Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Geld voor de Buurten 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Geld voor de Buurten 2009

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.Buurtplatform:

een door Burgemeester en Wethouders erkende organisatie van buurtbewoners, werkzaam met betrekking tot de uitvoering en of begeleiding van projecten op het gebied van de sociale infrastructuur van de buurt, de verbetering van de leefbaarheid en de kwaliteit van wonen en woonomgeving, de betrokkenheid van bewoners bij de buurt, veiligheid en een verbetering van het imago van de buurt.

b.Buurt-, en stadsdeelindeling:

indeling van de gemeente in buurten en stadsdelen, zoals vastgesteld c.q. vast te stellen door de gemeenteraad (Borgharen en Itteren hebben een uitzonderingspositie zie artikel 3).

c.Subsidieplafond:

het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze verordening.

Artikel 2.

  • 1.

    Subsidies op grond van deze verordening worden slechts toegekend aan de buurtplatforms die een rechtspersoon zijn.

  • 2.

    Bij de beslissing omtrent de erkenning van een buurtplatform toetsen burgemeester en wethouders aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Per buurt wordt slechts één buurtplatform erkend;

    • b.

      Het doel, b. de functie, de werkwijze en de verantwoording dient te blijken uit een door het buurtplatform opgesteld statuut c.q. reglement;

    • c.

      Het buurtplatform dient een legitieme gesprekspartner van het gemeentebestuur te zijn ten aanzien van thema's en gemeentelijke beleidsvoornemens die de buurt betreffen;

    • d.

      De financiële administratie van het buurtplatform dient zodanig te zijn ingericht dat

een duidelijk inzicht kan worden verkregen in de besteding van de subsidiegelden.

3.Erkenning vindt plaats door middel van een vermelding in de eerste beschikking na inwerkingtreding van deze verordening. Hiervoor dient de eerste aanvraag voorzien te zijn van de noodzakelijke stukken (zie artikel 5). Dit mag gezien worden als een besluit conform Awb.

Artikel 3.

  • 1.

    De subsidie voor het buurtplatform wordt onderscheiden in:

    • a.

      subsidie in de organisatiekosten;

    • b.

      subsidie in de activiteitenkosten.

  • 2.

    De buurtplatforms van Borgharen en Itteren komen uitsluitend in aanmerking voor de organisatiekosten onder deze verordening. Voor wat betreft de activiteitenkosten doen zij een beroep op het budget voor de zogenaamde kleine kernen.

  • 3.

    De organisatiekosten:

    • a.

      Onder organisatiekosten worden verstaan: automatisering, telefoon, porto, lidmaatschappen, verzekeringen, werkgroepen/verenigingen/commissies, huur, vergaderkosten, jaarlijkse borrel, scholing en cursussen, representatie, aanschaf duurzame materialen;

    • b.

      Een buurtplatform kan jaarlijks een begroting voor organisatiekosten indienen tot een maximum van € 3.500,= per buurt of samenwerkingsverband van buurten, ongeacht het aantal verenigingen en/of commissies per buurt. Hierbij wordt uitgegaan van de buurt- en stadsdeelindeling;

    • c.

      Maximaal 10% van het toegekende bedrag voor organisatiekosten mag opgenomen worden in de post onvoorzien;

    • d.

      Werkgroepen, verenigingen en commissies die financieel ondersteund worden door derden kunnen geen aanspraak op genoemde organisatiekosten.

  • 4.

    De activiteitenkosten:

    • a.

      De activiteiten moeten leiden tot een vergroting van de leefbaarheid in buurten of een

versterking van de betrokkenheid van buurtbewoners bij de buurt;

b.Het budget kan ingezet worden voor activiteiten op het gebied van:

* de sociale infrastructuur (waar onder in ieder geval: buurtactiviteiten, verenigingsleven, versterking sociale samenhang op buurt-, straat-, complexniveau);

* veiligheid;

* de kwaliteit van de woonomgeving;

* buurtinformatieverstrekking (waar onder in ieder geval buurtbladen en webpagina’s);

* verbetering van imago van de buurt.

  • c.

    De activiteiten mogen niet strijdig zijn met de inhoud van de buurtagenda’s en bestaande beleidsuitgangspunten;

  • d.

    Het buurtplatform moet aannemelijk kunnen maken dat de voorstellen gedragen worden door en ten goede komen aan de buurt;

  • e.

    Onder activiteitenkosten wordt niet verstaan structurele activiteiten uitgevoerd door professionele instellingen;

  • f.

    Kosten voortvloeiend uit activiteiten van professionele instellingen die anderszins gefinancierd worden vallen niet onder deze regeling;

  • g.

    Maximaal 10% van het toegekende bedrag voor activiteitenkosten mag opgenomen worden in de post onvoorzien.

    • 5.

      De volgende voorwaarden bij de subsidie zijn van kracht:

  • a.

    Aanvragen uit de buurt dienen ingediend te worden via het buurtplatform;

  • b.

    De activiteitenkosten vormen de financiële vertaling van een inhoudelijk plan;

  • c.

    Per stadsdeel is een bepaald budget beschikbaar;

  • d.

    Jaarlijks worden subsidieplafonds door de gemeente per buurt ingesteld;

  • e.

    Het subsidieplafond heeft betrekking op het totaal van de organisatiekosten enactiviteitenkosten;

  • f.

    Eventuele restbedragen worden in de tweede tranche aanvragen gewogen aan de hand van de zwaarte van de buurtproblematiek;

  • g.

    Aanvragen worden in samenwerking met de woningcorporaties beoordeeld.

Artikel 4.

  • 1.

    De subsidie voor de buurtplatforms wordt door burgemeester en wethouders als volgt verleend:

    • a.

      voor organisatiekosten als bedoeld in artikel 3, lid 2, op basis van de aanvraag,maximaal € 3.500,- per jaar;

  • b.

    voor activiteitenkosten als bedoeld in artikel 3, lid 3, op basis van het bij de aanvraag overgelegde activiteitenplan voorzien van een begroting;

  • c.

    jaarlijks worden de subsidieplafonds per buurt en per stadsdeel vastgesteld.

    • 2.

      Burgemeester en Wethouders kennen de subsidie slechts toe voor zover het budget dit toelaat. Jaarlijks worden hiervoor de subsidieplafonds per buurt en per stadsdeel vastgesteld

Artikel 5.

Een aanvraag om subsidie op grond van deze verordening moet worden ingediend bij burgemeester en wethouders, waarbij de navolgende bepalingen in acht dienen te worden genomen:

  • a.

    de aanvraag moet worden ingediend voor 15 november van het jaar dat voorafgaat aan het betreffende subsidiejaar. Het betreft hier een activiteitenplan voor een jaar en de organisatiekosten voor een jaar. Een aanvullende aanvraag voor eventuele extra activiteiten lopende het jaar moet uiterlijk 15 augustus van het lopende jaar ingediend zijn;

  • b.

    bij de aanvraag moet worden toegevoegd:

    • 1.

      bij de eerste aanvraag een kopie van het gewaarmerkt (door de notaris als zodanig aangemerkt) statuut en/of het reglement van de buurtplatform;

    • 2.

      bij iedere jaarlijkse aanvraag:

  • a.

    alle andere stukken welke voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk zijn;

  • b.

    indien sprake is van een vereniging een ledenlijst van het voorgaande jaar;

  • c.

    een actuele lijst van naam en adressen van het dagelijks bestuur.

Artikel 6.

  • 1. Ter definitieve vaststelling van de subsidie dient door de verkrijger van de subsidie uiterlijk 31 maart van het jaar volgend op het betreffende subsidiejaar aan burgemeester en wethouders de navolgende bescheiden te worden overgelegd:

    • a.

      de door het bestuur van het buurtplatform voor akkoord getekende balans en rekening van inkomsten en uitgaven over dat jaar, voorzien van een duidelijke toelichting op die jaarstukken, de door de gemeente verstrekte kas- en bankboeken en de grootboekkaarten moeten gehanteerd worden;

    • b.

      ingeval het subsidie mede betreft activiteitenkosten als bedoeld in artikel 3, lid 1, sub b, het verslag waarin een vergelijking is gemaakt van beoogde en feitelijke gerealiseerde activiteiten/doelen over dat jaar;

    • c.

      alle andere financiële verantwoordingsstukken welke noodzakelijk zijn bij de beoordeling van de definitieve subsidie (zoals bijvoorbeeld betalingsbewijzen);

  • 2. Indien bij de afrekening de feitelijk uitgevoerde activiteiten niet overeenkomen met het vastgestelde activiteitenplan, kan de subsidie lager worden vastgesteld.

Artikel 7.

De buurtplatforms aan wie op grond van deze verordening subsidie is toegekend dienen mee te werken aan door of namens burgemeester en wethouders in te stellen onderzoeken, die zijn gericht op het verkrijgen van gegevens voor het beleid met betrekking tot deze verordening van de gemeente.

Artikel 8.

In de gevallen, waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 9.

De verordening kan worden aangehaald als de "verordening Geld voor de Buurten 2009”

Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Toelichting op de "verordening Geld voor de Buurten 2007".

Algemeen.

Het college van burgemeester en wethouders heeft in haar bestuursakkoord 2006-2010 de buurten als belangrijke partner in het brede sociale beleid benoemd. De intensieve samenwerking met de buurtplatforms is van groot belang en moet binnen de gemeentelijke organisatie nog beter vormgegeven worden. Het college realiseert zich dat dit niet gaat zonder dat bewoners de beschikking hebben over geld, waarmee ze activiteiten in hun woonbuurt kunnen realiseren.

Deze nieuwe verordening werkt met budgetten en is ontwikkeld op basis van de ervaringen met het Leefbaarheidsfonds en de Bewonerssubsidies. In haar besluit “Sterke buurten, sterkere stad” van 2006 heeft het college besloten een aantal verbeteringen door te voeren. Belangrijk punt is dat het totaalbedrag van de budgetten structureel is verhoogd. Het college en de woningcorporaties, verhoogden de budgetten met € 190.000,-, waarmee het totaalbudget op ruim € 500.000 structureel op jaarbasis komt.

Een tweede belangrijke verbetering is de verdeling van dit budget. De onderverdeling van bewonerssubsidies en buurtbudgetten komt te vervallen. Per stadsdeel wordt de hoogte van het budget vastgesteld (stadsdeelbudgetten) op grond van het aantal woonbuurten in het stadsdeel en de zwaarte van de problemen in die verschillende woonbuurten.

Bij de besteding van het geld is het natuurlijk belangrijk dat de verschillende belangen van de buurten goed worden afgewogen. De nieuw te ontwikkelen “buurtagenda’s”, als nieuw onderdeel van de stadsdeelprogramma’s, spelen daarbij een grote rol. Op grond van de buurtpeilingen en actuele ontwikkelingen in het gemeentelijk beleid worden tweejaarlijks per buurt “buurtagenda’s” opgesteld. Niet te verwarren met buurtontwikkelingsplannen die worden geschreven voor grote-steden-buurten en vaak te maken hebben met de herstructurering van buurten.

Voorts wordt de positie van de buurtplatforms beschreven, de zogenaamde legitimatie van buurtkaders en vastgelegd in een protocol.

Per stadsdeel is er een stadsdeelwethouder benoemd. De stadsdeelwethouder is het bestuurlijk aanspreekpunt voor de integrale aanpak en de samenwerking tussen de vele partijen in de buurt en het stadsdeel.

Artikelsgewijs.

Artikel 1.

In dit artikel worden de organisaties en begrippen nader gedefinieerd.

Artikel 2.

In dit artikel is aangegeven dat slechts die organisaties, die als gesprekspartner met betrekking tot zaken die hun buurt aangaan door de gemeente erkend zijn, voor subsidie in aanmerking komen.

Voorts is ten aanzien van de buurtplatforms een aantal criteria aangegeven op basis waarvan burgemeester en wethouders zich bij beslissing over de erkenning kunnen laten leiden. Erkenning vindt plaats naar aanleiding van een eerste aanvraag door middel van een vermelding in de beschikking. Hiervoor dient de eerste aanvraag voorzien te zijn van de noodzakelijke stukken. Na vaststelling van deze verordening wordt de aanvraag voor 2008 beschouwd als een eerste aanvraag ook voor reeds erkende buurtplatforms en moet daarmee voorzien worden van de noodzakelijk stukken.

De indeling volgt die van de gemeente in buurten en stadsdelen, zoals vastgesteld c.q. vast te stellen door de gemeenteraad.

Onder de werkingssfeer van deze verordening vallen dus niet:

  • a.

    privé personen

  • b.

    groepen die aangemerkt worden als een commissie zoals bedoeld in het besluit

beheer sociale huursector en als primair doel hebben het periodiek plegen van overleg met de eigenaar van woningen over zaken met betrekking tot de huur en het beheer van de woningen, dan wel groepen die zich primair inzetten voor huurders belangen;

  • c.

    activiteiten te verrichten door verenigingen van eigenaren of georganiseerde eigenaar-bewoners;

  • d.

    activiteiten, die gesubsidieerd worden op grond van een andere subsidieverordening ofwel die plaatsvinden in het kader van een uit andere hoofde van gemeentewege gesubsidieerde voorziening.

Artikel 3.

Omdat deze nieuwe regeling het accent verlegt naar een prestatiesubsidie, wordt onderscheid gemaakt in subsidie voor organisatiekosten (huisvesting en organisatie) en subsidie voor activiteitenkosten. Het budget voor de kleine kernen voorziet reeds in de activiteitenkosten van Borgharen en Itteren. Beide buurten komen daarmee alleen in aanmerking voor een vergoeding van de organisatiekosten.

De subsidie organisatiekosten is een bedrag dat aan een maximum is verbonden, voor ieder buurtplatform van gelijke hoogte. De hoogte van het subsidiebedrag is vastgesteld aan de hand van een berekening van de gemiddeld te maken kosten op grond van historische cijfers.

Onder organisatiekosten worden verstaan: automatisering, telefoon, porto, lidmaatschappen, verzekeringen, werkgroepen/verenigingen/commissies, huur, vergaderkosten, jaarlijkse borrel, scholing en cursussen, representatie, aanschaf duurzame materialen. Eventuele afschrijvingen van duurzame materialen worden niet langer goedgekeurd.

Maximaal 10% van het toegekende bedrag mag opgenomen worden in de post onvoorzien.

De subsidie activiteitenkosten wordt van geval tot geval aan de hand van een over te leggen activiteitenplan en bijbehorende begroting vastgesteld. De activiteiten moeten leiden tot een vergroting van de leefbaarheid in buurten of tot een versterking van de betrokkenheid van buurtbewoners bij de buurt.

Het budget kan ingezet worden voor activiteiten op het gebied van:

  • -

    de sociale infrastructuur (waaronder in ieder geval: buurtactiviteiten, verenigingsleven, versterking sociale samenhang op buurt-, straat-, complexniveau);

  • -

    veiligheid;

  • -

    de kwaliteit van de woonomgeving;

  • -

    buurtinformatieverstrekking;

  • -

    verbetering van imago van de buurt.

Maximaal 10% van het toegekende bedrag mag opgenomen worden in de post onvoorzien.

De volgende uitgangspunten bij de verdeling van de subsidie zijn van kracht:

  • -

    Per stadsdeel is een bepaald budget beschikbaar;

  • -

    De activiteitenkosten vormen de financiële vertaling van een inhoudelijk plan;

  • -

    Jaarlijks worden subsidieplafonds per buurt ingesteld;

  • -

    Het subsidieplafond heeft betrekking op het totaal van de organisatiekosten en activiteitenkosten;

  • -

    Eventuele restbedragen worden in de tweede tranche aanvragen gewogen aan de hand van dezwaarte van de buurtproblematiek.

-Aanvragen worden in samenwerking met de woningcorporaties beoordeeld.

Artikel 4.

Als uitgangspunt voor de subsidiëring dient te gelden, dat de buurtplatforms een prestatie leveren, gebaseerd op een activiteitenplan.

De subsidie voor de activiteitenkosten wordt aan de hand van de overgelegde gegevens (begroting) van geval tot geval getoetst. Zie ook toelichting op artikel 3.

Artikel 5.

Om de buurtplatforms de zekerheid te geven dat zij tijdig inzicht hebben in de hoogte van de hun toekomende subsidie dient het activiteitenplan voor het jaar en de aanvraag voor de organisatiekosten voor 15 november van het voorafgaande jaar te worden ingediend. Lopende jaar hebben de buurtplatforms dan nog voor 15 augustus de kans een eventueel aanvullende aanvraag in te dienen.

Artikel 6.

Op grond van dit artikel dient de verkrijger van de subsidie voor 1 april, dus uiterlijk 31 maart, van het opvolgend jaar de eindafrekening van de subsidie aan burgemeester en wethouders voor te leggen.

Indien aan een organisatie subsidie is verleend voor activiteiten, dient in het over te leggen verslag een vergelijking te worden gegeven van de beoogde en feitelijk gerealiseerde activiteiten/doelen over het betreffende jaar. Blijkt uit de vergelijking dat de feitelijke activiteiten geringer zijn dan de activiteiten, zoals opgenomen in het bij de aanvraag vastgestelde activiteitenprogramma, kan de subsidie lager worden vastgesteld.

Burgemeester en wethouders kunnen een verleende subsidie geheel of gedeeltelijk tevens terugvorderen en de organisatie van verdere subsidietoekenning uitsluiten indien:

  • 1.

    De aan het toekennen van de subsidie verbonden voorschriften niet worden of zijn nageleefd dan wel wordt of is gehandeld in strijd met de bepalingen van deze subsidieverordening.

  • 2.

    Opzettelijk onjuiste gegevens worden verstrekt of juiste gegevens worden achtergehouden.

Artikel 7.

In het belang van het verkrijgen van gegevens voor het subsidiebeleid van de gemeente kan het in voorkomende gevallen nodig zijn, dat de buurtplatforms medewerking verlenen aan door de gemeente in te stellen onderzoeken.

Om voor het verkrijgen van die medewerking een basis te scheppen is genoemde bepaling opgenomen.

Artikel 8.

Dit artikel is het zgn. kapstokartikel (wetsartikel waaronder men veel gevallen of situaties kan laten vallen) waarin de uitzondering wordt geregeld.

Artikel 9.

De verordening kan worden aangehaald als de "verordening Geld voor de Buurten 2009”

Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.