Regeling vervallen per 28-12-2016

Geluidhinderverordening Maastricht 1995

Geldend van 19-01-1995 t/m 27-12-2016

Intitulé

GELUIDHINDERVERORDENING GEMEENTE MAASTRICHT 1995

Paragraaf I

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

"geluid": met het menselijke oor waarneembare luchttrillingen;

"geluidhinder": gevaar, schade of hinder als gevolg van geluid;

"geluidsapparaat": een apparaat, bestemd of mede bestemd voor het voortbrengen van geluid.

"recreatietoestel": een toestel, bestemd of mede bestemd voor gebruik bij sport, spel en recreatie.

"feesttent": tijdelijk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Paragraaf II

Artikel 2 Regels omtrent geluidhinder in de openlucht en in feesttenten

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht danwel in een feesttent een geluidsapparaat of een recreatietoestel in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving, geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De burgemeester kan van het bepaalde in het vorige lid ontheffing verlenen.

3.a. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor activiteiten die behoren tot een door de burgemeester aangewezen categorie, waarvoor door de burgemeester algemene regels zijn vastgesteld.

  • b.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor terreinen, pleinen, straten en wateren die door de burgemeester zijn aangewezen en waarvoor door de burgemeester algemene regels zijn vastgesteld.

    • 4.

      De burgemeester kan nadere eisen stellen ten aanzien van activiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 3, sub a en ten aanzien van de terreinen, pleinen, straten en wateren als bedoeld in artikel 2, lid 3, sub b.

Artikel 3 Aanvraag ontheffing

  • 1.

    De aanvraag tot het geven van de ontheffing wordt steeds in tweevoud schriftelijk ingediend bij de burgemeester.

  • 2.

    De aanvraag dient te worden ondertekend door de aanvrager en bevat ten minste:

    • a.

      de naam en adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de locatie alwaar de activiteit dient plaats te vinden;

    • d.

      de tijden en dagen, danwel perioden waarop de activiteit plaatsvindt.

  • 3.

    De aanvrager verschaft, op verzoek van de burgemeester, tevens de gegevens en bescheiden die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 4 Beslissingstermijn ontheffing

  • 1.

    De burgemeester beslist over een aanvraag om ontheffing binnen vier weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is, onderscheidelijk na de dag waarop de in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde aanvulling of verbetering is ontvangen.

  • 2.

    De burgemeester kan zijn beslissing voor ten hoogste met twee weken verdagen. Van het besluit tot verdaging wordt vóór de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 5 Voorschriften, verbonden aan ontheffing

  • 1.

    Ter voorkoming of beperking van geluidhinder kunnen voorschriften worden verbonden aan de ontheffing.

  • 2.

    Tot de voorschriften, verbonden aan de ontheffing, kunnen onder meer behoren voorschriften

    • a.

      bepalende de ten hoogste toegelaten geluidproduktie van de gebruikte geluidsapparaten danwel recreatietoestellen;

    • b.

      bepalende het ten hoogste toegelaten niveau van voor omwonenden waarneembaar geluid;

    • c.

      houdende de verplichting bij het voorschrift aangegeven geluidreducerende danwel beperkende maatregelen te treffen;

    • d.

      bepalende de tijden en dagen gedurende welke de geluidsapparaten danwel recreatietoestellen in werking mogen zijn.

Artikel 6 Weigering ontheffing

De ontheffing wordt geweigerd indien te duchten geluidhinder niet op een redelijke wijze valt te beperken door het verbinden van voorschriften aan de ontheffing.

Artikel 7 Subjectief karakter ontheffing

De ontheffing geldt enkel voor de aanvrager.

Artikel 8 Intrekking of wijziging van de ontheffing

De ontheffing kan worden gewijzigd of ingetrokken:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens blijken te zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang ter bescherming waarvan de ontheffing is verleend;

  • c.

    indien de aan de ontheffing verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen.

Paragraaf III

Artikel 9 Overige geluidhinder

Onverminderd het bij of krachtens de Wet milieubeheer bepaalde, de Algemene Plaatselijke Verordening en het bepaalde in de vorige artikelen is het verboden met huishoudelijke, ambachtelijke,

danwel doehetzelf apparatuur, muziekinstrumenten of anderszins handelingen te verrichten waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt danwel toe te laten dat deze handelingen worden verricht.

Paragraaf IV Slotbepalingen

Artikel 10 Strafbepaling

  • 1.

    Overtreding van het bepaalde in artikel 2 eerste, tweede en derde lid wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Overtreding van het bepaalde in artikel 9 wordt gestraft met ten hoogste een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 11 Opsporingsambtenaren

De opsporing van de in artikel 10 strafbaar gestelde feiten, is naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door de burgemeester de zorg op de naleving van deze verordening zijn belast.

Artikel 12 Aanhalingstitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Geluidhinderverordening gemeente Maastricht 1995".

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op de dag van haar bekendmaking.

  • 2.

    Op het tijdstip als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, vervalt de "Geluidhinderverordening gemeente Maastricht 1982", vastgesteld bij Raadsbesluit van 3 november 1982 (Raadsstuk 1982,

volgnummer 504), laatstelijk gewijzigd bij Raadsbesluit van 6 mei 1986 (Raadsstuk 1986, volgnummer 194) en 7 december 1993 (Raadsstuk 1993, volgnummer 298).