Regeling vervallen per 31-12-2022

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 30-12-2022

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015

De raad van de gemeente Losser.

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 november 2014

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de Participatiewet, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ),

BESLUIT

Vast te stellen de hierna volgende “Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015”

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • 2.

    recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a van de Participatiewet;

  • 3.

    bezit: waarde van de bezittingen waarover belanghebbende of diens gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, met uitzondering van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Participatiewet;

  • 4.

    verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, van de Participatiewet.

Hoofdstuk 2. Verrekenen recidiveboete bij schenden inlichtingplicht

Artikel 2. Verrekenen bestuurlijke boete bij recidive

Het college verrekent de recidiveboete met de algemene bijstand gedurende de eerste drie maanden na dagtekening van het besluit tot oplegging van een recidiveboete zonder dat het bepaalde in artikel 4:93, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht wordt genomen.

Artikel 3. Verzoek om bijzondere bijstand voor woonlasten

  • 1. In geval van verrekening als bedoeld onder artikel 2 van deze verordening kan het college op verzoek van de belanghebbende in geval van dringende redenen bijzondere bijstand toekennen voor woonlasten en andere dringende primaire lasten.

  • 2. De bijstand als bedoeld in het eerste lid wordt als geldlening verstrekt.

  • 3. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval afgewezen, indien belanghebbende of zijn gezin over voldoende bezit beschikt dan wel in redelijkheid op korte termijn over dit bezit kan beschikken, om gedurende de drie maanden van verrekening zonder dat het bepaalde in artikel 4:93, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht wordt genomen, in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.

Artikel 4. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2 en 3 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a van de Participatiewet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van de “Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ 2013” .

Artikel 6. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015 gemeente Losser.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2014. .
De griffier, De voorzitter,

Toelichting verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015

Algemeen deel

Op 1 januari 2013 is de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werking getreden. Voor de Wet werk en bijstand (WWB) introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht. Het college van burgemeester en wethouders (verder college) is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden met de beslagvrije voet te verrekenen. Per 1-1-2015 wordt de Wet Werk en Bijstand opgenomen in de Participatiewet. De verordening moet hierop worden aangepast.

De Participatiewet verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht.

De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich slechts uit over het al dan niet in acht nemen van de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete. Daar waar terugvordering en invordering niet door de wetgever is verplicht, blijft sprake van een bevoegdheid van het college. Het is derhalve aan het college op deze onderdelen nadere (beleids)regels vast te stellen.

In het kader van pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. Het college dat de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van zijn gemeentelijke verordening). De gemeente die de uitkering verstrekt, moet in beginsel gehoor geven aan dit verzoek. Mocht de beslagvrije voet niet gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij uitkering ontvangt, verzoeken de beslagvrije voet toch in acht te nemen. In artikel 60b, van de Participatiewet is geregeld dat het college die de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college bij de beslissing op dat verzoek handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijke verordening zijn vastgelegd.

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begrippen In deze bepaling zijn een aantal begrippen nader omschreven. De meeste behoeven geen nadere toelichting.

 

Bezit Bezittingen kunnen zowel bestaan uit geld als op geld waardeerbare goederen.

Bij het begrip bezit zoals dat in deze verordening wordt gebruikt, gaat het nadrukkelijk niet om vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet. Eventueel aanwezig schulden spelen immers geen rol en worden dus ook niet op het bezit in mindering gebracht. Ook de vrijlatingen van artikel 34, tweede lid, van de Participatiewet zijn hier niet van toepassing. Een belanghebbende die vanwege een volledige verrekening met de beslagvrije voet zonder inkomsten komt te zitten, zal de bezittingen waarover hij beschikt of rederlijkerwijs kan beschikken, volledig moeten aanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. Een uitzondering is gemaakt voor de door belanghebbende en zijn gezin bewoonde (eigen) woning.

Verrekenen De Participatiewet kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.

  

Artikel 2. Verrekenen bestuurlijke boete bij recidive

Het college is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze berekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het college besluiten, voor de WWB, gedurende maximaal drie maanden te verrekenen met tijdelijke buiten werking stelling van de beslagvrije voet. In dat geval wordt de volledige uitkering 100% aangewend door de aflossing van de opgelegde boete. Het college maakt volledig van deze bevoegdheid gebruik. Dat is vastgelegd in artikele 2 van deze verordening.

Op basis van artikel 29 IOAW/IOAZ moet de recidiveboete zonder inachtneming van de beslagvrije voet voor een periode van maximaal 5 jaar worden verrekend met de lopende uitkering IOAW/IOAZ. De termijn is afwijkend van de Participatiewet vanwege het feit dat de IOAW/IOAZ nog niet het sluitstuk is van de sociale zekerheid en de Participatiewet is dat wel. Als betrokkene door toepassing van deze volledige verrekening geen of onvoldoende middelen uit IOAW/IOAZ heeft, dan kan een uitkering op grond van de Particiaptiewet worden aangevraagd. Het recht op een Participatiewet uitkering kan in die gevallen juridisch gezien niet geweigerd worden door te stellen dat voor die persoon een voorliggende voorziening op grond van artikel 15 Participatiewet aanwezig is. Als reden geeft de Centrale Raad van Beroep namelijk aan dat iemand in die situatie niet kan beschikken over inkomen uit een voorliggende voorziening.

Om te voorkomen dat iemand daarom langs deze weg toch weer inkomen heeft (daarvoor moet hij overigens wel aan de strengere voorwaarden, o.a. wel de vermogensgrens) van de Participatiewet voldoen, wordt ook een verlaging toegepast vanwege tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Artikel 3. Verzoek om bijzonder bijstand voor woonlasten

Toepassing van artikel 2 kan leiden tot situaties met ernstige gevolgen voor met name de minderjarige gezinsleden van de belanghebbende. Voorkomen moet worden dat minderjarige kinderen te zeer de dupe worden van het gedrag van belanghebbende en door de volledige verrekening gedurende 3 maanden de maandelijkse woonkosten niet meer kunnen betalen en op straat komen te staan. Dit vergroot de problematiek alleen maar, met alle maatschappelijke kosten van dien. In dat geval moet het mogelijk zijn om op verzoek van de belanghebbende deze ernstige gevolgen te voorkomen. Een dreigende huisuitzetting wordt gezien als een dringende reden om bijzondere bijstand te verlenen voor de woonkosten. Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen dan een dreigende huisuitzetting, kan het college bijstand verlenen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als tengevolge van de volledige verrekening de energietoevoer wordt afgesloten en dit gezien alle omstandigheden als onverantwoord kan worden aangemerkt. Van dringende redenen is niet snel sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij sprake is van een acute noodsituatie en de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende en diens minderjarige gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen.

Artikel 4. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes In artikel 60b, van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 4 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.