Regeling vervallen per 18-01-2023

Speelautomatenverordening voor de gemeente Maassluis

Geldend van 03-02-2001 t/m 17-01-2023

Intitulé

Speelautomatenverordening voor de gemeente Maassluis

De raad der gemeente Maassluis;gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 11 juli 2000;bijlage nr. 6.6;

gelet op het bepaalde in artikel 30, 31 en 32 van de Wet op de Kansspelen, artikel 147 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de Speelautomatenverordening voor de gemeente Maassluis;

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen:

1. voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. de Wet: de Wet op de Kansspelen;b. horecabedrijf: een horecabedrijf als bedoeld in artikel 3 eerste lid onder a. van de Drank- en Horecawet;c. inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1 eerste lid van de Drank- en Horecawet;d. lokaliteit: een lokaliteit als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b. van het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet.e. hoogdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 30 van de Wet.f. laagdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 30 van de Wet.g. Speelautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30 van de Wet. h. Behendigheidsautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30 van de Wet. i. Kansspelautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30 van de Wet. j. Speelautomatenhal: een inrichting als bedoeld in artikel 30 van de Wet.

Hoofdstuk 2 Vergunning

Artikel 2.1

Ingevolge artikel 30b. van de Wet is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een of meer speelautomaten aanwezig te hebben: a. op of aan de openbare weg;b. op voor het publiek toegankelijke plaatsen;c. in niet voor het publiek toegankelijke inrichtingen, waarvoor een vergunning ingevolge artikel 3 eerste lid onder a. of c., van de Drank- en Horecawet is vereist of waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is bij het Bedrijfschap Horeca.

Artikel 2.2

De hierboven genoemde vergunningsverplichting is niet van toepassing op: a. behendigheidsautomaten op kermissen, ook indien zij niet behoren tot de ingevolge artikel 30a. tweede lid van de Wet aangewezen typen van speelautomaten;b. speelautomaten op publiek toegankelijke plaatsen, uitsluitend ten behoeve van het verkopen daarvan of van het krachtens een vergunning als bedoeld in artikel 30h., eerste lid van de Wet in gebruik geven daarvan aan anderen ten behoeve van de uitoefening van hun bedrijf.

Hoofdstuk 3 Hoogdrempelige inrichtingen

Artikel 3.1 maximum aantal kansspelautomaten per hoogdrempelige inrichting.

Ingevolge artikel 30c. lid 2 sub b. van de Wet kan de burgemeester vergunning verlenen voor de plaatsing van maximaal twee kansspelautomaten in een hoogdrempelige inrichting.

Artikel 3.2 maximum aantal behendigheidsautomaten per hoogdrempelige inrichting.

a. De burgemeester kan ten behoeve van een hoogdrempelige inrichting een vergunning verlenen voor het plaatsen van één behendigheidsautomaat indien in de betreffende inrichting slechts één kansspelautomaat is geplaatst. b. De burgemeester verleent geen vergunning voor het plaatsen van een behendigheidsautomaat indien reeds een vergunning is verleend voor het plaatsen van twee kansspelautomaten in een hoogdrempelige inrichting. c. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.1 en 3.2 onder a. en b. kan de burgemeester per hoogdrempelige inrichting voor maximaal twee speelautomaten vergunning verlenen.

Hoofdstuk 4 Laagdrempelige inrichtingen

Artikel 4.1 aantal kansspelautomaten ten behoeve van laagdrempelige inrichtingen.

Ingevolge artikel 30c. lid 2 sub b. van de Wet kan de burgemeester geen vergunning verlenen voor de plaatsing van kansspelautomaten in laagdrempelige inrichtingen.

Artikel 4.1 aantal behendigheidsautomaten ten behoeve van laagdrempelige

De burgemeester kan een vergunning verlenen voor het hebben van maximaal twee behendigheidsautomaten in een laagdrempelige inrichting.

Hoofdstuk 5 Speelautomatenhallen

Artikel 5.1

Speelautomatenhallen zijn niet toegestaan.

Hoofdstuk 6 Voorschriften en beperkingen aanwezigheidsvergunning

Artikel 6.1

Aan de te verlenen vergunningen zoals genoemd in hoofdstuk 3, onder artikel 3.1 en onder artikel 3.2 lid a. en in hoofdstuk 4, onder artikel 4.1 en artikel 4.2, worden de volgende voorschriften en beperkingen verbonden:a. In de inrichting mogen alleen speelautomaten worden opgesteld, welke in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van een exploitatievergunning. Bij de aanvraag voor het verkrijgen van een vergunning genoemd onder hoofdstuk 3, onder artikel 3.1 en onder artikel 3.2 lid a. en in hoofdstuk 4, onder artikel 4.1 en artikel 4.2 dient de aanvrager dan ook een bewijs hiervan te overleggen; b. de vergunninghouder mag op geen enkele wijze door middel van reclame of enig andere vorm van werving het aanwezig hebben van (een) speelautoma(a)t(en) kenbaar maken;c. de vergunning is slechts van toepassing op toegelaten speelautomaten;d. de vergunning kan te allen tijde worden ingetrokken, indien de bepalingen van de wet en de aan de vergunning verbonden voorschriften worden overtreden;.e. de vergunninghouder wordt geacht de aan de vergunning verbonden voorwaarden te hebben aanvaard;f. de vergunning kan te allen tijde worden gewijzigd of ingetrokken; g. deze vergunning dient in de inrichting aanwezig te zijn.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1

1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Speelautomatenverordening”.2. Zij treedt in werking met ingang van de achtste dag na haar afkondiging.3. In situaties waarin de Wet en deze Verordening niet voorziet, beslist de burgemeester.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Maassluis,gehouden op 12 september 2000.
De secretaris, de voorzitter,
mr. A.J.T. Korthout drs. J. Sterkenburg- Versluis.
Datum bekendmaking: 26 januari 2001.Datum inwerkingtreding: 3 februari 2001.