Regeling vervallen per 01-01-2010

Algemene aanvullende subsidieverordening gemeente Losser

Geldend van 22-12-2004 t/m 31-12-2009

Intitulé

Oude algemene aanvullende subsidieverordening gemeente Losser

De raad van de gemeente Losser; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Losser, d.d. 27 oktober 1998; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet alsmede Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht; BESLUIT: vast te stellen de volgende verordening: ALGEMENE AANVULLENDE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE LOSSER en de daarbij behorende en als zodanig gewaarmerkte bijlagen I en II. HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. de wet: de Algemene wet bestuursrecht; b. subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:21 lid 1 van de wet; c. structurele subsidie: subsidie die per boekjaar - al dan niet voor een bepaalde periode - wordt vertrekt aan rechtspersonen ter bekostiging van hun structurele activiteiten, o.a. exploitatiesubsidie, budgetsubsidie; d. exploitatiesubsidie: structurele subsidie direct gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties of activiteiten op basis van de jaarlijks terugkerende exploitatielasten uitgedrukt in een jaarverslag/- rekening; e. budgetsubsidie: structurele subsidie direct gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties of activiteiten op basis van een van te voren afgesproken en vastgesteld budget uitgesmeerd om meer dan 1 jaar; e. incidentele subsidie : subsidie als bedoeld in artikel 4:23, lid 3 sub d van de wet; f. experimentele subsidie: subsidie als onder e. ten behoeve van een activiteit dat bij wijze van experiment wordt uitgeoefend (en wel mogelijk een structurele activiteit kan inhouden); d. [vervallen] h. Instelling: Een rechtspersoon die ideële of materiële belangen behartigt in principe zonder winst te willen maken. Een instelling kan zijn een stichting, vereniging of een ander overheidslichaam zoals een bij gemeenschappelijke regeling ingesteld openbaar lichaam. i. Reserve: het bestanddeel van het eigen vermogen dat bedoeld is om schommelingen van het exploitatieresultaat op te vangen. j. Voorziening: een vermogensbestanddeel dat is aan te merken als vreemd vermogen en waarvan de lasten van verplichtingen en risico’s in enig jaar onvermijdelijk zijn en waarvan de hoogte en het tijdstip nog niet precies te bepalen zijn. Artikel 2 Grondslag Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten ten aanzien van de volgende beleidsterreinen: 1. sociaal-cultureel werk algemeen; 2. bibliotheekwerk; 3. educatie-, vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen; 4. opbouwwerk; 5. kunstzinnige vorming; 6. kunstbeoefening; 7. volkscultuur; 8. jeugd- en jongerenwerk; 9. peuterspeelzaalwerk; 10. sport; 11. algemeen maatschappelijk werk; 12. vrijwillige hulp; 13. godsdienst c.q. levensbeschouwelijk vormingsonderwijs; 14. bijzondere begraafplaatsen; 15. toerisme en recreatie; 16. werkgelegenheidsbevordering. Een nadere omschrijvingen van de vorenvermelde beleidsterreinen staan vermeld in de bij dit besluit behorende en als zodanig aangegeven bijlage I. Artikel 3 Reikwijdte 1. Deze verordening dient als aanvulling op Titel 4.2 van de wet en is van toepassing op alle door de gemeente te verlenen subsidies. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het stellen van: a. Nadere regels ter uitvoering van deze verordening; b. Beleidsregels (artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht). 2. De gemeente onderscheidt daarin de volgende subsidievormen: a. incidentele subsidie; b. experimentele subsidie; c. [vervallen] d. structurele subsidie; e. exploitatiesubsidie; f. budgetsubsidie. Artikel 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger 1. De subsidieontvanger is, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het subsidie verlenende bestuursorgaan. Het bepaalde in artikel 4:41 van de wet is daarbij van toepassing. 2. De wijze waarop de hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 van de wet wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening. 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip, waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande, dat in geval van ontvangst van schadevergoe- ding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag als schadevergoeding door subsidieontvanger wordt ontvangen. 4. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhan- kelijke deskundige. Artikel 5 Doelgebonden verplichtingen Overeenkomstige het daartoe bepaalde in artikel 4:38 van de wet kunnen burgemeester en wethouders bij de subsidieverlening de subsidie-ontvanger doelgebonden verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Artikel 6 Niet-doelgebonden verplichtingen Overeenkomstig het daartoe bepaalde in artikel 4:39 van de wet kunnen burgemeester en wethouders bij de subsidieverlening de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Artikel 7 Financieel verslag niet-volledige subsidiëring Artikel 4:76 van de wet is van toepassing op het financieel verslag. Artikel 8 Weigeringsgronden De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan aan te nemen, dat: a. de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijs- baar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente; b. de gelden niet of in voldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld; c. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde; d. de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activitei- ten te dekken; e. de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente. HOOFDSTUK 2 INCIDENTELE SUBSIDIES Artikel 9 Aanvraag incidentele of experimentele activiteiten 1. De aanvraag ten behoeve van een incidentele- of een experimentele activiteit dient tot 8 weken voordat met de activiteit een begin wordt gemaakt te worden ingediend bij burgemeester en wethouders. 2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie als bedoeld in dit artikel toekennen indien het toe te kennen bedrag per gebeurtenis niet meer dan f 2.500,-- bedraagt. 3. Het in artikel 13 vermelde subsidieplafond ten behoeve van incidentele of experimentele subsidies is van toepassing. Artikel 9A Aanvraag investeringssubsidie [vervallen] HOOFDSTUK 3 STRUCTURELE SUBSIDIES Artikel 10 Algemeen Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op de structurele subsidies Artikel 11 Aanvraag structurele subsidie 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 4:60 van de wet wordt de aanvraag om een structurele subsidie uiterlijk voor 1 maart van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft ingediend b burgemeester en wethouders. 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de wijze van aanvraag. Artikel 12 De verlening In afwijking van het bepaalde in artikel 4:14 van de wet beschikken burgemeester en wethouders op een aanvraag om een structurele subsidie voor 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. HOOFDSTUK 3 A BUDGETSUBSIDIES. Artikel 15 Budgetsubsidie- algemeen 1. Budgetsubsidies worden verleend op basis van een tussen de instelling en de gemeente gesloten overeenkomst budgetfinanciering. 2. Na mandatering door de raad ondertekenen burgemeester en wethouders de overeenkomst budgetfinanciering. Artikel 16 Budgetperiode Budgetsubsidies worden in principe aangegaan voor een periode van 3 jaar. Artikel 17 Inhoud budgetsubsidie De budgetsubsidieovereenkomst is opgebouwd uit de volgende onderdelen: a. Werkingssfeer (maatwerk); b. Doelstellingen; c. Grootte van het subsidiebedrag en indexering; d. Wijze van besteding van de subsidie; e. Procedure begroting , meerjarenactiviteitenplan, meerjarenbeleidsplan, jaarrekening en jaarverslag; f. Afspraken over wijziging of beëindiging van de overeenkomst budgetfinanciering; g. Afspraken over (tussentijdse) evaluatie van de overeenkomst budgetfinanciering; h. Reserves en voorzieningen Artikel 18 Omvang en indexering 1. Voor de duur van de overeenkomst wordt per jaar in beginsel een vast geïndexeerde subsidie verleend, behoudens het bepaalde in artikel 20. 2. Voor de berekening van de jaarlijkse indexering wordt in de overeenkomst de Budget- subsidie uitgesplitst in een loongevoelig deel en in een prijsgevoe deel. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter uitvoering hiervan regels te stellen. 3. Het loongevoelige deel kan jaarlijks worden geïndexeerd op basis van de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de lonen in de gesubsidieerde sector. Het prijsgevoelige deel kan jaarlijks worden geïndexeerd op basis van de cijfers door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de Consumentenprijzen alle huishoudens. 4. De indexcijfers worden vastgesteld op basis van de beleidsregel “Besluit indexering budgetsubsidies”. Artikel 19 Besteding budgetsubsidie De instelling is vrij in de besteding van de budgetsubsidie onder voorwaarde dat de in het meerjarenbeleidspian en het meerjarenactiviteitenplan opgenomen doelstellingen of prestaties worden gerealiseerd. Artikel 20 Verlaging budgetsubsidie gedurende de budgetperiode 1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten de budgetsubsidie te verlagen tijdens de duur van de overeenkomst budgetfinanciering: a. als de financiële positie van de gemeente ingrijpend wijzigt; b. bij kortingen van de rijksoverheid; c. als de instelling de budgetsubsidie gebruikt voor activiteiten of voorzieningen die geen relatie hebben met het bereiken van de afgesproken doelstellingen; d. als de instelling handelt in strijd met de bepalingen van de overeenkomst budget- financiering. 2. Voordat een besluit tot verlaging van de budgetsubsidie wordt genomen, wordt eerst overleg gevoerd met het bestuur van de instelling. 3. [vervallen] Artikel 21 Vaststelling budgetsubsidie en reservevorming Er vindt geen verrekening van de budgetsubsidie plaats op grond van de in de jaarrekening opgenomen werkelijke exploitatiecijfers. Exploitatie-overschotten komen ten bate van de instelling en exploitatietekorten komen ten laste van de instelling. De instelling is vrij een positief saldo te reserveren om dit later aan te wenden binnen de gesubsidieerde doelstellingen. Artikel 22 Reservevorming uit exploitatie-overschotten. 1. De instelling mag jaarlijks 5% van de jaarlijkse subsidie reserveren. 2. Het totaal van de reserveringen aan het eind van de budgetperiode mag niet meer bedragen dan 10% van de jaarlijkse gemeentelijke subsidie. 3. Wordt het maximum overschreden dan moet het meerdere worden terugbetaald. Artikel 23 Wijziging, beëindiging overeenkomst budgetfinanciering 1. De budgetsubsidieovereenkomst kan op initiatief van de instelling of van burgemeester en wethouders tussentijds worden gewijzigd, onder de voorwaarde dat de andere partij instemt. 2. De budgetsubsidieovereenkomst kan worden beëindigd in gevallen genoemd in artikel 24. Artikel 24 Intrekking subsidieverlening, beëindiging subsidieverlening 1. Een instelling geeft van elke omstandigheid die kan leiden tot het intrekken, terugvorderen of het beëindigen van het subsidie, onmiddellijk schriftelijk kennis aan burgemeester en wethouders. 2. Burgemeester en wethouders kunnen, onverminderd Afdeling 4.2.6. van de Algemene wet bestuursrecht, besluiten tot intrekking, terugvordering van uitbetaalde voorschotten of als het een structurele subsidie betreft tot (tussentijdse) beëindiging van het subsidie als: a. In strijd is gehandeld met een of meerdere van de in de subsidiebeschikking opgenomen voorwaarden of de in deze verordening of een bijzondere subsidieregeling opgenomen voorwaarden. b. De instelling schriftelijk te kennen heeft gegeven geen beroep meer te willen doen op de gemeentelijk subsidie. c. De instelling in staat van faillissement is verklaard. d. Aan de instelling surséance van betaling is verleend . e. Conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de instelling. f. De instelling wordt opgeheven. g. Er sprake is van ernstige tekortkomingen in de wijze waarop de instelling, ondanks één of meerdere schriftelijke aanmaningen van burgemeester en wethouders, haar financiële middelen beheert. h. Handelingen worden gedaan die strijdig zijn met de wet of die in strijd zijn met de in het maatschappelijk verkeer gangbare normen. i. De instelling haar activiteiten of werkzaamheden beëindigt of haar vestiging en/of haar werkzaamheden buiten de gemeente Losser verplaatst. j. Er naar het oordeel van burgemeester en wethouders andere dringende redenen zijn. 3. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie intrekken of lager vaststellen als de instelling onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en kennis van de juiste gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid. 4. Voordat burgemeester en wethouders besluiten tot intrekking, (tussentijdse) beëindiging of tot terugvordering van het subsidie, plegen zij overleg met de instelling. 5. De instelling wordt binnen 2 weken nadat burgemeester en wethouders een besluit tot intrekking, terugvordering of (tussentijdse) beëindiging heeft genomen schriftelijk met redenen omkleed geïnformeerd. Artikel 25 Batig saldo bij liquidatie van de instelling Als de instelling rechtens of in de praktijk ophoudt te bestaan, is zij verplicht aan de gemeente maximaal de in de laatste 5 jaren aan gemeentelijk subsidie ontvangen bedragen terug te betalen. De verplichting tot terugbetaling geldt alleen als het batig saldo van de liquidatierekening (mede) is gevormd uit gemeentelijke subsidie. Artikel 26 Verzekering Burgemeester en wethouders kunnen als voorwaarde stellen, dat de roerende en onroerende zaken van de instelling voldoende tegen brandschade en andere risico’s worden verzekerd en verzekerd gehouden. Artikel 27 Wijzigingen statuten of reglementen De instelling is verplicht gedurende de subsidie-periode wijziging in haar statuten of regle- menten of verandering van haar werkwijze, alsmede gedurende de 5 jaren na het einde van de subsidieperiode haar voorgenomen opheffing of vervallenverklaring, onmiddellijk schriftelijk mee te delen aan burgemeester en wethouders. HOOFDSTUK 4 PLAFOND EN VEREDELINGSMAATSTAF Artikel 13 Subsidieplafond 1. De raad stelt jaarlijks het subsidieplafond vast voor de volgende beleidsterreinen: 1. sociaal-cultureel werk algemeen; 2. bibliotheekwerk; 3. educatie-, vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen; 4. opbouwwerk; 5. kunstzinnige vorming; 6. kunstbeoefening; 7. volkscultuur; 8. jeugd- en jongerenwerk; 9. peuterspeelzaalwerk; 10. sport; 11. algemeen maatschappelijk werk; 12. vrijwillige hulp; 13. godsdienst c.q. levensbeschouwelijk vormingsonderwijs; 14. bijzondere begraafplaatsen; 15. toerisme en recreatie; 16. werkgelegenheidsbevordering. Een nadere omschrijvingen van de vorenvermelde beleidsterreinen staan vermeld in de bij dit besluit behorende en als zodanig aangegeven bijlage I. In de nadere omschrijving zijn de berekeningsgrondslagen vermeld. 2. De raad stelt jaarlijks het subsidieplafond vast voor incidentele of experimentele activiteiten vallende onder de in het eerste lid onder a t/m d genoemde (sub)beleids- terreinen. Artikel 14 Verdelingsmaatstaf 1. De verdeling van het beschikbare subsidiebedrag geschiedt middels vermelding van de subsidieontvangers zoals deze zijn gerangschikt in het subsidieplafond als bedoeld in artikel 1 3 met daarbij aangegeven het maximaal te subsidiëren bedrag. 2. De verdeling van het op basis van het in het eerste lid vermeld subsidieplafond maximaal beschikbare subsidiebedrag ten behoeve van aanvragen om een incidentele of een experimentele subsidie, geschiedt op basis van kwaliteit van de te subsidiëren activiteiten. Daarbij wordt het zogenaamde Tendersysteem toegepast. HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 28 Overgangsbepaling Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een subsidie - hoe ook genaamd - is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de onderhavige verordening toegepast. Artikel 29 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekend gemaakt. 2. Met ingang van die datum vervalt de Algemene subsidieverordening gemeente Losser, vastgesteld d.d. 21 december 1993, laatstelijk gewijzigd 14 mei 1998. Artikel 30 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene aanvullende Subsidieverordening”. Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Losser in zijn openbare vergadering van 18 november 1998. voorzitter,    secretaris, Bijlage I, behorende bij de artikelen 2 en 13 van de Algemene aanvullende subsidieverordening gemeente Losser, vastgesteld op 18 november 1998, de gemeentesecretaris: B.A. Duursema De Algemene aanvullende subsidieverordening gemeente Losser verstaat onder: 1. bibliotheekwerk: activiteiten die zich richten op het verzamelen, bewaren en beheren van mediadragers (o.a. boeken, tijdschriften, kranten, audio- en visuele mediadragers) met het oogmerk deze algemeen en openbaar op basis van uitleen ter beschikking te stellen. 2. educatie-, vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen: activiteiten die: - individuen en groepen van individuen in staat stellen om hun kennis en vaardigheden te vergroten; - individuen en groepen van individuen in staat stellen om hun inzicht te vergroten, dan wel het beter verstaan van zichzelf en hun (sociale en maatschappelijke) situatie en het bewuster hanteren van de eigen mogelijkheden ten aanzien van die situatie. 3. opbouwwerk: activiteiten die gericht zijn op: - het met en door de bevolking of groepen daaruit signaleren van behoeften en tekorten binnen samenlevingsverbanden en -structuren; - het met en door de bevolking of groepen daaruit formuleren van doelen en werkwijze om genoemde behoeften te bevredigen; - het ondersteunen van de bevolking of groepen daaruit, bij de uitvoering van acties. 4. kunstzinnige vorming: activiteiten die gericht zijn op: - het bevorderen van de participatie aan audiovisuele-, beeldende-, dramatische- en mu-zikale vorming en dans; - het bevorderen van de kunstzinnige ontplooiing van individuen en groepen van mensen, verwerven van specifieke kennis en inzicht en het leren van bepaalde vaardigheden. 5. kunstbeoefening: activiteiten die de mogelijkheid bieden kennis te nemen van en/of actief betrokken te geraken bij de diverse vormen van expressie zoals muziek, zang, toneel, dans en beeldende kunst. 6. volkscultuur: activiteiten die er op gericht zijn het culturele leven en de cultuurgoederen in de gemeente Losser ten behoeve van haar inwoners in stand te houden. 7. club- en buurthuiswerk: - het organiseren en uitvoeren van sociaal-culturele activiteiten in brede zin; - het verlenen van ondersteuning en dienstverlening aan vrijwilligersorganisaties. 8. jeugd- en jongerenwerk: activiteiten die in samenhang ten doel hebben: - het scheppen van mogelijkheden voor ontmoeting en het leggen van contacten door jongeren; - het bieden van mogelijkheden voor recreatie en creativiteit in groepsverband; - het leveren van een bijdrage tot de persoonlijkheidsvorming en bewustwording van de eigen situatie. 9. peuterspeelzaalwerk: activiteiten die gericht zijn op: - het op verantwoorde wijze in groepsverband bevorderen van de sociale, creatieve en educatieve ontplooiing en motorische ontwikkeling van het kind; - het bevorderen van de betrokkenheid van de ouders bij het reilen en zeilen van de peu- terspeelzaal. 10. emancipatiewerk: activiteiten die: - de bewustwording bevorderen van individuele en/of groepen vrouwen en/ of mannen met betrekking tot haar/zijn rol en positie; - kunnen leiden tot doorbreking van rolbeperkingen voor vrouwen en mannen; - gericht zijn op het veranderen van situaties waarin sprake is van een ongerechtvaardigd verschil in behandeling tussen mannen en vrouwen; - gericht zijn op het veranderen van de maatschappelijke structuren en verhoudingen die belemmeringen en achterstanden voor vrouwen en/of mannen veroorzaken. 11. sport: activiteiten die de sportbeoefening, de bevordering en/of de begeleiding ervan ten doel hebben. 12. algemeen maatschappelijk werk: het verrichten van arbeid gericht op het voorkomen en opheffen van maatschappelijke moeilijkheden van de mens als zodanig en van het gezin, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de relatie met andere levensverbanden teneinde bij te dragen tot een persoonlijk en maatschappelijk bevredigend functioneren van de mens. 13. vrijwillige hulp: instellingen die zich bezighouden met activiteiten voor en het onderhouden van contacten met langdurig zieken, gehandicapten, ouderen en eenzame mensen in de gemeente Losser door georganiseerde vrijwilligers. 14. bijzondere begraafplaatsen: begraafplaatsen die door een andere dan een overheidsinstelling worden geëxploiteerd, i.c door kerkgenootschappen en/of verenigingen c.a.. 15. toerisme en recreatie: toerisme: activiteiten die het reizen voor genoegen, als ontspanning, met name met het doel verschillende bezienswaardige of bekende plaatsen te bezoeken, bevorde- ren; recreatie: activiteiten die ontspanning in de vrije tijd bevorderen. 16. werkgelegenheidsbevordering: activiteiten die een belangrijke bijdrage leveren aan de bevordering van werkgelegenheid in de gemeente Losser. Bijlage II, behorende bij de artikelen 2 en 13 van de Algemene aanvullende subsidieverordening gemeente Losser, vastgesteld op 18 november 1998, de gemeentesecretaris, B.A. Duursema. TOELICHTING BIJ DE ALGEMENE AANVULLENDE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE LOSSER. Algemeen De Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name de derde tranche, vormt de basis voor deze verordening. Bij het gebruik van deze verordening is het van essentieel belang kennis te hebben dan wel nemen van de tekst van de gehele wet inclusief de overgangsbepalingen. Omdat de wet uit gaat van een zgn. gelaagde structuur kan niet worden volstaan met het kennisnemen en hanteren van alleen Titel 4.2 Awb, regelende de subsidies. De wet heeft de bestaande bepalingen van de gemeentelijke subsidieverordening overgenomen. De huidige verordening geldt slechts als aanvulljng op de wettelijke bepalingen Awb. Daarom is er voor gekozen dit in de naam van de verordening tot uitdrukking te brengen. De wet kent regels van dwingend, regelend en facultatief recht. Dwingend recht Dit spreekt voor zich. Van deze bepalingen mag in de gemeentelijke verordening of bij besluit niet worden afgeweken; eenzelfde soort bepaling mag niet in de verordening worden opge- nomen. Deze bepalingen gelden in alle gevallen. Regelend recht De bepalingen die tot deze categorie behoren zijn in de regel van toepassing. Deze bepalingen maken een afwijkende regeling uitdrukkelijk mogelijk door aan de gangbare regeling de clausule te verbinden: “tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald’. Als voorbeeld wordt genoemd artikel 4:24 Awb. Facultatief recht Deze regels zijn alleen van toepassing als de raad in een verordening (dan geldend voor alle gevallen) of het bevoegde bestuursorgaan ze bij een ander besluit van toepassing verklaart. Verder kent de wet een aantal zgn. “kan-bepalingen”, ook wel aanvullend recht genoemd. Van de daarin gegeven bevoegdheden kan altijd gebruik worden gemaakt rechtstreeks op grond Awb, dus zonder een apart (voorafgaand) besluit of een aparte regeling, gegeven door het bestuursor- gaan. In die zin verschillen ze van facultatief recht. De ratio van de “kan-bepalingen’ is, dat geen “in principe voor alle gevallen geschikte” regeling kon worden geformuleerd in de wet. De ene (subsidie)beschikking in nu eenmaal de andere niet. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 Begripsomschrijvingen In dit artikel worden de diverse soorten subsidies beschreven. Om dit artikel niet onnodig lang te maken zijn de beschrijvingen van de werksoorten behorende te de genoemde beleidsterreinen in een bij de verordening behorende bijlage (I) beschreven. Artikel 2 Grondslag Dit artikel is een vertaling van het voorschrift in artikel 4:23 Awb, t.w. slechts subsidievertrekking op grond van een wettelijk voorschrift (i.c. verordening). Daarbij zijn de activiteiten in de vorm van beleidsterreinen vermeld. Artikel 3 Reikwijdte Dit artikel dient als uitwerking van de Awb. Tevens wordt in dit artikel de begrenzing van de subsidieverlening aangegeven. De verordening is niet alleen van toepassing op de subsidies die op grond van deze verordening worden verleend, maar ook op die daarbuiten worden verleend, bijvoorbeeld op grond van een begrotingspost. Artikel 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger Het betreft hier een facultatieve bepaling met betrekking tot een vergoeding ingeval er een vermogensvoordeel wordt behaald met een verleende subsidie. Bij verordening dient er een grondslag te worden geboden tot het bepalen van een dergelijke vergoeding. Artikel 5 Doelgebonden verplichtingen Hoewel het merendeel van de verplichtingen zullen voortvloeien uit de subsidieverordening en de beschikking tot subsidieverlening, kan er facultatief bij verordening een doelgebonden verplichting worden geregeld. Deze verplichtingen mogen uiteraard niet verder strekken dan redelijkerwijs en noodzakelijkerwijs nodig zijn om de doeleinden van de gesubsidieerde activiteiten na te streven. In dat geval vordert artikel 4:38 Awb een wettelijke grondslag. Artikel 6 Niet-doelgebonden verplichtingen De op te leggen verplichting moet op enigerlei wijze verband houden met het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteit. Verplichtingen betreffende de samenstelling van het bestuur van de gesubsidieerde, het uitvoeren van “contract compliance” en het inschakelen van langdurig werkzoekenden is binnen dat verband mogelijk. Artikel 7 Financieel verslag niet-volledige subsidiëring Ingeval van een 100% subsidie dwingt de Awb een financiële verslaglegging af (artikel 4:76). Wanneer de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie is er slechts een verplichting tot financieel verslag indien dat bij verordening is geregeld. Het bepaalde in artikel 4:76 dient dan van toepassing te worden verklaard. Een verslagverplichting wordt wenselijk geacht om inzicht te hebben in de gehele financiële gang van zaken van de subsidie-ontvanger. Artikel 8 Weigeringsgronden Naast de weigeringsgrond van artikel 4:25 Awb (weigering voor zover door verstrekking van de subsidie het vastgesteld subsidieplafond wordt overtreden) en de weigeringsgronden van artikel 4:35 (reguliere algemene weigeringsgronden) bestaat er behoefte aan algemene weigeringsgron- den op specifiek gemeentelijk terrein. Deze gronden zijn opgenomen. Ze zijn ontleend aan een publicatie die de VNG naar aanleiding Awb heeft uitgegeven. Artikel 9 Aanvraag incidentele en experimentele activiteiten Dit artikel biedt de mogelijkheid enige flexibiliteit aan te brengen in het reeds vastgelegde beleid. Er kan worden ingespeeld op maatschappelijke ontwikkelingen. Wat onder de hier genoemde subsidies wordt verstaan beschreven in artikel 1 Begripsom- schrijvingen. Artikel 9A Aanvraag investeringssubsidie [vervallen] Artikel 10 Algemeen In dit artikel is bepaald, dat afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing is. Zonder opname van deze bepaling betekent, dat de wettelijke bepaling niet van toepassing is. Artikel 11 Aanvraag structurele subsidie Met dit artikel wordt er een wettelijke mogelijkheid geopend tot het afwijken van de bij de Awb geregelde indieningstermijn. Er is daarbij rekening gehouden met de huidige begrotingscyclus. Artikel 12 De verlening Uit artikel 4:14 Awb kan een wettelijke behandelingstermijn van 8 weken van een aanvraag wordt gedestilleerd. Deze termijn is feitelijk te kort om een subsidieaanvraag te behandelen. De wet geeft de mogelijkheid bij wettelijk voorschrift een andere behandelingstermijn te bepalen. In de verordening is gekozen voor de datum 31 december van het jaar voorafgaande aan het “subsidiejaar”. Er is rekening gehouden met de budgetcyclus. Artikel 13 Subsidieplafond Het subsidieplafond is bedoeld ter vervanging van de zgn. uitputtingsclausules. Daarin wordt bepaald, dat een subsidie wordt geweigerd of een aanvraag niet wordt behandeld indien de middelen zijn uitgeput die in de begroting voor de subsidie beschikbaar zijn. Het subsidieplafond fungeert derhalve als uitputtingsclausule (maximum te subsidiëren bedrag). Een dergelijk plafond vereist een wettelijke basis. Slechts een begroting geeft geen weigeringsgrond (meer). Met het subsidieplafond beoogt de wetgever de vereisten van rechtszekerheid en begrotingsdis- cipline met elkaar te verzoenen. Bij subsidieverlening kan zich de situatie voordoen, dat de beschikbare financiële middelen uitgeput zijn en weigering of intrekking van de subsidie op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet (goed) mogelijk is. Artikel 14 Verdelingsmaatstaf Gekoppeld aan het subsidieplafond is de wijze van de verdelen van de beschikbare financiële middelen. De Awb schrijft voor dat de wijze van verdeling geschiedt bij of krachtens wettelijk voorschrift. Er is gekozen voor het zgn. Tendersysteem (op grond van kwalitatieve criteria). Een andere mogelijkheid is bijv. een systeem van “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. Artikel 15 Overgangsbepaling Met deze bepaling wordt het nieuwe recht van toepassing ten aanzien van een aanvraag die onder het recht van het oude regime is/wordt ingediend. Omdat het uitgangspunt van oud recht naar nieuw recht geen verslechtering betekent voor de aanvrager, heeft deze bepaling voor de aanvrager materieel geen gevolgen. Zonder deze bepaling zou de aanvraag naar “oud recht” dienen te worden afgedaan. Alsdan ontstaat er een ongewenste discrepantie tussen het bestaande subsidiebeleid en de Algemene wet bestuursrecht enerzijds en het oude recht ingevolge de Algemene subsidieverordening gemeente Losser 1994. Artikel 16 Inwerkingtreding Artikel 3:30 Awb bepaalt, dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekend gemaakt. Verder geeft de Awb in afdeling 3.6 de wijze van bekendmaking De datum van inwerkingtreding van het besluit valt derhalve na de dag waarop het besluit is bekend gemaakt. In de verordening is bepaald, dat dit daags na de bekendmaking is.