Regeling vervallen per 01-01-2010

Regeling stichting RvU 2005

Geldend van 19-05-2005 t/m 31-12-2009 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN MAASTRICHT,

overwegende dat

in de verordening Cliëntenparticipatie WWB 2005 is bepaald dat een regeling tot stand wordt gebracht waarbij de formele grondslag van de Stichting Raad voor Uitkeringsgerechtigden (RvU) wordt geregeld.

gelet op het bepaalde in artikel 47 van de Wet werk en bijstand

gezien het raadsbesluit van 21 september 2004

BESLUITEN:

Vast te stellen de “Regeling Stichting RvU 2005”.

Artikel 1: Definities

  • 1. In de regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      RvU: Stichting Raad voor Uitkeringsgerechtigden

    • b.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaw), de wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars (Wwik).

    • c.

      MMO: Maastrichts Minima Overleg

    • d.

      VidB: Comité Vrouwen in de Bijstand

    • e.

      College: Burgemeester en Wethouders

Artikel 2: Doelstelling

De RvU behartigt de collectieve belangen van ingezetenen die aanspraak (kunnen) maken op een uitkering ingevolge de wet en het gemeentelijk minimabeleid.

Artikel 3: Taken en bevoegdheden

1.De RvU heeft tot taak het gevraagd en ongevraagd adviseren van het College, de directeur van d

Dienst Sociale en Economische Zaken en de Gemeenteraad over beleid in het kader van de wet en het

gemeentelijk minimabeleid, voor zover dit wordt uitgevoerd door de Dienst Sociale Zaken alsmede over aangelegenheden die de uitvoering en de kwaliteit van de dienstverlening betreffen.

  • 2.

    De adviezen over het beleid worden ingebracht via het MMO. De RvU zal zich hierbij in het bijzonder richten op de uitvoeringsgevolgen voor de uitkeringsgerechtigden.

  • 3.

    De RvU is niet bevoegd te adviseren naar aanleiding van

    • a.

      klachten, bezwaarschriften en andere zaken die op individuele cliënten betrekking hebben, met uitzondering van de hierbij gehanteerde procedures en regelingen.

    • b.

      verplichte uitvoering door de gemeentelijke organen van wettelijke voorschriften, voor zover bij deze uitvoering geen ruimte voor eigen gemeentelijk beleid aanwezig is.

Artikel 4: Overleg

  • 1. De RvU vergadert, samen met VidB, een keer per 2 maanden met de directeur van de dienst Sociale en Economische Zaken over de uitvoering van de wet en het gemeentelijk minimabeleid, voor zover dit wordt uitgevoerd door de Dienst Sociale en Economische Zaken.

  • 2. De RvU vergadert, samen met VidB, twee keer per jaar met de wethouder Sociale Zaken over de uitvoering van de wet en het gemeentelijk minimabeleid, voor zover dit wordt uitgevoerd door de Dienst Sociale en Economische Zaken.

Artikel 5: Ambtelijke ondersteuning

  • 1. De RvU krijgt ondersteuning van een ambtelijk secretaris.

  • 2. De ambtelijk secretaris is geen lid van de RvU.

  • 3. Contacten tussen de RvU en de dienst Sociale en Economische Zaken lopen via de voorzitter en de ambtelijk secretaris.

  • 4. De ambtelijk secretaris stelt de agenda op van de overleggen, bedoeld in artikel 4, verzorgt de uitnodigingen en zorgt voor tijdige verzending van de agenda en de benodigde stukken.

  • 5. De ambtelijk secretaris notuleert de overleggen, bedoeld in artikel 4, bewaakt de voortgang en afhandeling van de uitgebrachte adviezen.

Artikel 6: Middelen

  • 1. Het College stelt een werkbudget beschikbaar ten behoeve van de werkzaamheden van de RvU.

  • 2. De middelen als bedoeld in het eerste lid worden jaarlijks toegekend op basis van een door de RvU te overleggen begroting met toelichting.

  • 3. Vóór 1 april van het volgend jaar dient de RvU een afrekening en jaarverslag in.

  • 4. De middelen als bedoeld in het eerste lid kunnen door de RvU naar eigen inzicht aangewend worden voor scholing, betaling presentiegelden, informatiewerving, werkruimte, het onderhouden van contacten met de achterban en het geven van voorlichting.

Artikel 7: Samenstelling

  • 1. Het maximale aantal leden van de RvU bedraagt 11

  • 2. De RvU wijst één van haar leden aan als voorzitter.

  • 3. Bij de samenstelling wordt gestreefd naar een goede afspiegeling van de doelgroep, waarbij minimaal 2/3 een uitkering ontvangt van de dienst Sociale en Economische Zaken.

  • 4. De RvU kan een huishoudelijk reglement vaststellen. Het huishoudelijk reglement mag geen bepalingen bevatten die in strijd zijn met de Verordening Cliëntenparticipatie 2005 of deze regeling.

Artikel 8: Inwerkingtreding:

  • 1.

    Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2005 en kan worden aangehaald als de “Regeling Stichting RvU 2005”.

  • 2.

    Op de datum inwerkingtreding vervalt het Statuut Raad van Uitkeringsgerechtigden van de dienst Sociale Zaken en Welzijn d.d. 12 juli 1991.

TOELICHTING

Middels deze regeling worden de grondslag van de Stichting Raad voor Uitkeringsgerechtigden (RvU) formeel geregeld.

Artikel 3: Taken en bevoegdheden

Bij de taken en bevoegdheden is aangesloten bij de Verordening Cliëntenparticipatie 2005.

Artikel 4: Overleg

Zoals bepaald is in de Verordening Cliëntenparticipatie 2005 vinden de overleggen met de directeur Sociale en Economische Zaken en de wethouder Sociale Zaken gezamenlijk plaats met het Comité Vrouwen in de Bijstand.

Het overleg beperkt zich tot de onderwerpen die door de dienst Sociale en Economische Zaken worden uitgevoerd.

Artikel 7: Samenstelling

Doelgroep van de RvU zijn alle ingezetenen die aanspraak (kunnen) maken op een uitkering ingevolge de wet en het gemeentelijk minimabeleid. Naast alle uitkeringsgerechtigden van de Dienst Sociale en Economische Zaken behoren ook mensen met een ander (laag) inkomen die aanspraak kunnen maken op bijzondere bijstand of declaratieregelingen tot de doelgroep.

Artikel 8: Inwerkingtreding

Deze werkwijze is reeds omgezet in de praktijk.