Regeling vervallen per 16-02-2012

Algemene subsidieverordening gemeente Maasgouw 2009

Geldend van 16-02-2012 t/m 15-02-2012

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Maasgouw 2009.

.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepaling

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

a. activiteit: een verzameling van samenhangende werkzaamheden en handelingen (of een nalaten) gericht op het algemeen belang van de gemeente en/of haar inwoners en passend binnen het door de raad vastgestelde beleid zoals genoemd onder artikel 1.2.

b. algemene egalisatiereserve: een reserve met een algemeen karakter en die vrij aanwendbaar is;

c. Awb: de Algemene wet bestuursrecht.

d. beleidsnota: een door de raad vastgesteld stuk, waarin een samenhangend overzicht gegeven wordt van voorgenomen overheidsbeleid met als functie een bijdrage te leveren aan het realiseren van een (beleids)doelstelling.

 

e. beleidsplan: het door een organisatie opgesteld en vastgesteld meerjarenplan, waarin de doelen en activiteiten van de organisatie worden vermeld, evenals de voor de uitvoering benodigde personele, materiële en organisatorische middelen.

 

f. bestemmingsreserve: een reserve waaraan vooraf een specifieke bestemming is gegeven.

 

g. college: college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maasgouw;

 

h. deelsubsidieverordening: een bijzondere en/of aanvullende regeling op de Algemene subsidieverordening waarin bepalingen zijn opgenomen die specifiek van toepassing zijn op subsidieverlening op een of meer beleidsterreinen.

 

i. gemeente: de gemeente Maasgouw.

 

j. instelling: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stelt om zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van de ingezetenen van de gemeente Maasgouw.

 

k. productbegroting: een begroting waarin per product de integrale kostprijs is berekend.

 

I. raad: gemeenteraad van de gemeente Maasgouw.

 

m. voorziening: een voorziening, als bedoeld in artikel 2:374 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 1.2 Reikwijdte van de algemene subsidieverordening

Deze verordening is van toepassing op het subsidiëren van activiteiten op de beleidsterreinen die vallen onder de door de raad in de programmabegroting vastgestelde programma's.

Artikel 1.3 Rechtspersoonlijkheid

1. Subsidie kan slechts worden verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

2. In bijzondere gevallen kan het college in afwijking van het gestelde in het eerste lid, gemotiveerd subsidie verlenen aan instellingen zonder volledige rechtsbevoegdheid of natuurlijke personen.

 

Artikel 1.4 De rol van de raad

1. De door de raad vastgestelde beleidsnota's kunnen ter verdere invulling van de activiteiten als bedoeld in art. 1.2 (Asv) dienen.

2. Indien een wettelijke bepaling en/of doelmatigheid daartoe noodzaakt, kan de raad in afwijking of ter aanvulling van de algemene subsidieverordening voor een specifiek beleidsterrein een deelsubsidieverordening vaststellen.

 

3. De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

 

Artikel 1.5 De rol van het college

1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en voor zover van toepassing van titel 4.2 Awb.

 

2. Het college kan ter nadere uitwerking van de Asv nadere regels en beleidsregels vaststellen.

Artikel 1.6 Toezichthouders

Burgemeester en wethouders kunnen toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Awb aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die zijn opgelegd aan de subsidieontvanger.

Artikel 1.7 Subsidieplafond en verdelingsmaatstaf

1. Indien in de door de raad vastgestelde programma's of een daaronder vallend product of subproduct uit de programmabegroting een bedrag is opgenomen, die volgens de daarbij behorende omschrijving uitsluitend bestemd is als subsidie ten behoeve van een afzonderlijk programma binnen de programmabegroting of een onder dit programma vallend product of subproduct, geldt dit bedrag als subsidieplafond.

 

2. Indien uit de beschrijving van de programmabegroting vastgestelde programma's of een daaronder vallend product of subproduct niet zonder meer blijkt dat de raad voor dit programma of product een subsidieplafond heeft vastgesteld, is het college bevoegd binnen de kaders van de begroting van de gemeente een subsidieplafond voor dit programma, product of subproduct vast te stellen.

 

3. Indien een subsidieplafond is vastgesteld, zoals bedoeld in dit artikel, verdeelt het college het beschikbare bedrag in volgorde van ontvangst van de aanvragen, tenzij het college vooraf criteria bekend heeft gemaakt aan de hand waarvan aanvragen zullen worden beoordeeld.

Artikel 1.8 Subsidiesoorten

1. De gemeente onderscheidt de volgende meerjarige subsidievormen. Subsidieverlening geschiedt voor een periode van minimaal twee en maximaal vier kalenderjaren:

 

a. budgetsubsidie: een subsidie (minimaal € 50.000,-) die, op grondslag van gedefinieerde producten en prestaties, wordt verstrekt aan instellingen met meerdere beroepskrachten, waarbij de voorwaarde gesteld wordt om een uitvoeringsovereenkomst met de instelling af te sluiten. De subsidie wordt jaarlijks vastgesteld.

 

b. exploitatiesubsidie: een subsidie voor de instandhouding van (een) activiteiten), waarbij de subsidieverstrekker voor de aanvang van het subsidietijdvak de subsidiabele kosten bepaalt en de hoogte van de exploitatiesubsidie in de verleningsbeschikking aan een maximum verbindt. De subsidie wordt op basis van het exploitatieresultaat jaarlijks vastgesteld.

 

c. stimuleringssubsidie: een stimuleringsbijdrage in een activiteit of activiteiten, zonder dat de hoogte afhankelijk wordt gesteld van de kosten van de activiteiten. De hoogte van de stimuleringssubsidie wordt bepaald met behulp van een normbedrag en objectieve kwantitatieve gegevens. De subsidie wordt jaarlijks vastgesteld.

 

2. De gemeente onderscheidt de volgende incidentele subsidievorm:

eenmalige activiteitensubsidie: een subsidie voor een eenmalige activiteit of voor een project met een eenmalig en/of experimenteel karakter.

 

Artikel 1.9 Indexering voor instellingen met vast personeel

1. Voor de indexering wordt onderscheid gemaakt tussen de personele en niet- personele kosten:

a. De hoogte van de indexering van de personele kosten wordt berekend door het Caopercentage van de sector waartoe de instelling behoort, te vermenigvuldigen met de vastgestelde loonkosten van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

 

b. De hoogte van de indexering van de niet-personele kosten wordt jaarlijks vastgesteld op basis van het percentage zoals vastgesteld in de gemeentelijke begrotingsrichtlijnen.

 

2. Het college kan hier in bijzondere gevallen van afwijken, maar dient haar besluit vóór 1 april aan betrokkenen bekend te maken.

Artikel 1.10 Indexering voor instellingen zonder vast personeel

1. Het subsidiebedrag wordt jaarlijks door het college geïndexeerd in overeenstemming met de gemeentelijke begrotingsrichtlijnen.

2. Het college kan hier in bijzondere gevallen van afwijken, maar dient haar besluit vóór 1 april aan betrokkenen bekend te maken.

 

Artikel 1.11 Evaluatieverslag

1. Indien het noodzakelijk is om inzicht te verkrijgen of te vergroten in de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie evalueert het college de subsidieverstrekking, tenzij de kosten van de evaluatie onevenredig zouden zijn in verhouding tot het daarmee gediende belang.

 

2. Evaluatie vindt afhankelijk van de duur van de subsidie, evenals de daarmee beoogde effecten, tenminste 1 keer per 4 jaar plaats.

Hoofdstuk 2 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 2.1 Verplichtingen van de subsidieontvanger

1. Het college kan naast de in artikel 4:37 Awb bedoelde standaardverplichtingen ook bij nadere regels of bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen met betrekking tot:

 

a. de omzetting, ontbinding, splitsing of fusie van de rechtspersoon en een eventuele mededelingsplicht van de aanvrager betreffende wijzigingen in de statuten of de bestuurssamenstelling, met inachtneming van de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek;

 

b. het deelnemen van de Maasgouwse bevolking aan de activiteiten;

 

c. activiteiten gericht op doelgroepen waarvoor de gemeente speciale aandacht wenst;

 

d. een verbod tot speculeren en de wijze waarop de middelen worden ingezet en beheert, waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht;

 

e. het door aanvrager te verlenen medewerking aan onderzoeken die redelijkerwijs nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening, beleidsnota's, deelsubsidieverordeningen, beleidsregels en aan een onderzoek van de gemeentelijke rekenkamer.

 

2. De verplichtingen genoemd in artikelen 4:61 lid 2, 4:69, 4:70 en 4:71 Awb zijn van toepassing.

 

3. De instelling die subsidie ontvangt, dient, voor zover gewerkt wordt met vrijwilligers, te beschikken over een vrijwilligersstatuut, inhoudende een regeling van de verzekering van de vrijwilligers, een regeling van de medezeggenschap van de vrijwilligers in het organisatiebeleid en een vergoedingsregeling.

 

Artikel 2.2 Vergoeding vermogensvorming

1. in de gevallen bedoeld in artikel 4:41, lid 2 Awb, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

 

2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag, waarmee subsidiering door de gemeente heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

 

3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen indien het onroerend goed betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

 

4. indien de activiteiten van de subsidieontvanger met toestemming van het college door een andere rechtspersoon wordt voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die ander in eigendom worden overgedragen, is de subsidieontvanger ter zake in afwijking van het tweede lid geen vergoeding verschuldigd.

Artikel 2.3 Algemene egalisatiereserve bij exploitatie- en budgetsubsidie

1. De subsidieontvanger vormt een algemene egalisatiereserve.

2. Het college kan regels stellen over de maximale jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve en over de maximale omvang van de egalisatiereserve.

Artikel 2.4 Algemene egalisatiereserve bij stimuleringssubsidie

1. Het college kan regels stellen over de vorming van een algemene egalisatiereserve, de maximale omvang en het maximum van de hieraan periodiek toe te voegen bedragen.

2. Het periodiek aan de algemene egalisatiereserve toe te voegen bedrag bedraagt in ieder geval niet meer dan 10% van het verleende subsidiebedrag.

 

Artikel 2.5 Bestemrningsreserves

Het college kan regels stellen over de vorming van bestemmingsreserves, de maximale omvang en het maximum van de hieraan periodiek toe te voegen bedragen.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van subsidieverlening

Artikel 3.1 Termijn voor indiening aanvraag

1. Een aanvraag voor een meerjarige subsidie dient uiterlijk 1 april voorafgaand aan het tijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd, schriftelijk te worden ingediend bij het college.

2. Een aanvraag voor een incidentele subsidie dient uiterlijk 12 weken voorafgaand aan het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de uitvoering van de voorgenomen activiteit, schriftelijk te worden ingediend bij het college.

 

Artikel 3.2 Afhandelingstermijn aanvraag

Tenzij het college een beroep doet op de mogelijkheid tot het maken van een begrotingsvoorbehoud, beschikt het college op aanvragen voor een meerjarige subsidie binnen 8 weken nadat de gemeentebegroting is vastgesteld.

Artikel 3.3 Vereisten aanvraag voor budget- en een exploitatiesubsidie

1.   Een aanvraag voor een budgetsubsidie of een exploitatiesubsidie gaat vergezeld van:

a.  een meerjarenbeleidsplan voor tenminste de aangevraagde subsidieperiode; b.  een meerjarige begroting voor tenminste de aangevraagde subsidieperiode in de

zin van art. 4:61 en 4:63 Awb; c.  een meerjarig activiteitenplan voor tenminste de aangevraagde subsidieperiode in de zin van art. 4:61 en 4:62 Awb; d.  vermelding van de omvang van de algemene egalisatiereserve,

bestemmingsreserves en voorzieningen.   2.   Het college kan in bijzondere gevallen met betrekking tot de in lid 1 genoemde vereisten afwijkende en of aanvullende eisen stellen.

Artikel 3.4 Vereisten aanvraag voor stimulerings- en incidentele subsidie

1.  Een aanvraag voor een stimuleringssubsidie of incidentele subsidie gaat vergezeld van:

a.  een motivatie, waarin het belang van de activiteit(en) in het licht van het beleid en de doelstellingen die in de gemeente Maasgouw worden nagestreefd, is toegelicht; b.  een korte beschrijving van de activiteiten die gepland zijn voor de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd; c.  een (meerjarige) begroting inhoudende een overzicht van de voor de

subsidieperiode geraamde inkomsten en uitgaven, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd; d.  een overzicht van de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopend kalenderjaar.   2.  Het college kan in bijzondere gevallen met betrekking tot de in lid 1 genoemde vereisten, bij beleidsregel afwijkende en of aanvullende eisen stellen.

Artikel 3.5 Aanvullende vereisten bij eerste aanvraag

In het geval van een eerste aanvraag kan het college, naast de in art. 4:64 lid 1 van de Awb op te leggen aanvullende vereisten bij nadere regels en besluit, ook vrijstellingen of ontheffingen inzake art. 4:64 lid 2 Awb verlenen.

Hoofdstuk 4 Subsidieverlening

Artikel 4.1 Weigeringsgronden

De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de Awb genoemde gevallen geheel of gedeeltelijk geweigerd worden indien:

a.   de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden en criteria die bij of krachtens deze verordening zijn vastgesteld;

b.   de aanvrager ook zonder subsidietoekenning over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de activiteiten te dekken.

Artikel 4.2 Bevoorschotting

1. Het college kan de subsidieontvanger bij de beschikking tot subsidieverlening voorschotten verlenen.

2. Voorschotten worden verleend op basis van de volgende indeling:

a. indien de subsidie minder dan € 10.000,00 bedraagt, wordt zij in één termijn beschikbaar gesteld;

b. indien de subsidie tussen de € 10.000,00 en de € 100.000,00 bedraagt wordt zij in kwartaaltermijnen beschikbaar gesteld;

c. indien de subsidie meer dan € 100.000,00 bedraagt, wordt zij beschikbaar gesteld in maandelijkse termijnen;

d. Het college kan in bijzondere gevallen met betrekking tot de in sub a tot en met c genoemde indeling, bij beleidsregel afwijkende en of aanvullende eisen stellen.

 

3. De voorschotten worden binnen 8 weken na de voorschotverlening betaald.

 

Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling en -betaling

Artikel 5.1 Procedure

Meerjarig verleende subsidies worden ingevolge art. 4:44 Awb en art. 4:47 onder a

Awb jaarlijks ambtshalve vastgesteld.

Artikel 5.2 Termijn voor indiening gegevens, bescheiden/aanvraag subsidievaststelling

1. De subsidieontvanger van een meerjarige subsidie dient jaarlijks uiterlijk 1 april na afloop van het kalenderjaar, de voor de ambtshalve subsidievaststelling in art. 5.4 van deze verordening vereiste gegevens en bescheiden, aan het college te overleggen.

2. De subsidieontvanger van een incidentele subsidie dient binnen 12 weken na afloop van de activiteit waarvoor de incidentele subsidie is verleend, een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college.

 

Artikel 5.3 Verzoek om uitstel van het indienen van de gegevens, bescheiden tot subsidievaststelling

1. Indien een subsidieontvanger de vereiste gegevens niet tijdig of slechts onvolledig voor de subsidievaststelling kan overleggen, kan de subsidieontvanger schriftelijk een gemotiveerd verzoek om uits1tel indienen. De subsidieontvanger moet in dit verzoek de datum vermelden waarop de vereiste gegevens beschikbaar of aangevuld zijn.

 

2. Indien het college het verzoek om uitstel inwilligt is de uiterste termijn voor de indiening of aanvulling:

a. voor een meerjarige subsidie uiterlijk 1 mei na afloop van het kalenderjaar;

b. voor een incidentele subsidie 16 weken na afloop van de activiteit waarvoor de incidentele subsidie is verleend.

 

Artikel 5.4 Vereiste gegevens, bescheiden/aanvraag voor de subsidievaststelling

1. Op de vaststelling van de subsidie zijn de vereisten genoemd in de artikelen 4:75, 4:76, 4:77, 4:78, 4:79 en 4:80 van de Awb van toepassing.

 

2. Op de vaststelling van de subsidie lager dan € 25.000,- is artikel 4:78 niet van toepassing en kan worden volstaan met een ondertekende verklaring van het desbetreffende bestuur van de instelling, tenzij een ander bestuursorgaan dit wel als een verplichting heeft opgenomen bij het beschikbaar stellen van budget.

 

3. Het college kan bij besluit en eventueel bij nadere regels vrijstelling van de verplichtingen als bedoeld in artikel 4:78, eerste tot en met vierde lid Awb verlenen.

 

4. Het college kan bij besluit en eventueel bij nadere regels ten behoeve van de vaststelling van de subsidie afwijkende en of aanvullende gegevens, bescheiden eisen of aanwijzingen geven.

 

Artikel 5.5 Betaling

Binnen 3 weken na dagtekening van de beschikking tot vaststelling van de subsidie, wordt het subsidiebedrag betaald en/of verrekend met gedane voorschotten (zie ook art.4.2 Bevoorschotting Asv).

Artikel 5.6 Terugvordering

Naast het ingevolge artikel 4:57 Awb recht van terugvordering wordt hierbij het college tevens het recht tot vordering van wettelijke rente toegekend.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende van het bepaalde in deze verordening of de deelverordeningen gemotiveerd afwijken, indien toepassing van de betreffende verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6.2 Overgangsbepaling

1. De volgende verordeningen expireren per 31 december 2008:

a. Algemene Subsidieverordening gemeente Maasbracht;

b. Algemene Subsidieverordening gemeente Heel;

c. Algemene Subsidieverordening gemeente Thorn;

 alsmede de op bovengenoemde verordeningen gebaseerde

 deelsubsidieverordeningen.

 

2. Aanvragen om verlening van subsidie, die op basis van de onder het eerste lid genoemde verordeningen zijn ingediend en waarover bij de inwerkingtreding van de verordening nog niet is beslist worden geacht op basis van onderhavige verordening te zijn ingediend.

 

3. De aanlevering van gegevens en bescheiden en/of aanvragen met het oog op (ambtshalve) vaststelling van subsidie, die op basis van de onder het eerste lid genoemde verordeningen is verleend, worden afgedaan op basis van die verordening.

 

4. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag krachtens de in het eerste lid genoemde verordeningen, wordt beslist met toepassing van de onder het eerste lid genoemde (deel)verordeningen.

 

5. De subsidiejaren 2009, 2010, 2011 en 2012 gelden als overgangsjaren. Indien een instelling in 2009, 2010, 2011 en 2012 op grond van de nieuwe subsidiebeleidsregels een hoger subsidie ontvangt dan in 2008 wordt het hogere verschil in 2009, 2010, 2011 en 2012 respectievelijk voor 1/5, 2/5, 3/5 en 4/5 toegekend. Indien een instelling in 2009, 2010, 2011 en 2012 op grond van de nieuwe subsidiebeleidsregels een lager subsidie ontvangt dan in 2008 wordt het lagere verschil in 2009, 2010, 2011 en 2012 respectievelijk voor 4/5, 3/5, 2/5 en 1/5 gecompenseerd.

 

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 6.4 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Algemene subsidieverordening gemeente Maasgouw 2009'.

 

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 16 december 2008