Regeling vervallen per 21-10-2015

TREASURYSTATUUT VOOR DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING STROOMOOPWAARTS MVS

Geldend van 21-10-2015 t/m 20-10-2015

Intitulé

TREASURYSTATUUT VOOR DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING STROOMOOPWAARTS MVS

Het algemeen bestuur van Stroomopwaarts MVS

gelet op de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido), de Gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts MVS en de Financiële verordening Stroomopwaarts MVS 2015;

gezien het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 18 mei 2015 en 21 september 2015;

 

BESLUIT:

vast te stellen het navolgende:

TREASURYSTATUUT VOOR DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING STROOMOOPWAARTS MVS.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Artikel 1. Algemeen

Het treasurystatuut vormt het kader voor de uitvoering van het treasurybeleid. Het treasurybeleid is onderdeel van het financieel beleid en ondersteunt de uitvoering van de publieke taken en biedt mede waarborgen voor de financiële continuïteit van Stroomopwaarts MVS op korte en lange termijn.

Het treasurystatuut is voor Stroomopwaarts MVS beperkt gehouden, omdat zij een eenvoudige rol heeft op het gebied van treasury en vanwege het feit, dat de uitvoering in handen is bij een van de in de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, de hostende gemeente.

De behoefte is:

  • -

    het aantrekken van geld voor investeringen ten behoeve van de bedrijfsvoering;

  • -

    het overbruggen van de mate van bevoorschotting zoals geregeld in de gemeenschappelijke regeling of bij het offreren van projecten en de voortgang van uitvoering van de projecten en begroting.

Artikel 2. Doelstelling

Het treasurystatuut regelt de uitvoering van de treasuryfunctie en het besluitvormings- en verantwoordingsproces daaromtrent binnen Stroomopwaarts MVS.

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

Bij Stroomopwaarts MVS gelden de volgende doelstellingen van de treasuryfunctie:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities waardoor Stroomopwaarts MVS in staat is en blijft om voldoende middelen te kunnen aantrekken en overtollige gelden te kunnen uitzetten om de taken binnen de kaders van de vastgestelde begroting uit te voeren.

  • 2.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 3.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido en de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

  • 4.

    Waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van treasury duidelijk worden geregeld.

Artikel 3. Wettelijke kaders

De wettelijke kaders voor treasury worden grotendeels bepaald door nationale regelgeving. Ook Europese regelgeving kan van toepassing zijn. De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en de daarbij behorende ministeriële regelingen vormen de relevante kaders voor de uitoefening van de treasury van onder andere gemeenschappelijke regelingen. De relevante ministeriële regelingen zijn:

  • Voor het uitzetten en/of verstrekken van financiële middelen:

    • -

      De regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (RUDDO)

    • -

      Het besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden (BLDO)

  • Voor het aantrekken van financiële middelen:

    • -

      De uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (UFDO)

    • -

      Het besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden (BLDO)

Om beter kunnen voldoen aan de door Europa gestelde begrotingsdiscipline is sinds 15 december 2013 een daartoe strekkende wijziging van de wet financiering decentrale overheden (fido) van kracht. Hiermee worden alle decentrale overheden verplicht om alle geldmiddelen die zij niet onmiddellijk nodig hebben voor de publieke taak aan te houden in ’s Rijks schatkist. Dat is van invloed op de treasuryfunctie en – opbrengsten van decentrale overheden. De wijze waarop Stroomopwaarts MVS hiermee omgaat, is verwerkt in dit treasurystatuut.

Artikel 212 van de Gemeentewet verplicht Stroomopwaarts MVS om een financiële verordening te hebben. Daarin worden de financiële beleidskaders vastgelegd en vastgesteld door het algemeen bestuur. Een uitwerking van deze kaders is, conform artikel 12 van de Financiële verordening Stroomopwaarts MVS 2015, uitgewerkt in dit statuut.

Tenslotte moeten bij het uitzetten of verstrekken van financiële middelen ook rekening worden gehouden met de staatssteunregels uit het EU-Verdrag. Voor een correcte naleving daarvan is Stroomopwaarts MVS zelf verantwoordelijk.

Hoofdstuk 2 Beleid

Artikel 4. Treasurybeleid

Het algemeen bestuur bepaalt, met de vaststelling van de begroting, welke de publieke taken van Stroomopwaarts MVS zijn en binnen welk budgettair kader die worden uitgevoerd.

Artikel 5. Treasury en de Planning & Control-cyclus

De paragraaf financiering in de begroting en jaarstukken bevat de plannen voor de treasuryfunctie voor het begrotingsjaar in een meerjarig perspectief. In de paragraaf wordt in ieder geval verslag gedaan van de zaken zoals genoemd in artikel 13 van de financiële verordening Stroomopwaarts MVS.

De paragraaf financiering in de jaarstukken geeft een verslag van de uitvoering van het treasurybeleid in het afgelopen jaar. Daarbij wordt getoetst aan de (bijgestelde) plannen zoals verwoord in de paragraaf financiering in de (bijgestelde) begroting.

Hoofdstuk 3 Risicobeheer

Artikel 6. Uitgangspunten risicobeheer

Het beheersen en vermijden van risico’s staat in het treasurybeleid voorop. In dit verband is het risicomanagement gericht op het inzichtelijk maken van toekomstige risico’s en deze te beheersen, te verminderen en te spreiden. De treasuryfunctie zal nadrukkelijk geen bankachtige activiteiten ontplooien, met het oogpunt om geld te verdienen.

Artikel 7. Renterisicobeheer

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe) toekomstige rentewijzigingen op het resultaat en op de waarde van rentedragende activa en passiva door:

  • 1.

    Het moeten aantrekken of uitzetten van financieringsmiddelen, of als gevolg van een overeengekomen renteherziening op een lopende lening, op een ongunstige rentestand.

  • 2.

    Het niet kunnen profiteren van gunstige renteontwikkelingen.

De doelstellingen zijn het minimaliseren van de rentekosten en het optimaliseren van de rentebaten.

Met betrekking tot het renterisicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitsplanning.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening worden zoveel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

Artikel 8. Kredietrisicobeheer

Kredietrisicobeheer is het indekken tegen waardedaling op de vorderingspositie door het vooraf stellen van eisen aan en stellen van zekerheden door de tegenpartij.

Bij het uitzetten van middelen gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Met betrekking tot uitzettingen worden de bepalingen van de Wet fido gevolgd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak worden zoveel mogelijk zekerheden geëist.

Artikel 9. Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden uitgesloten door alleen leningen te verstrekken, aan te trekken of te garanderen in euro’s.

Artikel 10. Liquiditeitsrisicobeheer

Het interne liquiditeitsrisico wordt beperkt door de treasuryactiviteiten te baseren op liquiditeitsplanningen die periodiek worden bijgesteld en zoveel mogelijk synchroon lopen met begroting en jaarstukken.

Hoofdstuk 4 Financiering

Artikel 11. Relatiebeheer

Stroomopwaarts MVS beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 2.

    Ten behoeve van uitzettingen ingeschakelde tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Het beheer van relaties met financiële ondernemingen, waaronder de bankrelaties, valt onder de verantwoordelijkheid van de medewerker die is belast met de uitvoering van de treasuryfunctie.

Onder dit beheer wordt verstaan:

  • 1.

    Het beheer van rekeningen bij verschillende bancaire instellingen, waarbij wordt gestreefd naar een zo klein mogelijk aantal rekeningen om de transparantie te vergroten.

  • 2.

    Het zorgdragen voor voldoende kredietfaciliteit bij verschillende bancaire instellingen.

  • 3.

    Het zorgdragen voor informatie bij financiële ondernemingen over verdeling van bevoegdheden binnen Stroomopwaarts MVS voor een efficiënte afhandeling en minimalisering van risico’s van transacties.

  • 4.

    Het periodiek beoordelen van bankrelaties en hun bancaire condities op marktconformiteit.

  • 5.

    Het onderhouden van contacten met banken, instellingen en (geld)makelaars ten behoeve van de toegang tot en van kennis over de ontwikkelingen in de financiële markten.

Artikel 12. Geldstromenbeheer

De kosten van het geldstromenbeheer worden beperkt door

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik wordt beperkt door de (girale en chartale) geldstromen op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer wordt elektronisch uitgevoerd bij de aangewezen bank.

  • 3.

    Contante geldstromen alsmede losse en spoedbetalingen worden zoveel mogelijk beperkt en zijn alleen onder voorwaarden toegestaan.

  • 4.

    Het gebruik van creditcards en bankpassen is niet toegestaan.

Artikel 13. Aantrekken van middelen

Bij het aantrekken van middelen gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken. Op deze wijze worden de renterisico’s en het renteresultaat geoptimaliseerd.

  • 2.

    Toegestane instrumenten voor het aantrekken van financieringsmiddelen zijn voor:

    • a.

      kortlopende financiering (rentetypische looptijd tot 1 jaar) de eigen middelen, het callgeld, het daggeld, de kasgeldlening, commercial paper en de kredietfaciliteit op de rekening courant;

    • b.

      langlopende financiering (rentetypische looptijd vanaf 1 jaar) de eigen financieringsmiddelen, vaste en onderhandse leningen, commercial paper en medium term notes;

    • c.

      de inzet van andere instrumenten dan genoemd onder a en b is ter beoordeling van het algemeen bestuur.

Artikel 14. Uitzetten van middelen

Het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer geschiedt uitsluitend bij het Rijk, krachtens de voorwaarden zoals opgenomen in de Wet fido.

Artikel 15. Saldo- en liquiditeitenbeheer (Kasbeheer)

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    Er wordt gestreefd naar concentratie van liquiditeiten binnen één saldi- en rentecompensatiecircuit bij de huisbank.

  • 2.

    De bank onder 1 voldoet aan de bepalingen zoals opgenomen onder relatiebeheer.

  • 3.

    De liquiditeitspositie is te allen tijde voldoende om tijdig aan de verplichtingen te kunnen voldoen.

  • 4.

    De bepalingen opgenomen onder liquiditeitsrisicobeheer en onder het aantrekken en uitzetten van langlopende financiering zijn van toepassing bij de invulling van de liquiditeitsbehoefte.

Hoofdstuk 5 Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 16. Uitgangspunten

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle (ao/ic):

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd in de mandaatregeling.

  • 2.

    De ao/ic waarborgt dat:

    • a.

      de uitvoering van de treasuryfunctie conform de gestelde regels plaatsvindt;

    • b.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • c.

      de treasuryactiviteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • d.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.

  • 3.

    Bij de door de hostende gemeente uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;

    • b.

      de uitvoering en de controle geschieden door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd.

  • 5.

    De interne controle ten aanzien van de treasuryfunctie vindt plaats conform het controleplan van de hosting bedrijfsvoering.

  • 6.

    De treasuryfunctionaris van de hostende gemeente houdt te allen tijde alle relevante stukken ter beschikking ter verantwoording van zijn/haar werkzaamheden. De treasuryfunctionaris archiveert alle offertes en de keuzen en overwegingen die tot besluiten in het kader van treasury hebben geleid.

  • 7.

    De controlefunctionaris van de hostende gemeente maakt van elke controle een verslag:

    • a.

      hieruit blijkt minimaal waar eventueel aandachtspunten liggen op de onder 6 genoemde punten;

    • b.

      de treasuryfunctie ontvangt elk rapport tevoren ter inzage en dient dit voor gezien, dan wel voor akkoord te ondertekenen;

    • c.

      op basis van dit rapport doet de treasuryfunctie zonodig aanbevelingen tot aanpassing van het treasurystatuut.

Artikel 17. Verantwoordelijkheden

  • 1. Het primair bevoegde orgaan tot het aangaan van overeenkomsten tot aangaan en verstrekken van geldleningen is het dagelijks bestuur.

  • 2. De verantwoordelijkheden ten aanzien van Treasury worden door het dagelijks bestuur vastgelegd, hierin wordt onderscheid gemaakt in verantwoordelijkheden per functionaris. De eindverantwoordelijkheid ligt bij het algemeen bestuur.

  • 3. Het treasurybeleid en elke aanpassing daarvan moet worden vastgesteld door het algemeen bestuur.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit statuut treedt in werking op 1 juli 2015.

  • 2. Dit statuut wordt aangehaald als: “Treasurystatuut Stroomopwaarts MVS 2015”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van Stroomopwaarts MVS op 6 oktober 2015