Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2009

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2009

De raad van de gemeente Maasdriel

Gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

Besluit:

Vast te stellen de volgende:

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2009

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

    • b.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel.

    • c.

      Aanvrager: persoon met beperkingen of diens wettelijke vertegenwoordiger die bij het college een aanvraag indient voor het ontvangen van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming op grond van de verordening.

    • d.

      Compensatieplicht: de algemene verplichting van het gemeentebestuur om in onderling overleg een situatie te creëren voor een persoon met beperkingen waardoor hij in staat wordt gesteld tot zelfstandige maatschappelijke participatie. De gemeente doet dit door te verwijzen naar algemene voorzieningen en/of het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van deze verordening.

    • e.

      Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten.

    • f.

      Persoon met beperkingen: een persoon - als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet - die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden.

    • g.

      Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b van de wet.

    • h.

      Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

    • i.

      Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.

    • j.

      Voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening, een rolvoorziening of hulp bij het huishouden.

    • k.

      Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

    • l.

      Eigen bijdrage in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn.

    • m.

      Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

    • n.

      Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager één of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn.

    • o.

      Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening.

    • p.

      Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruik- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend.

    • q.

      Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.

    • r.

      Huisgenoot: iedereen met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont.

    • s.

      Leefeenheid: de persoon waarmee de persoon met een beperking duurzaam een huishouden voert.

    • t.

      Budgethouder: een persoon aan wie als gevolg van deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

    • u.

      Adequaat-goedkoopst: de naar objectieve maatstaven gemeten adequate en goedkoopste voorziening waarmee de gemeente kan voldoen aan de opdracht die in artikel 4 van de wet aan de gemeente wordt gesteld.

    • v.

      Woonruimte:

      • 1.

        een woning met uitzondering van kamers die zelfstandig verhuurd worden;

      • 2.

        woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

      • 3.

        woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

      • 4.

        hetwoonverblijf van een binnenschip.

    • w.

      Standplaats: een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

    • x.

      Ligplaats: een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen.

    • y.

      Hoofdverblijf: de woonruimte bestemd en geschikt voor permanente bewoning waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de persoon met beperkingen in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijke woonadres indien de persoon met een beperking met een briefadres in de gemeentelijke basisadministratie staat of zal staan ingeschreven.

    • z.

      Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woonruimte van de persoon met beperkingen vanaf de toegang tot de woning te bereiken (dit kan uitgebreid worden met: en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de persoon met beperkingen gebruik moet kunnen maken).

    • aa.

      Woningaanpassing: ingreep van bouw- of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een persoon met beperkingen ondervindt bij het normale gebruik van de woonruimte of op het creëren van stallingruimte voor een elektrische rolstoel of scootermobiel, ofwel op het realiseren of aanpassen van een uitraasruimte.

    • bb.

      Forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens die los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt.

    • cc.

      Inkomen:

      • 1.

        het verzamelinkomen of het belastbare loon van de aanvrager;

      • 2.

        het gezamenlijke verzamelinkomen of belastbare loon van de ouders of pleegouders van de persoon waarvoor een voorziening wordt aangevraagd indien deze persoon jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 van de wet;

      • 3.

        het gezamenlijke verzamelinkomen of belastbare loon van de aanvrager en zijn echtgenoot, indien de aanvrager een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 van de wet.

  • 2. Aan overige begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die in het voorgaande lid niet nader zijn gedefinieerd wordt dezelfde betekenis toegekend als in de Wmo en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.2 Beperkingen

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      de aanvrager woonachtig is in de gemeente Maasdriel;

    • b.

      deze (langdurig) noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    • c.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als adequaat en goedkoopste voorziening kan worden aangemerkt;

    • d.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht;

    • e.

      na individuele beoordeling is gebleken dat aanvrager niet over de capaciteiten beschikt om zelf of samen met zijn omgeving in maatregelen te voorzien om de beperkingen met betrekking tot maatschappelijke participatie op te heffen of te verminderen;

    • f.

      na individuele beoordeling is gebleken dat een aanwezige voorliggende voorziening niet of niet voldoende de ondervonden beperkingen compenseert en/of een voorliggende voorziening niet in alle redelijkheid toegankelijk of bruikbaar is voor de aanvrager.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • c.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • d.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft al eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

    • e.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of enige privaatrechtelijke overeenkomst of verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat;

    • f.

      indien de door of namens de persoon met beperkingen verstrekte gegevens onjuist of onvolledig blijken te zijn;

    • g.

      als de gevraagde voorziening op medisch advies wordt afgewezen;

    • h.

      als de totale kosten minder dan € 125,00, tenzij het een aanvraag om hulp bij het huishouden betreft.

  • 3. In afwijking van lid 1, sub a kan een voorziening als bedoeld in artikel 4.7, lid 2 tot en met 4 aan een aanvrager worden verstrekt die niet woonachtig is in de gemeente Maasdriel.

  • 4. In afwijking van lid 1, sub d kan in overeenstemming met de wensen van de aanvrager een duurdere voorziening worden verstrekt waarbij de meerkosten voor rekening van de aanvrager komen.

  • 5. Het college kan de gevraagde voorziening weigeren als de aanvrager zijn verplichtingen ingevolge artikel 7.4, lid 3 van deze verordening onvoldoende nakomt en het college daardoor het recht op of de noodzaak van de gevraagde voorziening niet kan vaststellen.

Artikel 1.3. Besluitvorming, nadere regels en voorwaarden

  • 1. Voor zover in deze verordening geen beperkingen zijn opgelegd is het college bevoegd tot alle besluitvorming ter uitvoering van deze verordening en de wet.

  • 2. Het college stelt in het Besluit en Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel nadere regels vast over de uitvoering van deze verordening.

Hoofdstuk 2. Vormen van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 2.1. Keuzevrijheid

  • 1. Een individuele voorziening kan verstrekt worden:

    • ·

      In natura;

    • ·

      als financiële tegemoetkoming;

    • ·

      als persoonsgebonden budget.

  • 2. Er wordt geen persoongebonden budget verstrekt als de persoonlijke situatie of eigenschappen van de aanvrager het onwaarschijnlijk maken dat aan de eisen die in of op grond van deze verordening ten aanzien van de verstrekking van een persoonsgebonden budget worden gesteld, kan worden voldaan.

  • 3. Indien er twijfel bestaat of een aanvrager op grond van zijn persoonlijke eigenschappen in staat is te voldoen aan de eisen die in of op grond van deze verordening ten aanzien van de verstrekking van een persoonsgebonden budget worden gesteld, kan het college om advies vragen bij de door hen daartoe aangewezen adviesinstantie.

Artikel 2.2. Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleen- of dienstverleningsovereenkomst tussen de gemeente Maasdriel en de aanvrager van toepassing.

Artikel 2.3. Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel in de beschikking opgenomen.

Artikel 2.4. Persoonsgebonden budget

  • 1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld aan de hand van:

      • 1.

        de aanschafkosten van de in de betreffende situatie adequaat goedkoopst te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten ( onderhoud, reparatie en verplichte verzekering);

      • 2.

        de voor de aanvrager van toepassing zijnde tegemoetkoming in de huurkosten van de adequaat goedkoopste voorziening als die in natura zou worden verstrekt;

      • 3.

        het bedrag per uur voor hulp bij het huishouden;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel;

    • d.

      op het persoonsgebonden budget is de overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Maasdriel van toepassing.

  • 2. De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang, eventuele voorwaarden en de looptijd er van worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3. Bij de beschikking van een individuele voorziening wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.

Artikel 2.5. Verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1. Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, wordt aan het college door de budgethouder, voor zover van toepassing, verstrekt:

    • a.

      de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

    • c.

      een overzicht van de salarisadministratie;

    • d.

      volgens de voorschriften zoals door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel opgenomen.

  • 2. Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 2.6. Eigen bijdrage

  • 1. Bij het verstrekken van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget kan het college de meerderjarige aanvrager een eigen bijdrage in rekening brengen.

  • 2. Nadere regels over de eigen bijdrage worden opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 3.1. Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 3.2. Gebruikelijke zorg

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet komt niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten.

Artikel 3.3. Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren.

Artikel 3.4. Omvang van het persoonsgebonden budget

Het bedrag per uur dat in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 4.1. Vormen van woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het normale gebruik van de woning, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een woonvoorziening in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • c.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 4.2. Het recht op woonvoorzieningen

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.1 vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing van de woning noodzakelijk maken en wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 5.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel.

  • 2. De in lid 1 genoemde beperkingen moeten in een direct oorzakelijk verband staan met de bouwkundige of woontechnische staat van de woning zelf, waaronder begrepen de toegankelijkheid van de woning zelf.

Artikel 4.3. Soorten individuele woonvoorzieningen

  • 1. De in artikel 4.1 genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

    • a.

      een forfaitaire vergoeding in de verhuis- en herinrichtingskosten;

    • b.

      een financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

    • c.

      een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening in bruikleen of eigendom;

    • d.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van een uitraasruimte;

    • e.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie;

    • f.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting;

    • g.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving;

    • h.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van het verwijderen van woonvoorzieningen;

    • i.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningsanering.

  • 2. Het college kan in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel vast leggen voor welke voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onder c in afwijking van het daarin bepaalde een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt.

  • 3. Voor een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onder c kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen in de huurkosten. Op deze tegemoetkoming zijn de regels van toepassing zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel.

  • 4. Een persoon zonder beperkingen, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet, een aangepaste woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, ontruimt, kan ook voor een forfaitaire vergoeding als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, onder a in aanmerking komen, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel.

Artikel 4.4. Primaat van de verhuizing en de uitraasruimte

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3, lid 1, onder b, c, e t/m h in aanmerking komen wanneer verhuizing niet mogelijk is of niet adequaat en goedkoopste voorziening is.

    Het primaat van verhuizen blijft buiten toepassing indien, naar het oordeel van het college, verhuizing:

    • a.

      naar een voor een persoon, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet, betaalbare woonruimte niet binnen een redelijke termijn te realiseren is;

    • b.

      ten koste zou gaan van (mantel)zorg zonder welke hierboven bedoeld persoon niet zelfstandig kan wonen;

    • c.

      leidt tot een substantiële aantasting van het sociale netwerk van hierboven bedoeld persoon dat noodzakelijk is in verband met het overwinnen van belemmeringen die de persoon ondervindt bij het normale gebruik van de woning;

    • d.

      de hierboven bedoelde persoon noodzaakt tot verkoop van diens woning over te gaan en als gevolg daarvan een aanzienlijk vermogensverlies geleden wordt.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3, lid 1, onder d in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 4.5. Primaat van de losse woonunit

Indien een bouwkundige of woontechnische voorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 4.6. Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:

  • a.

    het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur;

  • b.

    en specifiek op personen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 4.7. Hoofdverblijf

  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling en de te bezoeken woning regelmatig bezoekt.

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel vast te leggen maximumbedrag.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoorziening bewerkstelligen dat de aanvrager de woning en vervolgens de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 4.8. Beperkingen

  • 1. De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

    • d.

      de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende medische noodzaak;

    • e.

      de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • f.

      verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

    • g.

      verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

    • h.

      er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden;

    • i.

      de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen of uit de slechte staat van de woning als gevolg van onvoldoende onderhoud of het gevolg zijn van het feit dat de woning niet voldoet aan de eisen waaraan die woning op grond van de Woningwet en het Bouwbesluit moet voldoen.

  • 2. Indien de woonvoorziening uit een aanbouw of een aanzienlijke verbouwing of een losse woonunit bestaat, komen de kosten voor het onderhoud en/ of reparatie van deze woonvoorziening niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 4.9. Financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 4.3, lid 1, onder e, indien de woonvoorziening in het kader van deze verordening is verleend en de woonvoorziening voorkomt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel mits de persoon met beperkingen ten tijde van het onderhoud, de keuring of de reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont.

Artikel 4.10. Financiële tegemoetkoming voor kosten van tijdelijke huisvesting

  • 1. Het college kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in artikel 4.3, lid 1, onder f verlenen wanneer die door de persoon met beperkingen moeten worden gemaakt in verband met:

    • a.

      het aanpassen van zijn huidige woonruimte, of

    • b.

      de door de persoon met beperkingen nog te betrekken woonruimte.

    Deze tegemoetkoming geldt alleen voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kon worden en voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 2. Een tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting wordt alleen verleend als de persoon met beperkingen redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.

  • 3. De maximale termijn waarover een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld onder a wordt verstrekt bedraagt 6 maanden.

  • 4. In de onder lid 1 bedoelde gevallen kan alleen een tegemoetkoming in de kosten worden verleend als deze kosten gemaakt werden in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het tijdelijk betrekken van een niet- zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • 5. Voor vergoeding komen de werkelijk gemaakte kosten in aanmerking tot het genoemde maximum bedrag zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel.

Artikel 4.11. Financiële tegemoetkoming in verband met huurderving

  • 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die is aangepast voor meer dan in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel opgenomen bedrag, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten als bedoeld in artikel 4.3, lid 1, onder g voor de duur van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 2. Voor vergoeding komen de werkelijk gemaakte kosten in aanmerking tot het genoemde maximum bedrag zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel.

Artikel 4.12. Financiële tegemoetkoming in verband met het verwijderen van voorzieningen

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van verwijderen van voorzieningen als bedoeld in artikel 4.3, lid 1, onder h indien:

  • a.

    de voorzieningen in het kader van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel zijn verstrekt;

  • b.

    de woning langer dan 7 maanden leeg staat en er over maximaal 6 maanden een financiële tegemoetkoming in verband met verlies van huurinkomsten als bedoeld in lid 4.11, lid 1 van dit artikel is verleend en er geen geschikte huurder is gevonden, en

  • c.

    het niet verwijderen van de voorziening onredelijk nadeel voor de verhuurder tot gevolg zou hebben, tenzij

  • d.

    bekend is dat binnen een periode van 3 maanden na het verstrijken van de termijn genoemd onder b een persoon met een beperking in aanmerking voor de woning zal komen; of

  • e.

    de aanpassingen zo specifiek zijn dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen niet mogelijk is om de woning aan een persoon zonder beperking te verhuren.

Artikel 4.13. Financiële tegemoetkoming aanpassing woonwagen

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten aan een woonwagen indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond;

  • d.

    de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning;

  • e.

    de technische levensduur van de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaarvoor opheffing in aanmerking komt, worden de aanpassingskosten vergoed tot een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel vast te leggen maximumbedrag.

Artikel 4.14. Financiële tegemoetkoming aanpassing woonschip

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip indien:

  • a.

    de technische levensduur van een woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen;

  • c.

    het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag van een woonvoorziening bij de gemeente op een ligplaats ligt;

  • d.

    de technische levensduur van het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of het woonschip tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, worden de aanpassingskosten vergoed tot een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel vast te leggen maximumbedrag.

Artikel 4.15. Financiële tegemoetkoming aanpassing binnenschip

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder V van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466) dat:

  • a.

    in het register bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel te boekgestelde schepen 1992, en

  • b.

    bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van ten minste vijftien ton hebbend of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

Artikel 4.16. Aanvang van werkzaamheden en inzicht in de woonruimte

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming indien:

  • a.

    met de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft geen aanvang is gemaakt voor het college een positieve beschikking heeft genomen op de aanvraag tot verlening van de financiële tegemoetkoming;

  • b.

    aan de door het college aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht;

  • c.

    aan deze personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woningaanpassing en aan hen alle informatie wordt verstrekt die zij voor een goede beoordeling van de aanvraag nodig achten;

  • d.

    aan deze personen de gelegenheid is geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 4.17. Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming

Gereedmelding en vaststelling

  • 1.

    Na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van de voorziening als bedoeld in artikel 4.3, lid 1, onder b, maar uiterlijk binnen 6 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2.

    De gereedmelding als bedoeld onder lid 1 gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend.

  • 3.

    De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

Uitbetaling

  • 4.

    De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 4.3, lid 1 onder a, c en f wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte of op diens verzoek aan derden.

  • 5.

    De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 4.3, lid 1 onder b, d, e, g, h en i wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte of op diens verzoek aan derden.

  • 6.

    Degene aan wie de financiële tegemoetkoming in de kosten wordt uitbetaald dient afschriften van alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden aan de gemeente toe te zenden.

Artikel 4.18. Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die op grond van deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 5.1. Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura in de vorm zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel;

  • c.

    een tegemoetkoming of een vergoeding in de kosten zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel;

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening;

  • e.

    een combinatie van bovengenoemde voorzieningen, zoals opgenomen in art. 6.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel;

Artikel 5.2. Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.1 onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik of het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2. Vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 5.1 onder b, c en d van deze verordening kunnen ook in aanvulling op het collectief vervoer verstrekt worden, indien deze noodzakelijk bevonden worden om in de vastgestelde vervoersbehoefte te kunnen voorzien.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een begeleiderpas in aanmerking komen wanneer er tijdens het vervoer per (rolstoel)taxi medische begeleiding noodzakelijk is.

Artikel 5.3. Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 5.1, onder b en d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 5.1, onder a onmogelijk maken of niet aanwezig is.

Artikel 5.4. Omvang in gebied en in kilometers

  • 1. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met een omvang van maximaal 2000 kilometer mogelijk maken.

  • 2. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.

  • 3. In afwijking op het gestelde in het tweede lid wordt rekening gehouden met de vervoersbehoefte buiten de directe woon- of leefomgeving in een situatie waarin een bovenregionaal contact alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 6.1. Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • c.

    een forfaitaire vergoeding, te besteden aan een sportrolstoel;

  • d.

    het onder a en b genoemde valt tevens onderhoud, reparatie en verzekering evenals medisch noodzakelijke accessoires/ aanpassingen.

Artikel 6.2. Incidenteel en dagelijks rolstoelgebruik en sportrolstoel

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1, onder a en b vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel of dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1, onder c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 6.3. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 6.2, lid 1 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 7.1. Indienen van een aanvraag

  • 1. Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend op de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel aangegeven adres.

  • 3. De aanvrager dient een geldig identiteitsbewijs te overleggen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1º tot en met 3º, van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 7.2. Beschikking

  • 1. Indien een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt bij de beschikking vermeld op welke kosten het budget of de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 2. Indien een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming periodiek wordt uitgekeerd, wordt bij de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, de verantwoordingseisen, evenals de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling over te gaan.

  • 3. Indien een persoonsgebonden budget wordt toegekend gelden de voorwaarden zoals vermeld in art. 2.5 lid 1 en 2.

  • 4. De beschikking vermeldt op welke wijze de toegekende voorziening bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

  • 5. Het college geeft een beschikking binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 6. Indien voor een zorgvuldig besluit op de aanvraag advies en/of een offerte gevraagd wordt aan een deskundige of instantie als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid onder b van deze verordening wordt de termijn van het eerste lid verlengd met acht weken.

  • 7. Indien de beschikking niet binnen de volgens de voorgaande leden vastgestelde termijn kan worden gegeven stelt het college de aanvrager -met redenen omkleed- daarvan in kennis, en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 8. Artikel 4.15 van de Algemene wet bestuursrecht is op de in dit artikel genoemde termijnen van toepassing.

Artikel 7.3. Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

In het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel wordt bepaald op welke wijze de afstemming tussen aanvragen betreffende de wet en aanvragen betreffende de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten plaats vindt.

Artikel 7.4. Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te betalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen vraagverheldering te laten plaatsvinden en/of onderzoeken.

    De aanvrager is verplicht gehoor te geven aan de bedoelde oproepen en mee te werken aan de onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag een persoon betreffend die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag als genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel te boven zal gaan;

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • c.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3. Een aanvrager is verplicht aan het college of een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager.

Artikel 7.5. Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening. Dit kan leiden tot wijziging van verstrekte of te verstrekken voorzieningen.

Artikel 7.6. Heronderzoek

Het college is bevoegd de persoon met een beperking, na verlening van een voorziening op grond van deze verordening, aan een heronderzoek te onderwerpen teneinde vast te stellen of de omstandigheden, die hebben geleid tot de verlening van de voorziening, gewijzigd zijn.

Artikel 7.7. Intrekking van een voorziening

  • 1. Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • c.

      de voorziening onjuist was of ten onrechte is verleend of en de belanghebbende dit wist of behoorde te weten;

    • d.

      uit onderzoek blijkt dat de persoon met een beperking in onvoldoende mate gebruik maakt van een hem toegekende voorziening en naar alle waarschijnlijkheid het komende jaar niet vaker van deze voorziening gebruik zal maken;

    • e.

      de persoon met een beperking zijn verplichtingen ingevolge artikel 7.4 van deze verordening onvoldoende nakomt en zij daardoor het recht op of de noodzaak van de gevraagde voorziening niet kunnen vaststellen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 3. De intrekking of wijziging van het besluit als bedoeld in het vorige lid werkt terug tot het tijdstip waarop de voorziening is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 4. Het college kan een besluit, inhoudende de verlening van een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming, behalve op de in het eerste lid genoemde gronden, geheel of gedeeltelijk intrekken of ten nadele van betrokkene wijzigen als blijkt dat de tegemoetkoming niet of niet volledig is aangewend voor het doel waarvoor deze was verleend of dat de overeenkomst niet is ingeleverd.

Artikel 7.8. Terugvordering

  • 1. Ingeval het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan al uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening op grond van onverschuldigde betaling worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens (dwaling, bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden).

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 8.1. Beslissing college in gevallen waarin verordening niet voorziet

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 8.2. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8.3. Nadere regels

Het college kan nadere regels vaststellen betreffende het verstrekkingenbeleid.

Artikel 8.4. Indexering

Jaarlijks kan per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel geldende bedragen automatisch worden verhoogd of verlaagd conform het CBS-prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie. Voor deze aanpassing is geen apart collegebesluit nodig.

Artikel 8.5. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie dan wel andere ontwikkelingen daartoe aanleiding geven wordt deze verordening aangepast. Een maal per jaar zal verslag worden gedaan van de tevredenheid van de cliënten over de uitvoering van de verordening.

Artikel 8.6. Inwerkingtreding

Deze gewijzigde verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 8.7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2009”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2010.

De raad voornoemd,

de griffier

J.F. van Zutphen

de voorzitter

A. Frankfort