Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de raadscommissies 2010

Geldend van 01-11-2010 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de raadscommissies 2010

Nr. 11

De raad van de gemeente Marum;

gelezen het voorstel van het presidium d.d. 30 september 2010, nr. 10.10.11;

gelet op artikel 82, lid 1, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de navolgende: VERORDENING, REGELENDE DE BEVOEGDHEDEN, SAMENSTELLING EN WERKING VAN DE VASTE RAADSCOMMISSIE

HOOFDSTUK 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: lid van een raadscommissie of diens vervanger;

  • b.

    schaduwlid: een van de eerste drie opvolgers op de kieslijst van de betreffende fractie.

  • c.

    voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;

  • d.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

  • e.

    vergadering: vergadering van een raadscommissie

  • f.

    belangstellende: aanwezigen anders dan commissieleden, griffier, burgemeester en wethouders en ambtelijke ondersteuning.

HOOFDSTUK 2 Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling raadscommissie

  • 1.

    Er is één vaste raadscommissie.

Artikel 3 Taken

Een raadscommissie heeft de volgende taken:

  • a.

    het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat door de Agendacommissie is voorgedragen voor behandeling in de raad;

  • b.

    het verzamelen van informatie en het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;

  • c.

    bespreken en adviseren aan de raad over vragen of opdrachten vanuit de raad of het raadspresidium,

  • d.

    voeren van overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur;

  • e.

    doen dan wel laten doen van onderzoek; waaronder het horen van burgers of belanghebbenden ten aanzien van de aan de commissie voorgelegde onderwerpen met het doel de raad volledig te adviseren over alle aspecten van een onderwerp.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1.

    De raadscommissie bestaat uit alle raadsleden.

  • 2.

    De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie.

  • 3.

    De raad benoemt op voordracht van elke fractie ten hoogste drie vervangers zijnde een schaduwlid van die fractie. Op een plaatsvervangend lid is het tweede lid van dit artikel van toepassing en daarnaast voldoet hij aan het vereiste dat hij tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst was op de kandidatenlijst van de bedoelde fractie. Hiervan kan de raad ontheffing verlenen in die gevallen dat er geen beschikbare personen meer voorkomen op de bedoelde kieslijst en de fractie voldoende aantoont dat de betreffende persoon verbonden is met de fractie.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 2.

    De voorzitter en zijn plaatsvervanger zijn lid van de raadscommissie en hebben stemrecht.

  • 3.

    De voorzitter is, in overleg met de griffier, belast met:

    • a

      het uitnodigen van de commissie conform de Agendacommissie heeft besloten

    • b

      het leiden van de vergadering;

    • c

      het handhaven van de orde;

    • d

      het doen naleven van deze verordening;

    • e

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

  • 1.

    De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervanger eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2.

    Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, derde lid gestelde eisen.

  • 3.

    De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 4.

    De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

  • 5.

    Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervanger kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6.

    Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4 en 5.

  • 7.

    Indien een fractie volgens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

Artikel 7 Griffier

  • 1.

    De griffier ondersteunt de raadscommissie en hun voorzitter.

  • 2.

    De griffier is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door de raad aangewezen plaatsvervanger.

HOOFDSTUK 3 Aanwezigheid burgemeester en wethouders

Artikel 8 Burgemeester en wethouders

  • 1.

    De voorzitter kan de burgemeester en een of meer wethouders uitnodigen in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2.

    Indien de burgemeester of een wethouder bij een vergadering aanwezig wil zijn en wil deelnemen aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe een verzoek aan de voorzitter.

  • 3.

    De voorzitter neemt zo spoedig mogelijk een voorlopige beslissing op het verzoek.

  • 4.

    De raadscommissie kan bij aanvang van de vergadering beslissen dat de burgemeester en een of meer wethouders niet in de vergadering aanwezig mogen zijn of aan de beraadslagingen mogen deelnemen.

HOOFDSTUK 4 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

  • 1.

    In de regel vinden de vergaderingen van de raadscommissie plaats op de eerste maandag van de maand.

  • 2.

    De vergaderingen van de raadscommissie vangen aan om 19.30 uur en vinden plaats in het gemeentehuis. De vergaderingen duren tot uiterlijk 22.30 uur. Als dat tijdstip is aangebroken, vraagt de voorzitter de commissieleden of men nog door wil vergaderen. Als daartoe wordt besloten is, daarvoor een unaniem besluit nodig.

  • 3.

    Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 4.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de griffier.

Artikel 10 Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering evenals de voorlopige agenda.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden zoveel als mogelijk tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden op de internetsite van de gemeente geplaatst.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 13, tweede lid wordt deze zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden. De daarop vermelde voorstellen of onderwerpen worden tegelijkertijd op de internetsite van de gemeente geplaatst.

Artikel 11 De agenda, procedure van voorstellen.

  • 1.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 2.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 3.

    Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan hij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 13. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3.

    Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging via de gemeentelijke infopagina en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b

      de wijze waarop en de plaats waar eenieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 16.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raads- commissie kan echter over andere aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 15 Spreekrecht burgers

  • 1.
    • a

      In openbare commissievergaderingen worden de aanwezige belangstellenden in de gele-genheid gesteld in het algemeen in te spreken dan wel over de te behandelen onderwerpen mee te spreken. Zij worden bij het betreffende agendapunt als eersten in de gelegenheid gesteld het woord te voeren. Vervolgens krijgen de commissieleden het woord en daarna de portefeuillehouder. Dit geldt zowel voor de beraadslagingen in eerste, als voor die in de tweede en eventueel derde termijn. Op voorstel van de voorzitter kan de commissie besluiten van deze spreekvolgorde af te wijken.

    • b

      Het spreekrecht heeft geen betrekking op benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

  • 2.

    In elke commissievergadering komt als vast agendapunt de toezeggingenlijst en rondvraag voor. Het gestelde in lid 1 is daarop tevens van toepassing. Belangstellenden kunnen tevens vragen stellen voor de rondvraag mits zij dit:

    • a

      voor de vergadering aan de griffier doorgeven;

    • b

      direct voorafgaande aan de vergadering aan de voorzitter meedelen.

  • 3.

    Indien van het gestelde onder 2a of b gebruik wordt gemaakt, zal de voorzitter na overleg met de vragensteller en de commissie bepalen of de rondvraag aan het begin van de agenda zal worden geplaatst.

Artikel 16

Vervallen.

Artikel 17 Verslag

  • 1.

    Het ontwerp verslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. Het ontwerp verslag wordt op hetzelfde moment aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2.

    Bij het begin van de vergadering wordt, zo mogelijk, het verslag van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3.

    De leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders hebben het recht een voorstel tot wijziging van het verslag aan de raadscommissie te doen, indien het verslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de vaststelling van het verslag schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.

  • 4.

    Het verslag moet inhouden:

    • a

      de namen van de voorzitter, de griffier, de burgemeester en de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, allen voorzover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben en afzonderlijk wordt vermeld welke leden afwezig waren;

    • b

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen der aanwe-zigen die het woord voerden;

    • d

      een samenvatting van het advies aan de raad, indien de raadscommissie beslist heeft een advies aan de raad uit te brengen;

    • e

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 24 door de raadscommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5.

    Het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6.

    Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 18 Spreekregels

  • 1.

    Een lid, de voorzitter, de burgemeester en een wethouder spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 19 Volgorde sprekers

  • 1.

    Een inspreker, een lid, de burgemeester of een wethouder voert het woord na dit aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

Artikel 20 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de voorzitter anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een inspreker, een lid, de burgemeester of een wethouder mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

  • 5.

    De eerste termijn dient gebruikt te worden om zoveel mogelijk vragen en opmerkingen te plaatsen. De tweede en mogelijke volgende termijnen zijn in eerste plaats bedoeld om op de gekregen reacties in de eerste termijn nadere toelichting en verklaring te verkrijgen.

Artikel 21 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie terstond.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

    • b

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere inter-rupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin dat plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

  • 4.

    De voorzitter kan de raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 23 Beraadslaging

  • 1.

    De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over een of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen ten einde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    De raadscommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

  • 3.

    Ambtelijke ondersteuning, valt behoudens ondersteuning van de griffier en zij die door hem worden aangestuurd, onder verantwoordelijkheid van de portefeuillehouder.

Artikel 25 Advies

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.

  • 3.

    Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies. Hiertoe formuleert de voorzitter het advies aan de raad in het raadsvoorstel.

HOOFDSTUK 5 Besloten vergadering

Artikel 26 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 27 Verslag

  • 1.

    Het verslag van een besloten vergadering wordt uitsluitend toegezonden aan de leden van de raadscommissie en aan de aanwezige leden van het college.

  • 2.

    Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 28 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 29 Opheffing geheimhouding

De raad kan op grond van artikel 25 derde en vierde lid van de Gemeentewet, de geheimhouding opgelegd door de commissie opheffen.

HOOFDSTUK 6 Toehoorders en pers

Artikel 30 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen de openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd belangstellenden, die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Belangstellenden die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 31 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 32 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, evenals het standby houden, van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen

Artikel 33 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 34 Intrekking voorgaande regeling

De Verordening, regelende de bevoegdheden, samenstelling en werking van de vaste raadscommissie, vastgesteld op 19 december 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 35 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 november 2010.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare
vergadering van 13 oktober 2010.
, voorzitter.
, griffier.

ScanjobVerordeningOpdeRaadscommissie.pdf

Algemene toelichting

In de Gemeentewet zoals gewijzigd door de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur is een nieuw commissiestelsel geïntroduceerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (respectievelijk artikel 82, 83 en 84, Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester. Hiertoe toetsen zij de voorstellen en overige ter inzage liggende stukken op helderheid en volledigheid. Voorts verrichten zij onderzoek waaronder het horen van burgers en belangengroeperingen. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad-hoc commissies en wijkraden. De bepalingen met betrekking tot het nieuwe commissiestelsel zijn op 7 maart 2002 in werking getreden.

Op grond van artikel 82, eerste lid kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Gemeentewet zoals deze luidt na inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies.

De instelling van raadscommissies geschiedt veelal bij verordening, waarin de taken bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies worden vastgelegd. Uitgangspunt voor deze verordening is de door de VNG opgestelde modelverordening en verordeningen van enkele andere gemeenten. Ten aanzien van artikelen waarbij afgeweken is van de bepalingen van de modelverordening is deze aangepast aan de lokale praktijk.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, is in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

Artikel 2

In deze verordening is gekozen voor een stelsel van een raadscommissie. Doel is de raad zo goed mogelijk te adviseren over de voorliggende voorstellen. Ook kan de raad andere opdrachten aan de raadscommissie verstrekken.

Artikel 3

De wettelijke taken van de raadscommissie zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid van de Gemeentewet. De raadscommissie bereidt de besluitvorming van de raad voor en overlegt met het college of de burgemeester. Voor wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissie zijn ruwweg twee modellen te onderscheiden. In het voorliggende model is een raadscommissie vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening en vindt het politieke debat plaats in de raad.

In het tweede niet toegepaste model vindt het politieke debat plaats in een raadscommissie en geschiedt de besluitvorming door de raad.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigen beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

De raadscommissie bepaalt evenals de raad haar eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar de Agendacommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd en vervolgens de raadscommissie of het in de raad wordt besproken.

Artikel 4

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissie. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. De verhoudingen in de raadscommissie hoeven overigens volgens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. Weliswaar is de commissie niet een zwaar politiek orgaan nu de politieke discussie in de raad te verwachten is. Desondanks kunnen er politieke uitlatingen worden gedaan door de leden.

Op grond van het derde lid moeten leden, evenals raadsleden, voldoen aan wat is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet.

Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15.

Om ervoor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie bepaalt het derde lid dat iedere fractie drie plaatsvervangende leden kan voordragen. Dit is echter geen verplichting van de fracties. Plaatsvervangende leden zijn dan schaduwleden, voorkomend op de kieslijst van de betreffende fractie. Voor de plaatsvervangende leden gelden dezelfde eisen als voor het lid van een raadscommissie. De vervangingsregeling geldt uitsluitend voor de op basis van het eerste lid benoemde leden.

Artikel 5

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid dat de raad de voorzitter en zijn plaatsvervanger “uit zijn midden” benoemt. Zij zijn dan tevens lid van de Agendacommissie.

Het staat de raad echter vrij om te bepalen dat een raadscommissie de (plaatsvervangende) voorzitter benoemt. Gelet op de belangrijke functie die de raadscommissie ten opzichte van de raad vervult, ligt het wel in de rede dat de raad de (plaatsvervangende) voorzitters benoemt. Ook kan ervoor gekozen worden om de voorzitter en zijn plaatsvervanger te laten benoemen door de raad en de plaatsvervangend voorzitters door de raadscommissie. In voorliggende verordening worden plaatsvervangers door de raad gekozen.

Op basis van het tweede lid, is de voorzitter (en de plaatsvervangend voorzitter op grond van artikel 2 van de verordening) lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, de Gemeentewet verzet zich er niet tegen dat de (plaatsvervangend) voorzitter tevens lid van een raadscommissie is.

Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissie in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk, gelet op collegeonderhandelingen, zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 5, eerste lid op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, tweede lid.

Artikel 6

De zittingsperiode van de leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt daarom van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan. Op grond van het tweede lid eindigt het (buitengewoon) lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, tweede lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht

van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

De raad kan een lid van een raadscommissie, op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. De raad kan de (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag hetzij door overlijden.

Artikel 7

De raadscommissie wordt ondersteund door de griffier. Voor de griffier is de raad de werkgever, zelfs al wordt de uitvoering overgelaten aan de plaatsvervangend raadsvoorzitter. De vervanging van de griffier kan worden overgelaten aan de griffier, in dat geval zal het derde lid moeten worden gewijzigd.

Als de vervanger van de griffier de door de raad benoemde plaatsvervanger van de griffier is dan is de raad de werkgever en benoemt deze de vervanger.

Als de vervanger van de griffier een medewerker uit de reguliere ambtelijke organisatie is, is het college de werkgever en zal de raad in overleg met het college moeten beslissen welke ambtenaar deze functie vervult en wie hem bij zijn afwezigheid of verhindering vervangt. Defacto zal de secretaris bij deze beslissing vaak een rol vervullen.

De griffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig.

In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 26 van deze verordening altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen.

Artikel 8

De burgemeester en de wethouders zijn vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur geen lid meer van de raadscommissie (artikel 82, tweede lid). Hun aanwezigheid is daardoor niet langer vanzelfsprekend, de raadscommissie kan per vergadering beslissen of de aanwezigheid van een collegelid al dan niet gewenst is en of hij aan de beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid, dat artikel 21, tweede lid van overeenkomstige toepassing verklaart, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden uiteraard altijd aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie hiermee instemt. In de regel zullen ze veelal wel aanwezig zijn ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de raadscommissie.

Om te komen tot een praktische regeling is er in deze bepaling voor gekozen om de Agendacommissie een voorlopige beslissing over de aanwezigheid van de burgemeester of een wethouder en de deelname aan de beraadslagingen te laten nemen als dit nodig wordt geoordeeld. Als de raadscommissie het niet met deze voorlopige beslissing eens is, kan zij bij aanvang van de vergadering anders beslissen. Een expliciete beslissing bij iedere vergadering is niet nodig. Als de raadscommissie niet aangeeft dat de aanwezigheid van het college niet gewenst is, volstaat de beslissing van de Agendacommissie.

Artikel 9

Veelal zullen de vergaderingen van de raadscommissie plaatsvinden op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de

Agendacommissie het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hier om vragen. In plaats van twee fracties kan gekozen worden voor een bepaald deel van de raadscommissie of voor een fractie. Ook zou een Agendacommissie of het presidium hierin een rol kunnen vervullen. Deze keuzes zijn aan de raad voorbehouden. Indien een raadscommissie een hoorzitting zal willen houden, kan de

Agendacommissie en in bijzondere gevallen de voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier.

Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze verordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op de raadscommissie. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissie in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt dat niet openbaar is, tenzij de raadscommissie anders beslist.

Artikel 10

De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering een week voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. Uiteraard kan ook voor andere termijnen worden gekozen. Wel zal de termijn uiteraard zodanig moeten zijn dat de leden van een raadscommissie in staat zijn om de stukken te lezen. De bijbehorende stukken worden zoveel als

mogelijk geplaatst op de website van de gemeente. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de griffier worden ingezien (artikel 12, derde lid).

Artikel 11

Voor het verzenden van de oproep, stelt de Agendacommissie de agenda voorlopig vast. Wel ligt het voor de hand dat de Agendacommissie hierover overleg voert met de griffier. Er zou ook voor kunnen worden gekozen om een Agendacommissie of het presidium bij de vaststelling van de agenda een rol te laten vervullen gelet op de directe relatie die er bestaat tussen de raadscommissie en de raad (zie ook de toelichting op artikel 3).

Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie echter zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden.

Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris. De uitkomst zal op de Lange Termijn Agenda (LTA) worden geplaatst

Artikel 12

Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. Veelal zal dit in het gemeentehuis zijn, maar uiteraard kan in een gemeente met meerdere dorpskernen ook gekozen worden voor ter inzage legging op meerdere plaatsen zoals een bibliotheek. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van raadscommissie ook bij de griffier inzien.

Artikel 13

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter

openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hiervoor een regeling.

Artikel 14

Behoeft geen toelichting.

Artikel 15

Deze bepaling heeft een facultatief karakter. Indien een raadscommissie het wenselijk acht dat burgers de gelegenheid krijgen om in te spreken, biedt deze bepaling hiervoor de grondslag. Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, een van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.

Het spreekrecht is niet beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van een raadscommissie. Doordat het spreekrecht niet alleen betrekking heeft op geagendeerde onderwerpen, kan een burger inspreken over alle onderwerpen die een raadscommissie aangaan. In de rondvraag kunnen belangstellenden echter ook algemene vragen stellen mits deze vooraf aan de vergadering bekent zijn aan de voorzitter en griffier.

Van het spreekrecht zijn uitgezonderd: benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen, de belangen van, kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen.

Artikel 16

Vervallen.

Artikel 17

Het ontwerp verslag wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben toegezonden. De voorzitter, de leden, de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging kan tot het moment van vaststelling bij de griffier worden ingediend. Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan de voorzitter, een lid en een collegelid, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie het verslag vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de afdeling Rechtspraak van de Raad van State). Het is aan te bevelen uitsluitend een zakelijke samenvatting van wat besproken is, te geven.

De notulist stelt het verslag op, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt hiervoor bij de griffier op grond van het vijfde lid. Na vaststelling van het verslag ondertekenen de voorzitter en de griffier deze.

Artikel 18

Indien er andere sprekers zijn, bepaalt de voorzitter vanaf welke plaats zij spreken.

Artikel 19

Het tweede lid bewerkstelligt dat een lid, de voorzitter, de burgemeester of een wethouder op ieder gewenst moment een voorstel van orde kan doen. Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Artikel 21 geeft een regeling voor een voorstel van orde. Het tweede lid heeft geen betrekking op interrupties.

Artikel 20

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de voorzitter van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

Artikel 21

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. Dit voorstel kan betrekking

hebben op de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van de overige sprekers. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde, is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een raadscommissie.

Artikel 22

Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissie zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissie. Hierdoor zijn leden van raadscommissie niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd.

Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid van de Gemeentewet, dat een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 30 van deze verordening.

Artikel 23

Om de duur van vergaderingen niet te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagt. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 20).

Artikel 24

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22, Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissie en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen (bijvoorbeeld de voorzitter van een deelraad aan de beraadslaging over deelgemeentenaangelegenheden). Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders. Deze hebben op grond van de artikelen 8, 18 en 19 van deze verordening al het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen.

Op basis van artikel 24 kan de raad ook de gemeentesecretaris en andere ambtenaren aan de beraadslagingen deel laten nemen, hiertoe zal de raad of commissie een verzoek aan het college moeten doen.

Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van de notulen, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.

Artikel 25

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, wordt de standpunten van de fracties opgenomen.

Artikel 26

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen over het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde, zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

Artikel 27

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. De raadscommissie beslist over het openbaar maken van het verslag.

Artikel 28

Wat besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien

waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

Artikel 29

Behoeft geen toelichting.

Artikel 30

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor de raadscommissie ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

Artikel 31

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 32

Artikel 32 heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet dat, indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.

Artikel 33 en 34

Deze artikelen hoeven geen toelichting.