Regeling vervallen per 01-01-2018

Beleidsregels bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen 2009

Geldend van 07-05-2009 t/m 31-12-2017

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen 2009

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN MAASTRICHT,

Gezien,

de Wet werk en bijstand en -meer specifiek- hetgeen met betrekking tot de uitvoering van deze wet verwoord is in de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 6 oktober 2006, alsmede gelet op het bepaalde in

artikel 4:81 en volgende van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegende dat,

het vanuit het oogpunt van een effectief armoedebeleid wenselijk wordtgeacht nadruk te leggen op het voorkomen van armoede door middel van een goed participatie- en minimabeleid, een integrale aanpak vanuit de diverse beleidsterreinen én een geoptimaliseerde samenwerking met de ketenpartners.

BESLUIT:

vast te stellen:

Beleidsregels bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen 2009.

HOOFDSTUK 1

Artikel 1. Begripsomschrijving.

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht;

    • c.

      WWB: Wet werk en bijstand.

    • d.

      bijstandsnorm: de hoogte van de WWB-uitkering (inclusief eventuele gemeentelijke toeslag c.q.verlaging);

    • e.

      langdurigheidstoeslag: de toeslag als bedoeld in artikel 36 van de WWB.

  • 2.

    Voorzover niet anders is bepaald, worden begrippen in dit besluit gebruikt in dezelfde betekenis als in de WWB.

Artikel 2. Doelgroep.

De beleidsregels gelden uitsluitend voor een belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die op het moment van aanvraag voor het duurzaam gebruiksgoed géén aanspraak kan maken op een langdurigheidstoeslag omdat de daarvoor geldende referteperiode van tenminste 36 maanden met

maximaal 3 maanden onderbroken is geweest.

Afgezien van die 3 maanden onderbreking moet het inkomen van de belanghebbende gedurende vorenbedoelde referteperiode niet hoger zijn geweest dan 100% van de voor hem geldende bijstandsnorm, heeft belanghebbende ook geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de WWB en heeft hij ook geen uitzicht op inkomensverbetering.

Voorts moet duidelijk zijn dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder d van de WWB. Belanghebbende behoort dan niet tot de doelgroep aangezien er geen recht bestaat op zowel algemene als bijzondere bijstand.

Artikel 3. Wasmachine, koelkast, gasfornuis of televisie.

  • 1.

    Indien belanghebbende behoort tot de doelgroep genoemd in artikel 2, kan er aan belanghebbende bijzondere bijstand om niet worden verstrekt voor de vervanging van de wasmachine, koelkast, gasfornuis of televisie.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand om niet wordt als volgt gemaximeerd:

    • a.

      per huishouden kan maximaal 1 apparaat als genoemd in het eerste lid per kalenderjaar om niet worden verstrekt;

    • b.

      de hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op de daadwerkelijke kosten met als maximering de prijs gesteld in de NIBUD-prijzenlijst;

    • c.

      voor een apparaat kan slechts 1 x per 8 jaren bijzondere bijstand om niet worden verleend.

  • 3.

    Er wordt in het kader van deze regeling géén vergoeding verstrekt voor de eerste aanschaf van een apparaat.

Hoofdstuk 3. Verplichtingen.

Artikel 4. Inlichtingenplicht.

De uitkeringsgerechtigde of aanvrager is verplicht onder overlegging van bewijsstukken burgemeester en wethouders onmiddellijk mededeling te doen van de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de uitvoering van deze beleidsregels.

Hoofdstuk 4. Aanvraag en verificatie.

Artikel 5. De aanvraag.

De bijzondere bijstand om niet voor de kosten van de wasmachine, koelkast, gasfornuis of televisie dient vooraf aangevraagd te worden onder overlegging van een prijsopgave.

Artikel 6. Verificatie achteraf.

Belanghebbende is verplicht om binnen vier weken na uitbetaling van de bijzondere bijstand ter verificatie van een correcte besteding een betalingsbewijs te overleggen van de aanschaf van het apparaat.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen.

Artikel 7. Onvoorziene omstandigheden.

In gevallen, de uitvoering van deze beleidsregels betreffende, waarin deze niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 8. Hardheidsclausule.

Burgemeester en wethouders kunnen ingeval van onbillijkheid of klaarblijkelijke hardheid, afwijken van de in deze beleidsregels opgenomen bepalingen.

Artikel 9. Evaluatie.

De uitvoering van deze regeling zal jaarlijks worden geëvalueerd.

Artikel 10. Inwerkingtreding.

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 31 maart 2009.

Artikel 11. Citeertitel.

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen 2009”.

Aldus besloten door Burgemeester en Wethouders van Maastricht in hun vergadering van 31 maart 2009.

De Secretaris,

Drs. J.D. Nauta.

De Burgemeester,

Drs. G. Leers.

Toelichting: Beleidsregels bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen.

ALGEMEEN.

Bij collegebesluit van 4 juli 2006 is het “Armoedeplan 2006-2010” vastgesteld. In het armoedeplan wordt nadruk gelegd op het voorkomen van armoede door middel van een goed participatie- en minimabeleid, een integrale aanpak vanuit de diverse beleidsterreinen en samenwerking met

ketenpartners.

De beleidsregels hebben als voordeel dat personen die niet voor een Langdurigheidstoeslag in aanmerking komen omdat de referteperiode van 36 maanden met maximaal 3 maanden onderbroken is geweest, geen lening hoeven aan te vragen bij de Kredietbank Limburg voor de vervanging van de wasmachine, koelkast, gasfornuis of televisie.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING.

Hoofdstuk 1. Algemeen.

Artikel 1. Begripsomschrijving.

In dit artikel wordt een aantal begrippen nader beschreven.

Artikel 2. Doelgroep.

De doelgroep wordt beperkt tot die groep belanghebbenden die niet voor een Langdurigheidstoeslag in aanmerking komt omdat de minimale referteperiode van 36 maanden onderbroken is geweest met een periode van maximaal 3 maanden. Dit moet bij elke aanvraag duidelijk zijn. Het zal vooral gaan om situaties waarbij een belanghebbende bijvoorbeeld binnen voornoemde 36 maanden twee maanden geen bijstandsuitkering heeft ontvangen omdat hij in die periode inkomsten uit arbeid had waardoor er geen sprake meer kon zijn van een “inkomen op bijstandsniveau gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden”.

Buiten de genoemde 3 maanden moet binnen de referteperiode van 36 maanden wel zijn voldaan aan de vereisten voor een Langdurigheidstoeslag. Dit houdt in dat het inkomen van belanghebbende (in voorkomende gevallen ook het gezinsinkomen) niet hoger mag zijn geweest dan de voor hem geldende

bijstandsnorm, er geen sprake mag zijn van vermogen als bedoeld in artikel 34 WWB en er ook geen uitzicht is op inkomensverbetering.

Dit laatste criterium sluit studenten niet alleen uit voor wat betreft de Langdurigheidstoeslag maar ook voor deze regeling. Verder wordt in het artikel erop gewezen dat een belanghebbende die per kalenderjaar langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland dan wel een aaneengesloten periode van langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland niet tot de doelgroep kan worden gerekend. Een belanghebbende die bijvoorbeeld in vorenbedoelde onderbreking langer dan vier weken in het buitenland heeft verbleven zoals aangegeven in artikel 13, eerste lid onder d van de WWB, heeft geen recht op bijstand. Hij kan niet in aanmerking worden gebracht voor algemene bijstand maar ook niet voor bijzondere

bijstand. Dit laatste betekent dus ook dat geen Langdurigheidstoeslag of bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen kan worden verstrekt.

De beleidsregels beperken zich tot belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar omdat er in die regels een direct verband wordt gelegd met de regels voor de gemeentelijke Langdurigheidstoeslag. Daarin wordt de doelgroep ook beperkt tot deze leeftijdscategorie omdat voor 65-

plussers hogere bijstandsnormen gelden. De hoogte van de langdurigheidstoeslag is overigens afgestemd op het verschil tussen de normen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar en die van 65-plussers.

Hoofdstuk 2. Duurzame gebruiksgoederen.

Artikel 3. Wasmachine, koelkast, gasfornuis of televisie.

Lid 1.

Aan personen die behoren tot de doelgroep kunnen de kosten van vervanging van een wasmachine, koelkast, gasfornuis of televisie worden vergoed. Er is voor deze kostensoorten gekozen, omdat deze huishoudelijke apparaten vaak plotseling vervangen dienen te worden en het daarbij om grotere bedragen

ineens gaat. Daarnaast is de kwaliteit bij een nieuwe aankoop beter gegarandeerd. Bij een tweede hands aankoop ligt het met de beoordeling van de kwaliteit van deze huishoudelijke apparaten veel minder eenvoudig. Bij andere duurzame gebruiksgoederen (bijvoorbeeld bankstel, bedden, kasten, tafels en stoelen enz.) is dat vaak wel het geval. Verder is vervanging van deze goederen meestal ruimer van tevoren te voorzien of is het minder urgent. Daarom zijn deze duurzame gebruiksgoederen buiten de regeling gehouden.

Lid 2.

De hoogte van de bijzondere bijstand om niet is gemaximeerd tot maximaal 1 apparaat per kalenderjaar. Alleen daadwerkelijke kosten tot een maximum van de gangbare prijs van de NIBUD-prijzenlijst worden vergoed. Voor 2008-2009 zijn de gangbare prijzen vastgesteld op € 400,-- voor een wasmachine, € 280,-- voor een koelkast met vriesvak, € 280,-- voor een gasfornuis (4 pits) met gasoven en € 450,-- voor een televisie. Ook is bij de maximering van de bijzondere bijstand rekening gehouden met de gemiddelde levensduur van een apparaat, te weten 8 jaren.

Lid 3.

Er wordt in het kader van deze regeling geen vergoeding verleend voor de eerste aanschaf van een apparaat. Het moet dus duidelijk om een vervangingsaankoop gaan.

Hoofdstuk 4. Aanvraag en verificatie.

Artikel 5. De aanvraag.

Omdat voorafgaande aan de verstrekking een toets dient plaats te vinden of de vervanging noodzakelijk is, wordt de bijzondere bijstand op aanvraag verstrekt onder overlegging van een prijsopgave.

Artikel 6. Verificatie achteraf.

Belanghebbende is verplicht om binnen vier weken na uitbetaling van de bijzondere bijstand een betalingsbewijs te overleggen.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen.

Artikel 7. Onvoorziene omstandigheden.

Indien zich in de praktijk situaties voordoen welke niet gelijk zijn doch naar strekking vergelijkbaar zijn aan de beschreven situaties in dit besluit, dan kan BenW hierover een besluit nemen.

Artikel 8. Hardheidsclausule.

Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om af te wijken van hetgeen in het besluit is vastgelegd indien er sprake is van klaarblijkelijke hardheid of onbillijkheid. Het college kan hier op individuele basis een afzonderlijk gemotiveerd besluit nemen.

Artikel 9. Evaluatie.

Om zowel de financiële gevolgen als ook de effectiviteit van de nieuwe regeling goed in beeld te brengen, wordt de uitvoering van de regeling jaarlijks kort geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie kan bijstelling van de regeling plaatsvinden.

Artikel 10. Inwerkingtreding.

Dit artikel vermeld de datum van inwerkingtreding.

Artikel 11. Citeertitel.

Dit artikel geeft de citeertitel aan.