Regeling vervallen per 13-06-2018

Financiële verordening gemeente Maastricht (art. 212 Gemeentewet)

Geldend van 23-12-2015 t/m 12-06-2018

Intitulé

Financiële verordening gemeente Maastricht (art. 212 Gemeentewet)

DE RAAD DER GEMEENTE MAASTRICHT,

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 3 november 2015, organsiatieonderdeel BCC Concernzaken, no. 2015-36907;

- gelet op het feit dat in artikel 212 Gemeentewet wordt voorgeschreven dat de raad een financiële verordening opstelt.

- de raad op 17 december 2013 de raad de laatst gewijzigde financiële verordening heeft vastgesteld.

BESLUIT:

Vast te stellen de financiële verordening gemeente Maastricht.

FINANCIËLE VERORDENING GEMEENTE MAASTRICHT (ART.212 GEMEENTEWET)

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. organisatieonderdeel: zelfstandig organisatieonderdeel binnen de gemeentelijke organisatie belast met een functionele taakstelling, dat volgens het sturingsprincipe van integraal management wordt geleid en door middel van een eigen planning & controlcyclus wordt beheerst.

b. administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het doen functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Maastricht en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

c. financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Maastricht, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

1. de financieel-economische positie;

2. het financiële beheer;

3. de uitvoering van de begroting;

4. het afwikkelen van vorderingen en schulden;

5. alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

d. administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

e. financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen rechten van de gemeente Maastricht.

f. rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn van de baten en lasten en de balansmutaties, zoals opgenomen in de jaarrekening, met geldende wet- en regelgeving zoals jaarlijks opgenomen in het controleprotocol.

g. doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

h. doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Titel 1. Begroting en verantwoording

Kaderstellen

Artikel 2. Programmabegroting

1. De raad stelt in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast.

2. Per programma wordt vastgesteld:

a. wat de inhoud is van het programma;

b. welk beleid de raad voor dit programma recent heeft vastgesteld;

c. wat we willen bereiken (=de beoogde maatschappelijke effecten);

d. wat we daarvoor gaan doen in het begrotingsjaar (=beleidsprestaties);

e. wat de beschikbare financiële middelen hiervoor zijn (lasten, baten, saldo en toelichting).

3. Het college stelt per programma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en beleidsprestaties.

De raad stelt de indicatoren, bedoeld in het derde lid, vast.

Het college draagt zorg voor de informatievoorziening over bereikte beleidsprestaties en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 3. Producten

1. Bij iedere begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productraming aan de programma's.

2. De onderverdeling van de programma's in de producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

Artikel 4a. Kaders begroting (= Kaderbrief)

1. Het college biedt de raad een nota aan over de kaders voor het volgende begrotings-jaar en de drie opvolgende jaren. In deze nota worden onder andere de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 7a.

2. De raad stelt deze nota in juni van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting geldt vast.

Artikel 4b. Autorisatie begroting en investeringskredieten

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de 2. lasten per programma.

Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

3. Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

Uitvoering

Artikel 5. Uitvoering begroting

1. Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

2. Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

a. de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productraming;

b. de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

c. de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

3. Het college draagt er zorg voor dat de lasten van de programma's zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden.

Beheersing en Interne controle

Artikel 6. Interne controle

1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

2. Het college draagt zorg voor een actuele nota inzake de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen.

Rapportage en Verantwoording

Artikel 7a. Tussentijdse rapportage

1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente. Er zijn twee rapportagemomenten met respectievelijk peildatum 1 mei en 1 september.

2. De eerste rapportage wordt behandeld in de raadsvergadering van juni als onderdeel van de kaderbrief. De tweede rapportage wordt afzonderlijk behandeld in de raadsvergadering van november / december van het lopend boekjaar.

3. De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

4. Bij de eerste rapportage zal bij de kaderbrief een uitvoeringsbeeld worden gepresenteerd op majeure (financiële) afwijkingen. De tweede rapportage gaat in op majeure afwijkingen zowel wat betreft de lasten, opbrengsten, de beleidsprestaties en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten. In de rapportages wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen van:

a. inkomsten uit de algemene uitkering;

b. de renteontwikkeling op de kapitaalmarkt;

c. resultaten uit grondexploitatie (majeure afwijkingen op projectniveau van plannen in exploitatie);

d. de overige baten en lasten per programma;

e. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

f. risicoparagraaf.

Artikel 7b. Informatieplicht

1.Het college besluit niet over:

a. de aankoop van onroerend goed groter dan € 0,5 mln. tenzij het onroerend goed deel uit maakt van een door de raad vastgestelde grondexploitatie;

b. de aankoop van onroerend goed groter dan € 0,5 mln. tenzij het betreft aankopen welke passen binnen door de raad vastgestelde en nog vast te stellen (ruimtelijke) beleidskaders voor nieuwe uitleggebieden en stedelijke herstructureringen, alsmede door de raad aangewezen en nog aan te wijzen locaties op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten ter zake waarvan dat voorkeursrecht op het moment van aankoop rechtskracht heeft, cumulatief tot maximaal € 11.344.506,- exclusief rentekosten, doch inclusief de met deze aankopen direct verband houdende handelingen, te weten:

- de onthuringen van bedrijfspanden;

- de pachtontbindingen;

- de toekenning van vergoedingen wegens bedrijfsschade en gewassenschade;

-de vestiging van zakelijke rechten.

c. de verkoop van onroerend goed groter dan € 1,0 mln. tenzij het onroerend goed deel uitmaakt van een door de raad vastgestelde grondexploitatie;

d. de verkoop van onroerend goed kleiner dan € 1,0 mln. tenzij het een marktconforme verkoop (tegen marktwaarde) betreft.

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn

wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

2. Het college besluit niet over het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties, anders dan nader uitgewerkt in het vigerende Treasurystatuut Gemeente Maastricht, alsmede over het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, anders dan nader uitgewerkt in het vigerende Treasurystatuut Gemeente Maastricht.

3. Het college informeert de raad via de jaarrekening over alle privaatrechtelijke onroerendgoedtransacties (aankopen, verkopen, erfpachten).

Artikel 8. EMU saldo (Economische en Monetaire Unie)

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 9. Jaarstukken

1. Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de geleverde prestaties naar de productenrealisatie en naar de programma verantwoording.

Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma's. 2. In de verantwoording geeft het college aan:

a. wat is bereikt (=de gerealiseerde maatschappelijke effecten);

b. wat hebben we daarvoor gedaan (gerealiseerde beleidsprestaties);

c. wat de kosten en opbrengsten zijn.

3. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma's of de beleidsdoelen van de programma's voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Titel 2. Financiële positie

Kaderstellen

Artikel 10. Financiële positie

1. Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

2. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

3. De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten.

4. Het college biedt de (afzonderlijke) planexploitaties aan ter vaststelling door de raad.

Artikel 11. Waardering & afschrijving vaste activa

1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

3. Alle investeringen met een economisch nut, met uitzondering van kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde, worden geactiveerd, conform artikel 59 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. De materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden lineair afgeschreven. De afschrijvingstermijnen zijn opgenomen in de bijlage. Deze afschrijvingstermijnen zijn van toepassing op investeringen vanaf 2004. Bebouwd onroerend goed wordt, conform de door de raad in 1991 vastgestelde nota "beheer en exploitatie gemeentelijke bebouwd onroerend goed”, afgeschreven op basis van annuïteit. Activa met een verkrijgingprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemden worden altijd geactiveerd.

4. Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden verstaan investeringen in aanleg en onderhoud van: (inrichting) wegen, waterwegen, civiele kunstwerken, groen en kunstwerken.

5. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut in de openbare ruimte kunnen worden geactiveerd of ten laste worden gebracht van de exploitatie. In geval van activering mogen bijdragen van derden en bestemmingsreserves in mindering gebracht worden op het bedrag van de investering en wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere tijdsduur.

Artikel 12. Voorziening voor oninbare vorderingen

1. Voor openstaande vorderingen betreffende:

a. onroerende zaakbelasting gebruikers;

b. onroerende zaakbelasting eigenaren;

c. precariobelasting;

d. hondenbelasting.

wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

2.Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

1. Het college biedt eenmaal per 4 jaar een (bijgestelde) nota reserves en voorzieningen aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

2. De nota behandelt:

a. de vorming en besteding van reserves;

b. de vorming en besteding voorzieningen;

c. de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen,in relatie tot de nota weerstandsvermogen bedoeld in artikel 20.

Artikel 14. Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Maastricht wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekking van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

3. De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en voorzieningen. De omslagrente (interne rekenrente) voor de rentetoerekening van de kapitaallasten van nieuwe investeringen wordt jaarlijks bij de begroting opnieuw vastgesteld op basis van de dan geldende rentevisie. Het college is bevoegd, indien noodzakelijk, een afwijkend percentage te hanteren.

Artikel 15: Prijzen economische activiteiten

1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente tenminste de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

4. Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet c. opgedragen publiekrechtelijke taak;

c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 16: Vaststelling hoogte gemeentelijke tarieven

1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel toekomen voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen (onroerend zaakbelasting, hondenbelasting etc.), leges (vergunningen, huwelijken etc.) en heffingen (rioolheffing en afvalstoffenheffing).

2. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota met kaders voor de grondprijzen aan.

Artikel 17: Treasuryfunctie

1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

a. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste drie prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

b. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd korter dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

c. er wordt alleen bij marktonevenwichtigheden en onstuimige marktontwikkelingen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

2. Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

3. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

4. Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een Treasurystatuut. Hierbij worden de bepalingen van de Wet Financiering Decentrale Overheden, de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de regeling schatkistbankieren en de uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden, waarbij prudent beheer een basisvoorwaarde is, in acht genomen. Het college zendt het Treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

Artikel 18. Registratie bezittingen, activa en vermogen

1. Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie worden ook opgenomen niet-geactiveerde kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde en de niet- of nettogeactiveerde investeringen in de openbare ruimte.

2. Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren-) schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen boven € 50.000 ten minste eenmaal in de vijf jaar.

3. Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Titel 3. Paragrafen

Artikel 19. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale lasten in ieder geval verslag van:

-Het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

- Een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

- De opbrengst per lokale heffing;

- Het kwijtscheldingsbeleid en het tarieven beleid;

- Het volume en bedrag aan kwijtschelding;

- De kostendekkendheid van de heffingen;

- De (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor de eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.

Artikel 20. Weerstandsvermogen en risicomanagement

1. Het college biedt eenmaal per 4 jaar een (bijgestelde) nota Weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico's door verzekeringen, voorzieningen, het Weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens het gewenste weerstandscapaciteit bepaald.

2. Het college geeft aan in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico's van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico's zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico's in beeld en actualiseert de risico's genoemd in de nota bedoeld in het eerste lid. Het college geeft aan in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico's van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 21. Onderhoud kapitaalgoederen

1. Het college biedt een (aangepaste) nota rioleringsplan aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.

2. Het college biedt een (bijgestelde) nota onderhoud gebouwen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat de voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.

3. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag van:

- Het beleidskader (inclusief het gewenste onderhoudsniveau) voor wegen, water en groen;

- De aanwezigheid van het actuele beheersplan voor wegen, water, groen en gebouwen;

- Voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbare groen, water, wegen, kunstwerken, riolering en gebouwen.

Artikel 22. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV in ieder geval op:

a. de kasgeldlimiet;

b. de renterisiconorm;

c. de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

d. de rentevisie en

e. de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de treasuryfunctie.

Artikel 23. Bedrijfsvoering

1. In de bedrijfsvoeringparagraaf in de begroting wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen.

2. Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringparagraaf van de begroting en jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, bedoeld in artikel 213a Gemeentewet, en de uitputting van de bijbehorende budgetten.

Artikel 24. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf verbonden partijen in ieder geval verslag van:

-De beleidsuitgangspunten/visie ten aanzien van de aansturing op de verbonden partijen;

- Van elk van de verbonden partij wordt weergegeven:

* Het openbaar belang;

* Zeggenschap;

* Aandelen / financieel belang;

* Risico;

* Programma;

* Financiële situatie.

- Risicoanalyse (alleen bij de begroting).

Artikel 25. Grondbeleid

1. Het college biedt een (bijgestelde) nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

a. de relatie met de programma's van de begroting;

b. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

c. aan te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

d. de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

e. de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen.

2. In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies-/ winstverwachtingen, de verwerving van gronden e.d. en de relaties van het grondbeleid met de programma's.

Artikel 26. Verstrekking subsidies

Het college geeft in de paragraaf “subsidies” van de begroting de kaders aan voor het verstrekken van de gemeentelijke subsidies. Bij de jaarrekening verstrekt het college een overzicht van de verstrekte (beschikking) subsidies.

Titel 4. Financiële organisatie en administratie

Artikel 27. Administratie

1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatieonderdelen;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

c. het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

d. het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 28. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

a. de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

b. de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 29. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatieonderdelen ;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d. de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de organisatieonderdelen van de gemeente;

e. de te maken afspraken met de organisatieonderdelen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

f. de regels voor de verlening van decharge over het gevoerde beheer van de organisatieonderdelen;

g. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

h. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.

Artikel 30. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor dat aanbesteding en inkoop binnen de gemeente geschiedt conform het aanbestedingsbeleid van de gemeente Maastricht. De regels waarborgen onder andere dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Artikel 31. Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de toekenning van steunverlening aan ondernemingen en subsidies. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Maastricht.

Titel 5. Slotbepalingen

Artikel 32. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt – onder gelijktijdige intrekking van de vorige verordening - in werking 8 dagen na de bekendmaking daarvan.

Artikel 33. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Maastricht".

TOELICHTING OP ARTIKELEN:

Artikel 2. Programmabegroting

Dit artikel bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De programma's alsmede de indicatoren per programma worden door de raad vastgesteld.

Artikel 3. Producten

Ter uitvoering van de begroting stelt het college een productraming op. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productraming is geen onderdeel van de begroting. De raad krijgt op grond van dit artikel bij de programmabegroting en verantwoording een overzicht van welke producten er bij de programma's horen.

Artikel 4a. Kaders begroting (= Kaderbrief)

Dit artikel gaat over het meerjarige budgettaire kader. Dat vormt de grondslag voor de eigenlijke begroting.

Artikel 4b. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Dit artikel bevat nadere regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Autorisatie van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van programma`s (eerste lid). Naast lopende uitgaven doet een gemeenten investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

Het college dient dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten bij het bekend worden aan de raad te melden, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld.

Voor het behandelen van de daadwerkelijke begrotingswijzigingen en bijstellingen van beleid is er voor gekozen deze mee te nemen bij de behandeling van de tussenrapportages (vierde lid).

Artikel 5. Uitvoering begroting

In artikel 5 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. De raad geeft geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen.

Artikel 6. Interne controle

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de raad de zekerheid dat het college aan de eisen genoemd in met name artikel 5, eerste lid, zal kunnen voldoen.

Artikel 7a. Tussentijdse rapportage

In dit artikel wordt de aard van de informatie die het college tussentijds standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie aangegeven. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. Het vierde lid bepaalt welke majeure (financiële) afwijkingen ten opzichte van de begroting het college bij de eerste tussentijdse rapportage (bij kaderbrief) moet toelichten. Deze afwijking kunnen ook als een percentage worden gedefinieerd.

Artikel 7b. Informatieplicht

In dit artikel is een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad opgenomen. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.

Verder regelt dit artikel de informatieverstrekking inzake privaatrechterlijke overeenkomsten in kader van bebouwd en onbebouwd onroerend goed.

Schematisch weergegeven

Schema

* Pro-actief: tot maximaal € 11, 3 mln.: beleidskaders nieuwe uitleggebieden en locaties Wet voorkeursrecht gemeenten.

** Raad: De raad wordt vooraf geïnformeerd. Het college neemt geen definitief besluit dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen terzake ter kennis van het college heeft kunnen brengen (artikel 169 lid 4 Gemeentewet).

Artikel 8. EMU saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn dat de overschrijding niet erg is.

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

In het artikel is opgenomen dat het college de raad informeert bij een overschrijding van het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 9. Jaarstukken

Dit artikel is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop. Basis daarvoor is de productrealisatie. In het eerste lid wordt daarvoor een kwaliteitseis gesteld. Het tweede lid is de tegenpool van artikel 2, lid 2.

Artikel 10. Financiële positie

De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.

Tevens wordt hier expliciet vastgelegd hoe de raad bij het vaststellen van de financiële positie, de investeringskredieten autoriseert. De autorisatie van deze kredieten zou anders als gevolg van het door gemeenten gehanteerde lasten en batenstelsel buiten de boot vallen. Investeringen worden in dit artikel onderverdeeld in:

a. afzonderlijke kredieten;

b. raamkredieten.

Artikel 11. Waardering & afschrijving vaste activa

Artikel 11stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. Het vierde lid geeft een opsomming van de activa van de gemeente, welke slechts een maatschappelijk en geen economisch nut hebben. Investeringen in vaste activa met alleen maatschappelijk nut mogen ineens ten laste van de exploitatie worden gebracht. Deze investeringen genereren geen inkomsten en brengen bij verkoop geen geld op. Hierbij dient opgemerkt te worden dat alleen investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut geactiveerd mogen worden. Er moet namelijk in de praktijk een (h)erkenbaar criterium zijn voor de onderscheiding van activa met alleen een maatschappelijk nut.

Artikel 12. Voorziening voor oninbare vorderingen

Dit artikel geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening is in dit artikel gekozen voor een scheiding in de bulkfacturen van de gemeente en de overige facturen. Voor de bulkfacturen van de gemeente wordt een voorziening getroffen op basis van een in te schatten percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is.

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

In deze nota kan de raad het kader vaststellen voor de omvang van de reserves. Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel is het inzichtelijk in de nota in te gaan op de voorzieningen.

Artikel 14. Kostprijsberekening

In dit artikel is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2, let b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Artikel 15. Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de gemeente (Artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht). De gemeente moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.

Artikel 16: Vaststelling hoogte gemeentelijke tarieven

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Dit artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, leges en heffingen jaarlijks vaststelt.

Artikel 17. Treasuryfunctie

De treasuryfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. De uitvoering van de treasuryfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven. In dit artikel stelt de raad doelstellingen, richtlijnen en limieten die voor het college gelden.

Het tweede lid bepaalt dat het college de raad informeert als de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigt te worden overschreden. Artikel 4 respectievelijk 6 van de Wet financiering decentrale overheden (hierna: Wet Fido) geeft aan dat de toezichthouder (provincie) wordt geïnformeerd als de gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet respectievelijk renterisiconorm overschrijdt en dat de gemeente aan de toezichthouder een plan voorlegt om weer binnen deze limiet te komen. Dit plan dient door de provincie goed gekeurd te worden. Indien hier niet aan wordt voldaan, kan de toezichthouder correctieve maatregelen treffen.

Het derde lid draagt het college op bij het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal zo mogelijk zekerheden te bedingen om zo het financiële risico waaraan de gemeente bloot komt te staan te verminderen. Dit is zeker als het om grote bedragen gaat, iets om op te letten. Als instellingen bij een gemeente aankloppen voor een lening of garantiestelling dan hebben de banken er in de regel niet al te veel vertrouwen meer in.

Het vierde lid van het artikel draagt het college op een financieringsstatuut (Treasurystatuut) op te stellen dat met name protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering. Het college zendt het Treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

Artikel 18. Registratie bezittingen, activa en vermogen

Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het college opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.

Artikel 19. Lokale heffingen

In dit artikel is ervoor gekozen om de beleidslijnen op te nemen in de nota lokale heffingen. Tevens geeft dit artikel aan over welke feiten de raad in elk geval in de verplichte paragraaf lokale heffingen bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd.

Artikel 20. Weerstandsvermogen en risicomanagement

In het onderhavige artikel is er voor gekozen om de beleidslijnen uit te zetten in een nota. De desbetreffende, volgens het Besluit begroting en verantwoording voorgeschreven paragraaf informeert dan vooral de uitvoering en toepassing van de nota.

Artikel 21. Onderhoud kapitaalgoederen

Het eerste tot en met het derde lid regelen, dat er nota's aan de raad worden aangeboden over het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen. Hierin kan op de stand van zaken worden ingegaan en kan de raad de kaders voor het toekomstig beleid uiteenzetten.

Het vierde lid regelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van het onderhoud van kapitaalgoederen de raad in de verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over het onderhoud kapitaalgoederen. Het Besluit begroting en verantwoordingprovincies en gemeenten schrijft enige feiten voor, die in de paragraaf moeten worden vermeld. Namelijk het beleidskader, de daaruit voortvloeiende financiële consequenties en de vertaling daarvan in de begroting van het onderhoud wegen, het onderhoud riolering, het onderhoud water, het onderhoud groen en het onderhoud gebouwen.

Artikel 22. Financiering

Dit artikel regelt over welke feiten inzake het financieel beheer van de treasuryfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd.

Artikel 23. Bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. De nota over de bedrijfsvoering wordt dan ook slechts ter kennisgeving aan de raad overlegd.

Artikel 24. Verbonden partijen

Het onderhavige artikel regelt, dat er een nota verbonden partijen aan de raad wordt aangeboden, waarin op de stand van zaken van de verbonden partijen wordt ingegaan en de raad de kaders voor het toekomstig beleid uiteen kan zetten.

Dit artikel regelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van verbonden partijen de raad in elk geval in de verplichte paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken geïnformeerd wil worden.

Daar de begroting, jaarstukken en nota's openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Deze gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota's.

Ingevolge het Besluit begroting en verantwoording dient een lijst van verbonden partijen te worden bijgehouden.

Artikel 25. Grondbeleid

In dit artikel is ervoor gekozen om de beleidslijnen op te nemen in de nota grondbeleid. De desbetreffende, volgens het Besluit Begroting en Verantwoording voorgeschreven paragraaf informeert dan vooral de uitvoering en toepassing van de nota.

Daar de begroting, jaarstukken en nota's openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Dergelijke informatie tast de onderhandelingspositie van de gemeente aan. Zulke gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota's.

Artikel 26. Verstrekking subsidies

Dit artikel regelt, dat de raad een(aangepaste)nota ontvangt waarin het college het voorgenomen beleid uiteenzet voor de verstrekking van subsidies en een overzicht van de toegekende subsidies.

Artikel 27. Administratie

In dit artikel worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet - inherent aan het dualisme - de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie.

Artikel 28. Financiële administratie

Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het Rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 29. Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.

In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t/m f worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.

Artikel 30. Aanbesteding en inkoop

Dit artikel legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidtoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.

Artikel 31. Subsidieverstrekking en steunverlening

Dit artikel legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor subsidie- en steunverlening.

Artikel 32. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in de plaats van de vorige verordening.

Verordeningen zijn algemeen verbindende voorschriften zoals benoemd in de Algemene wet bestuursrecht. Gemeenten zijn wettelijk verplicht om nieuwe verordeningen of aanpassingen in hun verordeningen digitaal bekend te maken. Een verordening treedt pas in werking na bekendmaking.

Artikel 33. Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.

Bijlage Afschrijvingstermijn

Aldus besloten door de Raad der gemeente Maastricht in zijn openbare vergadering van 8 december 2015.

 

De Griffier,

J.L.L. Goossens.

 

De Voorzitter,

J.M. Penn-te Strake.