Treasurystatuut

Geldend van 01-01-2008 t/m heden

Intitulé

Treasurystatuut

Treasurystatuut

Gemeente Maasgouw

 

Raadsvergadering 13 december 2007

Hoofdstuk 1 Inleiding

Door de gemeentelijke herindeling van 1-1-2007 zijn de financiële geldstromen, posities en risico’s binnen de nieuwe gemeente Maasgouw substantieel toegenomen ten opzichte van de voormalige gemeente Heel, Maasbracht en Thorn. Om op een prudente wijze met deze publieke middelen om te gaan is een helder en transparant beleidskader voor de treasuryfunctie noodzakelijk. Zowel de gemeente Heel, Maasbracht en Thorn waren in het bezit van een treasurystatuut. Deze statuten dateerden uit 2002 en waren toe aan vervanging. Met dit nieuwe treasurystatuut wenst de gemeente Maasgouw haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten. De wet- en regelgeving met betrekking tot de treasuryfunctie bij gemeenten is de afgelopen jaren aan de nodige verandering onderhevig geweest. Deze ontwikkelingen maken een nieuw treasurystatuut noodzakelijk.

In dit nieuwe treasurystatuut wordt de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut zal de gemeente jaarlijks een treasuryparagraaf opnemen in zowel de begroting als in de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken. In de Proraps  worden de tussentijdse verslaglegging opgenomen.

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Gemeentewet, Wet fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden). De financiële verordening ex art 212 is eveneens voor de raadsvergadering van 13 december 2007 geagendeerd.

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd.

Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer.

Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

Tenslotte dient het treasurystatuut te worden geïmplementeerd in de organisatie. Een succesvolle implementatie vereist een breed draagvlak binnen de gemeente voor de geformuleerde beleidskeuzes. Een goede communicatie behoort hierbij tot de belangrijkste succesfactoren.

 

Hoofdstuk 2 Treasurystatuut

De raad der gemeente Maasgouw;

Gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders;

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en de Wet financiering decentrale overheden;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

Paragraaf 1 Begrippenkader

Artikel 1

In dit statuut wordt verstaan onder:

- Deposito    

Niet-verhandelbare belegging bij een bank, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt weggezet;

- Derivaten  

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

- Financiering  

 Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

- Garantieproduct  

Combinatie van financiële basisproducten, aangeboden door de financiële instellingen, waarbij vooraf wordt afgesproken dat de hoofdsom voor een X % wordt uitgekeerd aan het einde van de looptijd;

- Geldstromenbeheer    

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);    

- Insolventie    

Onmacht om geldelijke verplichtingen na te komen;

- Intern liquiditeitsrisico  

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjarig investeringsprogramma (MIP) waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

- Kasgeldlimiet  

Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

- Koersrisico    

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

- Krediet-instelling    

Instelling welke tot primair doel hebben het verlenen van kredieten;

- Kredietrisico    

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

- Liquiditeitenbeheer    

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

- Liquiditeitenplanning    

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;    

- Liquiditeitsrisico    

zie intern liquiditeitsrisico

- Participatie    

Belang in de vorm van een deelnemingsbewijs/aandeelbewijs

- Rating  

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

- Rentecompensatiecircuit    

Systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend;

- Renterisico    

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

- Renterisiconorm    

Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

- Rentetypische looptijd  

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

- Saldobeheer    

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

- Rentevisie    

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

- Solvabiliteitsratio van 0%  

Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

- Treasuryfunctie  

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

- Uitzetting    

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Paragraaf 2 Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

1.    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

2.    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s;

3.    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

4.    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Paragraaf 3 Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

1.    De gemeente mag leningen en/of garanties uitsluitend aangaan en verstrekken uit hoofde van de “publieke taak”. Voor leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting/garantie tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen/deelnemingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren. Bij het vaststellen van deze publieke taak worden de uitgangspunten van de verordening artikel 212 Gemeentewet in acht genomen;

2.    Bij het afgeven van garanties wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande waarborgfondsen;

3.    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

4.    Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Daarnaast moet de derivatentransactie op een verantwoorde wijze geadministreerd kunnen worden. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het schriftelijke advies in van een externe adviseur.

Paragraaf 4 Renterisicobeheer

Artikel 4

1.    Bij het aantrekken van kortlopende financieringsmiddelen streeft de gemeente ernaar om de kasgeldlimiet conform de Wet fido niet te overschrijden;

2.    Bij het afsluiten van leningen en het maken van renteafspraken wordt gezorgd dat de renterisiconorm in de toekomst niet wordt overschreden;

3.    Nieuwe leningen/uitzettingen worden gebaseerd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

4.    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

5.    De rentevisie van de gemeente wordt opgesteld op basis van de rentevisie van een vooraanstaande financiële instelling en de provincie, dit gebeurt conform de gemeentelijke P&C-cyclus.

 

Paragraaf 5 Koersrisicobeheer

Artikel 5

De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren:

-    vastrentende waarden;

-    producten waarbij aan het eind van de looptijd de hoofdsom gegarandeerd is;

-    beleggingsproducten welke door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als "Fido-proof" zijn aangemerkt.

 

Paragraaf 6 Kredietrisicobeheer

Artikel 6

1.    Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:

-    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) die onder Nederlands of anderszins EER-toezicht (1.)   vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;

-    Financiële instellingen met ten minste een P1-rating of A-1 rating, voor uitzettingen met een looptijd tot één jaar, van één van de erkende rating-bureau’s: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA;

-    Financiële instellingen met ten minste een A-rating, voor uitzettingen van één jaar of langer, van één van de erkende rating-bureau’s: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA;

-    Indien de lange termijn rating onder A komt, dient de uitzetting tegen zo laag mogelijke kosten binnen één jaar te worden verkocht.

2.    Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties uit hoofde van de publieke taak bedingt de gemeente zoveel mogelijk zekerheden.

3.    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten,

en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

 

(1.)  Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

Paragraaf 7 Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitsplanning.

Paragraaf 8 Valutarisicobeheer

Artikel 8

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen aan te gaan of te garanderen en gelden uit te zetten in de euro.

Paragraaf 9 Financiering

Artikel 9

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

1.    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

2.    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne liquiditeiten te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren;

3.    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen;

4.    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

 

Paragraaf 10 Langlopende uitzettingen

Artikel 10

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

1.    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

2.    De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes op alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

Paragraaf 11 Relatiebeheer

Artikel 11

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

1.    Bankrelaties en hun bancaire condities worden doorlopend beoordeeld op marktconformiteit;

2.    Bankrelaties dienen, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6.

Paragraaf 12 Geldstromenbeheer

Artikel 12

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

1.    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitsplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

2.    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door de huisbankier.

Paragraaf 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

1.    De gemeente streeft naar concentratie van liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

2.    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld- leningen, kasgeldleningen en rekening courantkredieten;

3.    Toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar moeten voldoen aan de eisen van artikel 5;

4.    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

5.    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd langer dan een maand maar korter dan één jaar en/of bedragen van meer dan € 2.500.000;

6.    De gemeente kan volstaan met één offerte bij een financiële instelling, indien gelden worden aangetrokken of uitgezet voor een periode tot en met een maand en tot een bedrag van € 2.500.000. Hierbij dient wel de marktconformiteit getoetst te worden;

7.    Vorderingen op debiteuren dienen conform het invorderingsbeleid zo effectief en efficiënt mogelijk te worden omgezet in ontvangen liquiditeiten.

Paragraaf 14 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

1.    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

2.    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

3.    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

a.    bij iedere transactie zijn minimaal twee functionarissen betrokken (het vier-ogen-principe);

b.    de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

c.    de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen, met uitzondering van het contante en girale betalingsverkeer.

4.    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van het afsluiten van leningen en uitzettingen te versturen naar de teamcoördinator financieel beheer, zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

5.    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie gecontroleerd door de medewerkster financieel beheer.

 

Paragraaf 15 Bevoegdheden

Artikel 15

Het vastleggen van bevoegdheden start vanuit het college. In onderstaande matrix zijn voor de belangrijkste treasury activiteiten de bevoegdheden opgenomen. Hierbij wordt rekening gehouden met een functiescheiding tussen: voorbereiden, beslissen, uitvoeren,registreren en controleren van de treasury activiteiten.

 

afbeelding binnen de regeling

 

Paragraaf 16 Informatievoorziening

Artikel 16

Om de treasury activiteiten controleerbaar en beheersbaar te maken is een goed functionerende interne en externe informatievoorziening noodzakelijk. Drie typen informatie kunnen hierbij worden onderscheiden:

Beleidsmatige informatie; Operationele informatie Verantwoordingsinformatie (performance rapportages, interne controles, etc.).

Naast interne informatie heeft de treasury ook externe informatie nodig zoals informatie met betrekking tot de geld- en kapitaalmarkt en met betrekking tot met de bank afgesloten transacties.

 

Beleidsmatige informatie

Het treasurystatuut geeft de kaders weer, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. De gemeente stelt daarnaast jaarlijks een treasuryparagraaf bij de begroting op. Hierin wordt ingegaan op de wijze waarop concreet invulling wordt gegeven aan het treasurybeleid.

In het treasuryparagraaf bij de begroting dienen tenminste de volgende onderwerpen aan de orde te komen:

-    Algemene ontwikkelingen

-    Renteontwikkelingen

-    (Verwachte) liquiditeitsverloop

-    Plannen voor financiering

-    Plannen voor uitzettingen

-    Risicoprofiel treasuryfunctie

Operationele informatie

Het opstellen en hanteren van operationele informatie is de verantwoordelijkheid van de functionarissen die bij de uitvoering betrokken zijn.

De belangrijkste operationele informatie die te allen tijde beschikbaar moet zijn:

-    Actuele liquiditeitsplanning

-    Afgesloten transacties

-    Bancaire afspraken

Verantwoordingsinformatie

De verantwoording over het uit te voeren treasurybeleid vindt plaats binnen de reguliere Planning & Control cyclus. Daarnaast wordt in de treasuryparagraaf bij de jaarrekening het uitgevoerde beleid geëvalueerd. In de evaluatie wordt weergegeven in hoeverre de beleidsvoornemens uit de paragraaf bij de begroting zijn uitgevoerd en wat de oorzaken zijn van eventuele afwijkingen.

Om een goede vergelijkbaarheid mogelijk te maken dienen de indeling en de onderwerpen van de evaluatie aan te sluiten bij de treasuryparagraaf van de begroting van het betreffende jaar.

Paragraaf 17 Inwerkingtreding

Artikel 17

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 13 december 2007.De burgemeester, de griffier,

Nota-toelichting 3 Memorie

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2    In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1    In de eerste plaats dient ervoor gezorgd te worden dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. Treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2    De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3    De derde doelstelling van treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4    De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de gemeente is immers géén winstgerichte organisatie. Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

    

Artikel 3 lid 1 De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor garanties en het verstrekken van leningen dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen en garanties “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De afdeling financiën adviseert over bijv. de garantievoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast toetst zij de aanvraag aan de uitvoeringsregeling m.b.t. garanties van de gemeente.

Artikel 3 lid 2

Artikel 3 lid 3 Om het risico, dat de gemeente loopt op haar garantiestellingen te minimaliseren maakt de gemeente zoveel mogelijk gebruik van de bestaande waarborgfondsen,  zoals het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, Waarborgfonds Sport en Waarborgfonds Zorg. Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido. De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen.

 

Artikel 3 lid 4    Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie omtrent dergelijke instrumenten, zal vooraf advies worden ingewonnen van een extern adviseur.

 

Artikel 4 lid 1    Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente ; Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido  de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 2    Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 3    Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 4    Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

    

Artikel 5 lid 1    Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd. Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido.

Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen. Omdat een aantal gemeenten prijs stelt op een oordeel van hun toezichthouder of van BZK of een bepaald fonds voor gemene rekening fido-aanvaardbaar is, hebben de toezichthouders en BZK een platform ingesteld om beleggingsproducten, en met name fondsen voor gemene rekening, zo goed mogelijk te toetsen op fido-aanvaardbaarheid, met inachtneming van de voorafgaande paragrafen. De gemeente mag dus participaties aanhouden in beleggingsfondsen, die vanuit het platform, waarin het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de toezichthouders zitting hebben,zijn goedgekeurd. Hiervoor kan de website van het ministerie geraadpleegd worden. Zie http://www.minbzk.nl/onderwerpen/openbaar-bestuur/financien_provincies/financiele-functie/veelgestelde-vragen

    

Artikel 6 lid 1    Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt. Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA.

 

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Via de website van bijv. Moody’s (www.moodys.com) kun je je laten registreren en krijg je kosteloos toegang tot deze informatie.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het waarborgfonds sociale woningbouw geborgde leningen van woningcorporaties).

    

Artikel 6 lid 2

Artikel 6 lid 3

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 7    Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8    Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

Artikel 9 lid 1    Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2    Teneinde de renteresultaten te optimaliseren worden zoveel mogelijk de intern beschikbare liquiditeiten gebruikt.

Artikel 9 lid 3    Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 9 lid 4    Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10    Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2    Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 1    Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten.

    

Artikel 12 lid 1    Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2    Het elektronisch laten uitvoeren van het betalingsverkeer bank heeft als voordeel dat de kosten kunnen worden geminimaliseerd.

Artikel 13 lid 1    Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij een bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 2    In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietfaciliteit op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 14    Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

    

Artikel 15    De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente . Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 16     Dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.