Regeling vervallen per 01-01-2024

Monumentenverordening Gemeente Maasdriel 2010

Geldend van 01-01-2024 t/m 31-12-2023

Intitulé

Monumentenverordening Gemeente Maasdriel 2010

De raad van de Gemeente Maasdriel;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel van 25 mei 2010;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 14 en 15 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de Monumentenverordening Gemeente Maasdriel 2010;

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Monument:

    • 1.

      zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1.

  • b.

    Gemeentelijk archeologisch monument: monument, als bedoeld in lid a, onder 2.

  • c.

    Beschermd gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen.

  • d.

    Gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken.

  • e.

    Beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.

  • f.

    Kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van een eredienst.

  • g.

    Stads- en dorpsgezicht: groep van onroerende zaken die van algemeen belang is wegens haar schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel haar wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde.

  • h.

    Beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht: stads- en dorpsgezicht dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht is aangewezen.

  • i.

    Lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten: lijst waarop vermeld zijn de overeenkomstig deze verordening beschermde stads- en dorpsgezichten.

  • j.

    Monumentencommissie: de op basis van artikel 15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Monumentenverordening en het monumentenbeleid.

  • k.

    Bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

  • l.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel.

  • m.

    Bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • n.

    Vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • o.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK 2 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

§ 1. De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerend monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt zij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3. Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een onroerend monument als beschermd gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4. Voordat het college een kerkelijk monument aanwijst, voert zij overleg met de eigenaar.

  • 5. Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt, tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 9 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.

  • 6. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

[vervallen]

Artikel 5 Mededeling

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt meegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermd gemeentelijk monument.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Het college kan de aanwijzing intrekken.

  • 2. Artikel 3, tweede lid, en artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 4. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

§ 2. Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 9 Verbodsbepaling

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 10 De aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden wordt ingediend bij het bevoegd gezag.

Artikel 11 Advies van de monumentencommissie en beslissing op de aanvraag

[vervallen]

Artikel 12 Kerkelijk monument

Het bevoegd gezag geeft met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 9, tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

  • 1. De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9, tweede lid, niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

  • 2. [vervallen]

Artikel 14 Weigeringsgronden

Een vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK 3 BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 15 Vergunningen voor beschermde rijksmonumenten

[vervallen]

HOOFDSTUK 4 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE STADS- EN DORPSGEZICHTEN

Artikel 16 Aanwijzing beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • 1. Het college kan een stads- en dorpsgezicht aanwijzen als beschermd stads- en dorpsgezicht.

  • 2. [vervallen]

  • 3. De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

  • 4. [vervallen]

  • 5. [vervallen]

  • 6. Het college registreert het beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht op de lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten.

  • 7. De lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van aanwijzing, de gebiedsbegrenzing van het beschermde stads- en dorpsgezicht en een beschrijving van de daarin vervatte cultuurhistorische waarden.

Artikel 17 De wijziging en intrekking van de aanwijzing

De artikelen 7 en 8 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor gemeentelijke monumentenlijst moet worden gelezen lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten en dat in artikel 8, derde lid, voor artikel 3, zesde lid moet worden gelezen artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 18 Beschermend bestemmingsplan

  • 1. De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht, een bestemmingsplan of beheersplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.

  • 2. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt door het college bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen of beheersplan als beschermend plan in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt.

  • 3. Alvorens het college de gemeenteraad ter zake een voorstel doet, wordt de monumentencommissie gehoord.

  • 4. De monumentencommissie adviseert binnen veertien weken na de datum van ontvangst van het verzoek van het college.

Artikel 19 Verbodsbepaling

  • 1. In beschermde stads- en dorpsgezichten is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag.

  • 2. Geen vergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag.

  • 3. Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid zijn, totdat een beschermend bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, de artikelen 9 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 5 SCHADEVERGOEDING

Artikel 20 Schadevergoeding

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van het bevoegd gezag een vergunning tot wijziging, afbraak, of verwijdering van een gemeentelijk monument of onderdeel van een beschermd stads- en dorpsgezicht te verlenen als bedoeld in artikel 9, tweede lid van deze verordening;

    • b.

      voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;

    schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij de toepassing van artikel 6.1 van de Wet Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 6 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 21 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met artikel 9 en 18 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 22 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 23 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

  • 2. De “Monumentenverordening Maasdriel 1999” vastgesteld bij besluit van de raad van 4 januari 1999 vervalt op de datum waarop het eerste lid toepassing vindt.

  • 3. De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten en aangewezen en geregistreerde stads- of dorpsgezichten worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 4. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Monumentenverordening Gemeente Maasdriel 2010”

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 juli 2010.

De raad voornoemd,

de raadsgriffier

J.F. van Zutphen

de voorzitter

A.H. Boerma-van Doorne