Regeling vervallen per 01-01-2020

Besluit maatschappelijke ondersteuning maatwerkvoorzieningen gemeente Maasgouw 2016

Geldend van 26-03-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning maatwerkvoorzieningen gemeente Maasgouw 2016

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening de geldende Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw.

    • b.

      Beleidsregels de geldende Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw.

    • c.

      Wettelijk minimumloonhet bruto minimumloon per uur, berekend door het minimumloon als bedoeld in artikel 8 lid 1 onder b Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag plus het percentage van de vakantiebijslag als bedoeld in artikel 8 lid 1 onder b Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, te verhogen met 8,33%, en dat bedrag te delen door zesendertig.

  • 2. Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening.

HOOFDSTUK 2 PERSOONSGEBONDEN BUDGET (PGB)

PARAGRAAF 1 VERANTWOORDING PGB

artikel 2.1 Verantwoording PGB

  • 1. De controle van de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de cliënt aan het college vindt steekproefsgewijs plaats.

  • 2. De cliënt voert hiertoe een deugdelijke administratie.

HOOFDSTUK 3 VOEREN VAN EEN GESTRUCTUREERD HUISHOUDEN

artikel 3.1 Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1. Een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt vastgesteld op basis van een indicatie voor ‘Hulp bij het huishouden 1’ of ‘Hulp bij het huishouden 2’.

  • 2. De omvang van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld in uren per week.

  • 3. Het persoonsgebonden budget bedraagt voor ‘Hulp bij het huishouden 1’ € 14,77 per uur en voor ´Hulp bij het huishouden 2’ € 18,81 per uur .

  • 4. Het persoonsgebonden budget voor ‘Hulp bij het huishouden 1’ en ´Hulp bij het huishouden 2’ bedraagt bij inzet van alphahulpen inclusief servicekosten € 16,75 per uur, waarvan maximaal €1,00 per uur mag worden besteed aan de door een serviceverleningsbureau geboden administratieve ondersteuning.

  • 5. ‘Het bruto persoonsgebonden budget Organisatie’ bedraagt het tarief gelijk aan het laagste zorg in natura tarief zoals vastgelegd in de raamovereenkomsten in het kader van de aanbesteding hulp bij het huishouden 2010-2013 en wordt alleen verstrekt onder overlegging van bewijsstukken van inkoop van hulp bij het huishouden bij een thuiszorgorganisatie.

  • 6. In afwijking van lid 4 bedraagt het persoonsgebonden budget, als overgangsmaatregel, € 12,20 per uur voor cliënten, die:

    • a.

      vóór 1 januari 2010 gebruik maken van een alphahulp via de zorgaanbieder én

    • b.

      voor de periode na 1 januari 2010 kiezen voor deze alphahulp, én

    • c.

      gebruik maken van de servicefunctie van de zorgaanbieder.

HOOFDSTUK 4 HET VERMOGEN OM ZELFSTANDIG TE LEVEN, HET HEBBEN VAN EEN DAGSTRUCTUUR, DEELNAME AAN HET MAATSCHAPPELIJK VERKEER EN HET VOEREN VAN REGIE DAAROVER

artikel 4.1 Persoonsgebonden budget begeleiding individueel

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel bedraagt maximaal 100% van het in 2015 geldende AWBZ-PGB-tarief (zijnde € 37,09 per uur) indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel bedraagt maximaal 80% van het in lid 1 genoemde tarief indien de begeleiding wordt verleend door:

    • a.

      een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (VAR-verklaring) is afgegeven;

    • b.

      een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels, en waarmee de cliënt een arbeidsovereenkomst aangaat.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel bedraagt maximaal het wettelijk minimumloon vermeerderd met 20%, indien de begeleiding wordt verleend door een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld in lid 2 onder b, waarmee een arbeidsovereenkomst is aangegaan.

  • 4. Het persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel bedraagt maximaal het wettelijk minimumloon vermeerderd met 20%, indien de begeleiding wordt verleend door een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld onder a, waarmee een arbeidsovereenkomst is aangegaan.

  • 5. Het persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel bedraagt maximaal het wettelijk minimumloon, indien de begeleiding wordt verleend door een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld in lid 2 onder b, waarmee geen arbeidsovereenkomst, maar wel een zorgovereenkomst, is aangegaan.

artikel 4.2 Persoonsgebonden budget begeleiding groep inclusief vervoer

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep inclusief vervoer bedraagt maximaal 100% van het in 2015 geldende AWBZ-PGB-tarief (zijnde € 51,37 per dagdeel) indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep inclusief vervoer bedraagt maximaal 80% van het in lid 1 genoemde tarief indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (VAR-verklaring) is afgegeven.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep inclusief vervoer bedraagt per uur maximaal het wettelijk minimumloon vermeerderd met 20%, met dien verstande dat het persoonsgebonden budget per dagdeel nooit hoger is dan 80% van het in lid 1 genoemde tarief, indien de begeleiding wordt verleend door:

    • a.

      een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels, en waarmee de cliënt een arbeidsovereenkomst aangaat.

    • b.

      een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld onder a, waarmee een arbeidsovereenkomst is aangegaan.

  • 4. Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep inclusief vervoer bedraagt maximaal het wettelijk minimumloon, indien de begeleiding wordt verleend door een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld in lid 3 onder a, waarmee geen arbeidsovereenkomst, maar wel een zorgovereenkomst, is aangegaan.

artikel 4.3 Persoonsgebonden budget begeleiding groep exclusief vervoer

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt maximaal 100% van het in 2015 geldende AWBZ-PGB-tarief (zijnde € 45,85 per dagdeel) indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt maximaal 80% van het in lid 1 genoemde tarief indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (VAR-verklaring) is afgegeven.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt per uur maximaal het wettelijk minimumloon vermeerderd met 20%, met dien verstande dat het persoonsgebonden budget per dagdeel nooit hoger is dan 80% van het in lid 1 genoemde tarief, indien de begeleiding wordt verleend door:

    • a.

      een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels, en waarmee de cliënt een arbeidsovereenkomst aangaat.

    • b.

      een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld onder a, waarmee een arbeidsovereenkomst is aangegaan.

  • 4. Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt maximaal het wettelijk minimumloon, indien de begeleiding wordt verleend door een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld in lid 3 onder a, waarmee geen arbeidsovereenkomst, maar wel een zorgovereenkomst, is aangegaan.

HOOFDSTUK 5 ONTLASTEN VAN MANTELZORGERS

artikel 5.1 Persoonsgebonden budget kortdurend verblijf

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf bedraagt maximaal 100% van het in 2015 geldende AWBZ-PGB-tarief (zijnde € 104,50 per etmaal) indien het kortdurend verblijf wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van kortdurend verblijf als bedoeld in paragraaf 4.3 van de Beleidsregels.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf bedraagt maximaal 80% van het in lid 1 genoemde tarief indien het kortdurend verblijf wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van kortdurend verblijf als bedoeld in paragraaf 4.3 van de Beleidsregels en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (VAR-verklaring) is afgegeven.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt per uur maximaal het wettelijk minimumloon vermeerderd met 20%, met dien verstande dat het persoonsgebonden budget per etmaal nooit hoger is dan 80% van het in lid 1 genoemde tarief, indien het kortdurend verblijf wordt verleend door:

    • a.

      een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van kortdurend verblijf als bedoeld in paragraaf 4.3 van de Beleidsregels, en waarmee de cliënt een arbeidsovereenkomst aangaat.

    • b.

      een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld onder a, waarmee een arbeidsovereenkomst is aangegaan.

  • 4. Het persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf bedraagt maximaal het wettelijk minimumloon, indien de begeleiding wordt verleend door een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld in lid 3 onder a, waarmee geen arbeidsovereenkomst, maar wel een zorgovereenkomst, is aangegaan.

HOOFDSTUK 6 NORMALE GEBRUIK VAN DE WONING

artikel 6.1 Persoonsgebonden budget woonvoorzieningen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor de verhuiskosten bedraagt € 1.820,00.

  • 2. Bij het bepalen van het persoonsgebonden budget voor een woningsanering wordt rekening gehouden met eventueel achterstallig onderhoud alsook met de ouderdom van de te vervangen roerende en onroerende zaken. Hier geldt de volgende afschrijvingsperiode:

    • a.

      100% indien het artikel niet ouder is dan twee jaar;

    • b.

       75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

    • c.

       50% indien het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

    • d.

      25% indien het artikel tussen de zes en acht jaar oud is;

    • e.

      0% indien het artikel ouder is dan 8 jaar.

  • 3. De kosten van onderhoud en keuring komen alleen voor vergoeding in aanmerking indien deze betrekking hebben op:

    • a.

      stoelliften;

    • b.

      rolstoel- of staplateauliften;

    • c.

      woonhuisliften;

    • d.

      hefplateauliften;

    • e.

      balansliften;

    • f.

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • g.

      electro-mechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren;

    • h.

      toiletten voorzien van een onderspoel- en föhninrichting.

  • 4. Het persoonsgebonden budget voor onderhoud is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten van de

    eenvoudige serviceoverkomst. Bij onderhoud van liften geldt een maximum van hierna genoemde

    bedragen:

    Onderhoud liften

    Frequentie

    Kosten excl. Btw norm 2017

    Stoellift

    1 x per jaar

    € 185,44

    Rolstoel-plateaulift

    1 x per jaar

    € 185,44

    Staplateaulift

    1 x per jaar

    € 185,44

    Woonhuislift

    2 x per jaar

    € 265,08

    Hefplateaulift

    2 x per jaar

    € 185,44

    Balansliften

    1 x per jaar

    € 185,44

    Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

    • -

      50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

    • -

      50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

    • -

      50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbevei­liging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.

  • 5. Het persoonsgebonden budget voor keuringen is gelijk aan de kosten zoals vermeld in de geaccepteerde offerte.

  • 6. Het persoonsgebonden budget in de kosten van reparatie is gelijk aan het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde kostenopstelling.

  • 7. Het persoonsgebonden budget voor het bezoekbaar maken van de woning bedraagt maximaal € 2.500,--

  • 8. Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip, ten tijde van de indiening van de aanvraag, minder dan vijf jaar bedraagt of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, wordt er slechts een voorziening verleend tot een bedrag van € 2.000,-.

  • 9. Het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening, die niet valt onder een van de in de vorige leden genoemde woonvoorzieningen, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde kostenopstelling of offerte (conform programma van eisen) of de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college gehanteerde prijslijsten voor woningaanpassingen. Bij aanpassingen boven € 15.315,-- bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen. Indien wordt uitgegaan van één offerte, dan is de hoogte van het persoonsgebonden budget maximaal het bedrag dat zou gelden op grond van de standaard prijslijsten woningaanpassingen, voor zover de betreffende woonvoorziening voorkomt op deze standaard prijslijst.

HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING

artikel 7.1 Persoonsgebonden budget rolstoelen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor de kosten van reparatie van een rolstoel is gelijk aan het factuurbedrag.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening. Dit is inclusief kosten van onderhoud, zoals die door het college aan de leverancier betaald zouden worden op basis van het opgestelde programma van eisen en zonder de korting zoals die in het contract is afgesproken.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor de reparatie van een individuele rolstoelvoorziening is gelijk aan het factuurbedrag.

HOOFDSTUK 8 HEBBEN VAN CONTACTEN EN DEELNAME RECREATIEVE, MAATSCHAPPELIJKE EN RELIGIEUZE ACTIVITEITEN

artikel 8.1 Sportrolstoel

Een persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel bedraagt maximaal € 2.400,- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

HOOFDSTUK 9 LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

artikel 9.1 Persoonsgebonden budget vervoersvoorziening

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor reparatie van een vervoersvoorziening is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor de aanpassing van de eigen auto is gelijk aan de geaccepteerde offerte. De cliënt is verplicht minimaal twee offertes te overleggen.

  • 3. Het persoonsgebonden budget bedraagt:

    • a.

      voor gebruik van een taxi maximaal € 1.168,14 per jaar.

    • b.

      voor gebruik van een rolstoeltaxi maximaal € 1.753,36 per jaar.

    • c.

      voor de medisch noodzakelijke begeleiding maximaal € 584,07 per jaar.

      met dien verstande dat het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op basis van de volgende matrix:

      Medisch

      Vervoersbehoefte beneden gemiddeld:

      < 7 verplaatsingen

      enkele reis per week

      Vervoersbehoefte gemiddeld:

      7-14 verplaatsingen

      enkele reis per week

      Vervoersbehoefte boven gemiddeld:

      > 14 verplaatsingen

      enkele reis per week

      Gehele jaar door beperkt

      Hoogte:

      25, 50 of 75%

      Hoogte:

      100%

      Hoogte:

      Individualiseren

      Gedeelte van het jaar beperkt

      Hoogte tegemoetkoming:

      25 of 50%

      Hoogte:

      50%

      Hoogte:

      75-100%

      Niet beperkt

      Hoogte:

      0%

      Hoogte:

      0%

      Hoogte:

      0%

  • 4. Bij de vaststelling van het persoonsgebonden budget als bedoeld in lid 3 geldt bij kinderen/jongeren het volgende:

    • a.

       Kinderen tot 5 jaar onderhouden geen zelfstandige contacten. Zij gaan met de ouders mee en er zijn derhalve geen extra kosten. Voor deze categorie wordt dan ook in principe geen persoonsgebonden budget toegekend.

    • b.

      Kinderen van 5 tot 12 jaar onderhouden gedeeltelijk zelfstandig contacten en gaan voor een deel van de andere contacten gewoonlijk met de ouders mee. Voor deze categorie wordt in principe een persoonsgebonden budget tot maximaal de helft van het in lid 3 genoemde normbedrag toegekend;

    • c.

      Jongeren van 12 tot 15 jaar onderhouden een groot gedeelte van de contacten zelfstandig en gaan voor een kleiner deel met de ouders mee. Voor deze categorie wordt in principe een persoonsgebonden budget tot maximaal driekwart van het in lid 3 genoemde normbedrag toegekend.

  • 5. Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening, die niet valt onder een van de in de vorige leden genoemde vervoersvoorzieningen, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening. Dit is inclusief kosten van onderhoud, zoals die door het college aan de leverancier betaald zouden worden op basis van het opgestelde programma van eisen en zonder de korting zoals die in het contract is afgesproken.

HOOFDSTUK 10 JAARLIJKSE WAARDERING MANTELZORGERS

artikel 10.1 Jaarlijkse waardering

De jaarlijkse waardering voor mantelzorgers bestaat uit:

  • a.

    4 nationale bioscoopbonnen ter waarde van € 10,- per stuk voor jonge(re) mantelzorgers in de leeftijd van 12 tot en met 20 jaar;

  • b.

    Een éénmalige geldelijke waardering ten bedrage van € 175,- voor volwassen mantelzorgers (vanaf 21 jaar).

HOOFDSTUK 11 SLOTBEPALINGEN

artikel 11.1 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

artikel 11.2 Citeertitel

Deze besluit wordt aangehaald als “Besluit maatschappelijke ondersteuning maatwerkvoorzieningen gemeente Maasgouw 2016”.

Toelichting

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Onder b Wettelijk minimumloon

Het wettelijke minimumloon is in een aantal gevallen bepalend voor de hoogte van het pgb. Bij het bepalen van het wettelijk minimumloon gaan we uit van de in de sector gebruikelijke 36 urige werkweek. De verhoging van 8,33% van het wettelijk minimumloon, inclusief vakantiebijslag, heeft te maken met de verplichte vakantiedagen.

HOOFDSTUK 3 VOEREN VAN EEN GESTRUCTUREERD HUISHOUDEN

HOOFDSTUK 4 HET VERMOGEN OM ZELFSTANDIG TE LEVEN, HET HEBBEN VAN EEN DAGSTRUCTUUR, DEELNAME AAN HET MAATSCHAPAPELIJK VERKEER EN HET VOEREN VAN REGIE DAAROVER

Artikel 4.1 Persoonsgebonden budget begeleiding individueel

De in dit artikel genoemde PGB-tarieven zijn afgeleid van de AWBZ-PGB-tarieven 2015. Uit de AWBZ-praktijk is gebleken dat het AWBZ-PGB-tarief toereikend is om (zelfs binnen de duurdere AWBZ-ZIN-tarieven) ondersteuning in te kopen. Uitgaande van de opdracht om budgetneutraal te blijven, is het niet verantwoord en niet noodzakelijk om PGB-tarieven vast te stellen, die hoger liggen dan de AWBZ-PGB-tarieven 2015. De AWBZ kende per functie (Begeleiding Individueel, Begeleiding Groep met vervoer, Begeleiding Groep zonder vervoer en Kortdurend Verblijf) één PGB-tarief. Omwille van de eenduidigheid en eenvoud bij de AWBZ (en de perceelindeling van de inkoop Wmo) is daarbij aangesloten.

Differentiatie

In het beleidsplan en de verordening is aangegeven dat de gemeente toe wil naar een differentiatie in PGB-tarieven. Bij het differentiëren is voor de eenduidigheid aangesloten bij de indeling in de AWBZ en de differentiatie waarmee de Sociale Verzekeringsbank reeds ten behoeve van de AWBZ-PGB’s werkte. Dat heeft geleid tot de in het artikel opgenomen categorie-indeling. Voor de onderbouwing daarvan wordt verwezen naar de “Notitie Onderbouwing PGB-tarief ML Oost”.

Artikel 4.2 Persoonsgebonden budget begeleiding groep inclusief vervoer

Zie de toelichting bij artikel 4.1.

Artikel 4.3 Persoonsgebonden budget begeleiding groep exclusief vervoer

Zie de toelichting bij artikel 4.1.

HOOFDSTUK 5 ONTLASTEN VAN MANTELZORGERS

Artikel 5.1 Persoonsgebonden budget kortdurend verblijf

Zie de toelichting bij artikel 4.1.

HOOFDSTUK 6 NORMALE GEBRUIK VAN DE WONING

Artikel 6.1 Persoonsgebonden budget woonvoorzieningen

De verstrekking van het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen is op onderdelen anders geregeld dan bijvoorbeeld bij hulp bij het huishouden. Bij de woonvoorzieningen gaat het om respectievelijk de bouwkundige, de niet-bouwkundige voorzieningen (bijv. woningsanering i.v.m. cara, badzitjes, badliften etc.) en de uitraaskamer. Omdat de klant die bewust kiest voor een persoonsgebonden budget veelal ook maximale keuzevrijheid wil, wordt de hoogte vastgesteld op basis van een kostenopstelling door Argonaut en/of een offerte. Een andere mogelijkheid zijn de door het college gehanteerde prijslijsten voor woningaanpassingen, die worden gebruikt bij woonvoorzieningen. Op basis van deze prijslijsten gelden vaste bedragen voor een aantal (kleine) en meestal standaard woningaanpassingen.

Lid 2

In lid 2 wordt een specifieke bepaling gewijd aan de niet bouwkundige woonvoorziening woonsanering. Allereerst geldt dat het compenseren van allergene factoren of andere problemen die hun oorzaak vinden in de aard van de in of aan de woonruimte gebruikte materialen niet onder de werking van de Verordening valt. Woningsanering zal in de meeste gevallen betrekking hebben op voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn. Alleen in die gevallen dat artikelen nog niet zijn afgeschreven en het medisch gezien dringend noodzakelijk is dat deze direct vervangen worden, kunnen burgemeester en wethouders besluiten een pgb te verlenen.

Leden 3 t/m 6

Deze leden bepalen de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van woonvoorzieningen. De bedragen zijn gebaseerd op tarieven die door het Nederlands Liftinstituut worden gehanteerd. Deze bedragen worden jaarlijks aangepast. Indien een persoonsgebonden budget is aangevraagd zal allereerst, indien het onderhoud en keuring betreft, de ingediende offerte beoordeeld moeten worden. Vervolgens vindt vaststelling plaats.

Lid 8

In lid 8 is bepaald dat, indien wordt uitgegaan van een offerte, de hoogte van het persoonsgebonden budget maximaal gelijk is aan het bedrag dat zou gelden op grond van de standaardprijslijst woningaanpassingen, voor zover de betreffende woonvoorziening voorkomt op deze standaardprijslijst. Dit is alleszins redelijk omdat dit bedrag ook door burgemeester en wethouders aan de leverancier betaald zou worden.

HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING

Artikel 7.1 Persoonsgebonden budget rolstoelen

In lid 2 wordt de wijze geregeld waarop de hoogte van een te verlenen persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt bepaald. Hierbij wordt uitgegaan van de prijs die de gemeente dient te betalen voor een voorziening in natura bij de leverancier aan wie de opdracht tot verstrekking van vervoersvoorzieningen is gegund op basis van een aanbesteding. Dit is het bedrag zonder korting zoals die in het contract is afgesproken. De hoogte van het aldus bepaalde Pgb is inclusief de kosten van onderhoud.