Regeling vervallen per 25-09-2014

Huisvestingsverordening Medemblik 2011

Geldend van 25-09-2014 t/m 24-09-2014

Intitulé

Huisvestingsverordening Medemblik

De gemeente stelt de Huisvestingsverordening Medemblik vast.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1 Begripsbepaling

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. besluit: het Huisvestingsbesluit;

b. corporatie: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet of een gemeentelijk woningbedrijf;

c. economische binding: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub l, van de Wet bepaalde, waarbij onder het duurzaam verrichten van arbeid wordt verstaan dat er een arbeidsovereenkomst moet zijn aangegaan van minimaal 1 jaar, dan wel indien een tijdelijke arbeidsovereenkomst van minimaal 6 maanden is gesloten, de werkgever schriftelijk heeft verklaard dat de overeenkomst bij normaal functioneren van de werknemer zal worden verlengd met opnieuw minimaal 6 maanden of worden omgezet in een vaste arbeidsovereenkomst;

d. eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de Wet bepaalde;

e. gebruiksoppervlakte: het totaal van de tussen omsluitende wanden gelegen vloeroppervlakte van de ruimten in een woonruimte

f. huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

g. huurprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1, sub j, van de Wet bepaalde:

h. huurprijsgrens: de aftoppingsgrenzen zoals bedoeld in artikel 20, lid 2, van de Wet op de huurtoeslag;

i. huurwoning: een woonruimte waarvoor de gebruiker een vergoeding is verschuldigd, of ten aanzien waarvan de gebruiker een huurovereenkomst is aangegaan;

j. inkomen: het norminkomen zoals bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Wet op de huurtoeslag;

k. inschrijfduur: de onafgebroken periode dat een woningzoekende van tenminste 18 jaar bij een verhuurder staat ingeschreven voor een voor verhuur beschikbaar komende woning;

l. klachtencommissie: de commissie als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de Wet;

m. leegstaan: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub i, van de Wet bepaalde;

n. maatschappelijke binding: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub m, van de Wet bepaalde;

o. omzetting: het wijzigen van een zelfstandige woonruimte in een onzelfstandige woonruimte;

p. omzettingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30, lid 1, van de Wet;

q. onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30, lid 1, van de Wet;

r. onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en/of welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte. Als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt keuken, douche en toilet;

s. publicatie woningaanbod: het periodiek openbaar gemaakt of aan woningzoekenden toegezonden aanbod van voor verhuur beschikbaar komende woonruimte, waarop elke woningzoekende of de woningzoekende waaraan het aanbod is toegezonden op eigen initiatief kan reageren;

t. regio: de gemeenten die zijn gelegen in het gebied van het voormalige Samenwerkingsorgaan Westfriesland;

u. samenvoegingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30, lid 1, van de Wet;

v. standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub h, van de Woningwet;

w. starter: een huishouden dat voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

x. urgentiecommissie: de door burgemeester en wethouders aan te wijzen commissie die burgemeester en wethouders adviseert ter zake van artikel 9;

y. wet: de Huisvestingswet;

z. woonduurregeling: de onafgebroken periode gedurende welke een woningzoekende de huidige in de regio gelegen huurwoning zelfstandig bewoont en op dat adres ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA);

aa. woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub b, van de Wet bepaalde;

bb. woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

cc. zelfstandige woonruimte: woonruimte als bedoeld in artikel 30, lid 2, van de Wet.

Hoofdstuk 2 Verdeling van huurwoningen

Paragraaf 2 Huurprijsgrens

Artikel 2

1. Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op woonruimten in eigendom van een corporatie met een huurprijs beneden de huurprijsgrens.

2. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de toepassing van deze verordening mede van toepassing is op verhuurders van huurwoningen, niet zijnde een corporatie, met een huurprijs beneden de huurprijsgrens.

Artikel 3

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op:

a. woonruimten, bestemd voor inwoning, als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de Wet;

b. zorg- en aanleunwoningen, die als zodanig zijn aangemerkt door burgemeester en wethouders, waarvoor de toewijzing via een indicatie van de indicatiecommissie als bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geschiedt;

c. door burgemeester en wethouders in overleg met de corporatie aan te wijzen vormen van woon- of leefgemeenschap;

d. onzelfstandige woonruimten;

e. ligplaatsen voor een woonschip;

f. standplaatsen voor een woonwagen.

Paragraaf 3 Huisvestingsovereenkomst

Artikel 4

1. Burgemeester en wethouders kunnen met de in hun gemeente werkzame corporatie(s) een overeenkomst afsluiten als bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Wet.

2. Indien burgemeester en wethouders gebruik maken van het bepaalde in lid 1 wordt een klachtencommissie ingesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, lid 2, van de Wet.

Paragraaf 4 Lokaal maatwerk

Artikel 5

1. Op lokaal niveau kan de woonruimteverdeling nadere invulling krijgen. Het lokaal maatwerk is aanvullend op de regels van deze Verordening.

2. Afspraken in het kader van lid 1 worden vastgelegd op basis van de in de in artikel 4, lid 1, bedoelde overeenkomst(en);

3. Burgemeester en wethouders kunnen in overleg met de corporatie, als onderdeel van lokaal maatwerk als bedoeld in lid 1, voorschriften in de overeenkomst opnemen over:

- de grootte van het huishouden in relatie tot de grootte van de woonruimte;

- het inkomen van het huishouden in relatie tot de huurprijs van de woning.

Paragraaf 5 Systeem woonruimteverdeling

Artikel 6

1. De corporatie dient bij de toewijzing van vrijkomende woonruimte het toewijzingssysteem te hanteren zoals dat geldt ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening. Een nieuw woningtoewijzingsysteem dient na regionaal overleg door burgemeester en wethouders te worden vastgesteld;

2. De opgebouwde inschrijfduur wordt door corporaties overgenomen die hetzelfde toewijzingssysteem hanteren; 

3. De opgebouwde inschrijfduur vervalt op het moment dat een woningzoekende voor onbepaalde tijd een aangeboden woonruimte heeft aanvaard dan wel een toegewezen woonruimte als bedoeld in artikel 9, lid 6 sub d aangeboden heeft gekregen.

4. Indien op basis van artikel 7, of de nadere uitwerking daarvan, sprake is van een voor de woningzoekende passende woonruimte, wordt de vrijkomende woonruimte aangeboden aan degene met de langste inschrijfduur.  

Artikel 7

1. De corporatie dient haar voor verhuur vrijkomende woonruimte door publicatie of toezending aan woningzoekenden aan te bieden onder vermelding van in ieder geval:

a. het adres van de woonruimte;

b. het woningtype;

c. de huurprijs van de woonruimte;

d. de voorwaarden waaraan woningzoekenden moeten voldoen om voor toewijzing van de woonruimte in aanmerking te komen;

e. de wijze waarop en de termijn waarbinnen woningzoekenden op het gepubliceerd woningaanbod kunnen reageren;

f. de eigenaar of verhuurder van de woonruimte;

2. De voorwaarden bedoeld in lid 1, sub d, behoeven vooraf instemming van burgemeester en wethouders.

3. a. Door of namens burgemeester en wethouders wordt zorggedragen voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden ;

b. voorzover dat verplicht is gesteld dient de inschrijving of registratie jaarlijks te worden verlengd;

c. voor de inschrijving of de jaarlijkse verlenging worden geen kosten in rekening gebracht.

4. In afwijking van het bepaalde in artikel 6, lid 3 blijft de inschrijfduur in stand voor zover het betreft personen die een huurwoning in de regio leeg en voor verhuur beschikbaar achterlaten en waarvan de huidige huur is gelegen beneden de op basis van Wet op de huurtoeslag vastgestelde maximale huurgrens voor personen beneden de 23 jaar en de zijn gelabeld als jongerenwoning en waarvan de huur van de aangeboden woning boven de op basis van de Wet op de huurtoeslag vastgestelde maximale huurgrens voor personen beneden de 23 jaar is gelegen;

5. Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de corporatie, een afwijking toestaan van het bepaalde in lid 1 tot en met 3, indien aannemelijk wordt gemaakt dat toewijzing van woonruimte plaatsvindt met inachtneming van het bepaalde in de huisvestingsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4.

Paragraaf 6 Urgentie

Artikel 8

De gemeenteraad stelt een regionaal werkzame onafhankelijke urgentiecommissie in die burgemeester en wethouders bindend advies uitbrengt omtrent de urgentie van de woningzoekende.

Artikel 9

1. De woningzoekende kan een aanvraag indienen tot het verlenen van urgentie bij de toewijzing van passende woonruimte.

2. De aanvraag zoals bedoeld in lid 1 wordt ingediend bij de corporatie en gericht aan burgemeester en wethouders.

3. Het verlenen van urgentie als bedoeld in lid 1 houdt in het verlenen van een extra inschrijfduur van vier jaar.

4. Urgentie kan worden verleend aan woningzoekenden die voldoen aan de volgende criteria:

a. medisch: medisch geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met medische omstandigheden permanent ernstige hinder, belemmering of verslechtering ondervinden in hun woonsituatie. Er kan alleen een beroep worden gedaan op deze omstandigheid indien bij de aanvraag een verklaring wordt overgelegd van een professionele medische, psychiatrische en/of sociale hulpverleningsinstantie, zonodig aangevuld met een advies van een onafhankelijke instantie die is gespecialiseerd in sociaal-medische advisering;

b. sociaal: sociaal geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met sociale of psychische omstandigheden ernstige hinder, belemmering of verslechtering ondervinden in hun huidige woonsituatie. Onder sociaal geïndiceerden vallen ook woningzoekenden met ernstige relationele problemen met buren of buurt, waardoor sprake is van een acuut woonprobleem, waarbij de woningzoekenden alles in het werk hebben gesteld de situatie weer leefbaar te maken. Indien een beroep wordt gedaan op deze omstandigheid dient dit te worden onderbouwd door gegevens van justitie en/of politie en/of met gegevens van een professionele sociale hulpverleningsinstantie en indien gewenst een advies van de corporatie;

c. economisch en maatschappelijk: economisch en maatschappelijk geïndiceerden zijn woningzoekenden die beschikken over een economische of maatschappelijke binding. Van een dergelijke omstandigheid kan sprake zijn indien door het aanvaarden van een werkkring in de regio de woon-werkafstand een reistijd van meer dan 4 uur per dag met het openbaar vervoer betekent;

d. echtscheiding/verbreken samenleving: zijn woningzoekenden die van echt scheiden of hun samenwoning verbreken. Urgentie op deze grond kan uitsluitend aan één gewezen partner worden verleend en uitsluitend, indien de woningzoekende op grond van de Wet of een rechterlijke uitspraak geheel of in overwegende mate met de zorg voor zijn minderjarige kind(eren) is of wordt belast, dan wel ingeval sprake is van co-ouderschap de ouder waarbij het kind op grond van de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven en er aantoonbaar een poging is gedaan om het huur/kooprecht van de huidige woning te behouden en dit niet is geslaagd;

e. financieel: financieel geïndiceerden zijn woningzoekenden die buiten hun schuld te maken hebben met een grote inkomensachteruitgang door acute en/of onvoorziene omstandigheden waardoor de huidige woonruimte niet langer betaalbaar is;

5. Urgentie kan uitsluitend worden verleend aan woningzoekenden die ingezetenen zijn, dan wel beschikken over een economische of maatschappelijke binding, dan wel in de positie verkeren als bedoeld in artikel 13c, lid 1, van de Wet en over de Nederlandse nationaliteit beschikken, dan wel behoren tot de groep mishandelde vrouwen in opvanghuizen zoals bedoeld in de circulaire van de Minister van WWI, nummer MG 2008-5, dan wel in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel in Nederland en buiten hun schuld in een dusdanige situatie verkeren dat zij op korte termijn andere woonruimte behoeven en naar verwachting niet binnen die termijn andere woonruimte zullen krijgen en hun betreffende situatie niet op andere wijze kunnen oplossen.

6. a. De in lid 3 bedoelde urgentie geldt voor een termijn van vier maanden ingaande op de dag volgend op de datum waarop de beschikking tot het toekennen van urgentie is verzonden;

b. degene aan wie een urgentie is verleend is verplicht om gedurende de onder a. genoemde termijn in elke opeenvolgende periode van veertien dagen ten minste op drie passende en via het toewijzingssysteem aangeboden woningen te reageren, met dien verstande dat van voldoende passend aanbod sprake is;

c. onder een passende woning zoals bedoeld onder sub. b wordt verstaan een zelfstandige woonruimte met een aantal kamers dat in verhouding staat tot de grootte van het huishouden, waarbij vanaf een drie-persoonshuishouden de volgende tabel van toepassing is:

 3 personen: minimaal 2 kamers

 4- of 5 personen: minimaal 3 kamer

 grotere huishoudens: minimaal 4 kamers

en waarvan de huurprijs in verhouding staat tot het verzamelinkomen van degene aan wie urgentie is verleend zoals is vastgelegd in de basishuurtabel op grond van de Wet op de huurtoeslag;

d. indien de woningzoekende met een urgentie zoals bedoeld in lid 3, niet binnen de vastgestelde termijn van vier maanden woonruimte heeft gevonden, wordt binnen een tweede termijn van vier maanden eenmalig een passende woonruimte aangeboden. Deze laatstgenoemde termijn kan worden verlengd met nogmaals een termijn van vier maanden indien geen passend aanbod beschikbaar is gekomen;

e. bij de woningaanbieding zoals bedoeld onder sub d wordt geen rekening gehouden met specifieke woonwensen zoals wijkvoorkeur en woningtype;

f. indien het woningaanbod zoals bedoeld onder sub d wordt geweigerd vervalt de op basis van het derde lid toegekende urgentie.

Artikel 10

1. Burgemeester en wethouders beslissen op de in artikel 9, lid 2, bedoelde aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag en de daarbij over te leggen bescheiden en brengen de beslissing ter kennis van de aanvrager;

2. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing als bedoeld in lid 1 voor ten hoogste 4 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 11

1. Burgemeester en wethouders trekken een urgentieverklaring in, indien:

a. aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentie niet meer wordt voldaan;

b. de urgentie is verstrekt op grond van gegevens waarvan de houder van de urgentie wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

c. de houder van de urgentie daarom verzoekt.

2. De urgentieverklaring vervalt automatisch indien de houder van de urgentie na de afgifte van de urgentie zelfstandige woonruimte voor onbepaalde tijd in gebruik heeft genomen.

3. De urgentieverklaring vervalt automatisch indien de houder van de urgentie niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 9, lid 6, sub b.

4. De urgentieverklaring vervalt indien de termijn waarvoor zij is verstrekt is verstreken.

Hoofdstuk 3 Bijzondere woonvormen

Paragraaf 7 Standplaatsen voor woonwagens en huurwoonwagens

Artikel 12

1. Het is verboden zonder toestemming van burgemeester en wethouders een standplaats in gebruik te nemen.

2. De toewijzing van een standplaats en/of woonwagen geschiedt volgens de regels zoals bedoeld in artikel 7.

3. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2 van de Wet hebben woningzoekenden, in afwijking van het op grond van artikel 6 van toepassing zijnde toewijzingssysteem, die op het moment van inschrijving als woningzoekende legaal in een woonwagen wonen of gewoond hebben, voorrang boven andere woningzoekenden.

Hoofdstuk 4 Klachten

Paragraaf 8 Klachtencommissie

Artikel 13

1. Indien een gemeente een of meer overeenkomsten sluit, als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de Wet jo artikel 4, lid 2 van deze verordening, stelt de gemeenteraad een regionale werkzame klachtencommissie in, waar woningzoekenden een klacht kunnen indienen met betrekking tot het uitbrengen van een afwijzend advies door de regionale urgentiecommissie zoals bedoeld in artikel 8, het (niet) inschrijven als woningzoekende bij de gemeente respectievelijk de eigenaar van woonruimte en woonwagenstandplaatsen, het (niet) toewijzen van een woning door de gemeente respectievelijk de corporatie en de behandeling door de gemeente respectievelijk de eigenaar van woonruimte in het algemeen, voor zover deze behandeling betrekking heeft op de uitvoering van de op basis van artikel 4 afgesloten overeenkomst.

2. De commissie verricht haar taak onafhankelijk van de gemeente en de eigenaren van woonruimte(n). Indien de eigenaar van woonruimte(n) handelt op basis van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid doet de klachtencommissie een bindende uitspraak. Indien andere zaken aan de commissie worden voorgelegd, strekt de uitspraak van de commissie burgemeester en wethouders tot advies.

3. De samenstelling, procedure van benoeming en werkwijze van de commissie wordt bij apart besluit door de gemeenteraad geregeld.

Hoofdstuk 5 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Paragraaf 9 Onttrekking, samenvoeging en omzetting van woonruimte

Artikel 14 Reikwijdte

1. Het verbod als bedoeld in artikel 30 van de Wet is van toepassing op:

a. ingeval van onttrekking: alle woonruimten;

b. ingeval van samenvoeging: alle woonruimten;

c. ingeval van omzetting van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte: alle woonruimten.

Artikel 15 Vergunningvereiste

Het is verboden om woonruimte aangewezen in artikel 14 zonder vergunning van Burgemeester

en Wethouders aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, met andere woonruimte samen te

voegen of van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

Artikel 16 In te dienen gegevens en bescheiden

1. Voor het verkrijgen van een onttrekkings-, samenvoegings of omzettingsvergunning moet een schriftelijke aanvraag worden ingediend bij Burgemeester en Wethouders.

2. De aanvraag moet inhouden:

a. naam en correspondentieadres van de aanvrager en tevens van de eigenaar indien deze niet de aanvrager is;

b. indien een gemachtigde is aangewezen, diens naam en correspondentieadres;

c. gegevens over de huidige situatie:

- het adres van de woning;

- de huur- of koopprijs

- het aantal kamers

- de gebruiksoppervlakte

- de staat van onderhoud;

d. gegevens over de beoogde situatie:

- de bestemming;

- de bouwtekening / bouwvergunning;

- het compensatievoorstel;

- de gronden waarop de aanvraag berust;

e. gegevens bij voorgenomen samenvoeging:

- de verwachte huur- of koopprijs;

- de naam van de toekomstige bewoner;

- de omvang van het huishouden van de toekomstige bewoner;

f. overige gegevens die Burgemeester en Wethouders noodzakelijk achten.

3. Bij een aanvraag moeten de volgende bescheiden worden overgelegd:

a. een of meer tekeningen waaruit blijkt de plattegrond op schaal (1:100) van iedere verdieping van het gebouw, alsmede de verdieping of verdiepingen waarop de aanvraag betrekking heeft, met een aanduiding van de beoogde bestemming;

b. een situatietekening, schaal 1:1000, waaruit de situering blijkt van het gebouw ten opzichte van de in de nabijheid gelegen bouwwerken;

c. een berekening van het aantal vierkante meters van de samen te voegen woonruimten voor en na de samenvoeging;

d. overige bescheiden die Burgemeester en Wethouders noodzakelijk achten.

Artikel 17 Beslistermijn; inwinnen advies

1. Burgemeester en Wethouders beslissen op de aanvraag om een vergunning binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag.

2. Burgemeester en Wethouders kunnen de beslissing als bedoeld in lid 1 voor ten hoogste 4 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

3. Indien de vergunning wordt gevraagd ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf kunnen Burgemeester en Wethouders advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel.

4. Indien de vergunning wordt gevraagd ten behoeve van de praktijkuitoefening door officieel erkende medici of paramedici kunnen Burgemeester en Wethouders advies inwinnen bij de Adviescommissie Huisvesting Beoefenaars van Medische en Paramedische Beroepen.

Artikel 18 Criteria voor vergunningverlening

1. Burgemeester en wethouders verlenen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 31 van de Wet, de vergunning indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang:

a. groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad; en

b. vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de vergunning niet zal leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft (leefbaarheid van de woonomgeving);

2. Er bestaat uitsluitend grond voor het verlenen van vergunning indien het vigerende bestemmingsplan of een in voorbereiding zijnd ruimtelijk plan zich daartegen niet verzet.

3. Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld, dat er grond bestaat voor het verlenen van medewerking, wordt de vergunning verleend, indien voldoende compensatie als bedoeld in artikel 19 wordt geboden en overigens aan de door burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden is voldaan.

Artikel 19 Compensatie

1.  Compensatie voor de onttrekking, samenvoeging of omzetting kan worden geboden door:

a.  het toevoegen aan de woonruimtevoorraad van andere vervangende woonruimte die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de woonruimte die als gevolg van de onttrekking, samenvoeging of omzetting verloren gaat;

b.  betaling van een financiële compensatie waarbij de volgende bedragen per vierkante meter te onttrekken vloeroppervlak woonruimte van toepassing zijn:

• in geval van onttrekking aan de woonbestemming € 150,-- ;

• in geval van samenvoeging van woonruimte of het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte € 75,--.

c.  Het vloeroppervlak als bedoeld in sub b, wordt gesteld op het gezamenlijk oppervlak van kamers en andere vertrekken, keukens, badkamer, doucheruimte, hal en andere verkeersruimten en inpandige bergingen.

2.  Bij de bepaling van het vloeroppervlak zoals bedoeld onder lid 1, sub b tellen zolderruimten slechts mee indien deze bereikbaar zijn via een vaste trap en indien de vloer begaanbaar is.

3.  Het vloeroppervlak als bedoeld in lid 1, sub b, wordt vastgesteld op de bij inwendige meting bevonden oppervlakte, met een minimale hoogte van 1.50 meter boven de vloer.

4.  De compensatiegelden als bedoeld in lid 1, sub b, komen ten goede aan een door de gemeenteraad in te stellen fonds dat uitsluitend wordt aangewend binnen het kader van de volkshuisvesting.

5.  Bij de als compensatie toe te voegen woonruimte als bedoeld in lid 1, sub a, dient door de aanvrager binnen 4 weken na ontvangst van de vergunning een waarborgsom te worden betaald dan wel een bankgarantie te worden verstrekt, die gelijk is aan het bedrag dat had moeten worden betaald indien hij voor de in lid 1 onder b genoemde financiële compensatie zou hebben gekozen.

6.  Bij de als compensatie toe te voegen woonruimte als bedoeld in lid 1, sub a, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning de voorwaarde verbinden, dat binnen 12 maanden na de dag van verzending van het besluit de compensatie daadwerkelijk moet hebben plaatsgevonden.

7.  De waarborgsom als bedoeld in lid 5 wordt aan de vergunninghouder terugbetaald binnen 8 weken nadat aan burgemeester en wethouders schriftelijk is medegedeeld dat de compensatie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Indien gekozen is voor een bankgarantie zoals bedoeld in lid 5 wordt de werking daarvan per gelijke datum beëindigd.

8.  De waarborgsom als bedoeld in lid 5 vervalt aan het in lid 4 genoemde fonds indien de compensatie als bedoeld in lid 1, sub a, niet voldoet aan de in de vergunning vermelde voorwaarden, dan wel de compensatie niet binnen de gestelde termijn daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Indien gekozen is voor een bankgarantie zoals bedoeld in lid 5 dient het daarin genoemde bedrag per omgaande te worden betaald.

9.  Burgemeester en wethouders kunnen beslissen tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van compensatie: bij samenvoeging, indien de eigenaar-bewoner een eigen investering doet ten behoeve van noodzakelijk bouwkundig herstel. Daarbij geldt dat de vrijstelling ten hoogste 50 % van de noodzakelijke investering bedraagt.

Artikel 20 Tijdelijke vergunning

1. Burgemeester en wethouders verlenen, met inachtneming van artikel 18, op een aanvraag voor een tijdelijke woonruimteonttrekking, samenvoeging en/of omzetting alleen een vergunning indien de aanvrager aantoont dat een situatie bestaat die een tijdelijke woonruimteonttrekking, samenvoeging en/of omzetting rechtvaardigt en waarbij vast staat dat die woonruimteonttrekking, samenvoeging en/of omzetting niet langer dan vijf jaar zal duren.

2. Burgemeester en wethouders nemen in de vergunning een termijn op, waarna de onttrekking, samenvoeging en/of omzetting moet zijn beëindigd. Deze termijn bedraagt ook na verlenging niet meer dan 5 jaar.

3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voor tijdelijke woonruimteonttrekking, samenvoeging en/of omzetting de voorwaarde van financiële compensatie verbinden. Deze compensatie bedraagt 10% van de compensatie als bedoeld in artikel 18, lid 1, sub b, vermenigvuldigd met het aantal jaren waarvoor de tijdelijke vergunning is verleend.

4. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voor tijdelijke woonruimteonttrekking, samenvoeging en/of omzetting tevens de voorwaarde verbinden dat de vergunninghouder een waarborgsom stort dan wel een bankgarantie verstrekt. De hoogte van de waarborgsom c.q. bankgarantie is gelijk aan de compensatie als bedoeld in lid 3.

5. De waarborgsom als bedoeld in lid 4 wordt aan de vergunninghouder terugbetaald binnen 8 weken nadat de onttrekking, samenvoeging en/of omzetting binnen de termijn als bedoeld in lid 2 is beëindigd. Ten aanzien van een eventueel afgegeven bankgarantie is het bepaalde in artikel 18, lid 8, van overeenkomstige toepassing.

6. De waarborgsom als bedoeld in lid 4 vervalt aan het in artikel 18, lid 4, genoemde fonds indien de onttrekking niet binnen de termijn als bedoeld in lid 2 is beëindigd. Ten aanzien van een eventueel afgegeven bankgarantie is het bepaalde in artikel 18, lid 9, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21 Overschrijving op naam van een ander

Burgemeester en wethouders kunnen de toestemming tot onttrekking, samenvoeging en/of omzetting op verzoek van degene op wiens naam de toestemming is gesteld of van zijn rechtverkrijgende, overschrijven op naam van een ander dan degene op wiens naam de toestemming is gesteld.

Artikel 22 Intrekken vergunning

1. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning intrekken indien:

a. de ter verkrijging van de vergunning verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend zouden zijn geweest;

b. de aan de vergunning verbonden voorwaarden en/of voorschriften niet worden nagekomen;

c. de vergunninghouder een jaar na de dagtekening van de vergunning daarvan nog geen gebruik heeft gemaakt;

d. vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat handhaving van de vergunning zal leiden tot een verstoring van de openbare orde, veiligheid of gezondheid, dan wel tot een verstoring van een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het gebouw waarop de vergunning betrekking heeft (leefbaarheid van de woonomgeving).

2. Burgemeester en wethouders gaan niet tot intrekking van de vergunning over, voordat degene te wiens aanzien het besluit tot intrekking wordt genomen, bij aangetekende brief is gewaarschuwd, dat zij de vergunning zullen intrekken, indien voor een te bepalen datum niet zodanige maatregelen en/of voorzieningen zijn getroffen, dat alsnog aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening wordt voldaan en hij in de gelegenheid is gesteld zich door of namens Burgemeester en Wethouders te doen horen. 

 

Hoofdstuk 6 Verdeling van Koopwoningen

Paragraaf 10 Toewijzing nieuwbouw koopwoningen

Artikel 23

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op woonruimten voor nieuwbouw-koopwoningen met een koopprijs beneden de koopprijsgrens zoals door burgemeester en wethouders vastgesteld.

Artikel 24

1. Burgemeester en wethouders kunnen eigenaren van voor verkoop bestemde nieuwbouwwoningen beneden de koopprijsgrens verplichten deze woningen aan te bieden aan een door burgemeester en wethouders te bepalen doelgroep van woningzoekenden. Burgemeester en wethouders bepalen daarbij de volgorde waarin de woningzoekenden voor de betreffende woningen in aanmerking komen.

2. Het inkomen van het huishouden moet in een naar het oordeel van burgemeester en wethouders redelijke verhouding staan tot de koopprijs van de in lid 1 bedoelde woningen.

3. Burgemeester en wethouders stellen, ter uitvoering van het bepaalde in lid 1 vast:

a. welke categorieën koopwoningen vallen onder het bepaalde in lid 1;

b. de categorieën en de onderlinge volgorde van mensen die in aanmerking komen voor toewijzing van een koopwoning, waaronder het percentage dat in aanmerking komt voor toewijzing aan starters.

4. Starterswoningen worden, in aanvulling op het bepaalde in de leden 2 en 3, uitsluitend toegewezen aan starters.

5. Indien een koopwoning zoals bedoeld in lid 1 niet wordt toegewezen op de wijze zoals bedoeld in lid 3 kunnen burgemeester en wethouders het verschil tussen de verlaagde grondprijs en de reguliere grondprijs bij de betrokken ondernemer terugvorderen.

6. Ten aanzien van het bepaalde in de leden 1 en 2 plegen burgemeester en wethouders vooraf overleg met de ondernemers die koopwoningen realiseren in de aangewezen categorieën.

Hoofdstuk 7 Overgangs-, straf-, slot- en overige bepalingen

Paragraaf 11 Overleg bij wijziging

Artikel 25

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de ingevolge de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Paragraaf 12 Handhaving en strafbepaling

Artikel 26

Een gedraging in strijd met een voorschrift, verbonden aan een vergunning als bedoeld in art. 15, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel 27

Hij die handelt in strijd met enig aan de vergunning als bedoeld in art. 15 verbonden voorschrift, wordt geacht zonder vergunning te hebben gehandeld.

Artikel 28

1. Burgemeester en wethouders kunnen - onverminderd de bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een last onder dwangsom - een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van art. 30 van de wet.

2. De bestuurlijke boete bedraagt € 18.500,-- per overtreding.

 

Artikel 29

1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

2. Met de opsporing van de bij artikel 26 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de Wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

3. De in lid 1 genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de Wet.

Paragraaf 13 Overgangsbepaling

Artikel 30

1. De op grond van de Huisvestingsverordeningen 2007 resp. 2008 van de voormalige gemeenten Andijk, Wervershoof en Medemblik opgebouwde woonduur en de toegekende extra inschrijfduur van 7 jaar op grond van de Huisvestingsverordeningen 2002 van de voormalige gemeenten Medemblik, Wognum, Noorder-Koggenland, Andijk en Wervershoof blijven in stand tot uiterlijk 31 december 2011;

2. Huurders van woningen die op grond van de eerdere Huisvestingsverordeningen woonduur hebben opgebouwd kunnen zich tot uiterlijk 31 december 2011 inschrijven als woningzoekenden.

3. Indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid zoals bedoeld in lid 2 wordt de op grond van de eerdere Huisvestingsverordeningen opgebouwde woonduur, met een maximum van 10 jaar, omgezet naar extra inschrijfduur.

4. Vanaf 1 januari 2012 zijn voor alle woningzoekenden de regels van toepassing zoals opgenomen in deze verordening.

Paragraaf 14 Slotbepalingen

Artikel 31

Daar waar deze verordening afwijkt van het op 13 november 2006 gesloten convenant tussen De Wooncompagnie en de voormalige gemeente Wognum wordt gedurende de looptijd van het convenant voorrang gegeven aan de in het convenant vastgelegde afspraken.

Artikel 32

1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

2. Het gestelde in het eerste lid is eveneens van toepassing indien op grond van artikel 4 van de Wet de uitvoering van de paragrafen 5 en 6 is overgedragen aan eigenaren van woonruimte en/of standplaatsen.

Artikel 33

1. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij een rechtvaardige verdeling van de schaarse woonruimte richtinggevend is.

2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in deze verordening afwijken of afwijking daarvan toestaan ten behoeve van experimenten die in het belang zijn van de volkshuisvesting.

Artikel 34

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van bevoegdheden krachtens de paragrafen 5 en 6 van deze verordening te mandateren aan eigenaren van woonruimte en/of standplaatsen.

Artikel 35

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening Medemblik.

Artikel 36

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2011. Alsdan vervallen:

• de “Huisvestingsverordening Medemblik 2008”, vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Medemblik d.d. 10 maart 2008;

• de “Huisvestingsverordening Andijk 2007”, vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Andijk d.d. 25 oktober 2007;

• de “Huisvestingsverordening Wervershoof 2007”, vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Wervershoof d.d. 13 september 2007;

 

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Medemblik, gehouden
op 26 mei 2011.   De griffier, De voorzitter,

Nota-toelichting Toelichting Huisvestingsverordening.

De verordening bevat spelregels voor de verdeling van huurwoningen tot de grens van de huurtoeslag (€ 647,53, peil 01-07-2010). De woningcorporaties passen de spelregels toe. In de regio geldt een identiek systeem voor woningtoewijzing. Dat is het systeem Woningmatch, dat reeds in gebruik is bij De Woonschakel. De verordening regelt voorts de instandhouding van de woningvoorraad. Deze bepalingen beogen te regelen dat de woningvoorraad niet kleiner wordt. Zonder vergunning van B & W is het niet toegestaan:

• woonruimte aan de bestemming tot bewoning te onttrekken (of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder de onttrekking geschikt was);

• woonruimte met andere woonruimte samen te voegen;

• woonruimte van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten. In de verordening hebben wij een bestuurlijke boete opgenomen ter bestrijding van diverse vormen van onrechtmatige bewoning. Hieronder gaan wij daar nader op in. Bestrijden onrechtmatige bewoning.

Onrechtmatige bewoning is het geval wanneer wonen niet de hoofdactiviteit is en de woning voor andere doeleinden dan reguliere huisvesting wordt gebruikt. Gedacht kan worden aan pensionvorming, drugsverkoop, hennepteelt, prostitutie, etc.. Hierbij is veelal sprake van strijdigheid met het bestemmingsplan. Vaak gaat dit gepaard met overlast (zoals bijv. huisjesmelkers, verkamering, beddenverhuur of het huisvesten van illegalen of seizoenarbeiders).

Bij onrechtmatige bewoning kan er sprake zijn van overbewoning. Hiervan is sprake indien er meer mensen in een pand wonen dan is toegestaan. Vaak zal er bij overbewoning sprake zijn van overtreding van art. 15 van deze verordening, dat onder meer bepaalt dat het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte verboden is. Overbewoning kan lawaai-, huisvuil- of andere vormen van overlast met zich meebrengen. Wanneer overbewoning gepaard gaat met slecht aangelegde voorzieningen en achterstallig onderhoud kan de (brand)veiligheid op het spel staan. Voorts kan onrechtmatige bewoning een negatieve invloed hebben op de leefbaarheid in de woonomgeving.

Handhavingsinstrumenten.

De bestaande instrumenten (last onder dwangsom en bestuursdwang) hebben tot doel de illegale situatie op te heffen, waarna een situatie ontstaat die wel voldoet aan de wettelijke norm. Doel van deze instrumenten is herstel van hetgeen is toegestaan.

De bestuurlijke boete is een nieuw instrument. De bestuurlijke boete heeft tot doel een straf op te leggen. Last onder dwangsom.

Met de dwangsom kunnen overtreders worden gesommeerd de onrechtmatige situatie binnen een bepaalde termijn te beëindigen op straffe van een dwangsom. De overtreder moet zelf de onrechtmatige situatie opheffen. Bestuursdwang.

De gemeente maakt vanwege het zwaarwegende belang een eind aan de onrechtmatige situatie. De kosten worden verhaald op de overtreder. Met alleen de dwangsom en bestuursdwang wordt niet altijd het gewenste doel bereikt, omdat overtreders hun illegale praktijken in een ander pand kunnen voortzetten. Daarom is de bestuurlijke boete als extra instrument opgenomen in de Huisvestingswet. Bestuurlijke boete.

De bestuurlijke boete is vanaf 1 juli 2009 in de huisvestingswet opgenomen. Doel is het opleggen van een (financiële) straf. De boete kan in combinatie met een dwangsom of bestuursdwang worden toegepast. Met deze combinatie van instrumenten kunnen naar verwachting illegale situaties effectief worden aangepakt. De boete zal voorts een afschrikwekkend effect hebben. Het opleggen van een bestuurlijke boete is een beschikking. Hierop is de AWB (Algemene Wet Bestuursrecht) van toepassing. Ingeval van overtreding moet een rapport worden opgemaakt. De overtreder moet in staat worden gesteld een zienswijze in te dienen voordat de boete wordt opgelegd. Vervolgens beslissen B & W binnen 13 weken of een boete wordt opgelegd . De boete kan (op grond van de AWB) bij dwangbevel worden ingevorderd. Dat dwangbevel levert een executoriale titel op.

Tegen de bestuurlijke boete staan bezwaar en beroep open. In de AWB is bepaald dat bezwaar en beroep geen schorsende werking hebben.

Artikelsgewijs. Artikel 18

Dit artikel geeft aan in welke gevallen vergunning wordt verleend.

Het spiegelbeeld van verlenen is weigeren. De vergunning wordt geweigerd indien:

• het belang van behoud of samenstelling van de woningvoorraad groter is dan het belang van de aanvrager;

• vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de vergunning zal leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft (leefbaarheid);

• er strijd is met het bestemmingsplan;

• onvoldoende compensatie wordt geboden. Artikel 26

Dit artikel vindt zijn grondslag in artikel 83, lid 1 en 84, lid 2 van de Huisvestingswet. Het artikel regelt dat een gedraging in strijd met een voorschrift, verbonden aan een afgegeven vergunning, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie.

Voorbeeld: in de vergunning om zelfstandige woonruimte om te zetten in onzelfstandige woonruimte is het aantal personen vermeld dat na omzetting mag worden gehuisvest in de nieuw gecreëerde (onzelfstandige) woonruimte. Als in de praktijk meer mensen worden gehuisvest dan is toegestaan wordt de overtreding gesanctioneerd met hechtenis of een geldboete, zoals aangegeven in dit artikel. Tevens kan een bestuurlijke boete worden opgelegd (zie artikel 27). Artikel 27

Handelen in strijd met de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden staat gelijk aan het handelen zonder vergunning. In die situatie kunnen Burgemeester en Wethouders naast de sanctie van artikel 26 tevens een bestuurlijke boete opleggen op grond van artikel 28. Artikel 28

In deze verordening wordt de bestuurlijke boete ingezet voor het zonder vergunning:

1. onttrekken van woonruimte aan de bestemming tot bewoning (of het voor een zodanig gedeelte aan die bestemming onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder de onttrekking geschikt was);

2. woonruimte met andere woonruimte samen te voegen;

3. woonruimte van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten. Overtreding wordt zeer ernstig bevonden. Daarom is de boete vastgesteld op het wettelijk maximum van € 18.500,--. Artikel 29

Dit artikel vindt zijn grondslag in artikel 85 van de Huisvestingswet. Het artikel regelt welke ambtenaren belast zijn met de opsporing van strafbare feiten. Deze ambtenaren zijn tevens aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA). Artikel 36

De verordening treedt in werking op 1 juli 2001. In de media is de inwerkingtreding van tevoren aangekondigd. Daarmee wordt een overgangsperiode gecreëerd gedurende welke situaties die in strijd zijn met deze verordening kunnen worden aangepast. In de praktijk kan de overgangsperiode vooral van betekenis zijn bij onttrekking, samenvoeging en omzetting van woonruimte. Als die onttrekking, samenvoeging of omzetting is gebeurd zonder vergunning van B & W kan vanaf 1 juli 2011 een bestuurlijke boete worden opgelegd van € 18.500,--. Na 1 juli wordt handhavend opgetreden.