Regeling vervallen per 01-01-2015

Subsdidieverordening vrijwilligersactiviteiten 2010

Geldend van 21-12-2010 t/m 31-12-2014

Intitulé

Subsdidieverordening vrijwilligersactiviteiten 2010

DE RAAD VAN DE GEMEENTE MAASTRICHT,

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 23 november 2010, team Bedrijfsbureau, no. 2010-54816;

gehoord de commissie Algemen Zaken en Middelen:

BESLUIT:

De Subsidieverordening vrijwilligersactiviteiten 2010 vast te stellen.

Subsidieverordening vrijwilligersactiviteiten 2010

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

Artikel 1. Definities en begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • b.

    Incidenteel subsidie: een verstrekking van subsidie waarbij de subsidierelatie tussen gemeente aanvrager steeds zal ophouden te bestaan nadat de aanvrager instelling zijn gesubsidieerde activiteit of programma van activiteiten heeft voltooid, de subsidie is vastgesteld en uitbetaald (of verrekend met eventuele voorschotten);

  • c.

    Subsidie per boekjaar: een verstrekking van subsidie voor een of meer boekjaren, waarbij sprake is van een meer duurzame relatie tussen gemeente en aanvrager, met het doel om bepaalde maatschappelijk gewenste activiteiten of programma’s van activiteiten die de aanvrager uitvoert financieel te ondersteunen en waarbij sprake is van een cyclisch karakter met steeds terugkerende momenten: aanvraag, verlening (met eventuele voorschotten), uitvoering activiteiten, vaststelling en uitbetaling (of verrekening);

  • d.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • e.

    Activiteit: vrijwilligersactiviteit c.q. -initiatief zonder winstoogmerk uitgevoerd door en/of met vrijwilligers, eventueel ondersteund door een beroepskracht, ter behartiging van belangen van ideële en/of materiële aard;

  • f.

    Vrijwilligersorganisatie: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die zonder winstoogmerk activiteiten uitvoert met vrijwilligers, eventueel ondersteund door een of meerdere beroepskrachten, ter behartiging van belangen van ideële en/of materiële aard, verder te noemen “aanvrager”;

  • g.

    Natuurlijk persoon: een natuurlijk persoon dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger.

Artikel 2. Toepassingsgebied

  • 1. Deze verordening is slechts van toepassing op de aanvraag door en verstrekking van subsidie aan een vrijwilligersorganisatie voor een activiteit of programma van activiteiten genoemd in deze verordening. Op deze verstrekkingen is de thans geldende Algemene Subsidieverordening niet van toepassing.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt aan vrijwilligersorganisaties als bedoeld in artikel 1, onder f, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Artikel 3. Algemene voorwaarden

  • 1.

    Subsidie kan slechts worden verstrekt:

    • a.

      indien daarvoor door de raad op de gemeentebegroting voor het boekjaar middelen beschikbaar zijn gesteld, en

    • b.

      onder de daarbij door de raad of door burgemeester en wethouders bepaalde voorwaarden, en

    • c.

      voorzover de te subsidiëren activiteit of het te subsidiëren programma van activiteiten subsidiabel is op grond van deze verordening.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks met betrekking tot de hoofdstukken 4, 5, 6 en 7 van deze verordening de subsidieplafonds vast voor het daaropvolgende jaar binnen de door de raad op de gemeentebegroting voor dat boekjaar beschikbaar gestelde middelen. Deze subsidieplafonds worden uiterlijk op 15 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieplafonds van toepassing zijn bekend gemaakt. Alleen de activiteiten of programma’s van activiteiten waarvoor een subsidieplafond is vastgesteld en bekend gemaakt kunnen in aanmerking komen voor subsidie op basis van deze verordening.

  • 3.

    Subsidie wordt door burgemeester en wethouders verstrekt.

  • 4.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      naar het oordeel van burgemeester en wethouders mag worden verwacht dat met de subsidiëring van een activiteit of een programma van activiteiten de te realiseren doelstelling(en) zal (zullen) worden bereikt, en

    • b.

      de aanvrager:

      • i.

        naar het oordeel van burgemeester en wethouders de behoefte aan subsidie voor een activiteit of een programma van activiteiten heeft aangetoond, en

      • ii.

        aannemelijk heeft gemaakt dat de financiële middelen, met inbegrip van subsidie, voldoende zullen zijn om een voorgenomen activiteit of een programma van activiteiten uit te voeren, en

    • c.

      de aanvrager statutair en feitelijk is gevestigd in de gemeente Maastricht:

      • i.

        tenzij in deze verordening anders is bepaald, of

      • ii.

        tenzij de activiteit of het programma van activiteiten van aanvrager naar oordeel van burgemeester en wethouders conform de in de hoofdstukken 4, 5, 6, 7 en 8 opgenomen criteria een zeer belangrijke bijdrage leveren aan de participatie van burgers van de gemeente Maastricht. In dit geval behoeft aanvrager niet statutair en feitelijk te zijn gevestigd in de gemeente Maastricht.

  • 5.

    Een subsidie per boekjaar wordt in een bepaald jaar slechts op grond van één van de hoofdstukken 4, 5, 6, 7 en 8 van deze verordening verleend. Aan aanvrager kan voor dezelfde activiteit of programma van activiteiten niet tegelijkertijd op grond van meerdere hoofdstukken uit deze verordening een subsidie per boekjaar worden verstrekt.

Artikel 4. Verplichtingen

  • 1. Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven voor een activiteit of programma van activiteiten tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen of organen van organisaties, instellingen en dergelijke, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de hoogte van het gevraagde bedrag en van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 2. Indien aanvrager subsidie wordt verstrekt voert aanvrager een zodanig ingerichte administratie dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 3. Indien aanvrager een incidenteel subsidie wordt verleend voor een activiteit of programma van activiteiten waarbij voor de uitvoering van deze activiteit of dit programma van activiteiten vergunning(en) in het kader van openbare orde en veiligheid noodzakelijk zijn, dient aanvrager over deze vergunningen de beschikking te hebben alvorens de activiteit of het programma van activiteiten kan worden uitgevoerd.

  • 4. De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk melding aan het burgemeester en wethouders , zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan

Artikel 5. Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieverlening kan worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

    a. een activiteit of een programma van activiteiten van de aanvrager niet gericht zal zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komt aan ingezetenen van de gemeente;

    b. de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    c. de middelen niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor het subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    d. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit of zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    e. een activiteit of een programma van activiteiten een jubileum of een feest betreft van aanvrager zelf dan wel een andere vergelijkbare aard heeft, en

    f. een activiteit of een programma van activiteiten een politiek en/of religieus karakter heeft.

  • 2.

    De subsidieverlening wordt voorts geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond, als bedoeld in de artikel 3, tweede lid, zou worden overschreden.

  • 3.

    De subsidieverlening kan daarnaast in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    a. een activiteit of een programma van activiteiten niet of niet geheel zal worden uitgevoerd;

    b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent een te verrichten activiteit of programma van activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 4.

    De subsidieverlening kan daarnaast worden uitgesloten als voor de activiteit of programma van activiteiten reeds subsidie is verleend op grond van een andere subsidieregeling van de gemeente Maastricht dan de regelingen uit deze verordening.

  • 5.

    De subsidieverlening kan tot slot in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Hoofdstuk 2. procedure Incidentele subsidies

Artikel 6. Aanvraag tot verlening incidenteel subsidie

  • 1.

    De aanvraag voor een incidenteel subsidie wordt uiterlijk zes weken voor aanvang van de activiteit of programma van activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd ingediend, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

  • 2.

    De aanvraag tot subsidieverlening, als bedoeld in het eerste lid, gaat in ieder geval vergezeld van:

    a. een omschrijving van de activiteit of het programma van activiteiten en de daarmee beoogde doelstelling(en), en

    b. een overzicht van de aan de activiteit of het programma van activiteiten verbonden begrote inkomsten en uitgaven van de aanvrager.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders nemen binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag, als bedoeld in het eerste lid, een besluit omtrent deze aanvraag.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen voorschotten op een incidenteel subsidie verstrekken. Zij kunnen nadere regels met betrekking tot de bevoorschotting stellen. De wijze van bevoorschotting wordt integraal opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 7. Vaststelling

  • 1.

    Subsidies tot € 5.000 worden door het burgemeester en wethouders:

    a. direct vastgesteld of;

    b. ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het burgemeester en wethouders de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000, maar minder dan € 50.000,

    a. dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het burgemeester en wethouders.

    b. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

    c. Het burgemeester en wethouders kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000,

    • a.

      dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het burgemeester en wethouders uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      De aanvraag tot vaststelling bevat:

      1. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

      2. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

      3. een accountantsverklaring.

    • c.

      Het burgemeester en wethouders kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

  • 5.

    Het burgemeester en wethouders stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 6.

    Het burgemeester en wethouders kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 7.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in lid 5 genoemd tijdstip is ontvangen, kunnen burgemeester en wethouders overgaan tot ambtshalve vaststelling

Hoofdstuk 3. procedure Per boekjaar verstrekte subsidies

Artikel 8. Aanvraag tot verlening per boekjaar verstrekte subsidie

  • 1. De aanvraag voor een per boekjaar te verstrekken subsidie wordt uiterlijk voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop deze aanvraag betrekking heeft ingediend.

  • 2. De aanvraag tot subsidieverlening gaat, tenzij in deze verordening anders is bepaald, in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een omschrijving van de activiteit of het programma van activiteiten en de daarmee beoogde doelstelling(en), en

    • b.

      een overzicht van de aan de activiteit of het programma van activiteiten verbonden begrote inkomsten en uitgaven van de aanvrager.

  • 3. Indien aanvrager voor de eerste maal een aanvraag tot subsidieverlening indient, gaat de aanvraag voorts vergezeld van de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

  • 4. Na vaststelling en bekendmaking van de subsidieplafonds, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, beslissen burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk op de aanvraag tot subsidieverlening. Deze beslissing wordt uiterlijk 31 december voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft aan aanvrager bekend gemaakt.

  • 5. In afwijking van het vierde lid kan een subsidie ten laste van de gemeentebegroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, worden verleend onder de voorwaarde dat bij de vaststelling van deze begroting of goedkeuring voldoende middelen ter beschikking worden gesteld en dat hiervoor een subsidieplafond wordt vastgesteld. Deze voorwaarde wordt opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen voorschotten op een subsidie per boekjaar verstrekken. Zij kunnen nadere regels met betrekking tot de bevoorschotting stellen. De wijze van bevoorschotting wordt integraal opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 9. Boekjaar en vaststelling

  • 1. De aanvrager stelt het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Een subsidie per boekjaar wordt per boekjaar vastgesteld.

  • 3. Een subsidie voor twee of meer boekjaren wordt eveneens per boekjaar vastgesteld.

Artikel 10. Vaststelling

  • 1.

    Subsidies tot € 5.000 en subsidies welke verleend zijnop basis van bedrag per organisatie en/of bedrag per lid worden door het burgemeester en wethouders:

    a. direct vastgesteld of;

    b. ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het burgemeester en wethouders de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000, maar minder dan € 50.000,

    a. dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het burgemeester en wethouders.

    b. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

    c. Het burgemeester en wethouders kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000,

    • a.

      dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het burgemeester en wethouders uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      De aanvraag tot vaststelling bevat:

      1. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

      2. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening). Verschillen tussen begroting en realisatie worden toegelicht, tenzij deze van geringe betekenis zijn;

      3. een accountantsverklaring.

    • c.

      Het burgemeester en wethouders kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

  • 5.

    Artikel 3 en 4 zijn niet van toepassing indien de subsidie voor twee of meer boekjaren is verleend en in de beschikking tot subsidieverlening door burgemeester en wethouders anders is bepaald.

  • 6.

    Het burgemeester en wethouders stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 7.

    Het burgemeester en wethouders kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 8.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in lid 6 genoemd tijdstip is ontvangen, kunnen burgemeester en wethouders overgaan tot ambtshalve vaststellin

Hoofdstuk 4. Subsidies zelfredzaamheid

Artikel 11. Toepassingsgebied, definities en begrippen subsidies zelfredzaamheid

  • 1.

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      Zelfredzaamheid: het vermogen om dagelijkse algemene levensverrichtingen zelfstandig te kunnen doen en het vermogen om sociaal te kunnen functioneren;

    • b.

      Kwetsbare burgers: mensen die min of meer zelfstandig wonen, maar die leven met problemen, handicaps of beperkingen, te weten:

      i. mensen met een lichamelijke beperking;

      ii. mensen met een verstandelijke beperking;

      iii. mensen met een chronische ziekte;

      iv. mensen met chronische psychische problemen;

      v.mensen met psychosociale en materiële problemen;

      vi. mensen met meervoudige problemen en beperkingen;

    • c.

      Levensbeschouwelijk genootschap: een statutair en feitelijk in Maastricht gevestigde organisatie op grondslag van een levensbeschouwelijke overtuiging met de volgende kenmerken:

      i. er is sprake van vereniging van personen met een herkenbare samenhang;

      ii. de aangesloten personen houden er op hoofdpunten van levensbeschouwing dezelfde overtuiging op na;

      iii. de organisatie heeft als doel het belijden van een gemeenschappelijke levensbeschouwelijke overtuiging;

      iv. de organisatie heeft de wil om als organisatie te worden beschouwd als een levensbeschouwelijke beweging;

    • d.

      Sociaal-maatschappelijke activiteiten levensbeschouwelijk genootschap: activiteiten of programma’s van activiteiten van levensbeschouwelijke genootschappen van sociaal-maatschappelijke aard gericht op de bevordering van de zelfredzaamheid.

  • 2.

    Dit hoofdstuk is slechts van toepassing op te subsidiëren activiteiten of programma’s van activiteiten die een bijdrage leveren aan het in staat stellen van individuele kwetsbare burgers, die maatschappelijk in een achterstandpositie zijn geraakt of dreigen te raken, zelfstandig in de samenleving te kunnen (blijven) functioneren.

Artikel 12. Incidentele subsidies zelfredzaamheid

  • 1.

    Aan een vrijwilligersorganisatie kan een incidenteel subsidie worden verstrekt voor een activiteit of programma van activiteiten gericht op:

    • a.

      het verstrekken van individueel gerichte informatie en advies met betrekking tot:

      i. wet- en regelgeving ten aanzien van kwetsbare burgers;

      ii. het versterken van het eigen inzicht in de individuele situatie van kwetsbare burgers;

      iii. het verzorgen van vrijwilligerswerk ter bevordering van de zelfredzaamheid van kwetsbare burgers;

    • b.

      het verzorgen van groepsgerichte voorlichting met betrekking tot:

      i. wet- en regelgeving ten aanzien van kwetsbare burgers;

      ii. het verzorgen van vrijwilligerswerk ter bevordering van de zelfredzaamheid van kwetsbare burgers;

    • c.

      het verlenen van individueel gerichte vrijwillige hulp en bijstand bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen van kwetsbare burgers.

  • 2.

    Een subsidie, als bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      bestaat uit een bedrag per activiteit of een bedrag per programma van activiteiten, en

    • b.

      wordt uitsluitend in tenders verstrekt op basis van een integrale afweging en de in deze tenders opgenomen procedure en wegingsfactoren.

  • 3.

    Jaarlijks stellen burgemeester en wethouders de tenders, als bedoeld in het tweede lid, vast voor het daaropvolgende jaar op grond waaraan de aanvraag tot subsidie, als bedoeld in het tweede lid, wordt getoetst. Deze tenders worden uiterlijk op 1 oktober van jaar voorafgaand aan het jaar waarop de tenders van toepassing zijn bekend gemaakt.

Artikel 13. Per boekjaar verstrekte subsidies zelfredzaamheid

  • 1.

    Aan een vrijwilligersorganisatie, niet zijnde een levensbeschouwelijk genootschap, kan per boekjaar een subsidie worden verstrekt voor een activiteit of programma van activiteiten gericht op:

    • a.

      het verstrekken van individueel gerichte informatie en advies met betrekking tot:

      i. wet- en regelgeving ten aanzien van kwetsbare burgers;

      ii. het versterken van het eigen inzicht in de individuele situatie van kwetsbare burgers;

      iii. het verzorgen van vrijwilligerswerk ter bevordering van de zelfredzaamheid van kwetsbare burgers;

    • b.

      het verzorgen van groepsgerichte voorlichting met betrekking tot:

      i. wet- en regelgeving ten aanzien van kwetsbare burgers;

      ii. het verzorgen van vrijwilligerswerk ter bevordering van de zelfredzaamheid van kwetsbare burgers;

    • c.

      het verlenen van individueel gerichte vrijwillige hulp en bijstand bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen van kwetsbare burgers.

  • 2.

    Een subsidie, als bedoeld in het eerste lid, bestaat uit een bedrag per activiteit of een bedrag per programma van activiteiten.

Artikel 14. Subsidies sociaal-maatschappelijke activiteiten levensbeschouwelijke genootschappen

  • 1.

    Aan levensbeschouwelijke genootschappen die niet-stedelijk zijn georganiseerd kan voor door hen te organiseren sociaal-maatschappelijke activiteiten of programma’s van activiteiten uitsluitend per boekjaar een subsidie worden verstrekt, bestaande uit:

    a. een bedrag per genootschap, en

    b. een bedrag per inwoner van het postcodegebied waar het genootschap is gevestigd.

  • 2.

    Aan levensbeschouwelijke genootschappen die stedelijk zijn georganiseerd kan voor door hen te organiseren sociaal-maatschappelijke activiteiten of programma’s van activiteiten uitsluitend een subsidie per boekjaar worden verstrekt, bestaande uit een bedrag per genootschap.

  • 3.

    De aanvraag voor subsidie, als bedoeld in dit artikel, behoeft in afwijking van het bepaalde in artikel 8 slechts vergezeld te gaan van een overzicht van de activiteit of het programma van activiteiten, waarin wordt aangegeven welke activiteit of programma van activiteiten is gepland voor het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 10 behoeven levensbeschouwelijke genootschappen de aanvraag tot vaststelling van de subsidie niet vergezeld te laten gaan van een financiële verantwoording.

Hoofdstuk 5. subsidies maatschappelijke participatie

Artikel 15. Toepassingsgebied, definities en begrippen maatschappelijke participatie

  • 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder Maatschappelijke participatie: de mogelijkheid om naar vermogen en wens op vrijwillige basis in georganiseerd of ongeorganiseerd verband deel te nemen aan en/of het organiseren van vrijetijdsactiviteiten en vrijwilligerswerk.

  • 2. Dit hoofdstuk is slechts van toepassing op te subsidiëren activiteiten of programma’s van activiteiten in het kader van maatschappelijke participatie die gericht zijn op deelname aan het maatschappelijk verkeer, ontmoeting en ontplooiing, en hebben vaak een recreatief of licht educatief karakter, waarbij toenadering en toegankelijkheid kernbegrippen zijn naast de betrokkenheid (participerend en organiserend) bij de eigen woon- en leefomgeving op buurt- en/of stedelijk niveau.

Artikel 16. Incidenteel subsidie maatschappelijke participatie

  • 1.

    Aan een vrijwilligersorganisatie kan in het kader van het gemeentelijk diversiteitsbeleid een incidenteel subsidie worden verstrekt voor een activiteit of programma van activiteiten gericht op:

    • a.

      de bevordering van een interculturele samenleving in Maastricht met een volwaardige en gedeeld burgerschap voor allochtonen en autochtonen met de kernbegrippen toerusting, toenadering en toegankelijkheid;

    • b.

      mondiale voorlichting en bewustwording waarbij ingezetenen van Maastricht aan de hand van de millenniumdoelen meer inzicht krijgen in de eigen leefsituatie in relatie tot die van mensen elders in de wereld.

  • 2.

    Een subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend in tenders verstrekt op basis van een integrale afweging en de in deze tenders opgenomen procedure en wegingsfactoren.

  • 3.

    Jaarlijks stellen burgemeester en wethouders de tenders, als bedoeld in het tweede lid, vast voor het daaropvolgende jaar op grond waaraan de aanvraag tot subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt getoetst. Deze tenders worden uiterlijk op 1 oktober van jaar voorafgaand aan het jaar waarop de tenders van toepassing zijn bekend gemaakt.

Artikel 17. Per boekjaar verstrekte subsidie maatschappelijke participatie

  • 1.

    Aan een vrijwilligersorganisatie kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15, per boekjaar een subsidie worden verstrekt voor sociaal-culturele activiteiten of programma’s van sociaal-culturele activiteiten die gericht zijn op:

    • a.

      de emancipatie van minderheden met betrekking tot:

      i het bevorderen van het zelfbewustzijn van minderheden;

      i. het doorbreken van rolbeperking van minderheden;

      iii. het veranderen van ongelijke behandeling van minderheden;

      iv. het veranderen van structuren die belemmeringen en achterstanden van minderheden veroorzaken;

    • b.

      de maatschappelijke participatie van minderheden met betrekking tot:

      i. het bevorderen van het zich eigen maken door minderheden van die kennis en/of vaardigheden die nodig zijn om zelfstandig aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen;

      ii. de bewustwording en het vergroten van de kennis van de verschillend voorkomende waarden, normen en leefgewoonten van en bij verschillende bevolkingsgroepen in de Maastrichtse samenleving;

      iii. de betrokkenheid bij de zelfstandige vormgeving van maatschappelijke verbanden met betrekking tot ontmoeting en ontplooiing van verschillende bevolkingsgroepen in de Maastrichtse samenleving;

    • c.

      de maatschappelijke participatie van kwetsbare burgers en/of ouderen met betrekking tot het bevorderen van de mogelijkheden voor deze kwetsbare burgers en/of ouderen, die niet meer bij het arbeidsproces zijn betrokken, om maatschappelijk relevante functies te kunnen (blijven) vervullen.

  • 2.

    Subsidies per boekjaar, als bedoeld in het eerste lid, kunnen uitsluitend bestaan uit een bedrag per activiteit of een bedrag per programma van activiteiten.

  • 3.

    Aan een vrijwilligersorganisatie kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15, per boekjaar een subsidie worden verstrekt voor sociaal-culturele activiteiten of programma’s van sociaal-culturele activiteiten die gericht zijn op de participatie van jeugdigen en jongeren tot en met 23 jaar in verenigings- of groepsverband binnen het vrijwillig jeugd en jongerenwerk, bestaande uit:

    • a.

      een bedrag per organisatie ongeacht het aantal leden van deze organisatie;

    • b.

      een bedrag per lid vermenigvuldigd met het aantal actief deelnemende leden op 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      een bedrag per activiteit of programma van activiteiten die naast het hoofddoel van deze organisatie bijdraagt aan een specifieke doelstelling van het gemeentelijk beleid, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

  • 4.

    Aan een vrijwilligersorganisatie kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15, per boekjaar een subsidie worden verstrekt voor sociaal-culturele activiteiten of programma’s van sociaal-culturele activiteiten die gericht zijn op de participatie van ouderen van 50 jaar en ouder in verenigings- of groepsverband binnen het vrijwillig ouderenwerk, bestaande uit een bedrag per lid vermenigvuldigd met het aantal actief deelnemende leden op 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 18. Aanvraag en verlening per boekjaar verstrekte subsidie maatschappelijke participatie

  • 1. De aanvragen voor subsidie, als bedoeld in artikel 17, derde lid, onder a en b, en vierde lid, behoeven in afwijking van het bepaalde in artikel 8 slechts vergezeld te gaan van:

    • a.

      een overzicht van de activiteit of programma van activiteiten, waarin wordt aangegeven welke activiteit of programma van activiteiten zijn gepland voor het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, en

    • b.

      een door het bestuur van de vrijwilligersorganisatie, als bedoeld in artikel 17, derde en vierde lid, gewaarmerkte en door de voorzitter en secretaris ondertekende ledenlijst op 1 september van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. De ledenlijst, als bedoeld in het eerste lid, vermeldt in ieder geval de namen, adressen, geboortedata en de functie van alle leden van de organisatie, als bedoeld in artikel 17, derde en vierde lid.

Artikel 19. Aanvraag en vaststelling per boekjaar verstrekte subsidie maatschappelijke participatie

In afwijking van het bepaalde in artikel 10 behoeft een vrijwilligersorganisatie, als bedoeld in artikel 17, derde lid, onder a en b, en vierde lid, de aanvraag tot vaststelling van de subsidie niet vergezeld te laten gaan van een financiële verantwoording.

Hoofdstuk 6. subsidies amateurkunsten

Artikel 20. Toepassingsgebied, definities en begrippen amateurkunsten

  • 1.

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      Amateurkunsten: de beoefening van een van de volgende kunstdisciplines: muziek, zang, toneel, dans, theater, audiovisueel, beeldende kunst, literatuur en majorette zonder het oogmerk daarmee in het levensonderhoud te voorzien;

    • b.

      Gezelschap: een vrijwilligersorganisatie die de beoefening van muziek, zang of toneel ten doel heeft of een zelfstandige majorettevereniging vormt zonder het oogmerk daarmee in het levensonderhoud te voorzien;

    • c.

      Groepering: een vrijwilligersorganisatie met volledige c.q. gedeeltelijke rechtsbevoegdheid die de beoefening van dans, theater, audiovisueel, beeldende kunst of literatuur ten doel heeft zonder het oogmerk daarmee in het levensonderhoud te voorzien, dan wel een gezelschap, als bedoeld onder b, dat geen per boekjaar verstrekte subsidie van de gemeente ontvangt;

    • d.

      Aanhorig gezelschap: een bij een gezelschap of een groepering ondergebracht onderdeel dat als zodanig zelfstandig uitvoeringen kan geven;

    • e.

      Lid: iemand die als actief musicerend, zingend of als majorette dansend staat ingeschreven bij een gezelschap op het vlak van muziek, zang of majorette.

  • 2.

    Dit hoofdstuk is slechts van toepassing op te subsidiëren activiteiten of programma’s van activiteiten gericht op het bevorderen van de beoefening van de amateurkunsten.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3 kan aan een gezelschap op basis van deze verordening slechts subsidie worden verstrekt als dat gezelschap:

    • a.

      als zodanig erkend is door een officiële bond welke als zodanig door burgemeester en wethouders is aanvaard en openbaar bekend gemaakt;

    • b.

      onder artistieke leiding staat van een dirigent, instructeur of regisseur/spelstimulator die:

      i. in het bezit is van het einddiploma orkestdirectie, harmonie en fanfaredirectie, koordirectie of regisseurbevoegdheid, behaald via een van rijkswege erkende muziekvakopleiding of toneelopleiding via een staatsexamen of die;

      ii. bevoegd is op basis van een einddiploma of akte, welke naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijk te stellen is aan de hiervoor bedoelde einddiploma's of die;

      iii. op basis van kennis en ervaring over aantoonbare kwaliteiten beschikt die vergelijkbaar zijn met de kwaliteiten van iemand die in het bezit is van de hiervoor bedoelde einddiploma's;

    • c.

      in afwijking van het gestelde onder b geldt voor majorettekorpsen dat het gezelschap onder leiding staat van een instructeur of instructrice die in het bezit is van tenminste het Majorettendiploma C of het Majoretteninstructiediploma, behaald via een cursus die georganiseerd is door een bond, als bedoeld onder a, of die op basis van kennis en ervaring over aantoonbare kwaliteiten beschikt die vergelijkbaar zijn met de kwaliteiten van iemand die in het bezit is van de hiervoor bedoelde diploma’s;

    • d.

      tenminste 15 actief musicerende en/of zingende leden of majoretteleden telt of 4 acterende leden;

    • e.

      onder zijn leden tenminste 50% van de actief acterende, dansende, musicerende en/of zingende leden telt, die woonachtig zijn in Maastricht.

Artikel 21. Projectsubsidie amateurkunsten

  • 1.

    Aan een groepering kan een incidenteel subsidie worden verstrekt voor een activiteit of programma van activiteiten die gericht zijn op de bevordering van de kwaliteit, innovatie en participatie in de amateurkunsten.

  • 2.

    Een subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend in tenders verstrekt op basis van een integrale afweging en de in deze tenders opgenomen procedure en wegingsfactoren.

  • 3.

    Jaarlijks stellen burgemeester en wethouders de tenders, als bedoeld in het tweede lid, vast voor het daaropvolgende jaar op grond waaraan de aanvraag tot subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt getoetst. Deze tenders worden uiterlijk op 1 oktober van jaar voorafgaand aan het jaar waarop de tenders van toepassing zijn bekend gemaakt.

  • 4.

    Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden verstrekt als:

    a. de activiteit of programma van activiteiten wordt uitgevoerd in de gemeente Maastricht;

    b. de activiteit of programma van activiteiten naar aard een zo groot mogelijk publieksbereik nastreeft;

    c. de activiteit of programma van activiteiten begint en eindigt in het jaar waarvoor burgemeester en wethouders een subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in het eerste lid, hebben vastgesteld;

    d. de activiteit of programma van activiteiten niet commercieel van aard is;

    e. de groepering of het gezelschap statutair en feitelijk is gevestigd in Maastricht.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in het vierde lid, onder e, indien naar hun oordeel de activiteit of het programma van activiteiten een voorbeeldfunctie heeft of een impuls teweegbrengt en zodoende van belang is voor de ontwikkeling van de amateurkunsten in de gemeente Maastricht.

  • 6.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 5 is verstrekking van subsidie, als bedoeld in het eerste lid, uitgesloten als voor de activiteit of programma van activiteiten reeds subsidie is verleend op grond van een ander hoofdstuk uit deze verordening

Artikel 22. Incidenteel subsidie deelname aan een concours

  • 1. Aan een gezelschap dat actief is in de beoefening van de amateurkunsten op het vlak van muziek kan een incidenteel subsidie worden verstrekt voor deelname aan het Wereld Muziek Concours (WMC) of een concours dat georganiseerd wordt door een bond zoals bedoeld in artikel 20, derde lid, onder a.

  • 2. Een aanvraag tot verstrekking van een subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend uiterlijk drie maanden vóór aanvang van het betreffende concours, tenzij het een landskampioenschap betreft dat binnen drie maanden na deelname aan het voorafgaande Wereld Muziek Concours (WMC) of concours plaatsvindt. In dat laatste geval wordt de aanvraag uiterlijk vier weken voor aanvang van dat kampioenschap ingediend.

  • 3. Subsidie op basis van dit artikel wordt in enig jaar slechts verstrekt aan gezelschappen waaraan in dat jaar een subsidie per boekjaar, als bedoeld in artikel 25 is verstrekt.

Artikel 23. Incidenteel subsidie organisatie muziekevenement of korenavond

  • 1. Aan een gezelschap dat actief is in de beoefening van de amateurkunsten op het vlak van muziek of zang kan een incidenteel subsidie worden verstrekt als bijdrage in de kosten van de organisatie van het jaarlijks stedelijk muziekevenement of de jaarlijkse stedelijke korenavond.

  • 2. Subsidie op basis van het eerste lid wordt in enig jaar slechts verstrekt aan gezelschappen waaraan in dat jaar een subsidie per boekjaar, als bedoeld in artikel 25 is verstrekt.

Artikel 24. Incidenteel subsidie kampioenschappen

  • 1. Aan een gezelschap dat actief is in de beoefening van de amateurkunsten op het vlak van muziek kan een incidenteel subsidie worden verstrekt:

    • a.

      voor het behalen van een landskampioenschap, en

    • b.

      voor het behalen van een eerste prijs met een score van ten minste 80% van het maximum aantal te behalen punten tijdens het Wereld Muziek Concours.

  • 2. Een aanvraag voor een subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend uiterlijk zes weken na het behalen van het kampioenschap en behoeft slechts vergezeld te gaan van een bewijs dat een eerste prijs of een landskampioenschap is behaald.

  • 3. Subsidie op basis van dit artikel wordt in enig jaar slechts verstrekt aan gezelschappen waaraan in dat jaar een subsidie per boekjaar, als bedoeld in artikel 25, is verstrekt.

Artikel 25. Subsidie per boekjaar muziek- en zanggezelschappen en zelfstandige majoretteverenigingen

  • 1. Aan een gezelschap dat actief is op het gebied van de amateuristische kunstuitoefening van muziek, zang of majorette kan per boekjaar een subsidie worden verstrekt, bestaande uit:

    • a.

      een bedrag per gezelschap, ongeacht het aantal leden van dat gezelschap;

    • b.

      een bedrag per lid van een gezelschap, vermenigvuldigd met het aantal leden van het gezelschap dat voor subsidie in aanmerking komt op 1 september van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar;

    • c.

      voor zanggezelschappen wordt het bedrag per lid stapsgewijs verlaagd naarmate het aantal leden, dat voor subsidie in aanmerking komt, toeneemt. De stapsgewijze verlaging vindt plaats bij het bereiken van de aantallen 26, 51 en 76.

  • 2. Een bedrag per lid, als bedoeld in het eerste lid, kan uitsluitend worden verstrekt voor ieder lid dat:

    • a.

      woonachtig is in de gemeente Maastricht, en

    • b.

      actief musicerend, zingend of dansend lid is van het gezelschap.

  • 3. Voor leden, die niet in de gemeente Maastricht wonen, kan eveneens een bedrag per lid, als bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt, zulks echter voor maximaal 15% van het totaal aantal actief musicerende, zingende of dansende leden van dat gezelschap.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 5 kan subsidie aan een gezelschap geheel of gedeeltelijk worden geweigerd als:

    • a.

      een gezelschap verbonden is aan of onderdeel is van een andere vereniging, stichting, instelling, instituut, bedrijf of een vergelijkbare organisatie, zoals een dienstgezelschap, bedrijfsgezelschap, beroepsgezelschap of een gezelschap dat verbonden is aan een inrichting, een onderwijsinstelling of een levensbeschouwelijk genootschap;

    • b.

      een gezelschap is aan te merken als een aanhorig gezelschap;

    • c.

      een gezelschap zijn openbare en daarom voor iedereen toegankelijke optredens slechts gedurende een zeer beperkte periode in enig jaar laat plaatsvinden in het kader van of gekoppeld aan evenementen die in hun opzet en/of programmering niet primair van muzikale aard zijn of voor het uitvoeren van een toneelvoorstelling;

    • d.

      naar oordeel van burgemeester en wethouders aannemelijk is dat een gezelschap in de beoefening van toneel, muziek, zang of majorette onvoldoende actief is.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in artikel 4 is een gezelschap, als bedoeld in het eerste lid, dat een per boekjaar te verstrekken subsidie wordt verstrekt verplicht jaarlijks tenminste twee openbaar toegankelijke optredens te verzorgen.

Artikel 26. Aanvraag en verlening subsidie per boekjaar muziek- en zanggezelschappen en zelfstandige majoretteverenigingen

  • 1. De aanvraag voor subsidie, als bedoeld in artikel 25, behoeft in afwijking van het bepaalde in artikel 8 slechts vergezeld te gaan van een overzicht van de activiteit(en) of het programma van activiteiten, waarin wordt aangegeven welke activiteit of programma van activiteiten is gepland voor het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. Als het gezelschap actief is op de amateuristische kunstbeoefening van muziek of majorette dient de aanvraag voor subsidie eveneens vergezeld te gaan van een door een bond, als bedoeld in artikel 25, vierde lid, onder a, gewaarmerkte ledenlijst geldend voor het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, alsmede een curriculum vitae van de dirigent c.q. instructeur.

  • 3. Als het gezelschap actief is op de amateuristische kunstbeoefening van zang dient de aanvraag voor subsidie tevens vergezeld te gaan van een:

    • a.

      een door het bestuur gewaarmerkte en door voorzitter en secretaris van dit gezelschap ondertekende ledenlijst geldend voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar, en

    • b.

      een door een bond, als bedoeld in artikel 20, derde lid, onder a, afgegeven bewijs van inschrijving, en

    • c.

      een curriculum vitae van de dirigent.

  • 4. De ledenlijst, als bedoeld in dit artikel, vermeldt in ieder geval de namen, adressen, geboortedata en de functie van alle leden van het gezelschap.

Artikel 27. Subsidie per boekjaar toneelgezelschappen

  • 1. Aan een gezelschap dat actief is op het gebied van de amateuristische kunstuitoefening van toneel kan per boekjaar een subsidie worden verstrekt, bestaande uit een jaarlijks vast te stellen bedrag per gezelschap ongeacht het aantal leden van dat gezelschap.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 4 is een gezelschap, als bedoeld in het eerste lid, dat een per boekjaar te verstrekken subsidie wordt verstrekt verplicht jaarlijks tenminste twee openbaar toegankelijke voorstellingen te verzorgen

Artikel 28. Aanvraag en verlening subsidie per boekjaar toneelgezelschappen

  • 1. De aanvraag voor subsidie, als bedoeld in artikel 27, dient, onverminderd het bepaalde in artikel 8, vergezeld te gaan van:

    • a.

      een overzicht van bestuursleden en leden van het gezelschap, en

    • b.

      een curriculum vitae van de regisseur c.q. spelstimulator, en

    • c.

      een bewijs van inschrijving bij een bond, als bedoeld in artikel 20, derde lid, onder a.

  • 2. De ledenlijst, als bedoeld in dit het eerste lid, vermeldt in ieder geval de namen, adressen, geboortedata en de functie van alle leden van het gezelschap.

Artikel 29. Vaststelling subsidie per boekjaar muziek-, toneel- en zanggezelschappen en zelfstandige majoretteverenigingen

  • 1. Indien een gezelschap in enig jaar een per boekjaar verstrekt subsidie heeft ontvangen en in dat jaar niet of niet geheel heeft voldaan aan het bepaalde in artikelen 25, vijfde lid, en 27, tweede lid, dan wordt bij de vaststelling van de subsidie een korting toegepast van:

    • a.

      tien procent op de verstrekte subsidie als het gezelschap slechts een openbaar toegankelijk optreden c.q. voorstelling heeft verzorgd;

    • b.

      twintig procent op de verstrekte subsidie als het gezelschap geen enkel openbaar toegankelijk optreden c.q. voorstelling heeft verzorgd.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in naar hun oordeel uitzonderlijke gevallen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikelen 25, vijfde lid, en 27, tweede lid. Een gezelschap dat voor deze ontheffing in aanmerking wenst te komen dient daartoe uiterlijk 1 augustus het jaar waarvoor subsidie is verstrekt een schriftelijk verzoek in bij burgemeester en wethouders. Binnen vier weken na ontvangst van dit schriftelijk verzoek nemen burgemeester en wethouders een besluit daaromtrent. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd. Indien niet tijdig wordt besloten wordt de ontheffing geacht te zijn verleend.

  • 3. Vaststelling van het subsidie vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel, en het bepaalde in artikelen 25, vijfde lid en 27, tweede lid.

Hoofdstuk 7. subsidies sport en beweging

Artikel 30. Toepassingsgebied, definities, begrippen en voorwaarden sport en beweging

  • 1.

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      Sportactiviteit: een activiteit of programma van activiteiten zonder winstoogmerk:

      i.als zodanig erkend door het NOC/NSF, waaronder top- en breedtesport alsmede individuele topsporters of topsportteams;

      ii. in het kader van vrijtijdsbesteding die leidt tot meer bewegen en die past binnen het gemeentelijk sportbeleid;

      iii. gericht op training en/of opleiding van het onbetaald (technisch) kader van een vrijwilligersorganisatie;

    • b.

      Topsport: een sportactiviteit of programma van sportactiviteiten dat voldoet aan de daarvoor opgestelde criteria van Topsport Limburg;

    • c.

      Topsporter: een natuurlijk persoon die gedurende de periode waarvoor hij subsidie aanvraagt bij een (vrijwilligers)organisatie in Maastricht topsport beoefent zoals bedoeld onder b;

    • d.

      Topsportteam: (een onderdeel van) een (vrijwilligers)organisatie dat gedurende de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd topsport beoefent zoals bedoeld onder b;

    • e.

      Topsport Limburg: een door de Provincie Limburg en NOC/NSF erkende organisatie die als missie heeft om een topsportvriendelijk klimaat in Limburg creëren.

    • f.

      Lid: iemand die als actief deelnemend aan sportactiviteiten staat ingeschreven bij een (vrijwilligers)organisatie die sportactiviteiten uitvoert.

  • 2.

    Dit hoofdstuk is slechts van toepassing op een te subsidiëren sportactiviteit of programma van sportactiviteiten zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2, tweede lid:

    • a.

      kunnen aan individuele topsporters als natuurlijk persoon een incidenteel subsidie worden verstrekt;

    • b.

      geldt dat naast vrijwilligersorganisaties ook niet-vrijwilligersorganisaties voor verstrekking van een incidenteel subsidie voor een sportactiviteit of programma van sportactiviteiten, als bedoeld in het eerste lid, onder a, punten i en ii, in aanmerking kunnen komen.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3 geldt voor een aanvraag voor een incidenteel subsidie voor een sportactiviteit of programma van sportactiviteiten dat:

    • a.

      de sportactiviteit of het programma van sportactiviteiten in de gemeente Maastricht dient plaats te vinden dan wel dat de deelname aan deze activiteit of programma van activiteiten voor een substantieel deel bestaat uit ingezetenen van Maastricht;

    • b.

      de sportactiviteit of het programma van sportactiviteiten niet zijn te beschouwen als een reguliere sportactiviteit of programma van sportactiviteiten die aanvrager in zijn dagelijkse handelingen verricht, tenzij het een sportactiviteit of programma van sportactiviteiten betreft waarvoor aanvrager daartoe een (vrijwilligers)organisatie heeft opgericht.

Artikel 31. Incidenteel subsidie topsport

  • 1. Aan een topsporter kan een incidenteel subsidie worden verstrekt voor een maximum bedrag waarbij de status conform Topsport Limburg bepalend is voor de hoogte van deze bijdrage.

  • 2. Aan een topsportteam kan een incidenteel subsidie worden verstrekt bestaande uit maximaal de helft van de door burgemeester en wethouders als subsidiabel te beschouwen kosten van een gediplomeerd trainer tot een maximum bedrag.

Artikel 32. Incidenteel subsidie opleiding

  • 1. Aan aanvrager kan een incidenteel subsidie worden verstrekt voor een opleiding gericht op training en/of scholing van het onbetaald (technisch) kader van een vrijwilligersorganisatie, bestaande uit:

    • a.

      een bedrag per deelnemer, of

    • b.

      in geval van een collectieve opleiding, een bedrag voor deze opleiding.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden slechts verleend:

    • a.

      over opleidings- of cursusgeld, opleidings- of cursusleiding en/of opleidings- of cursusaccommodatie, en

    • b.

      indien de opleiding of cursus wordt verzorgd door een erkend (opleidings)instituut dan wel door een daartoe opgeleid persoon.

Artikel 33. Incidenteel subsidie sportactiviteit

Aan aanvrager kan een incidenteel subsidie worden verstrekt voor een sportactiviteit, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onder a, punten i en ii, bestaande uit een maximum bijdrage per sportactiviteit.

Artikel 34. Tenders incidentele subsidies topsport, opleiding en sportactiviteit

  • 1. Subsidies, als bedoeld in artikelen 31, 32 en 33: worden uitsluitend verstrekt per tenders op basis van een integrale afweging en de in deze tenders opgenomen procedure en wegingsfactoren, en

  • 2. Jaarlijks stellen burgemeester en wethouders de tenders, als bedoeld in het eerste lid, vast voor het daaropvolgende jaar op grond waaraan de aanvraag tot subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt getoetst. Deze tenders worden uiterlijk op 1 oktober van jaar voorafgaand aan het jaar waarop de tenders van toepassing zijn bekend gemaakt.

Artikel 35. Per boekjaar verstrekte subsidie sportactiviteiten

  • 1. Aan een vrijwilligersorganisatie van mensen met een chronisch ziekte en/of beperking die jaarlijks een programma van sportactiviteiten, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onder a, punten i en ii, uitvoert per boekjaar een subsidie worden verstrekt, bestaande uit:

    • a.

      een bedrag per organisatie ongeacht het aantal leden van deze organisatie, en

    • b.

      een bedrag per lid van de organisatie, vermenigvuldigd met het aantal leden van de organisatie.

  • 2. Aan een vrijwilligersorganisatie die jaarlijks een programma van sportactiviteiten, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onder a, punten i en ii, uitvoert voor mensen met een beperking kan per boekjaar een subsidie worden verstrekt, bestaande uit:

    • a.

      een bedrag per organisatie ongeacht het aantal leden van deze organisatie, en

    • b.

      een bedrag per lid van de organisatie dat een beperking heeft, vermenigvuldigd met het aantal leden van de organisatie dat een beperking heeft, onder de voorwaarde dat deze leden een status als sporter met een beperking hebben bij een bij de NOC/NSF aangesloten bond.

  • 3. Een bedrag per lid, als bedoeld in het eerste en het tweede lid, kan uitsluitend worden verleend voor ieder lid dat:

    • a.

      woonachtig is in de gemeente Maastricht, en

    • b.

      actief deelnemend lid is aan de sportactiviteiten van de desbetreffende organisatie.

Artikel 36. Aanvraag en verlening per boekjaar verstrekte subsidie sportactiviteiten

  • 1. De aanvraag voor subsidie, als bedoeld in artikel 35, behoeft in afwijking van het bepaalde in artikel 8 slechts vergezeld te gaan van:

    • a.

      een overzicht van de activiteit of het programma van activiteiten, waarin wordt aangegeven welk(e) activiteit of programma van activiteiten zijn gepland voor het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

    • b.

      als sprake is van een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in artikel 35, eerste lid: een door het bestuur van de vrijwilligersorganisatie van mensen met een chronisch ziekte en/of beperking gewaarmerkte en door de voorzitter en secretaris ondertekende ledenlijst op 1 september van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      als sprake is van een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in artikel 35, tweede lid: een door het bestuur van de vrijwilligersorganisatie gewaarmerkte en door de voorzitter en secretaris ondertekende ledenlijst op 1 september van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. De ledenlijst, als bedoeld in het eerste lid, vermeldt in ieder geval de namen, adressen, geboortedata en de functie van alle leden van de organisatie, als bedoeld in artikel 35, eerste en tweede lid.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid vermeldt de ledenlijst van de organisatie, als bedoeld in artikel 35, tweede lid, tevens of de leden een status als sporter met een beperking hebben bij een bij de NOC/NSF aangesloten bond, waarbij de ledenlijst tevens door deze bond is gewaarmerkt.

Hoofdstuk 8. subsidies vrijwilligersorganisaties die een gemeentelijke taak uitvoeren.

Artikel 37. Toepassingsgebied, definities en begrippen vrijwilligersorganisaties die een gemeentelijke taak uitvoeren

  • 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      Vrijwilligersorganisatie die een gemeentelijke taak uitvoert: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die op verzoek van de gemeente activiteiten of een programma van activiteiten uitvoert met vrijwilligers, eventueel ondersteund door een of meerdere beroepskrachten, ter behartiging van belangen van ideële en/of materiële aard, verder te noemen “aanvrager”;

    • b.

      Prestatieplan: een overzicht van de prestatie(s) waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee te realiseren doelstelling(en). Bij een prestatieplan dienen de prestaties te worden omschreven in prestatie-eenheden en prijzen per prestatie-eenheid;

    • c.

      Werkprogramma: een plan, opgesteld door de instelling, waarin is (zijn) opgenomen de activiteit(en) of programma van activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, de daarmee te realiseren doelstelling(en) en voorzien van een bijbehorende begroting;

    • d.

      Subsidiecontract: een schriftelijke overeenkomst tussen aanvrager en burgemeester en wethouders, ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, waarin de wederzijdse rechten en plichten zijn vastgelegd.

  • 2. Dit hoofdstuk is slechts van toepassing op door burgemeester en wethouders aangewezen vrijwilligersorganisaties die een gemeentelijke taak uitvoeren.

  • 3. Een vrijwilligersorganisatie die een gemeentelijke taak uitvoert wordt uitsluitend hiertoe aangewezen zodra de gemeente en deze organisatie een subsidierelatie zullen aangaan of zijn aangegaan.

  • 4. Zodra een vrijwilligersorganisatie die een gemeentelijke taak uitvoert door burgemeester en wethouders wordt aangewezen, als bedoeld in het tweede en derde lid, wordt deze daar zo spoedig mogelijk schriftelijk van op de hoogte gebracht.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in artikel 5 kan subsidie aan een vrijwilligersorganisatie die een gemeentelijke taak uitvoert worden geweigerd als deze ook zonder subsidieverstrekking over voldoende middelen, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van een activiteit of een programma van activiteiten te dekken

Artikel 38. Incidenteel subsidie vrijwilligersorganisaties die een gemeentelijke taak uitvoeren

Aan een vrijwilligersorganisatie die een gemeentelijke taak uitvoert kan op basis van artikelen 6, 7 en 38 van deze verordening een incidenteel subsidie worden verstrekt.

Artikel 39. Subsidiegrondslag per boekjaar verstrekte subsidie vrijwilligersorganisaties die een gemeentelijke taak uitvoeren

  • 1. Een subsidie per boekjaar wordt verstrekt op grondslag van een door de vrijwilligersorganisatie die een gemeentelijke taak uitvoert ingediend prestatieplan.

  • 2. Aanvrager kan voor 1 juni van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie per boekjaar wordt aangevraagd van het bepaalde in het eerste lid ontheffing aanvragen bij burgemeester en wethouders. Indien ontheffing wordt verleend wordt een subsidie per boekjaar verstrekt op grondslag van een ingediend werkprogramma met bijbehorende begroting.

  • 3. Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken omtrent de ontheffing. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd. Indien op de aanvraag om ontheffing niet tijdig is beslist, wordt de ontheffing geacht te zijn geweigerd.

Artikel 40. Aanvraag tot verlening per boekjaar verstrekte subsidie vrijwilligersorganisaties die een gemeentelijke taak uitvoeren

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 8 gaat de aanvraag van een subsidie per boekjaar in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      indien sprake is van een subsidie op grondslag van een prestatieplan: het prestatieplan;

    • b.

      indien sprake is van een subsidie op grondslag van een werkprogramma: het werkprogramma en de daarbij behorende begroting.

  • 2. Het prestatieplan of de begroting behelst daarnaast:

    • a.

      een overzicht van de voor het boekjaar geraamde baten en lasten van de instelling, en

    • b.

      een vergelijking met de geraamde baten en lasten van het jaar voorafgaand aan het boekjaar en een toelichting op de verschillen daartussen.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in dit artikel en in artikel 8 wordt te allen tijde tussen een vrijwilligersorganisatie die een gemeentelijke taak uitvoert en burgemeester en wethouders een subsidiecontract gesloten ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 4 en indien sprake is van een subsidie per boekjaar verzekert een vrijwilligersorganisatie die een gemeentelijke taak uitvoert:

    • a.

      haar roerende en onroerende zaken op afdoende wijze tegen het risico van diefstal en brand;

    • b.

      zich tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid tegenover derden;

    • c.

      voor haar vrijwilligers en voor ondersteunende beroepskrachten die werkzaamheden verrichten in het kader van de activiteit of programma van activiteiten waarvoor subsidie is verleend, hun wettelijke aansprakelijkheid.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen de vrijwilligersorganisatie die een gemeentelijke taak uitvoert verplichten zich ook tegen andere risico’s dan genoemd in het eerste lid te verzekeren. Indien hiervan sprake is worden deze andere te verzekeren risico’s in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag gehele of gedeeltelijke ontheffing verlenen van de verplichtingen genoemd in het vierde lid. Indien aanvrager voor deze ontheffing in aanmerking wenst te komen dient hij daartoe uiterlijk 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd een schriftelijk verzoek in bij burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken omtrent de ontheffing. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd. Indien op de aanvraag om ontheffing niet tijdig is beslist, wordt de ontheffing geacht te zijn geweigerd.

Artikel 41. Meldingsplicht per boekjaar verstrekte subsidie vrijwilligersorganisaties die een gemeentelijke taak uitvoeren

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de verlening van een subsidie per boekjaar nadere regels verbinden met betrekking tot het verstrekken van periodieke rapportages op hoofdlijnen over de realisatie en de afwijkingen daarvan met betrekking tot het uit te voeren prestatieplan of werkprogramma. Indien burgemeester en wethouders hiertoe beslissen wordt het tijdstip of worden de tijdstippen, waarop de rapportages moeten worden ingediend en de aanwijzing over de wijze van rapporteren, integraal opgenomen in het subsidiecontract ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2. Aanvullend op de verplichting uit art vier, vierde lid is een vrijwilligersorganisatie die een gemeentelijke taak uitvoert in dergelijke gevallen verplicht hierover zo spoedig mogelijk in overleg te treden met burgemeester en wethouders

Artikel 42. Aanvraag tot vaststelling per boekjaar verstrekte subsidie vrijwilligersorganisaties die een gemeentelijke taak uitvoeren

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 10 gaat de aanvraag tot vaststelling vergezeld van een prestatieverslag of werkprogrammaverslag.

  • 2. Het prestatieverslag of werkprogrammaverslag, als bedoeld in het eerste lid, beschrijft de aard en de omvang van de activiteiten opgenomen in het prestatieplan of werkprogramma waarvoor subsidie is verleend en bevat een kwalitatieve en kwantitatieve vergelijking tussen de te realiseren en de gerealiseerde doelstellingen, voorzien van een toelichting daartussen.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 10 bestaat de financiële verantwoording, indien een vrijwilligersorganisatie die een gemeentelijke taak uitvoert zijn inkomsten geheel of in belangrijke mate ontleent aan de subsidie, tevens uit de balans op 1 januari en 31 december van het boekjaar, voorzien van een toelichting, tenzij verschillen van geringe betekenis zijn.

Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 43. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van haar bekendmaking.

  • 2. De Subsidieverordening vrijwilligersactiviteiten 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 44. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening vrijwilligersactiviteiten 2010”.

Aldus besloten door de raad der gemeente Maastricht in zijn openbare vergadering van 14 december 2010

De Griffier,

Drs. E. Willems.

De Voorzitter,

Dhr. O. Hoes.