Referendumverordening Maastricht 2002

Geldend van 10-02-2006 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening Maastricht 2002

REFERENDUMVERORDENING MAASTRICHT 2002

Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de gemeenteraad van Maastricht;

  • b.

    referendum: een raadplegende volksstemming over één of meer beleidskwesties.

De beslissing tot het houden van een referendum

Artikel 2

  • 1.

    Een beslissing tot het houden van een referendum wordt genomen door de raad.

  • 2.

    De raad bepaalt het tijdstip van een te houden referendum.

Onderwerp van een referendum

Artikel 3

Uitsluitend beleidskwesties, ter zake waarvan de beslissingsbevoegdheid bij de raad berust, kunnen aan een referendum worden onderworpen.

Artikel 4

  • 1.

    Niet aan een referendum kunnen in elk geval worden onderworpen:

    • a.

      de vaststelling van de hoogte van geldelijke voorzieningen voor bestuurders en ambtenaren;

    • b.

      beslissingen aangaande individuele benoemingen, ontslagen en schorsingen;

  • 2.

    Een referendum kan eveneens niet gehouden worden over

    • a.

      een besluit van de raad inhoudende een algemeen verbindend voorschrift dan wel de intrekking daarvan, dat uitsluitend betrekking heeft op:

      • -

        de rechtspositie van ambtsdragers of gewezen ambtsdragers als zodanig dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden;

      • -

        de gemeentelijke belastingen als bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • b.

      als bedoeld in artikel 158, eerste lid, van de Gemeentewet;

    • c.

      als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, artikel 51, eerste en derde lid, artikel 61, eerste en derde lid, artikel 73, eerste en derde lid en artikel 96, van de Wet gemeenschappelijke regelingen..

Het verzoek tot het houden van een referendum

Artikel 5

  • 1.

    Een verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend door een of meer raadsleden.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt schriftelijk ingediend. De bepalingen in het reglement van orde voor de vergaderingen van de Raad der gemeente Maastricht met betrekking tot moties zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Voor zover het verzoek tot het houden van een referendum betrekking heeft op een voorstel dat voorkomt op de agenda van de betreffende raadsvergadering wordt een zodanig verzoek eerst ingediend nadat de beraadslagingen over dat agendapunt zijn gesloten, voorafgaande aan de stemming over dan wel de vaststelling van het conceptraadsbesluit.

Openbare kennisgeving

Artikel 6

  • 1.

    De burgemeester doet op de gebruikelijke wijze openbare kennisgeving van het besluit tot het houden van een referendum.

  • 2.

    De op het onderwerp, waarover het referendum wordt gehouden, betrekking hebbende stukken liggen gedurende een termijn van één maand, voorafgaande aan de datum waarop het referendum plaatsvindt voor eenieder ter inzage bij het gemeentelijk voorlichtingscentrum. In de openbare kennisgeving wordt daarvan mededeling gedaan.

De vraagstelling van het referendum

Artikel 7

De vraagstelling dient helder en eenduidig beantwoordbaar te zijn met hetzij ja of neen, hetzij het kenbaar maken van een voorkeur voor één der alternatieven, een en ander door middel van het aankruisen van een daartoe bestemd vakje.

Artikel 8

De vraagstelling gaat vergezeld van:

  • a.

    een toelichting op de aard en inhoud van de betreffende beleidskwestie;

  • b.

    een analyse van de achtergronden van de beleidskwestie;

  • c.

    een beschrijving van de gevolgen, de financiële daaronder begrepen, van een positieve en een negatieve beantwoording van de vraagstelling, onderscheidenlijk van een keuze voor een bepaalde optie;

  • d.

    een overzicht van de argumenten pro en contra de in de vraagstelling opgenomen keuzemogelijkheden.

De commissie van deskundigen

Artikel 9

Er is een ad hoccommissie van onafhankelijke deskundigen, belast met de formulering van de vraagstelling en het opstellen van de in artikel 5 bedoelde bescheiden.

Artikel 10

  • 1.

    De commissie bestaat uit drie leden, te benoemen en te ontslaan door het college, gehoord de raadscommissie Algemene Zaken.

  • 2.

    Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad, met het ambt van burgemeester van Maastricht en met een dienstverband bij de gemeente Maastricht.

  • 3.

    De commissie kiest uit haar midden een voorzitter en bepaalt haar eigen werkwijze. De commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris.

De stemming

Artikel 11

  • 1.

    Stemgerechtigd zijn degenen die op het tijdstip waarop het referendum wordt gehouden kiesgerechtigd zouden zijn voor de gemeenteraadsverkiezing indien die dan gehouden zou worden.

  • 2.

    Artikel B5, eerste lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

Ten behoeve van het referendum wordt een register bijgehouden waarin de stemgerechtigden zijn opgenomen. Het register is zodanig ingericht dat aantekeningen kan worden gemaakt van het uitreiken van de referendumkaart.

Elke stemgerechtigde ontvangt een oproepingskaart voor deelname aan het referendum.

Artikel 13

Ten aanzien van de stemming zijn de bepalingen van de hoofdstukken J, K, L, N en O van de Kieswet, alsmede artikel P1 van genoemde wet zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Geldigheid van een referendum

Artikel 14

  • 1.

    De raad kan bij zijn beslissing tot het houden van een referendum besluiten een opkomstdrempel te hanteren.

  • 2.

    In geval de raad gebruik heeft gemaakt van de hem in het eerste lid geboden mogelijkheid wordt het referendum slechts als geldig beschouwd, indien het totaal aantal uitgebrachte geldige stemmen meer bedraagt dan deze drempel.

Uitslag van het referendum

Artikel 15

De deelnemers aan het referendum worden geacht zich voor een bepaalde optie te hebben uitgesproken indien deze optie meer dan de helft van het totaal aantal uitgebrachte geldige stemmen heeft verkregen.

Artikel 16

Het college legt de uitslag van het referendum ten spoedigste, doch zo mogelijk in de eerstvolgende raadsvergadering na het referendum ter besluitvorming aan de raad voor.

Strafbepaling

Artikel 17

Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft hij die:

  • a.

    stembiljetten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten of volmachtbewijzen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    stembiljetten of volmachtbewijzen voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende, dat deze is overleden.

Onvoorziene gevallen

Artikel 18

In de gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslist de burgemeester.

Hoofdstuk III:

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Referendumverordening Maastricht 2002".