Regeling vervallen per 01-07-2015

Reïntegratieverordening WWB, IOAW en IOAZ

Geldend van 30-08-2007 t/m 30-06-2015

Intitulé

Reïntegratieverordening WWB, IOAW en IOAZ

Nr. 10

De raad van de gemeente Marum;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 oktober 2008, nr. 11.11.10;

gelet op de gemeenschappelijke regeling van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noorderkwartier, artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en de artikelen 7, 8, 10, tweede lid van de Wet werk en bijstand (WWB), de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en voorts gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2202, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30), alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke reïntegratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004),

besluit vast te stellen de volgende: REÏNTEGRATIEVERORDENING WWB, IOAW EN IOAZ

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Bestuur: het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier;

    • b.

      De gemeenteraad: de gemeenteraden van de gemeenten Leek, Marum en Noordenveld;

    • c.

      WWB: Wet Werk en Bijstand;

    • d.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • e.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • f.

      Uitkeringsgerechtigde: degene die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de WWB, de IOAW of IOAZ;

    • g.

      Niet uitkeringsgerechtigde (nugger): een persoon als bedoeld in artikel 6, eerste lid, sub a. van deWWB;

    • h.

      Anw-er: persoon met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet en die als werkloze werkzoekende staat ingeschreven bij het Centrum Werk en Inkomen (CWI);

    • i.

      Voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a. van de WWB, deze verordening en de beleidsplannen zoals bedoeld in artikel 3 van deze verordening;

    • j.

      Werknemers en gesubsidieerde arbeid: personen zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB.

      PARAGRAAF 2 BELEID EN FINANCIËN

      Artikel 2. Opdracht aan het bestuur

  • 1.

    Het bestuur biedt aan uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet uitkeringsgerechtigden, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het bestuur noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling, Artikel 40, eerste lid van de WWB is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het bestuur een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3.

    Het bestuur draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

    Artikel 3. Beleidsplan

  • 1.

    Het bestuur stelt, ter nadere uitvoering van deze verordening, beleidsplannen vast en brengt deze ter kennis van de gemeenteraad.

  • 2.

    Dit plan omvat in elk geval:

    • a.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • b.

      een omschrijving van de verschillende voorzieningen;

    • c.

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg.

  • 3.

    Het bestuur zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

    Artikel 4. Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Uitkeringsgerechtigden, AW-ers en Nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB, hebben aanspraak op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het bestuur noodzakelijke geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het bestuur doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en de in artikel 3, eerste lid van deze verordening genoemde beleidsstukken.

    Artikel 5. Verplichtingen van de cliënt

  • 1.

    Een persoon die door het bestuur een voorziening wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2.

    De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het bestuur aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3.

    Indien een uitkeringsgerechtigde, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de IOAW of de IOAZ, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het bestuur de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de maatregelverordening dan wel het maatregelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ.

  • 4.

    Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het bestuur de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

    Artikel 6. Sluitende aanpak

  • 1.

    Elke uitkeringsgerechtigde krijgt binnen een reële termijn na inschrijving bij het CWI een aanbod voor een passende voorziening gericht op de inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien het bestuur heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting voor bepaalde tijd geldt.

  • 3.

    De duur van de in het eerste lid genoemde termijn wordt bij uitvoeringsbesluit vastgesteld.

    Artikel 7. Budget- en subsidieplafonds

  • 1.

    Het bestuur kan bij uitvoeringsbesluit één of meer subsidie- of budgetplafonds instellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het bestuur ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2.

    Het bestuur kan ook een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

    Artikel 8. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het bestuur in ieder geval kan aanbieden.

  • 2.

    Het bestuur kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3.

    Het bestuur kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in artikel 9 van de wet en artikel 5 van deze verordening niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het bestuur de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4.

    Het bestuur kan ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 15, met inachtneming van hetgeen daarover in de beleidsplannen als bedoeld in artikel 3 is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de vaststelling van de hoogte van de te verlenen subsidie- en premiebedragen;

    • d.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of subsidievaststelling;

    • e.

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • f.

      .de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • g.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • h.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies en premies.

      Artikel 9. Loonkostensubsidies gericht op re-integratie

  • 1.

    Het bestuur kan een subsidie verstrekken aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde of met een persoon zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB een arbeidsovereenkomst sluiten, gericht op het opdoen van werkervaring en het bevorderen van de arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Bij uitvoeringsbesluit stelt het bestuur regels ten aanzien van de hoogte en de duur van de subsidie, alsmede de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3.

    Geen loonkostensubsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door het bestuur, reeds een andere subsidie of vergoeding wordt verstrekt.

  • 4.

    Indien de in het eerste lid bedoelde arbeidsovereenkomst wordt ontbonden binnen de wettelijke proeftijd, wegens dringende of gewichtige redenen of met een ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische redenen, wordt de subsidie naar rato lager vastgesteld.

  • 5.

    De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van reguliere arbeid plaatsvindt.

    Artikel 10. Werkstages

  • 1.

    Het bestuur kan aan een uitkeringsgerechtigde een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3.

    Deze werkstage duurt maximaal zes maanden met behoud van de uitkering.

  • 4.

    Het bestuur plaatst de uitkeringsgerechtigde alleen indien door deze plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door de plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5.

    In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

    Artikel 11. Sociale activering

  • 1.

    Het bestuur kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een re-integratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2.

    Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

  • 3.

    Sociale activering kan als een voorziening worden ingezet wanneer door het bestuur is vastgesteld dat de uitkeringsgerechtigde geen of pas op lange termijn een reëel perspectief heeft op arbeidsinschakeling.

  • 4.

    Alle activiteiten, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, worden verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.

    Artikel 12. Scholing

  • 1.

    Het bestuur kan een vorm van scholing aanbieden gericht op de arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde scholing kan worden aangeboden in de vorm van een subsidie.

    Artikel 13. Inkomstenvrijlating

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde die algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, vindt vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid onder o. van de WWB, respectievelijk artikel 3, tweede lid, onderdeel d van het Inkomensbesluit IOAW.

  • 2.

    Bij invoeringsbesluit worden nadere regels gesteld voor zover daar in deze verordening geen bepalingen zijn opgenomen.

    Artikel 14. Premies

  • 1.

    Het bestuur kan aan personen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel f, g, h en j een activeringspremie toekennen.

  • 2.

    Deze premie kan worden verstrekt in de volgende gevallen:

    • a.

      Het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

    • b.

      Het deelnemen aan een voorziening.

    • c.

      Het met goed gevolg beëindigen van een voorziening.

  • 3.

    De premie bedraagt maximaal het bedrag als bedoeld in artikel 31, lid 2 onder j van d WWB.

  • 4.

    Het bestuur stelt nadere regels ter uitvoering van het bepaalde in lid 2 en 3.

  • 5.

    Het bestuur kan aan een werkgever een premie toekennen indien een persoon bedoeld in artikel 1, tweede lid onderdeel f, g, h en j, reguliere arbeid aanvaardt bij die werkgever.

  • 6.

    Het bestuur stelt nadere regels ter uitvoering van het bepaalde in lid 5.

    Artikel 15. Kostenvergoedingen

  • 1.

    Het bestuur kan een kostenvergoeding verstrekken gericht op de deelname aan voorzieningen en het verrichten van activiteiten het kader van de arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Bij het verlenen van onkostenvergoedingen voor het verrichten van vrijwilligerswerk gelden de maximale bedragen zoals bepaald in artikel 31, tweede lid, onder k. van de WWB.

    PARAGRAAF 4 SLOTBEPALINGEN

    Artikel 16. Hardheidsclausule

    Het bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

    Artikel 17. Citeertitel

    Deze verordening kan worden aangehaald als: de Reïntegratieverordening WWB, IOAW en IOZA.

    Artikel 18. Inwerkingteding

    Deze verordening treedt in werking op 1 december 2008 onder intrekking van de Reïntegratie-verordening WWB, IOAW en IOAZ, zoals die werd vastgesteld bij besluit van 6 juli 2005, nr. 26.

    Aldus vastgesteld in de openbare

    vergadering van 3 november 2008,

    , voorzitter.

    , griffier.

    ALGEMENE TOELICHTING

    Deze verordening regelt de ondersteuning die de ISD Noordenkwartier biedt bij de arbeidsinschakeling van werklozen die horen tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB) en in artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), en artikel 34 van de Wet oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). De opdracht aan de gemeenten om bij raadsbesluit een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven, volgt uit artikel 8 van de WWB.

    ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

    Artikel 1. Begripsbepalingen

    In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in d verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de WWB.

    Artikel 2. Opdracht bestuur

    Eerste lid

    In het eerste lid is de opdracht aan het dagelijks bestuur van de ISD vormgegeven, analoog aan

    artikel 7 van de WWB en onder toepassing van de gemeenschappelijke regeling van de ISD. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. Tevens biedt dit artikel de mogelijkheid om aan het bestuur specifieke opdrachten mee te geven. Een voorbeeld kan zijn een speciale opdracht om uitstroom uit bestaande gesubsidieerde arbeid te stimuleren.

    In de WWB is in artikel 10, derde lid, aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid, van de WWB. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het bestuur te koppelen, wordt aangegeven dat de deelnemende gemeenten de voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep willen inzetten.

    Tweede lid

    Het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het beleidsplan, maar met name in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.

    Derde lid

    Het derde lid geeft het bestuur de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.

    Artikel 3. Beleidsplan

    Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, vraagt de WWB aan de gemeenteraad om het reintegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening vast te leggen, Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van beleidsplannen en uitvoeringsbesluiten.

    Het eerste lid geeft aan dat het bestuur, ter uitvoering van de verordening, een beleidsplan opstelt. Dit kan jaarlijks zijn, maar ook in een meerjarenbeleidsplan. Daarnaast is er de mogelijkheid om met deelplannen te werken. Om ook de gemeenteraad een actieve rol te geven is bepaald dat het bestuur dit plan ter kennis brengt van de gemeenteraad.

    In het tweede lid is geregeld welke onderwerpen in ieder geval in het beleidsplan aan de orde dienen te komen: deze vloeien rechtstreeks voort uit de wet.

    Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat elk jaar een voorlopig en definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het rijk wordt gezonden. Deze verslagen dienen gepaard te gaan van een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de gemeenteraad moet worden gezonden.

    Artikel 4. Aanspraak op ondersteuning

    Eerste lid

    De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen.

    Tweede lid

    In het tweede lid wordt expliciet te koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar de documenten waarin die criteria geformuleerd kunnen worden.

    Artikel 5. Verplichtingen van de cliënt

    Eerste en tweede lid

    In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

    Derde en vierde lid

    Het derde lid legt de verbinding met de maatregelenverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Voor de IOAW- en IOAZ-uitkeringsgerechtigden is dit geregeld in het Maatregelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ. Echter, voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.

    Artikel 6. Sluitende aanpak

    De WWB kent geen bepaling over een sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk de facto een sluitende aanpak ontstaat. Desondanks is besloten om dit nader te regelen in deze re-integratieverordening. Het eerste lid geeft de algemene formulering. Het tweede lid geeft aan dat de sluitende aanpak niet van toepassing is op diegenen die voor bepaalde tijd een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen. De termijn waarbinnen het aanbod van de voorziening dient plaats te vinden, na het moment van de inschrijving bij het CWI, wordt bij uitvoeringsbesluit vastgesteld.

    Artikel 7. Subsidie- en budgetplafonds

    Om de financiële risico’s te beheersen wordt verdeling gemaakt van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente middels deze verordening subsidie- en budgetplafonds instellen.

    De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. Het bestuur dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.

    Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het bestuur om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

    Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het bestuur doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27, eerste lid van de Awb).

    Artikel 8. Algemene bepalingen over voorzieningen

    Eerste lid

    In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorziening bevat.

    Tweede lid

    Het tweede lid geeft het bestuur de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de klantmanager de voortgang bespreekt.

    Derde lid

    Het derde lid geeft aan dat het bestuur een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de loonkostensubsidie aan een werkgever of het opzeggen van de in het kader van de voor 1 januari 2004 afgesloten arbeidsovereenkomst ingevolge artikel 4 van de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW), dan wel het opzeggen van een arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij dergelijke beëindigingen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

    Vierde lid

    Het vierde lid geeft het bestuur de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het bestuur over te laten om zo steeds de nodige maatwerk te kunnen leveren. De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn.

    Artikel 9. Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie

    De voorziening loonkostensubsidies is naast de inzet van werkstages en sociale activering één van de instrumenten ter bevordering van de arbeidsinschakeling.

    Eerste lid

    In het eerste lid is vastgelegd dat de loonkostensubsidie wordt verstrekt aan werkgevers in het kader van het afsluiten van arbeidsovereenkomsten met de uitkeringsgerechtigden en de personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB. Hiermee wordt tot uiting gebracht dat de voorziening zich richt op de arbeidsinschakeling van uitkeringsgerechtigden maar ook op de groep personen met wie een zogenaamde WIW-arbeidsovereenkomst (artikel 4 WIW) is afgesloten, dan wel waarvoor een subsidie wordt verleend op grond van het Besluit In- en Doorstroombanen.

    Tweede lid

    Het tweede lid geeft het bestuur de bevoegdheid nadere regels te stellen over de hoogte van de subsidie, de termijn en de praktische uitvoering.

    Derde lid

    De loonkostensubsidie is aanvullend van karakter. Het derde lid bepaalt dat geen loonkostensubsidie zal worden verstrekt voor kosten waarvoor de werkgever reeds een andere subsidie of vergoeding ontvangt.

    Vierde lid

    Het ontbinden van arbeidsovereenkomsten is niet vrijblijvend. In het vierde lid is een opsomming gegeven van de situaties waarbij ontbinding van de arbeidsovereenkomst mogelijk is. Bij een voortijdige ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan het bestuur, onder toepassing van het vijfde lid, een onderzoek instellen en omtrent het ontslag de nodige informatie opvragen bij de werkgever. Indien voldaan is aan de voorwaarden, zal de loonkostensubsidie naar rato lager worden vastgesteld.

    Vijfde lid

    Ook ten aanzien van de uitvoering van het vijfde lid kan het bestuur een nader onderzoek instellen door middel van het opvragen van de relevante informatie bij de werkgever, de ondernemingsraad van de werkgever en het CWI. Op basis van dit onderzoek dient te worden vastgesteld dat er geen sprake is van de verstoring van concurrentieverhoudingen en verdringen van reguliere arbeid.

    Artikel 10. Werkstages

    Ook werkstages zijn binnen deze verordening een voorziening voor de gemeente om langdurig werklozen te reïntegreren. Voor de term werkstage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal.

    Het is belangrijk in de gaten te houden onder welke voorwaarden de werkstage aangeboden wordt en dat deze niet beschouwd wordt als een gewone arbeidsovereenkomst. Volgens het arbeidsrecht is er sprake van een arbeidsovereenkomst indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • -

    er dient sprake te zijn van de persoonlijke verplichting om arbeid te verrichten;

  • -

    die arbeid wordt verricht onder gezag van een ander;

  • -

    die ander betaalt voor de arbeid een bepaald bedrag aan loon;

  • -

    de arbeid wordt verricht gedurende enige tijd.

    De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij werkstages weliswaar sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer. Daarnaast is bij een werkstage geen sprake van beloning. Er kan door de werkgever wel een onkostenvergoeding worden gegeven, maar daarbij moet dan ook daadwerkelijk sprake zijn van een vergoeding van gemaakte kosten.

    Eerste lid

    Het eerste lid geeft de algemene bepaling voor het aanbieden van een werkstage en dat het aanbod zich specifiek richt op de uitkeringsgerechtigde.

    Tweede lid

    Het tweede lid geeft nog een specifiek aan wat het doel is van de werkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is met name van belang om te voorkomen dat de cliënt claimt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, en bij de rechter loonbetaling afdwingt. De werkstage kan twee doelen hebben. Op de eerste plaats kan het gaan om het opdoen van specifieke werkervaring. Dit si vergelijkbaar met de zogenaamde ‘snuffelstage’, waarbij de cliënt de gelegenheid krijgt om te bezien of het soort werk als passend kan worden beschouwd. Op de tweede plaats kan het gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. In de werkstage kan de cliënt wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s.

    Derde lid

    Om te benadrukken dat het in deze om een stageperiode gaat is in de verordening de maximale duur van de werkstage opgenomen.

    Vierde lid

    Het vijfde lid geeft aan dat er bij plaatsing geen verdringing van reguliere arbeid plaatsvindt, of dat de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed.

    Vijfde lid

    Hier wordt bepaald dat er voor de werkstage een schriftelijke overeenkomst (stageovereenkomst) wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de stage worden opgenomen, alsmede de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens gewaarborgd worden dat het bij een werkstage niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding.

    Artikel 11. Sociale activering

    Eerste tot en met derde lid

    Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Bij de omschrijving van het begrip sociale activering in het tweede lid komt tot uiting dat sociale activering als reïntegratieinstrument kan worden ingezet.

    Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet re-integratie, maar participatie voorop.

    Sociale activering kan als voorziening worden ingezet indien uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid pas op lange termijn te realiseren is. Er is bewust voor gekozen om geen exacte termijn te noemen voor het arbeidsperspectief. Niet alleen zou dat ten onrechte de suggestie wekken dat dat vooraf vast te stellen is, het arbeidsperspectief is ook niet alleen afhankelijk van in de persoon gelegen omstandigheden. Ook een steeds veranderende arbeidsmarkt maakt dat het arbeidsperspectief wijzigt.

    Vierde lid

    In het vierde lid is de bepaling opgenomen dat de activiteiten alleen worden verricht bij organisaties die geen winstoogmerk hebben.

    Vijfde lid

    Behoeft geen nadere toelichting.

    Artikel 12. Scholing

    Scholing is bij uitstek een maatwerkinstrument, waarbij het moeilijk is vooraf algemene richtlijnen te geven die in de verordening moeten worden opgenomen.

    Eerste lid

    In het eerste lid is bepaald dat scholing alleen als voorziening zal worden ingezet als deze is gericht op de arbeidsinschakeling.

    Tweede lid

    Het tweede lid biedt de mogelijkheid om subsidie te verstrekken voor de kosten van scholing die de cliënt op eigen initiatief is gestart en door het bestuur als noodzakelijk wordt geacht en niet bestaat binnen reguliere scholingsaanbod van de ISD Noordenkwartier.

    Derde lid

    Het derde lid geeft de mogelijkheid aan het bestuur om nadere voorwaarden te stellen.

    Artikel 13. Inkomstenvrijlating

    De WWB, de IOAZ en IOAW bieden de mogelijkheid om de inkomsten van uitkeringsgerechtigden die werken in deeltijd voor een deel vrij te laten.

    Om toepassing te kunnen geven aan deze vrijlatings-faciliteiten, dient dit in de verordening geregeld te worden.

    Artikel 14. Premies

    In deze verordening is er voor gekozen het verstrekken van premies in algemene zin te regelen: de criteria en de doelgroepen kunnen worden omschreven in de beleidsplannen, gekoppeld aan de bevoegdheid van het bestuur om nadere regels te stellen in vorm van uitvoeringsbesluiten.

    Artikel 15. Kostenvergoedingen

    Het is denkbaar dat het bestuur, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluit om diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. In het kader van dit artikel kunnen als voorbeelden reiskosten en de kosten voor kinderopvang worden genoemd die noodzakelijk zijn om de deelname aan activiteiten mogelijk te maken. Er is geen limitatieve opsomming van kostensoorten om maatwerk binnen de uit te zetten trajecten mogelijk te maken.

    Het tweede lid verwijst expliciet naar de wettelijke bepalingen omtrent het verlenen van onkostenvergoedingen voor het verrichten van vrijwilligerswerk.

    Artikel 16. Hardheidsclausule

    Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

    Artikel 17. Citeertitel

    Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

    Artikel 18. Inwerkingtreding

    Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.