Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting Maastricht 2011

Geldend van 28-12-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting Maastricht 2011

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a. jaar: een kalenderjaar;

    b. kwartaal: een kalenderkwartaal;

    c. maand: een kalendermaand;

    d. week: een kalenderweek;

    e. dag: een periode van 24 uur, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan.

  • 2. Voor de toepassing van de verordening worden gedeelten van eenheden voor een geheel gerekend, met dien verstande dat indien het heffingstijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en het hebben van voorwerpen aanvangt in de loop van het tijdvak, de belasting zoveel twaalfden van het over een jaar te betalen bedrag beloopt als er na het aanvangstijdstip nog volle maanden in het belastingtijdvak resteren.

  • 3. Indien op grond van de verordening meer dan één tarief toegepast zou kunnen worden, wordt de aanslag berekend naar het hoogste tarief, in die zin dat een gedeelte van een week wordt gelijkgesteld met een week en een gedeelte van een maand gelijkgesteld wordt met een maand.

Artikel 2. Aard van de belasting en belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, belasting geheven overeenkomstig de navolgende bepalingen.

Artikel 3. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van wie, dan wel ten behoeve van wie, één of meer voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, worden aangetroffen.

Artikel 4. Vrijstellingen

  • 1.

    De belasting wordt niet geheven:

    • a.

      voor voorwerpen ten dienste van de gemeente of uitsluitend gebezigd in het algemeen belang of voor een weldadig doel;

b. voor voorwerpen indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden, een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid onderdeel a van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • c.

    voor het hebben van naamborden, waarvan de grootste afmeting niet meer bedraagt dan 60 cm en welke uitsluitend vermelden: de naam van de persoon of de onderneming en van het beroep of bedrijf dat in het perceel wordt uitgeoefend;

  • d.

    voor het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de A.N.W.B. en van andere overeenkomstige instellingen;

  • e.

    voor het hebben van brievenbussen, postzegelautomaten en niet tot reclame dienende aanwijzingen voor het publiek;

  • f.

    voor het hebben van voorwerpen waarvan de verwijdering, verplaatsing of verandering wegens plaatsing op de Monumentenlijst verboden is;

  • g.

    voor borden, aangebracht in verband met de verkiezingen van publiekrechtelijke lichamen;

  • h.

    voor het hebben van afvoerbuizen van hemelwater of van fecale stoffen, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan zestig centimeter buiten de gevel uitsteken;

  • i.

    voor het hebben van voorwerpen op, aan of boven de weg ten behoeve van door stichtingen en verenigingen georganiseerde niet-commerciële evenementen, waarvan de inkomsten worden aangewend om de continuïteit van de eigen activiteiten voor een goed doel te waarborgen.

    • 2.

      Voor het hebben van voorwerpen op, aan en boven de weg ten behoeve van commerciële evenementen georganiseerd door verenigingen en stichtingen wordt geen belasting geheven naar rato van dat deel van de opbrengst van het evenement dat naar een goed doel gaat.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar het aantal eenheden, bepaald en berekend aan de hand van de bij deze verordening behorende tarieven tabel, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening en van de in de tabel gegeven aanwijzingen.

  • 2. Onder degene ten behoeve van wie de voorwerpen, vermeld onder 13 van de tarieven tabel, aanwezig zijn wordt verstaan de genot hebbende krachtens zakelijk recht van het gebouwde perceel ten dienste waarvan het voorwerp strekt.

Artikel 6. Aanwijzingen voor de berekening van de belasting

  • 1. Bij het hebben van voorwerpen op of boven gemeentegrond wordt de oppervlakte bepaald op die, welke door de voorwerpen wordt gedekt; in m2 en m1

  • 2. Bij het hebben van voorwerpen onder gemeentegrond wordt de oppervlakte bepaald op die, uitgaande van een horizontale projectie van de voorwerpen.

Artikel 7. Heffingstijdvak

Indien de belasting wordt geheven naar een jaar, maand of dagtarief, is het heffingstijdvak het jaar respectievelijk de maand of de dag waarin of waarop de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

Artikel 8. Wijze van heffing

  • 1. De belasting, voor zover geheven naar een tijdvak van een maand of een jaar, wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. In alle andere gevallen wordt de belasting geheven door middel van een gedagtekende nota waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 9. Tijdstip van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de bij wege van aanslag geheven belasting worden betaald in één termijn welke vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In alle andere gevallen moet de belasting tevens in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden betaald binnen veertien dagen na de dagtekening van de nota.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening precariobelastingen Maastricht 2010” van 15 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.