Regeling vervallen per 01-07-2015

Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004

Geldend van 01-01-2004 t/m 30-06-2015

Intitulé

Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004.

Hoofdstuk 1: Krediethypotheek

Artikel 1

  • 1.

    Indien voor de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, recht op bijstand bestaat als bedoeld in artikel 50, eerste lid van de Wet werk en bijstand én die bijstand de vorm heeft van een geldlening, als bedoeld in artikel 50, tweede lid van de Wet werk en bijstand, wordt die verleend onder verband van hypotheek.

  • 2.

    Indien bijzondere bijstand wordt verleend, kunnen burgemeester en wethouders, wanneer wordt voldaan aan de in artikel 50, tweede lid van de Wet werk bijstand genoemde voorwaarden, deze bijstand verstrekken in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek, tenzij de belanghebbende recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars.

  • 3.

    Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de zelfstandige.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening in verband van hypotheek wordt verleend (zie bijgaand door burgemeester en wethouders aangepast en vastgesteld voormalig Besluit krediethypotheek bijstand).

Hoofdstuk 2: Pandrecht.

Artikel 2:

  • 1.

    Indien voor de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woonwagen met bijbehorend erf of een bewoond woonschip onder een bepaald tonnage met bijbehorend erf, overeenkomstig het bepaalde in artikel 50, eerste lid van de Wet werk en bijstand recht op bijstand bestaat én die bijstand de vorm heeft van een geldlening, als bedoeld in artikel 50, tweede lid van de Wet werk en bijstand, wordt die verleend onder vestiging van een pandrecht.

  • 2.

    Indien bijzondere bijstand wordt verleend, kunnen burgemeester en wethouders, wanneer wordt voldaan aan de in artikel 50, tweede lid van de Wet werk bijstand genoemde voorwaarden, deze bijstand verstrekken in de vorm van een geldlening onder vestiging van een pandrecht, tenzij de belanghebbende recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars

  • 3.

    Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de zelfstandige.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening onder vestiging van een pandrecht wordt verleend (zie bijgaand door burgemeester en wethouders vastgesteld Besluit krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004)

Hoofdstuk 3: Meewerkingsplicht en Afstemming

Artikel 3:

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verbinden aan de verlening van bijstand onder verband van hypotheek cq onder vestiging van pandrecht als bedoeld in artikel 1 en 2 de verplichting dat de belanghebbende meewerkt aan vestiging van hypotheek dan wel pandrecht.

  • 2.

    Indien belanghebbende in een voorkomend geval niet meewerkt aan het vestigen van hypotheek cq pandrecht, dan dient de bijstand in zijn geheel te worden geweigerd vanaf ingangsdatum van de bijstand. Reeds verleende bijstand is terstond opeisbaar.

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 4

Deze verordening kan worden aangehaald als: de Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004.

Artikel 5

De Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand 2004 treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.