Plussen Beleidskader Maasdriel

Geldend van 20-07-2019 t/m heden

Intitulé

Plussen Beleidskader Maasdriel

1. Aanleiding en doel

1.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland: Plussenbeleid

Provinciaal nieuw beleid voor uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderijtak: Plussenbeleid.

In een bestemmingsplan vast te leggen dat uitbreiding alleen mogelijk is indien wordt voldaan aan door de gemeenteraad vastgestelde beleidsregels.

Gemeentelijke beleidsregels moeten in overeenstemming zijn met beleid zoals verwoord in paragraaf 3.9.10 (Verdieping Plussenbeleid) van de Omgevingsvisie Gelderland.

1.2 Bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016

Nieuw bestemmingsplan voor buitengebied gemeente Maasdriel in voorbereiding.

Op basis van Omgevingsverordening Gelderland is daarin het Plussenbeleid mee te nemen.

In verband met strikte planning tot vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan ontbreekt de tijd om uitgebreid over een gemeentelijk Plussenbeleid na te denken.

Derhalve wordt in eerste instantie aansluiting gezocht bij het provinciale beleidskader.

Dit wordt vastgelegd in een gemeentelijke beleidsregel. In een afwijkingsbevoegdheid in het nieuwe bestemmingsplan wordt naar deze beleidsregel verwezen.

Met gebruikmaking van de afwijking is uitbreiding mogelijk mits aan de vastgestelde beleidsregel (= het provinciale plussenbeleid) wordt voldaan.

Na vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016 kan in Bommelerwaards verband verder nagedacht worden over de invulling van het Plussenbeleid.

Dit kan in een later stadium worden vastgelegd in een nieuwe gemeentelijke beleidsregel. Na vaststelling van die beleidsregel, gaat deze automatisch onderdeel uitmaken van de afwijkingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan. Een herziening van het bestemmingsplan is niet noodzakelijk.

2. Achtergronden

2.1 Omgevingsvisie Gelderland

3.4.2 Niet grondgebonden veehouderij: het Plussenbeleid

In het als Plussenbeleid aangeduide gebied heeft de provincie als doel de randvoorwaarden te creëren voor duurzame niet-grondgebonden landbouw. Daarbij gaat het om maatschappelijk verantwoord ondernemen. De ontwikkelingsmogelijkheden van een bedrijf hangen in de eerste plaats af van de bedrijfslocatie. In Gelderland behoort het grootste deel van de pluimvee- en varkens- en vleeskalverenbedrijven tot de niet-grondgebonden landbouw. Het voer voor deze dieren komt van buiten het bedrijf en veelal zelfs van buiten Nederland.

De provincie stimuleert bestaande bedrijven in deze sector die duurzamer wensen te produceren. Dit betekent:

  • er is geen ruimte voor nieuwvestiging van niet-grondgebonden veehouderijbedrijven;

  • er is ruimte voor bestaande bedrijven om zich duurzaam te ontwikkelen. Aan deze groei zijn duurzaamheidseisen verbonden die zijn uitgewerkt in het Plussenbeleid. Aan gemeenten wordt gevraagd om deze voorwaarden in haar ruimtelijk beleid mee te nemen. Welke uitbreidingen van veehouderijen mogelijk zijn, wordt verder bepaald door:

  • de wettelijke kaders van het Rijk;

  • de provinciale regels voor bescherming van o.m. de kernkwaliteiten van Nationale Landschappen, Waardevol Open landschap, Nieuwe Hollandse Waterlinie, Gelderse Groene Ontwikkelingszone en het Gelders Natuurnetwerk, zoals weergegeven in de provinciale Omgevingsverordening;

  • het gemeentelijk bestemmingsplan en het gemeentelijke ruimtelijke beleid: de gemeente bepaalt of en waar uitbreidingen gewenst zijn.

De groei moeten ondernemers 'verdienen'. De groeipotentie van een bedrijf wordt afhankelijk van de plek waarin het bedrijf ligt. Wanneer kwetsbare en gevoelige functies in de omgeving van de bedrijfslocatie liggen, zijn de uitbreidingsmogelijkheden beperkt en aan specifieke voorwaarden gekoppeld. Zo moeten bedrijven in de omgeving van stikstofgevoelige Natura 2000 gebieden extra technische maatregelen treffen om groeiruimte te creëren.

Naast het planologische spoor stimuleert de provincie de verduurzaming van de veehouderij actief door kennis te helpen ontwikkelen en door innovaties via proefopstellingen en praktijkpilots te ondersteunen. Ook in relatie tot de bevindingen uit de PlanMER: Duurzame ontwikkeling niet-grondgebonden landbouw.

3. Provinciaal kader Plussenbeleid

3.1 Omgevingsvisie Gelderland: verdieping

3.9.10 Plussenbeleid:verduurzamingvan bedrijven in de niet-grondgebonden veehouderij

De niet-grondgebonden veehouderij, met name de varkens-, geiten-, pluimvee- en vleeskalverenbedrijven, mag zich in Gelderland ontwikkelen op basis van het vigerend bestemmingsplan. Welke uitbreidingen van veehouderijen mogelijk zijn, wordt verder bepaald door:

  • de wettelijke kaders van het Rijk;

  • de provinciale regels voor bescherming van o.m. de kernkwaliteiten van Nationale Landschappen, Waardevol Open landschap, Nieuwe Hollandse Waterlinie, Gelderse Groene Ontwikkelingszone en het Gelders Natuurnetwerk, zoals weergegeven in de provinciale Omgevingsverordening.

In Gelderland is geen nieuwvestiging toegestaan. Bedrijven of onderdelen van bedrijven (zogenoemde niet-grondgebonden takken) die uitbreiden, krijgen extra eisen opgelegd. Voor bedrijven die qua oppervlakte agrarisch bouwperceel meer dan 500 m2 groeien zijn dan een of meer 'maatschappelijke plussen' vereist. Het gaat om aanvullende maatregelen van ruimtelijke kwaliteit op het gebied van milieu, landschappelijke inpassing en/of fysieke maatregelen op het gebied van dierwelzijn. Deze maatregelen moeten plaatsvinden naast de generieke wettelijke eisen en andere voorwaarden – zoals een goede landschappelijke inpassing op basis van vigerend Gelders provinciaal en gemeentelijk beleid.

De verwachting voor de niet-grondgebonden veehouderij is dat er schaalvergroting zal plaatsvinden. Een voordeel van schaalvergroting is dat grotere bedrijven beter dan kleinere bedrijven in staat zijn om extra maatregelen te nemen die de negatieve effecten voor de leefomgeving, zoals geurhinder en fijn stof uitstoot, endotoxinen en het risico op zoönosen, verminderen.

De provincie heeft er oog voor dat het Plussenbeleid niet onnodig belemmerend moet werken. Daarom gelden deze spelregels alleen voor uitbreidingen van bedrijven die qua oppervlakte van het agrarisch bouwperceel met meer dan 500 m2 groeien. Aanvragers hebben maximaal een keer per vijf jaar de mogelijkheid om maximaal 500 m2 uit te breiden zonder Plussenbeleid. De voorwaarden om zonder Plussenbeleid uit te breiden zijn bedoeld als lastenverlichting in de uitvoering.

4. Maasdrielse uitwerking

Pm

5 Plussen Beleidskader Maasdriel

5.1 Eisen aan uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderij-activiteiten

Aan uitbreidingen van niet-grondgebonden veehouderij-activiteiten worden de volgende aanvullende eisen gesteld. In de hierna volgende spelregels is beschreven hoe deze zaken kunnen worden ingevuld en nader uitgewerkt.

Eisen aan uitbreiding vanuit Plussenbeleid

  • 1.

    uitbreidingen zijn alleen mogelijk indien het bedrijf maatregelen van ruimtelijke kwaliteit treft op het gebied van milieu, landschappelijke inpassing of fysieke maatregelen op het gebied van dierwelzijn,

  • 2.

    een verslag van een kwalitatieve dialoog met zijn omgeving bij de aanvraag – d.w.z. het verzoek om een bestemmingsplanherziening, -wijziging of omgevingsvergunning – is gevoegd,

  • 3.

    de investering in de maatschappelijke plussen € 15,- tot € 20,- bedraagt per vierkante meter bruto stalvloeroppervlakte van de uitbreiding,

  • 4.

    de investering zoveel mogelijk plaatsvindt op het erf. Indien dit niet mogelijk is, dan vindt de investering in de omgeving van het erf of verder in de omgeving,

  • 5.

    de gemeente maakt met de ondernemer afspraken inclusief boetebeding via een privaatrechtelijke overeenkomst, een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning, Op basis daarvan werkt het bevoegd gezag een wijzigingsplan uit, een afwijkingsbesluit of herziening van het bestemmingsplan.

5.2 Spelregels

1 De gewenste werkwijze en dialoog rond de voorgenomen uitbreiding

Van belang is vroegtijdige betrokkenheid van belanghebbenden bij de voorbereiding van plannen of besluiten. Rondom een voorgenomen uitbreiding wordt een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het in kaart brengen van alle belangen, zowel die van de ondernemer als die van de belanghebbenden in de omgeving. In ieder geval dient een ondernemer bij een aanvraag tot uitbreiding een verslag van de kwalitatieve dialoog met de omgeving te voegen.

Het is aan te raden dat een ondernemer eerst in gesprek gaat met de gemeente voor eerste check op het uitbreidingsplan. Zonder dat de gemeente zich al verbindt aan een plan, kan op eenvoudige wijze een eerste filtering op kansrijke en kansarme plannen plaatsvinden.

De gemeente zorgt voor de afstemming van het eerste idee, ambtelijk en waar nodig bij het bestuur. Wanneer een gemeente een initiatief tot uitbreiding als kansrijk beoordeelt, is het van belang dat de ondernemer tijdig over een nog niet uitgewerkt plan in gesprek gaat met de omgeving. De ondernemer voert een dialoog met de omgeving die, zoals hij of zij het beste inschat, past bij het gebied.

Het is denkbaar dat een ondernemer voor zijn (directe) buren een presentatie over zijn voorgenomen uitbreiding geeft en vraagt naar de ideeën van zijn omgeving hierover. Een buurthuis kan hiervoor een goede plek zijn maar ook een rondleiding door het bedrijf van de ondernemer is een mogelijkheid. Hiervoor gelden geen wetmatigheden. Een ondernemer nodigt zijn buren uit in een omtrek van een kilometer, een andere ondernemer nodigt buren uit in een kleinere straal rond zijn bedrijf. Voor advies hierover kan de ondernemer eventueel te rade gaan bij bijvoorbeeld de gemeente.

Afhankelijk van zijn toekomstvisie op het bedrijf en het gesprek met de omgeving past de ondernemer het uitbreidingsplan dan aan.

Het uitbreidingsplan wordt in procedure gebracht als de gemeente het plan en de gevoerde stappen in het proces met (onafhankelijke) partijen heeft besproken. Reden hiervan is om zorgvuldig en transparant te kunnen zijn naar alle betrokkenen over:

  • 1.

    zijn de benodigde onderzoeken zorgvuldig opgesteld en gedeeld,

  • 2.

    zijn belangen zorgvuldig en transparant gemaakt en gewogen,

Het bevoegd gezag maakt een afweging over wel of niet akkoord gaan met het plan. De gemeente maakt vervolgens met de ondernemer afspraken inclusief boetebeding via een privaatrechtelijke overeenkomst, een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning, Op basis daarvan werkt het bevoegd gezag een wijzigingsplan uit, een afwijkingsbesluit of herziening van het bestemmingsplan.

2 Welke inhoudelijk accenten in de extra maatregelen zijn gewenst met het oog op lokaal maatwerk passend bij het gebied

Het gaat bij aanvullende maatregelen niet over gangbare maatregelen die al vanuit bestaande vigerende beleidskaders nodig zijn. Aanvullende maatregelen zijn extra maatregelen ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op het terrein van landschappelijke inpassing, milieu- en dierenwelzijn de groeiruimte. Op deze wijze draagt Maasdriel bij aan het versnellen van duurzame ontwikkelingen in de veehouderij, zonder dat dit ten koste gaat van een verslechtering voor de kwaliteit van de leefomgeving.

3 Ondergrens van de extra duurzaamheidsmaatregelen (wat zijn ‘plus-investeringen’)

De te nemen aanvullende duurzaamheidsmaatregelen moeten passen binnen een goede ruimtelijke ordening c.q. ruimtelijk relevant zijn. Dit vergt maatwerk en is afhankelijk van het gebied waar de uitbreiding plaatsvindt. Niet alle onderstaande maatregelen zijn in alle gevallen ruimtelijk relevant.

Ruimtelijke kwaliteit

Hier gaat het om maatregelen die verder gaan dan standaard beleid. Aanvullende maatregelen zijn bijvoorbeeld extra investeringen in:

  • extra streekeigen beplanting,

  • fruitbomen,

  • loop- en wandelpaden,

  • bezichtigingsruimte,

  • innovatieve architectuur m.b.t. stalconcepten,

  • bijdrage aan een ecologische verbindingszone,

  • sloop van vrijkomende agrarische bebouwing.

Milieu

Hier gaat het om maatregelen die verder gaan dan standaard beleid. Aanvullende investeringen zijn bijvoorbeeld:

  • filtersysteem,

  • afzuigsysteem,

  • luchtwassysteem,

  • biofilter,

Het gaat bij aanvullende maatregelen niet op de gangbare emissie reducerende technieken of gangbare BBT. Wat gangbaar is, is o.m. omschreven in artikel 1.1 van de Wabo. Dit verschilt per diersoort, per jaar en per gebied. Voor ammoniak kan in het kader van aanvullende BBT-maatregelen bijvoorbeeld gekeken worden naar kolom C van “Besluit emissiearme huisvesting” gepubliceerd in Staatscourant d.d. 25/6/2015 waarin gewenste grenswaarden voor 2018 worden genoemd. De ondernemer moet aantonen waarom zijn maatregel voor een plus in aanmerking komt en moet dat expliciet maken.

Dierwelzijn

Hier gaat het om fysieke maatregelen die verder gaan dan standaard beleid. Aanvullende maatregelen zijn bijvoorbeeld gericht op:

  • oppervlakte,

  • groepsgrootte,

  • stalinhoud,

  • voorkomen hittestress,

  • schuurvoorziening,

  • erfverharding,

  • hygiënesluis,

  • mestafvoerpunten.

Voorbeelden van maatregelen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, milieu en dierwelzijn zijn ook te vinden in de Maatlat Duurzame Veehouderij en het Beter Leven Keurmerk (sterrensysteem) en Milieukeur. Deze certificaatsystemen zijn waardevol omdat zij aangeven wat in algemeenheid duurzamere stalconcepten zijn. Zij geven ondernemers houvast om duurzamere stalconcepten toe te passen door fiscaal voordeel te bieden. De controle op de uitvoering van de maatregelen wordt door een onafhankelijke instantie uitgevoerd. Jaarlijks worden deze systemen met stakeholders en ondernemers besproken en vinden er actualisaties plaats.

Gangbare maatregelen en dus geen aanvullende maatregel

Bedrijfsvoeringsmaatregelen zijn niet aan te merken als een extra maatregel.

Ook de volgende zaken zijn niet aan te merken als een extra maatregel

  • een goede erfinpassing,

  • rekening houden met landschappelijke en natuurkwaliteiten,

  • voldoen aan milieunormen of aan normen voor dierwelzijn,

  • emissie reducerende milieutechnieken (gangbare BBT conform Wabo artikel 1.1) die al standaard worden voorschreven.

Als peildatum voor ‘wat een extra maatregel is’ geldt de datum van de ter inzage legging van het ontwerpbesluit door de gemeente: dat kan een ontwerp bestemmingsplan/wijzigingsplan zijn maar ook een ontwerp omgevingsvergunning.

Volksgezondheid

Gezondheid beschouwt de gemeente Maasdriel niet als ‘plus’ maar als een basiskwaliteit. Er is voor volksgezondheid nog geen eigenstandig normenkader. Volksgezondheid wordt nu ingevuld door invulling te geven aan (rijks)normen voor milieu (fijn stof en geur), dierwelzijn en ruimtelijke kwaliteit. Er is een sterke verwevenheid tussen milieu, dierenwelzijn en gezondheid. Volksgezondheid lift mee op milieu (fijn stof en geur), dierwelzijn en ruimtelijke kwaliteit.

afbeelding binnen de regeling

Als nieuwe normen over volksgezondheid meer helderheid geven dan komt dit erbij als basis en niet als ‘plus’. Verbeteringen voor de volksgezondheid worden dus in de praktijk ook via fysieke maatregelen voor milieu, dierwelzijn en ruimtelijke kwaliteit – de plus-sporen in het Plussenbeleid – gerealiseerd. Zo dragen plussen op het gebied van geur, fijn stof en NOx dragen bij aan volksgezondheid. Maatregelen voor de verbetering van dierwelzijn doen dit ook. Immers: een verkleining van de kans op het ontstaan en verspreiding van dierziekten verkleint de kans op effecten op volksgezondheid.

4 Afspraken met de ondernemer, bijvoorbeeld over de hoogte van de investering

De ondernemer dient concrete voorstellen ter uitvoering van de investeringsbijdrage bij de gemeente in te dienen. Hierbij kan de ondernemer onder meer gebruik maken van de certificaatsystemen die in de Maatlat Duurzame Veehouderij, het Beter Leven Keurmerk en Milieukeur zijn beschreven.

De te nemen maatregelen zijn over het algemeen fysiek van aard. De gemeente maakt hierover afspraken met de ondernemer. Dit dient via een anterieure privaatrechtelijke overeenkomst te gebeuren inclusief boetebeding, en/of voorwaardelijke verplichtingen in het bestemmingsplan of middels een omgevingsvergunning.

De investeringsbijdrage

De norm voor de investeringsbijdrage is een bedrag tussen de € 15 en 20 per vierkante meter stalvloeroppervlakte van de uitbreiding. De investering vindt bij voorkeur plaats op of nabij het erf van de initiatiefnemer. Indien dit niet mogelijk is vindt de investering in de omgeving van het erf of verder in de omgeving plaats. Een uitzondering geldt voor gebieden waar de sloop van gebouwen ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving een belangrijk onderwerp is. In deze gebieden levert sloop van veelal vervallen gebouwen een belangrijke bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving op. Naar de aard van de maatregel zal sloop niet op of nabij het erf zijn.

Indien in de uitwerking van het uitbreidingsplan en het gesprek tussen ondernemer en omgeving duidelijk aantoonbaar is gemaakt dat een investering van minder dan € 15 per vierkante meter stalvloeroppervlakte van de uitbreiding mogelijk is, dan wordt dit mogelijk geacht. Maatwerk kan plaatsvinden indien dat goed onderbouwd wordt. Van het normbedrag kan worden afgeweken als de aanvullende investering – gelet op het belang van de bescherming van de ruimtelijke, milieu hygiënische en gezondheidseffecten van de uitbreiding van een veehouderij – niet leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Het ontwerpbestemmingsplan moet vergezeld gaan van een berekening van de investeringsbijdrage.

Ondertekening

Vastgesteld 26 juni 2019