergunning kan worden ingetrokken in gevallen de bouw geruime tijd heeft stilgelegen. Gekozen is voor een termijn van 26 weken omdat het de bouw en/of het bouwwerk niet ten goede komt wanneer deze in weer en wind blijft liggen. Ook voor het straatbeeld is het stilliggen van een bouw niet wenselijk en kan dit tot overlast leiden en een onwenselijke aantrekkingskracht hebben op bijvoorbeeld hangjeugd. Om deze reden is de termijn voor intrekking bij het stilliggen van een bouw korter dan indien er geen aanvang wordt gemaakt met de bouw. Uit vast jurisprudentie blijkt dat het enkel leggen van een paar stenen geen bouwen is. Het elke keer leggen van een paar stenen zal de termijn van artikel 3 niet onderbreken.

Artikel 5

Nadere uitleg artikel 5, lid b

De vergunning zal worden ingetrokken indien:

  • -

    binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning (een deel van) de inrichting niet is gerealiseerd;

  • -

    gedurende drie jaar een deel van een stal buiten gebruik is gesteld voor het stallen van dieren danwel in gebruik is (geweest)

Hierbij dient te worden bewezen dat hiervan tijdens die termijn ook geen sprake heeft kunnen zijn. Van belang is dat tijdens reguliere bedrijfscontroles in alle gevallen gegevens dienen te worden gevraagd waaruit blijkt dat de inrichting gedurende 3 jaar in werking is geweest. Op grond van artikel 3.120 Activiteitenbesluit is het verplicht een registratie per diersoort bij te houden.

Lid c onderbezetting dieren.

Gekozen is voor een minimale bezetting van 25% per diercategorie. Het is niet gewenst over te gaan tot intrekking van de vergunning als niet de volledige dieraantallen gehouden worden. Dat zou voor een ondernemer reden zijn om maximale bezetting te houden wat weer nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Daarom is gekozen niet in te trekken indien een minimale bezetting wordt gehouden van 25% per diercategorie.

Artikel 6

Onder verwoesting moet worden verstaan verwoesting door brand of een natuurramp. Is herbouw conform de omgevingsvergunning activiteit milieu aan de orde dan is intrekking niet nodig. Voorwaarde is dat er binnen een jaar een aanvraag omgevingsvergunning voor bouw is ingediend.

Artikel 7

Met betrekking tot de 8.40 meldingen op grond van de Wet milieubeheer wordt opgemerkt dat deze meldingen niet vallen binnen de reikwijdte van dit intrekkingsbeleid. Indien een inrichting waarvoor een 8.40 melding is ingediend buiten gebruik is gesteld, heeft de melding geen rechtskracht meer. Bij het eventueel weer opstarten van bedrijfsactiviteiten zal zo nodig op grond van de Wet milieubeheer een en ander moeten worden ingekaderd.