Regeling vervallen per 22-06-2017

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Maasgouw

Geldend van 01-01-2008 t/m 21-06-2017

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Maasgouw

De raad van de gemeente Maasgouw besluit,

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

 

vast te stellen:

 

de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Maasgouw.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. afdeling:

iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college. b. administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Maasgouw en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

1. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

2. De raad stelt op voorstel van het college per programma, voor zover mogelijk, relevante indicatoren (zoals prestatie-indicatoren en kengetallen) vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

Artikel 2a Planning en Controlcyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de kadernota, de tussentijdse programmarapportages (proraps) en de begroting met de meerjarenraming.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

1. Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de productenraming ingedeeld naar programma’s en bij het jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de productenrealisatie ingedeeld naar programma’s. 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven. 3. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven. 4. De begroting en de jaarstukken bevatten naast de verplichte paragrafen een paragraaf ‘Dorpsontwikkelingsplannen’ (DOP’s) met daarin een overzicht van de respectievelijk per dorpskern te realiseren en gerealiseerde voorzieningen met betrekking tot de bevordering van de leefbaarheid. Tevens wordt in de (verplichte) paragraaf ‘bedrijfsvoering’, naast hetgeen in artikel 14 BBV is geregeld, nader ingegaan op het thema rechtmatigheid.

Artikel 3a Kaders ontwerpbegroting

1. Het college biedt voor 15 juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

2. De ramingen van onderhoudsbudgetten in de ontwerpbegroting worden gebaseerd op de meerjarige onderhoudsplannen, zoals die door de raad zijn vastgesteld;

3. Zolang de gemeente nog niet beschikt over een bepaald onderhoudsplan worden voor de onderhoudsbudgetten de geautoriseerde bedragen uit de vorige begroting overgenomen, waarbij deze bedragen voor eventuele inflatie worden gecorrigeerd.

Artikel 4 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma inclusief het overzicht algemene dekkingsmiddelen in het programma ‘Financiën’.

 

2. Kredietvoteringen zullen te allen tijden bij afzonderlijk raadsvoorstel aan de orde worden gesteld. Kredietvoorstellen dienen zonodig gespecificeerd op hoofdonderdelen gepresenteerd te worden en op dezelfde wijze (tussentijds) te worden geëvalueerd om eeen juiste analyse voor de raad mogelijk te maken. Aanbestedingsresultaten dienen aan de raad voorgelegd te worden en bij een aanbestedingsvoordeel kan de raad in overweging nemen het krediet overeenkomstig aan te passen.

 

3. Het college is bevoegd overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en onderschrijdingen van de geautoriseerde baten te dekken uit het bedrag voor ‘onvoorzien incidenteel’.

 

4. Het college is bevoegd andere dan in het 3e lid genoemde onvoorziene uitgaven te dekken uit het bedrag voor ‘onvoorzien incidenteel’ tot een maximum van € 25.000 per uitgaaf.

 

5. Indien het college voorziet dat een geautoriseerd programma of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college in de eerstvolgende raadsvergadering aan de raad gemeld.

 

6. Het college neemt een voorstel voor wijziging van het programma of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid op in de eerstvolgende programmarapportage aan de raad.

 

Artikel 5 Tussentijdse rapportage

1. Het college informeert de raad door middel van programmarapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste vier (1e prorap) en de eerste acht maanden (2e prorap) van het begrotingsjaar. 2. De prorap bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

a. de baten en lasten per programma;

b. het resultaat voor bestemming volgend uit onderdeel a;

c. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

d. het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen b en c, alsmede een realisatie en raming van de productenrealisatie en de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten. 3. In de prorap worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten in de begroting groter dan € 10.000 en op investeringskredieten groter dan € 25.000 toegelicht. 4. In afwijking van lid 3 worden afwijkingen van meer dan 25% van budgetten minder dan € 10.000 eveneens in de Prorap toegelicht.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 6 Waardering & afschrijving vaste activa

1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven. 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht. 3. De materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in maximaal: a. 40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen

b. 40 jaar: kantoren en bedrijfsgebouwen;

c. 60 jaar: rioleringen;

d. 40 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, kantoren, bedrijfsgebouwen en schoolgebouwen;

e. 15 jaar: motorvaartuigen;

f. 15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

g. 10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen; telefooninstallaties; kantoormeubilair; schoolmeubilair; aanleg tijdelijke terreinwerken; nieuwbouw tijdelijke woonruimten en bedrijfsgebouwen;

h. 10 jaar: zware transportmiddelen; aanhangwagens; schuiten; personenauto’s; lichte

motorvoertuigen;

i. 5 jaar: automatiseringsapparatuur;

j. niet: gronden en terreinen.

Activa met economisch nut en een verkrijgingprijs van minder dan € 5.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemden worden altijd geactiveerd. 4. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur. 5. De materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden, indien daartoe wordt besloten op grond van het vorige lid, lineair afgeschreven in maximaal: a. 30 jaar: wegen, straten en pleinen;

b. 20 jaar: openbare verlichting;

c. 20 jaar: verkeersregelingsinstallaties;

d. 30 jaar: kunstwerken (bruggen e.d.);

e. 10 jaar: bewegwijzering.

Artikel 6a Reserves en voorzieningen

1. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt:

a. de vorming en besteding van reserves;

b. de vorming en besteding van voorzieningen;

c. de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen. 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven: a. het specifieke doel van de reserve;

b. de voeding van de reserve;

c. de maximale hoogte van de reserve;

d. en de maximale looptijd.

3. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 7 Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten. 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW. 3. De omslagrente voor de rentetoerekening aan de activa wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en de voorzieningen.

Artikel 8 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing, leges en andere heffingen en retributies. 2. Het college biedt eens in de 4 jaar de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons. De raad stelt de nota vast. 3. Het college biedt eens in de 4 jaar de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid. De raad stelt de nota vast. 4. De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 9 Financieringsfunctie

Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

a. het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

b. het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

c. het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

d. het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

Hoofdstuk 4 Financieel beheer en interne controle

Artikel 10 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor: a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 11 Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie

Artikel 13 Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast: a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d. de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

e. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

Artikel 13a Inkoop en aanbesteding

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 14 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2008. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening. 2. Deze verordening treedt in de plaats van:

a. de ‘Financiële verordening gemeente Heel’ vastgesteld door de raad op 17 december 2003;

b. de ‘Financiële verordening gemeente Maasbracht’ vastgesteld door de raad op 27 november 2003;

c. de ‘Financiële verordening gemeente Thorn’ vastgesteld door de raad op 18 december 2003.

Artikel 14a Overgangsbepalingen

1. Investeringen in maatschappelijk nut die zijn geactiveerd vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgeschreven volgens de destijds vastgestelde afschrijvingstermijnen en methodiek, voor zover de raad niet heeft aangegeven dat deze investeringen vervroegd moeten worden afgeschreven. 2. Investeringen in economisch nut die zijn geactiveerd vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgeschreven volgens de destijds vastgestelde afschrijvingstermijnen en methodiek. 3. De bepalingen over de nota reserves en voorzieningen (artikel 6a) en de regels ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik (artikel 12) worden buiten werking gesteld tot deze regels zijn vastgesteld, uiterlijk tot 1 januari 2009.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Maasgouw’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 13 december 2007. de burgemeester, de griffier,