Regeling vervallen per 12-04-2013

Regeling personeelsbeoordeling

Geldend van 15-03-1999 t/m 11-04-2013

Intitulé

Regeling personeelsbeoordeling

Regeling personeelsbeoordeling

Regeling personeelsbeoordeling

  • -

    Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • -

    Artikel 2 Uitgangspunten beoordelings- en functioneringsgesprek

  • -

    Artikel 3 Beoordelingsfrequentie

  • -

    Artikel 4 Opstellen beoordeling

  • -

    Artikel 5 Beoordelingsgesprek

  • -

    Artikel 6 Vaststelling beoordeling

  • -

    Artikel 7 Bedenkingen

  • -

    Artikel 8 Slotbepalingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    Beoordeelde:

    • 1

      de ambtenaar in de zin van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Maastricht;

    • 2

      de werknemer met een arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 2:5 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Maastricht.

  • b

    Beoordeling: het geven van een oordeel over de wijze waarop de beoordeelde zijn functie heeft vervuld, aan welk oordeel rechtspositionele-, beloningsconsequenties en loopbaanontwikkelingen kunnen worden verbonden.

  • c

    1e Beoordelaar: de direct-leidinggevende van de beoordeelde.

  • d

    2e Beoordelaar: de leidinggevende van de 1e beoordelaar dan wel de directeur van de dienst.

  • e

    Functie: het samenstel van werkzaamheden waarmee de ambtenaar door of vanwege Burgemeester en Wethouders gedurende de beoordelingsperiode feitelijk was belast.

  • f

    Beoordelings- criterium: concreet en genormeerd beschreven aspect van het arbeidsgedrag dat van belang is voor het oordeel over de functievervulling en toepasbaar op een veelheid van functies.

  • g

    Beoordelings- kwalificatie: de kwalificatie van de beoordeling over de beoordelingsperiode:

    • -

      onvoldoende

    • -

      enigszins onvoldoende

    • -

      goed

    • -

      zeer goed

    • -

      uitstekend

  • h

    Informant: degene, die in een functionele werkrelatie tot de beoordeelde staat en informatie heeft, die van invloed is op de beoordeling.

De beoordeling is vertrouwelijk en tweeledig:

  • 1

    In het eerste deel van de beoordeling staat het verleden centraal.

    • a

      Aan de hand van de afgesproken beoordelingscriteria beoordeelt de 1e beoordelaar de wijze waarop de functie gedurende de beoordelingsperiode door beoordeelde is vervuld.

    • b

      Het tweede deel van de beoordeling is toekomstgericht. De loopbaanontwikkeling van beoordeelde wordt besproken en over de doelstellingen en verwachtingen waarop zal worden beoordeeld worden afspraken gemaakt.

  • 2

    De directeur stelt de beloningsconsequenties vast op basis van de beoordeling.

  • 3

    Minstens eenmaal per jaar, tussen de beoordelingen in, vindt een functioneringsgesprek plaats. De 1e beoordelaar en beoordeelde hebben een gelijkwaardige positie in het functioneringsgesprek. Het functioneringsgesprek legt de basis voor het later te voeren beoordelingsgesprek. De afspraken van het functioneringsgesprek worden vastgelegd tussen de 1e beoordelaar en de beoordeelde en kunnen worden gearchiveerd bij de PenO.-afdeling.

    • a

      De 1e beoordelaar en beoordeelde bespreken in brede zin het functioneren. Tijdens het functioneringsgesprek komen de functie-inhoud, de samenwerking, de werkbelasting, de organisatie van het werk, de werkomstandigheden en de stijl van leidinggeven aan de orde.

    • b

      Tevens is het functioneringsgesprek toekomstgericht. De 1e beoordelaar en beoordeelde onderzoeken gezamenlijk hoe het functioneren zich ontwikkelt en of afspraken over begeleiding, samenwerking en opleiding nodig zijn om het functioneren bij te sturen.

  • 4

    De beoordeling wordt vastgelegd in een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld beoordelingsformulier.

Een beoordeling vindt in de regel eenmaal per jaar plaats.

In afwijking van lid 1 vinden gedurende de proefperiode van de beoordeelde 2 beoordelingen plaats:

  • a

    de eerste beoordeling maximaal 6 maanden na aanvang van de functie

  • b

    de tweede beoordeling 1 maand voor de beslissing omtrent het al dan niet verlenen van een vaste aanstelling/arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

In afwijking van lid 1 heeft de 1e beoordelaar de bevoegdheid in overleg met de 2e beoordelaar de beoordelingsfrequentie te verminderen. Eenmaal in de drie jaren wordt een beoordeling opgesteld ten aanzien van een beoordeelde, die reeds geruime tijd zijn functie vervult en indien, in de afgelopen jaren goede beoordelingen heeft gehad en indien er geen beheersbeslissingen gebaseerd op de beoordeling zijn te verwachten en er geen loopbaanontwikkelingen aan de orde zijn. De 1e beoordelaar heeft voor het terugbrengen van de beoordelingsfrequentie de instemming van de beoordeelde nodig.

De directeur voert op generieke basis 1 maal per jaar overleg met de onderdeelcommissie/personeelscommissie voor welke medewerkers de beoordelingsfrequenties wordt teruggebracht.

De 1e beoordelaar bepaalt de relevante beoordelingscriteria voor de beoordelingsperiode. De 1e beoordelaar voert over deze beoordelingscriteria overleg met de beoordeelde. De relevante beoordelingscriteria worden vastgelegd in de beoordeling. De eerste keer worden de beoordelingscriteria vastgelegd in het functioneringsgesprek.

De 1e beoordelaar stelt een concept-beoordeling op en bespreekt de eindoordelen met de 2e beoordelaar. De rol van de 2e beoordelaar is het bewaken van een gelijke normstelling binnen de dienst.

De 1e beoordelaar bepaalt de datum waarop het beoordelingsgesprek zal plaatsvinden.

Aan het beoordelingsgesprek nemen deel de 1e beoordelaar en de beoordeelde. De personeelsadviseur kan op verzoek van de 1e beoordelaar en/of de beoordeelde bij het beoordelingsgesprek worden betrokken. Bij onvoldoende of uitstekend functioneren neemt de personeelsadviseur deel aan het beoordelingsgesprek.

De 1e beoordelaar start het beoordelingsgesprek met de beoordelingskwalificatie en verstrekt tijdens het beoordelingsgesprek de concept-beoordeling, vastgelegd op het beoordelingsformulier, aan de beoordeelde. Aan de hand van de beoordelingscriteria licht de 1e beoordelaar de beoordelingskwalificatie toe.

In het belang van een zo juist mogelijke beoordeling kan de 1e beoordelaar zich laten informeren. Na overleg met de beoordeelde wordt de persoon van de informant bepaald. Indien de 1e beoordelaar en de beoordeelde het niet eens worden over de persoon van de informant, kunnen twee informanten, waarvan een aan te wijzen door de 1e beoordelaar en een door de beoordeelde, om advies worden gevraagd. De n(a)am(en) en functie(s) van de informant(en) word(en)t op het beoordelingsformulier vermeld.

Binnen een week na het beoordelingsgesprek wordt het beoordelingsformulier voor gezien getekend door de beoordeelde.

Vervolgens wordt de beoordeling naar de personeelsadviseur gestuurd ter controle van de procedure.

De personeelsadviseur stuurt de beoordeling ter vaststelling aan de directeur.

De beoordeelde en 1e beoordelaar ontvangen van de PenO-afdeling binnen 4 weken na vaststelling van de beoordeling een afschrift van de beoordeling.

De beoordeling wordt gearchiveerd bij de PenO. Uiterlijk 4 weken na ontvangst van de beoordeling zendt de directeur het door hem/haar vastgestelde beoordelingsformulier terug aan de 1e beoordelaar.

De 1e beoordelaar zorgt voor toezending dan wel uitreiking van een afschrift van het vastgestelde beoordelingsformulier aan de beoordeelde.

Binnen 4 weken na de uitreiking van een afschrift van het vastgestelde beoordelingsformulier kan de beoordeelde aan de directeur schriftelijk en gemotiveerd zijn bedenkingen kenbaar maken tegen zijn/haar beoordeling.

De beoordeelde wordt in de gelegenheid gesteld zijn/haar visie naar voren te brengen. De directeur hoort tevens de bij de beoordeling betrokken 1e beoordelaar. Daarbij wordt het principe van hoor en wederhoor toegepast.

Aan de beoordeelde wordt binnen 4 weken na indiening van de bedenkingen schriftelijk medegedeeld welke wijziging(en) in de beoordeling is/zijn aangebracht, dan wel de reden(en) waarom de beoordeling niet wordt gewijzigd. De beoordeling kan ook vervallen worden verklaard onder bepaling wanneer een nieuwe beoordeling zal worden opgemaakt.

Ingeval de beoordeelde het beoordelingsgesprek voert met de directeur, dienen bedenkingen kenbaar te worden gemaakt bij de gemeentesecretaris. Vervolgens wordt de procedure conform de leden 2 en 3 te verlopen, waarbij de gemeentesecretaris de rol van directeur vervult.

In die gevallen, waarin dit voorschrift niet of niet in redelijkheid voorziet, kunnen Burgemeester en Wethouders een beslissing nemen.

Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling Personeelsbeoordeling” en treedt in werking 15 maart 1999.