Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Maassluis houdende regels omtrent rechtspositie commissieleden (Verordening rechtspositie commissieleden Maassluis 2020)

Geldend van 04-03-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Maassluis houdende regels omtrent rechtspositie commissieleden (Verordening rechtspositie commissieleden Maassluis 2020)

De raad van de gemeente Maassluis;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Maassluis van 4 februari 2020 tot het vaststellen van de Verordening rechtspositie commissieleden Maassluis 2020;

gelet op de artikelen 96, eerste en tweede lid, 97, 98, 99 van de Gemeentewet en de artikelen 3.3.2., 3.3.3., tweede lid, 3.4.1., eerste lid, 3.3.8. en 3.4.2. van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

besluit

de Verordening rechtspositie commissieleden Maassluis 2020 vast te stellen.

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Commissielid: lid van een commissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar en die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

Artikel 2. Reis- en verblijfkosten commissieleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing commissieleden

  • 1. Een commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de ambtelijke contactpersoon van de betreffende commissie.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. De teammanager waar de ambtelijke contactpersoon van de betreffende commissie onder valt beslist op basis van de overlegde stukken.

  • 4. Per commissielid kan per jaar maximaal € 250,- worden vergoed voor niet-partijpolitiek georiënteerde scholing. In bijzondere gevallen kan overgegaan worden tot het toekennen van een afwijkend bedrag.

Artikel 4. Verhoging vergoeding commissieleden voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

  • 1. Een commissielid ontvangt voor het bijwonen van een commissievergadering een hogere vergoeding dan de vergoeding waarop hij overeenkomstig artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers aanspraak heeft als:

    • a.

      het commissielid op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie is aangetrokken en/of

    • b.

      het commissielid een vergoeding ontvangt die niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en/of de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

  • 2. Overeenkomstig het in lid 1 bepaalde ontvangt de voorzitter van de bezwaarschriftencommissie een vergoeding van € 210,- per bijgewoonde commissievergadering en de leden van deze commissie een vergoeding van € 180,- per bijgewoonde commissievergadering.

  • 3. Het in lid 2 genoemde bedrag wordt jaarlijks gewijzigd met hetzelfde percentage als waarmee het bedrag bedoeld in artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt gewijzigd.

Artikel 5. Informatievoorziening leden van de bezwaarschriftencommissie

Aan de voorzitter en de leden van de bezwaarschriftencommissie wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.3.2. van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en in verband met de noodzakelijkheid voor de uitoefening van de functie, als informatievoorziening een mobiel apparaat in bruikleen ter beschikking gesteld. Nadere regels voor het in bruikleen ter beschikking stellen van het mobiele apparaat zijn opgenomen in de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde Regeling mobiele apparaten bezwaarschriftencommissie en de bijbehorende bruikleenovereenkomst mobiele apparaten commissielid.

Artikel 6. Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, per maand, per kwartaal, per half jaar of per jaar plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering. Welke termijn er gehanteerd wordt, is afhankelijk van de werkwijze van de betreffende commissie.

Artikel 7. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur of,

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 30 dagen na betaling door het commissielid ingediend bij de ambtelijke contactpersoon van de betreffende commissie.

  • 4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan een commissielid binnen 30 dagen nadat de aanvraag is goedgekeurd wordt overgemaakt. De teammanager waar de ambtelijke contactpersoon van de betreffende commissie onder valt beslist over de aanvraag.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 dag na de datum van bekendmaking in het Elektronisch Gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie commissieleden Maassluis 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maassluis, gehouden op 18 februari 2020,

De griffier,

mr. R. van der Hoek

De voorzitter,

dr. T.J. Haan:

Toelichting Verordening rechtspositie commissieleden Maassluis 2020

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van leden van gemeentelijke commissies die op grond van artikel 84 van de Gemeentewet zijn ingesteld zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag voor het hebben van een rechtspositionele verordening is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, de leden van de door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissies als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen aan commissieleden zoals bedoeld in deze verordening.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het commissielidmaatschap betreft niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001.

Voor commissieleden geldt dat de onkostenvergoedingen en vergoeding voor het bijwonen van een vergadering als inkomsten moeten worden verantwoord en de (beroeps)kosten die worden gemaakt mogen worden afgetrokken. Het resultaat zal het commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente moet jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de commissieleden op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring/Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op commissieleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Definitiebepalingen

De verordening heeft betrekking op commissieleden als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet, die niet tevens raadslid zijn of ambtenaar en die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd. Op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale politie ambtsdragers dient ook de rechtspositie van raadsleden en commissieleden die op grond van artikel 82 van de Gemeentewet zijn benoemd geregeld te worden. Voor hen is de rechtspositie in een afzonderlijke verordening geregeld. Binnen onze gemeente zijn geen commissieleden die op grond van artikel 83 van de Gemeentewet zijn benoemd aanwezig.

Artikel 2. Reis- en verblijfkosten commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing commissieleden

Voor commissieleden is in het Rechtspositiebesluit decentrale politie ambtsdragers bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

Artikel 4. Verhoging vergoeding commissieleden voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

De hoogte van de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies, die zijn ingesteld op basis van artikel 84 van de Gemeentewet zijn imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse voor elke bijgewoonde vergadering van de commissie.

In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de verordening is geregeld dat een dergelijke hogere vergoeding voor zowel de voorzitter en als de leden van de bezwaarschriftencommissie geldt.

Artikel 5. Informatievoorzieningen leden van de bezwaarschriftencommissie

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan de voorzitter en de leden van de bezwaarschriftencommissie voor de duur van de uitoefening van de functie als informatievoorziening een mobiel apparaat in bruikleen ter beschikking. Nadere regels voor het in bruikleen ter beschikking stellen van het mobiele apparaat zijn opgenomen in de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde Regeling mobiele apparaten bezwaarschriftencommissie en de bijbehorende bruikleenovereenkomst mobiele apparaten commissielid.

Artikel 6 Betaling vaste vergoedingen & artikel 7 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan commissieleden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Commissieleden declareren hun kosten bij de teammanager waar de ambtelijke contactpersoon van de betreffende commissie onder valt.