Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Losser houdende belastingregels omtrent heffing en invordering rioolheffing Verordening rioolheffing 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Losser houdende belastingregels omtrent heffing en invordering rioolheffing Verordening rioolheffing 2018

De raad van de gemeente Losser;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 november 2017;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2018

(Verordening rioolheffing 2018)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a)

    perceel:

    • 1.

      de onroerende zaak, bedoeld in Hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • 2.

      een binnen de gemeente gelegen roerende zaak;

    • 3.

      een gedeelte van een roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • 4.

      een samenstel van twee of meer roerende zaken of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • 5.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel 2 bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel 3 bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel 4 bedoeld samenstel.

  • b)

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c)

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d)

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de

kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting is niet verschuldigd ter zake van een perceel die in zelfstandig gebruik is en van waaruit uitsluitend hemelwater wordt afgevoerd.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2. Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd voor zover dit uitgaat boven 500 kubieke meters.

  • 3. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het einde van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 4. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5. De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

  • 6. Voor zover de gegevens, als bedoeld in het vorige lid van dit artikel niet bekend zijn, wordt het waterverbruik van gemeentewege geschat.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1. Het eigenarendeel bedraagt € 250,00.

  • 2. Het gebruikersdeel bedraagt indien meer dan 500 kubieke meter water wordt afgevoerd:

    • a.

      bij lozing van meer dan 500 m3 doch minder dan 25.001 m3 € 250 per 500 m3 of gedeelte daarvan;

    • b.

      bij lozing van meer dan 25.000 m3, doch minder dan 50.001 m3 € 12.250,00 vermeerderd met € 195,26 per 500 m3 of gedeelte daarvan;

    • c.

      bij lozing van meer dan 50.000 m3 doch minder dan 75.001 m3 € 22.013,00 vermeerderd met € 140,51 per 500 m3 of gedeelte daarvan.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdgelang

  • 1. Het eigenarendeel van de rioolheffing is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk twee kalendermaanden na de op het aanslagbiljet vermelde dagtekening.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kunnen op verzoek van de belastingplichtige de aanslagen in zoveel gelijke termijnen als er na de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste twee bedraagt en maximaal 10, indien aan het navolgende wordt voldaan:

    • a

      het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing of andere belastingen moet minder zijn dan € 6.600,--;

    • b

      b de verschuldigde bedragen moeten door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven.

      De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de rioolheffing wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 13 Overgangsrecht

  • 1. De ‘Verordening rioolheffing 2017’ van 20 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Verordening rioolheffing 2018’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Losser in zijn openbare vergadering van 19 december 2017,

griffier, voorzitter,