Damoclesbeleid Coffeeshops 2013

Geldend van 18-05-2013 t/m heden

Intitulé

Damoclesbeleid Coffeeshops 2013

De burgemeester van Maastricht:

Overwegende:

dat op 21 januari 2013 het Damoclesbeleid Coffeeshops 2013 is vastgesteld, welk beleid in werking is getreden op 2 februari 2013;

dat de rechtbank Limburg in een handhavingprocedure op grond van de toepassing van dit beleid heeft geoordeeld dat de motivering van dit beleid op onderdelen aanvulling behoeft;

dat voor zover vereist de motivering van dit beleid bij dezen wordt aangepast c.q. aangevuld;

dat artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordtverkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

dat voor de toepassing van de bevoegdheid voortvloeiende uit artikel 13b van de Opiumwet ten aanzien van de gedoogde coffeeshops aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in landelijk geldende de Aanwijzing Opiumwet;

dat voor de motivering van de beleidsuitgangspunten verwezen zij naar de Aanwijzing Opiumwet en de daarin genoemde brief van de Minister van Veiligheid en Justitie;

dat vanwege het belang van eenduidigheid van handhaving (de afstemming van bestuurlijk gedoogbeleid op strafrechtelijk gedoogbeleid) wordt gekozen om de landelijke criteria als verwoord in de Aanwijzing Opiumwet over te nemen;

dat onderdeel van die criteria het ingezetenencriterium betreft, waarvan het Hof Den Haag in een arrest van 18 december 2012 heeft geoordeeld dat dit criterium rechtmatig in de Aanwijzing is opgenomen;

dat met toepassing van het ingezetenencriterium – kort samengevat – wordt beoogd het drugstoerisme tegen te gaan, waarmee wordt voldaan aan verdragsrechtelijke verplichtingen en dat daarmee tevens wordt beoogd een vermindering van de met de coffeeshops samenhangende criminaliteit te bereiken door verkleining van de afzetmarkt;

dat het drugstoerisme een ernstig probleem is voor zowel de internationale als de nationale rechtsorde, gelet op het feit dat het drugstoerisme door de jaren heen heeft geleid tot een enorme uitbreiding van de vraag naar softdrugs, in het bijzonder in grensgemeenten;

dat het gevolg daarvan is een met de sterk gestegen vraag overeenkomende groei in omvang en omzet van veel coffeeshops, terwijl daardoor de oorspronkelijke doelstelling van het gedoogbeleid voor coffeeshops (kleinschalige voorzieningen, die de lokale markt bedienen) niet meer wordt bereikt;

dat de sterke verwevenheid van boven- en onderwereld waar het de productie en distributie van cannabis betreft, die het laatste decennium manifest is geworden, een rechtstreeks gevolg is van de door het drugstoerisme toegenomen vraag;

dat er op die wijze ook sprake is van veel meer overlast, die zich manifesteert in de directe omgeving van coffeeshops en daarnaast vooral in de wijdere omgeving daarvan; hetgeen zich onder meer uit in verschijnselen als stromen drugsrunners en een toegenomen georganiseerde criminaliteit;

dat uit het rapport “Voor een gezamenlijke beheersing van de drugsgerelateerde criminaliteit in de Euregio Maas-Rijn” blijkt dat het vorenstaande zich in versterkte mate in deze regio voordoet;

dat het ingezetenencriterium voldoet aan de eis dat deze in overeenstemming moet zijn met het Unierecht en (artikel 1 van) de Grondwet;

dat het tegengaan van het drugstoerisme en de daarmee gepaard gaande overlast een onderdeel is van de drugsbestrijding, die verband houdt met de handhaving van de openbare orde alsook met de bescherming van de gezondheid van de burgers, zowel op het niveau van de lidstaten als op dat van de Unie;

dat het gezien de door de Unie en haar lidstaten aangegane verbintenissen, geen twijfel lijdt dat die doelstellingen een rechtmatig belang vormen dat in beginsel een beperking van de verplichtingen kan rechtvaardigen die door het Unierecht zelfs krachtens een fundamentele vrijheid zoals het vrij verrichten van diensten worden opgelegd;

dat het buiten kijf staat en in rechte is komen vast te staan dat een verbod om niet-ingezetenen tot coffeeshops toe te laten een maatregel is om het drugtoerisme aanzienlijk te beperken en bijgevolg de daardoor veroorzaakte problemen te verminderen;

dat het onderscheid tussen ingezetenen en niet-ingezetenen met het oog op het doel van het ingezetenencriterium om drugstoerisme en daarmee gepaard gaande overlast te bestrijden gerechtvaardigd is;

dat het in de Aanwijzing Opiumwet opgenomen ingezetenencriterium onderdeel uitmaakt van het lokale handhavingbeleid, gelet op de problematiek die Maastricht jarenlang heeft ervaren met betrekking tot drugstoerisme (waarmee in dit opzicht gedoeld wordt op het aantal buitenlandse bezoekers van coffeeshops in Maastricht);

dat de specifieke ligging van Maastricht als grensgemeente ervoor heeft gezorgd dat Maastricht jarenlang is geconfronteerd met een grote hoeveelheid buitenlandse bezoekers aan coffeeshops, waarvan de massaliteit negatieve effecten heeft (gehad) op het woon- en leefklimaat;

dat er de laatste jaren diverse onderzoeken zijn gedaan waaruit de hoeveelheid bezoekers in de Maastrichtse coffeeshops kan worden afgeleid:

  • -

    “Nulmeting overlast en bezoek coffeeshops Maastricht” (Intraval/OWP, oktober 2008);

  • -

    “Onderzoek coffeeshopbezoek Maastricht: resultaten nulmeting“ (COT, april 2011);

  • -

    “Effecten van de invoering van het buurlandcriterium door Maastrichtse coffeeshops” (OWP research, november 2011);

dat daarmee kan worden geconcludeerd dat tussen 2008 (1,8 miljoen bezoekers) en november 2011 (1,7 miljoen bezoekers) er slechts sprake is geweest van een vermindering van het aantal bezoekers met 100.000: dat de noodzaak tot toepassing van het ingezetenencriterium – voor zover daartoe een noodzaak aanwezig moet zijn – derhalve (onverkort) aanwezig is;

dat na 1 mei 2012 met de invoering van het ingezetenencriterium het drugstoerisme enorm is afgenomen: de niet-ingezetenen die voorheen specifiek voor coffeeshops naar Maastricht kwamen zijn massaal weggebleven waardoor het “drugsverkeer” op de Maastrichtse straten fors is afgenomen;

dat uit onderzoek (“Ervaren overlast rondom coffeeshops in Maastricht: Resultaten nul- en eindmeting bewonersonderzoek Maastricht 2011-2012/Eindrapport” COT, april 2013) voorts gebleken is dat de drugsoverlast van buitenlandse coffeeshopbezoekers na 1 mei 2012 eveneens minder is geworden: de algemene overlast en overlast rondom coffeeshops is na 1 mei 2012 fors lager geworden;

dat daarmee nogmaals duidelijk is geworden en bevestigd dat het ingezetenencriterium in Maastricht een zeer adequaat middel is gebleken in de aanpak van het drugstoerisme;

dat een eventuele verplaatsing van coffeeshops uit het centrum (nog los van andere bezwaren hiertegen) niet zal leiden tot minder drugstoerisme en de daarmee samenhangende overlast zoals hiervoor verwoord en daarom redelijkerwijs niet als alternatief voor het ingezetenencriterium kan worden beschouwd;

dat in navolging van het gestelde in de Aanwijzing Opiumwet en met overneming van de daarin opgenomen motivering voor de toepassing van artikel 13b Opiumwet de navolgende criteria gelden bij de beoordeling van de vraag of tegen een coffeeshop wordt opgetreden:

  • -

    A: geen affichering: dit betekent geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

  • -

    H: geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;

  • -

    O: geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshops rondhangende klanten;

  • -

    J: geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar;

  • -

    G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruikt (= 5 gram).

  • -

    I: geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland.

dat bij de toepassing van deze bevoegdheid gekozen wordt voor het opleggen van een last onder bestuursdwang en niet voor het in plaats daarvan opleggen van een last onder dwangsom, omdat bestuursdwang een directer middel is dat in tegenstelling tot de dwangsom op termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden en van een dwangsom in de meeste gevallen weinig effect mag worden verwacht;

dat bij het opleggen van een last onder bestuursdwang gekozen wordt voor het opleggen van een last tot sluiting van de inrichting, gelet op het feit dat dit als de meest effectieve maatregel worden beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen;

gelet op artikel 13b van de Opiumwet:

Besluit:

het “Damoclesbeleid Coffeeshops 2013” in te trekken en het Damoclesbeleid Coffeeshops 2013 als volgt te doen luiden :

  • 1.

    Er zal bestuursrechtelijk handhavend worden opgetreden indien een coffeeshop zich niet houdt aan de landelijk door het Openbaar Ministerie vastgestelde AHOJGI-criteria, zoals hierna aangegeven.

  • 2.

    Als begunstigingstermijn wordt een periode van 24 uur aangehouden waarbinnen betrokkene zelf in de gelegenheid is om gehoor te geven aan de opgelegde last. Bij lokalen geldt dat binnen de eerste 3 uur van deze 24 uur de klanten uit de inrichting dienen te worden verwijderd.

  • 3.

    Een aantal begrippen wordt als volgt gedefinieerd:

    • ·

      Harddrugs: alle middelen die vermeld worden op lijst I bij de Opiumwet.

    • ·

      Ingezetene: een persoon die zijn woonadres heeft in een gemeente van Nederland.

    • ·

      Transactie: alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper.

    • ·

      Neutrale zone: het deel van de coffeeshop waarin de toegangscontrole plaatsvindt en geen verkoop is toegestaan.

4. a. Indien er sprake is van Affichering (A) wordt bij de eerste overtreding een waarschuwing gegeven.

  • b.

    Indien binnen 3 jaar hierna een 2e overtreding wordt geconstateerd wordt de inrichting gesloten voor één maand.

  • c.

    Indien daarna een 3e en volgende overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor drie maanden.

5. a. Indien er sprake is van Harddrugs (H) wordt bij de eerste overtreding de inrichting gesloten voor twaalf maanden.

b.Indien daarna een 2e en volgende overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor vierentwintig maanden.

6. a. Indien er sprake is van Overlast (O) wordt bij de eerste overtreding een waarschuwing gegeven.

  • b.

    Indien binnen 3 jaar hierna een 2e overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor één maand.

  • c.

    Indien daarna een 3e en volgende overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor drie maanden.

7. a. Indien sprake is van toelating van c.q. verkoop aan een Jeugdige (J) wordt de inrichting gesloten voor drie maanden.

  • b.

    Indien binnen 3 jaar hierna een 2e overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor zes maanden.

  • c.

    Indien daarna een 3e en volgende overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voortwaalf maanden.

  • d.

    Er wordt niet handhavend opgetreden indien een jeugdige zich enkel (nog vóór controle) bevindt in de “neutrale zone” van de coffeeshop, zoals aangeduid op de bij de vergunning behorende tekening.

8 a. Indien sprake is van verkoop van Grote hoeveelheden (meer dan 5 gram per transactie) (G) wordt de inrichting gesloten voor drie maanden.

  • b.

    Indien binnen 3 jaar hierna een 2e overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor zesmaanden.

  • c.

    Indien daarna een 3e en volgende overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor twaalf maanden.

  • d.

    Als grote hoeveelheid wordt aangemerkt een hoeveelheid die groter is dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram).

9. a. Indien er in de inrichting een te grote handelsvoorraad wordt aangetroffen wordt de inrichting gesloten voor drie maanden.

  • b.

    Indien binnen 3 jaar hierna een 2e overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor zesmaanden.

  • c.

    Indien daarna een 3e en volgende overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor twaalf maanden.

  • d.

    De toegestane maximale handelsvoorraad is gesteld op 500 gram (als opgenomen in de Aanwijzing Opiumwet).

10 a. Indien sprake is van toelating van c.q. verkoop aan een niet-Ingezetene van Nederland (I) wordt de inrichting gesloten voor drie maanden.

  • b.

    Indien binnen 3 jaar hierna een 2e overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor zes maanden.

  • c.

    Indien daarna een 3e en volgende overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voortwaalf maanden.

  • d.

    Er wordt niet handhavend opgetreden indien een niet-ingezetene zich enkel (nog vóór controle) bevindt in de “neutrale zone” van de coffeeshop, zoals aangeduid op de bij de vergunning behorende tekening.

    • 11.

      Indien er sprake is van samenloop van overtredingen in die zin dat een tweede of volgende overtreding een ander criterium betreft dan de eerste overtreding, en de aan die overtredingen gekoppelde maatregel hetzelfde is, wordt de nieuwe overtreding als recidive beschouwd.

Dit beleid is tot stand gekomen in overeenstemming met de lokale driehoek op 13 mei 2013.