Regeling vervallen per 01-01-2018

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2016

Geldend van 13-02-2016 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel;

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Maasdriel 2015;

stelt vast

het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2016

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • -

    Dienstverlening: hulp die een persoon, instantie of onderneming biedt aan de cliënt.

  • -

    Goedkoopst adequate voorziening: de voorziening die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is om het beoogde resultaat voor de belanghebbende te bereiken.

  • -

    Tarief of kostprijs: het bedrag dat de gemeente aan een aanbieder moet betalen voor de verstrekking van een voorziening in natura.

  • -

    ZZP’er: Een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer de volgende criteria gelden:

    • o

      zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan;

    • o

      het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden;

    • o

      het gericht zijn op en het perspectief hebben van het maken van winst;

    • o

      bekendmaking van het ondernemerschap;

    • o

      het streven naar meerdere opdrachtgevers.

Hoofdstuk I Procedureregels

Artikel 2 Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3 Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 4 Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 5 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 6 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2. Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 5 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon met wie hij het gesprek heeft gevoerd.

  • 4. Als de cliënt tekent voor gezien, geeft hij daarbij aan wat de reden is waarom hij niet akkoord is. Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan door of namens cliënt worden ingediend bij het college.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

Hoofdstuk II Financieel deel

Artikel 8 De hoogte van het pgb

  • 1. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, zorg, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura. In de bijlage bij dit besluit zijn de tarieven opgenomen van de maatwerkvoorzieningen die de gemeente met aanbieders in natura is overeengekomen.

    • d.

      de hoogte van een pgb is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, reiskosten, verzekeringen en onderhoud.

    • e.

      de hoogte van een pgb voor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt.

  • 2. Uit het pgb mogen bemiddelingskosten, administratie, eenmalige uitkeringen, feestdagenuitkeringen en reiskosten betaald worden.

  • 3. In het pgb is een vrij besteedbaar bedrag opgenomen van 2% van het totale pgb op jaarbasis tot een maximum van € 500,00.

  • 4. De hoogte van een pgb wordt bepaald op basis van de dienstverlening die anders als zorg in natura zou zijn geleverd. Hierin onderscheidt het college de volgende onderverdeling:

    • a.

      Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een aanbieder betreft het tarief per uur of per resultaat tot een maximum van 100% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van maatschappelijke ondersteuning biedt. De geldende tarieven voor de gecontracteerde aanbieders staan opgenomen in de bijlage behorend bij dit besluit.

    • b.

      Een pgb voor de kosten van dagbesteding bij een aanbieder bedraagt maximaal 100% van de kostprijs inclusief vervoer.

    • c.

      Als de maatschappelijke ondersteuning wordt uitgevoerd door een ZZP’er betreft het tarief per uur of per resultaat tot een maximum van 90% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van maatschappelijke ondersteuning biedt;

    • d.

      Als de maatschappelijke ondersteuning wordt uitgevoerd door een mantelzorger, familielid of huisgenoot betreft het uurtarief:

      • ·

        € 30 per etmaal voor kortdurend verblijf;

      • ·

        Voor overige diensten 50% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van maatschappelijke ondersteuning biedt tot een maximum van € 20 per uur.

    • e.

      Het persoonsgebonden budget voor Hulp bij het Huishouden is gebaseerd op het producttarief ZIN hulp bij het huishouden. Alleen wanneer de cliënt onderbouwd in het pgb-plan aangeeft dat het pgb niet toereikend is voor de door hem in te kopen zorg en wanneer hij onderbouwd aangeeft dat pgb een meer passende vorm van ondersteuning is dan zorg in natura, kan een aanvullend budget voor Hulp bij het Huishouden worden toegekend. Daarbij is de basis het (uur)tarief voor ZIN, minus het eventueel van toepassing zijnde kortingspercentage.

Artikel 9 Overige voorwaarden betreffende betaalde inzet sociaal netwerk

De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan, naast de in artikel 8, sub d genoemde voorwaarde betreffende het tarief, de hulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

  • a.

    dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende niet tot overbelasting leidt, en

  • b.

    dat tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit dit pgb mogen worden betaald.

Artikel 10 Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1. Op grond van de Wmo vraagt de gemeente bij de toekenning van maatwerkvoorzieningen in natura of als persoonsgebonden een eigen bijdrage voor de volgende voorzieningen:

    • a.

      hulp bij het huishouden

    • b.

      woningaanpassingen/roerende (losse) woonvoorzieningen

    • c.

      scootermobielen

    • d.

      andere vervoersvoorzieningen

    • e.

      begeleiding

  • 2. De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 3. De duur en het maximum bedrag van de eigen bijdrage zijn als volgt vastgesteld:

    • a.

      hulp bij het huishouden:

      bij verstrekking in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget eigen bijdrage per periode zolang de voorziening duurt tot maximaal de kostprijs;

    • b.

      woningaanpassingen:

      bij verstrekking in eigendom eigen bijdrage gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken tot maximaal de kostprijs;

    • c.

      roerende (losse) woonvoorzieningen:

      bij verstrekking in natura eigen bijdrage per periode zolang de voorziening duurt tot maximaal de kostprijs;

    • d.

      scootermobielen:

      bij verstrekking in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget eigen bijdrage per periode zolang de voorziening duurt tot maximaal de kostprijs;

    • e.

      andere vervoersvoorzieningen;

      bij verstrekking in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget eigen bijdrage per periode zolang de voorziening duurt tot maximaal de kostprijs;

    • f.

      bij begeleiding:

      bij verstrekking in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget eigen bijdrage per periode zolang de voorziening duurt tot maximaal de kostprijs.

  • 4. Vaststelling maximale eigen bijdrage: De maximale eigen bijdrage/eigen aandeel per periode per voorziening staat vermeld in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 11 Bijdrage voor algemene voorzieningen

Voor alle algemene voorzieningen kan een eigen bijdrage worden gevraagd die kostendekkend mag zijn.

Artikel 12 Drempelbedrag

Het drempelbedrag voor woningaanpassingen en woonvoorzieningen bedraagt € 750,00.

Artikel 13 Voorziening in natura of in eigendom

  • 1. De volgende voorzieningen worden uitsluitend in bruikleen verstrekt (niet in eigendom):

    • a.

      mobiele tilliften;

    • b.

      scootermobielen en andere vervoersvoorzieningen

    • c.

      rolstoelvoorzieningen

    • d.

      hulpmiddelen met een cataloguswaarde van € 750,00 of meer en die geschikt zijn voor hergebruik.

  • 2. Hulpmiddelen met een cataloguswaarde tot € 750,00 kunnen in eigendom worden verstrekt. Is hiervan sprake dan wordt geen eigen bijdrage opgelegd.

Artikel 14 Forfairtaire vergoedingen en financiële tegemoetkomingen

  • 1. De hoogte van de door het college te verlenen forfaitaire vergoeding voor verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt € 1.210,00

  • 2. Bij sanering van de woning kent het college maximaal een bedrag van € 2.000,00 toe als financiële tegemoetkoming.

    Bij het vergoeden van stoffering gelden de volgende normbedragen: voor zeil of linoleum

    € 53,00 per strekkende meter inclusief legkosten, uitgaande van een rol van 4 meter breed.

    € 15,00 per strekkende meter voor rolgordijnen of een ander soort gladde gordijnen.

  • 3. Voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt de financiële tegemoetkoming maximaal een bedrag van € 2.385,00.

  • 4. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van het verwijderen van voorzieningen bedraagt 100% van de werkelijke kosten met een maximum van € 315,00.

  • 5. De maximale financiële tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van een woonwagen, caravan en woonschip bedraagt € 1.000,00.

  • 6. De kosten van onderhoud, keuring en reparatie van in bruikleen verstrekte voorzieningen worden vergoed tot een maximum van de werkelijke kosten. Het betreft badliften, tilliften, in hoogte verstelbaar keukenblok, onderspoel- en föhninrichting en opening- en sluitingmechanismen deuren.

  • 7. Voor rolstoelen, losse woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen kan, in plaats van een verstrekking in natura, een financiële tegemoetkoming geven worden, maximaal ter hoogte van de kostprijs van de voorziening, met aftrek van de eigen bijdrage.

  • 8. De forfaitaire vergoeding voor trapliften bedraagt:

    • a.

      Voor een rechte traplift: € 3.000,00

    • b.

      Voor een traplift met één bocht: € 4.500,00

    • c.

      Voor een traplift met twee bochten: €5.250,00

    • d.

      Voor een spil-traplift: € 5.000,00

      Deze bedragen zijn inclusief onderhoud en verzekering. Bij een forfaitaire vergoeding voor trapliften wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

  • 9. De forfaitaire vergoeding voor een sporthulpmiddel bedraagt maximaal € 2.500,00 inclusief de kosten voor verzekering voor een periode van drie jaar.

  • 10. De hoogte van een door het college te verlenen tegemoetkoming bij een autoaanpassing bedraagt 100% van de kosten met een maximum van € 10.650,00.

  • 11. Gebruik eigen auto bedraagt jaarlijks een forfaitaire vergoeding maximaal een bedrag van € 380,00; per jaar.

  • 12. Personen die op sociale gronden in aanmerking komen voor een medereiziger kunnen een financiële tegemoetkoming krijgen van maximaal € 175,00 per jaar. Vergoeding vindt plaats op declaratiebasis onder bijvoeging van bewijsstukken. De eigen bijdrage per zone komt niet voor vergoeding in aanmerking.

Hoofdstuk III Melden van calamiteiten

Artikel 15 Verplichting tot melden

Aanbieders, natuurlijke personen en zzp-ers dienen die een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening leveren op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning, dienen calamiteiten te melden aan de toezichthoudende ambtenaar, met uitzondering van de calamiteiten die op grond van de Jeugdwet verplicht gemeld moeten worden aan de Inspectie Jeugdzorg.

De melding aan de toezichthoudende ambtenaar dient onverwijld, maar uiterlijk binnen drie werkdagen na de calamiteit te geschieden.

Artikel 16 Inhoud melding

Een melding bevat:

  • a.

    De dagtekening van de melding;

  • b.

    Gegevens over de aanbieder en de betrokken zorgverleners, zoals de naam van de instelling, de locatie of de afdeling, de naam en hoedanigheid van de melder, de naam van de betrokken zorgverlener(s);

  • c.

    Gegevens over de betrokken cliënt(en), zoals de naam en de geboortedatum van de cliënt(en), geslacht, verblijfplaats;

  • d.

    Gegevens over bij de calamiteit betrokken gemeenten (plaats gebeurtenis, vestigingsplaats aanbieder, woonplaats betrokkene)

  • e.

    Gegevens over de inhoud van de calamiteit;

  • f.

    Informatie over de actuele veiligheid van de cliënt en eventuele anderen;

  • g.

    Informatie over het afhandelen van de calamiteit; hieronder valt ook de informatie of, en zo ja, welke belanghebbenden zijn geïnformeerd over de melding aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • h.

    Inschatting van de mogelijkheid dat de calamiteit leidt tot maatschappelijke onrust of de mate waarin deze publiciteitsgevoelig is.

Artikel 17 Feitenrelaas

Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar stuurt de aanbieder binnen twee weken na de melding een feitenrelaas over de calamiteit toe aan de toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar geeft aan uit welke elementen het feitenrelaas moet bestaan.

Artikel 18 Verzoek tot het doen van onderzoek

Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar voert de aanbieder een onafhankelijk onderzoek uit naar de calamiteit. De aanbieder legt binnen drie weken na het verzoek de opzet van het onderzoek aan de toezichthoudende ambtenaar voor en wacht op goedkeuring van de toezichthoudende ambtenaar. Na deze goedkeuring voert de aanbieder het onderzoek uit en stuurt de rapportage binnen uiterlijk zes weken na goedkeuring naar de toezichthoudende ambtenaar. De aanbieder draagt er zorg voor dat de opzet en uitvoering van dit interne onderzoek van verantwoord niveau zijn.

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt met een vastgestelde ondersteuningsbehoefte afwijken van de bepalingen van deze regeling, als toepassing van deze regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking daarvan en werkt terug tot 1 januari 2016.

  • 2. Op dat moment vervalt het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Maasdriel 2015-1, dat per 28 juli 2015 in werking is getreden.

  • 3. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2016.

Ondertekening

Vastgesteld op 2 februari 2016.

Het college van Maasdriel

secretaris

mr. ing. A.P.J.M. de Jong

burgemeester

H. van Kooten

Bijlagen

Wmo ambulant: 1b. Conversietabel en tarieven

Begeleiding

Oude code

Oude omschrijving

Eenheid 2016

Product 2016

Code 2016

Tarief

H126

Persoonlijke verzorging

Uur

Begeleiding licht

1R101

€ 40,24

H136

Pers.verz. zorg op afstand aanvullend

Uur

H137

Persoonlijke verzorging farmaceutische telezorg

Uur

H127

Persoonlijke verzorging extra

Uur

Begeleiding midden

1R102

€ 43,37

H300

Begeleiding

Uur

H150

Begeleiding extra

Uur

H152

Begeleiding speciaal 1 (nah)

Uur

Begeleiding zwaar

1R103

€ 74,41

H153

Gespecialiseerde begeleiding (psy)

uur

H132

Nachtverzorging (=BG-individueel)

Dagdeel

Nachtverzorging

1R104

€ 37,33

Dagbesteding groep

Oude code

Oude omschrijving

Eenheid 2016

Product 2016

Codes 2016

Tarief

H531

Dagactiviteit basis ouderen

Dagdeel

Dagbesteding groep licht

1R201

€ 30,10

H811

Dagactiviteit (begeleiding) VG licht

Dagdeel

F125

Dagactiviteit (begeleiding) LZA (BG-groep)

Dagdeel

H812

Dagactiviteit (begeleiding) VG midden

Dagdeel

Dagbesteding groep midden

1R202

€ 40,00

H831

Dagactiviteit (begeleiding) LG licht

Dagdeel

H832

Dagactiviteit (begeleiding) LG midden

Dagdeel

H800

Dagactiviteit som. ondersteunend ouderen

Dagdeel

Dagbesteding groep zwaar

1R203

€ 52,21

H801

Dagactiviteit som. revalidatie

Dagdeel

H533

Dagactiviteit PG ouderen

Dagdeel

H833

Dagactiviteit (begeleiding) LG zwaar

Dagdeel

H813

Dagactiviteit VG zwaar

Dagdeel

H851

Dagactiviteit (begeleiding) ZG auditief licht

Dagdeel

Dagbesteding groep auditief midden

1R204

€ 47,71

H852

Dagactiviteit (begeleiding) ZG auditief midden

Dagdeel

H853

Dagactiviteit (begeleiding) ZG auditief zwaar

Dagdeel

Dagbesteding groep auditief zwaar

1R205

€ 53,42

Codes 2016

H871

Dagactiviteit (begeleiding) ZG visueel licht

Dagdeel

Dagbesteding groep visueel midden

1R206

€ 29,96

H872

Dagactiviteit (begeleiding) ZG visueel midden

Dagdeel

Dagbesteding groep visueel zwaar

1R207

€ 35,72

H873

Dagactiviteit (begeleiding) ZG visueel zwaar

Dagdeel

Kortdurend verblijf (max 3 etmalen per week)

Oude code

Oude omschrijving

Eenheid 2016

Product 2016

Codes 2016

Tarief

Z996

Verblijfscomponent kdv V&V verblijf niet geïndiceerd

Etmaal

Kortdurend Verblijf (excl. ondersteuning)

1R301

€ 55,87

Z992

Verblijfscomponent kdv GGZ

Etmaal

Z993

Verblijfscomponent kdv GHZ; VG en LG

Etmaal

Z994

Verblijfscomponent kdv GHZ: ZG

Etmaal

Kortdurend verblijf all-in

1R302

€ 98,43

Vervoer

Oude code

Oude omschrijving

Eenheid 2016

Product 2016

Codes 2016

Tarief

H990

Vervoer dagbesteding/ dagbehandeling GGZ

Dag

Vervoer zonder rolstoel

1R401

€ 5,83

H894

Vervoer dagbesteding/

Dagbehandeling GHZ extramuraal

Dag

H803

Vervoer dagbesteding/ dagbehandeling V&V

Dag

H895

Vervoer dagbesteding/

Dagbehandeling GHZ rolstoel extramuraal

Dag

Vervoer met rolstoel

1R402

€ 15,50

Maximale eigen bijdrage Wmo-voorzieningen

Soort voorziening

Maximale eigen bijdrage per periode

Maximaal te leveren eigen bijdrage

(kostprijs)

Scootermobielen

€ 42,31

€ 3.850,30

Driewiel fietsen

€ 16,47

€ 1.498,71

Driewiel fietsen elektrisch aangedreven

Vaststellen op basis van offerte

Nader te bepalen

Handbikes/aankoppelfietsen

€ 23,80

€ 2.166,25

Handbikes/aankoppelfietsen elektrisch aangedreven

Vaststellen op basis van offerte

Nader te bepalen

Tandems

€ 23,68

€ 2.154,60

Tandems elektrisch aangedreven

Vaste op basis van offerte

Nader te bepalen

Tillift

€ 21,81

€ 1.984,80

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 8: Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld

Lid 1 sub e

Berust op artikel 2.1.3, tweede lid, onder b, van de wet. Hierin staat dat de hoogte van een pgb toereikend moet zijn. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat de gemeente bijvoorbeeld kan bepalen dat het pgb niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het pgb. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.).

Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening (artikel 2.3.6, vijfde lid, onder a, van de wet). De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent dus niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.

De maximale hoogte van een pgb voor hulpmiddelen of woningaanpassingen is begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura.

Lid 4 sub d

De regering heeft aangegeven dat onder het sociale netwerk ook mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld). Een voorbeeld van informele hulp bij woningaanpassingen is onder andere dat iemand uit het sociale netwerk de aanpassing realiseert, de zogenoemde ‘manuren’.

Artikel 14, lid 11

Forfaitaire vergoeding gebruik eigen auto

De forfaitaire vergoeding voor het gebruik van een eigen auto is per 1 januari 2012 als vorm van vervoersvoorziening geschrapt. Reden daarvan is dat mensen voor de voorziening in hun vervoersbehoeften gewend waren gebruik te maken van een auto. Als zij een beperking krijgen, door leeftijd of door een ongeval, hoeft er in feite niets te veranderen, als zij met diezelfde auto in staat blijven hun verplaatsingen te maken. Zij blijven in staat om met eigen middelen voldoende te participeren. Er hoeft dan geen vergoeding verstrekt (niet gecompenseerd) te worden. In het kader van de Wmo moet maatwerk geleverd worden. Er kunnen zich situaties voordoen dat het gebruik van de eigen auto geïndiceerd wordt. Het collectief vervoer is zodanig dat vrijwel iedereen er gebruik van kan maken. Alleen indien grondig onderzoek heeft uitgewezen dat de aanvrager om medische redenen geen gebruik kan maken van het collectief vervoer kan een forfaitaire vergoeding in de kosten van gebruik van een eigen auto toegekend worden. Onder kosten van gebruik worden verstaan de kosten van brandstof. Er is sprake van een tegemoetkoming en geen volledige dekking van de kosten van gebruik. Het college heeft de compensatieplicht voor een maximum omvang van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer per jaar. Uitgaande van een compensatie van 2000 kilometer x € 0,19 per kilometer (tarief wat de belastingdienst hanteert) bedraagt de forfaitaire vergoeding € 380,00 per jaar. Indien een persoon met beperkingen jonger is dan 12 jaar wordt vanuit de Wmo geen vergoeding toegekend aangezien er vanuit gegaan wordt dat deze geen zelfstandige vervoersbehoefte hebben. Hierbij zal echter altijd naar de individuele situatie gekeken worden, gezien de verplichting om maatwerk te leveren.

Artikel 17 en 18

Deze artikelen regelen de verplichtingen van aanbieders die Wmo voorzieningen leveren m.b.t. het melden van calamiteiten en de vervolgstappen die door aanbieders genomen moeten worden naar aanleiding van een melding. De verdere werkwijze van de toezichthoudend ambtenaar zal worden vastgelegd in sociaal calamiteitenprotocol.