Regeling vervallen per 24-03-2018

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik houdende nadere regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Nadere regels Maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2017

Geldend van 11-04-2017 t/m 23-03-2018

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2017

NADERE REGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE Medemblik 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik;

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2017;

besluit vast te stellen de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2017

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      aanbieder: het organisatorisch verband dat strekt tot verlening van zorg of ondersteuning;

    • b.

      algemene voorziening: voorziening die zonder beschikking van de gemeente toegankelijk is;

    • c.

      cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening in natura of pgb is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de wet;

    • d.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik;

    • e.

      deskundige: de medewerker van het wijkteam of het Team Sociaal Domein, werkzaam voor de gemeente Medemblik;

    • f.

      gebruikelijke hulp; hulp die naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van partners, inwonende kinderen en andere huisgenoten;

    • g.

      hulp sociaal netwerk; hulp die wordt geleverd door een persoon uit het sociale netwerk wat niet valt onder gebruikelijke zorg of hulp van een professionele zorgverlener;

    • h.

      personen of rechtspersonen die als vertegenwoordiger op kunnen treden van de cliënt zijn: de curator, de mentor of de gevolmachtigde van de cliënt, dan wel, indien zodanige personen ontbreekt, diens echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van de cliënt, tenzij deze persoon dat niet wenst, of indien ook zodanige persoon ontbreekt, diens ouder, kind, broer of zus, tenzij de cliënt dat niet wenst;

    • i.

      persoonlijk plan: als bedoeld in artikel 2.3.2 tweede lid van de wet, een plan van een cliënt waarin hij zijn omstandigheden als genoemd in artikel 5 beschrijft en aangeeft welke ondersteuning naar zijn mening het meest aangewezen is;

    • j.

      pgb: persoonsgebonden budget;

    • k.

      professionele zorgverlener: een zorgverlener die gekwalificeerd is om specifieke zorg te verlenen;

    • l.

      verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2017;

    • m.

      VOG; verklaring omtrent het gedrag

    • n.

      wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • o.

      zzp-er: een persoon met minimaal het niveau van een verzorgende niveau 1 (Thuishulp A) en een passende opleiding van minimaal één jaar; zonder gezagsverhouding met degene voor wie het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt verstrekt;

  • 2. Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Procedureregels maatschappelijke ondersteuning

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de Wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voorafgaand aan het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de Wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van cliëntondersteuning.

Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

  • 1. Het college neemt binnen vijf werkdagen na melding van de hulpvraag als bedoeld in artikel 2 van dit besluit, contact op met de cliënt om een afspraak te maken voor een gesprek en verzamelt alle voor het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie.

  • 2. De cliënt verschaft het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3. Als de cliënt bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 5. Gesprek en verslag

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek met degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst familie zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      de mogelijkheden om op eigen kracht en/of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • c.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van cliënt

    • e.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en;

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor een verstrekking van een pgb, waarbij cliënt in duidelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van de keuze.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan heeft overhandigd, zoals bedoeld in artikel 4 lid 4 , betrekt het college dit plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om de verstrekte persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Het college informeert de cliënt over het eventueel aanvragen van een onafhankelijk medisch of sociaal advies bij een externe partij.

  • 5. Als de hulpvraag bekend is, kan het college in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

  • 6. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 7. Binnen 6 weken na de melding verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 8. Het verslag bestaat uit een omschrijving van de ondersteuningsbehoefte en beschrijft tevens de resultaten die met hulp en ondersteuning bereikt dienen te worden en binnen welke termijn dit moet worden behaald. Ook wordt in dit verslag opgenomen wanneer de te behalen resultaten worden geëvalueerd.

  • 9. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar wordt geretourneerd aan de deskundige waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

  • 10. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij eventueel niet akkoord is.

  • 11. Een ondertekend gespreksverslag kan aangemerkt worden als aanvraag voor een individuele voorziening.

  • 12. Uiterlijk twee weken na ondertekening van het gespreksverslag ontvangt de cliënt een beschikking van toekenning of afwijzing van een maatwerkvoorziening van het college.

  • 13. Een cliënt, zijn gemachtigde of zijn vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

Artikel 6. Onderdelen beschikking

Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b.

    wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • c.

    hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing;

  • d.

    welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • e.

    op welke wijze de cliënt wijzigingen door moet geven in zijn situatie;

  • f.

    dat een besluit kan worden herzien of ingetrokken als een wijziging bekend wordt;

  • g.

    welke mogelijkheden cliënt heeft om in bezwaar te gaan als hij het niet eens is met de beslissing;

  • h.

    bij een pgb wordt ook in de beschikking de hoogte van het pgb vermeld.

Artikel 7. Maatwerkvoorzieningen

Indien is besloten dat cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, wordt een onderscheid gemaakt in de volgende voorzieningen:

  • 1.

    Huishoudelijke ondersteuning, onder te verdelen in 3 categorieën

    • a.

      HO1: huishoudelijke ondersteuning in de vorm van het overnemen van de huishoudelijke activiteiten;

    • b.

      HO2: huishoudelijke ondersteuning in de vorm van ondersteuning in de huishoudelijke activiteiten

    • c.

      HO3: huishoudelijke ondersteuning in de vorm van ondersteuning en aanleren van huishoudelijke activiteiten.

  • 2.

    Individuele begeleiding, onder te verdelen in 3 categorieën; licht, middel en zwaar

  • 3.

    Dagbesteding, onder te verdelen in arbeidsmatige dagbesteding of belevingsgerichte dagbesteding. Belevingsgerichte dagbesteding is onder te verdelen in meerdere grondslagen.

  • 4.

    Kortdurend verblijf, onder te verdelen in 2 vormen:

    • a.

      Kortdurend verblijf exclusief individuele begeleiding en/of dagbesteding OF

    • b.

      Kortdurend verblijf inclusief individuele begeleiding en/of dagbesteding.

  • 5.

    Hulpmiddelen, hieronder verstaan we onder andere rolstoelen, scootmobiels of driewielfiets.

  • 6.

    Woonvoorzieningen, hieronder verstaan we onder andere trapliften, tilliften of aanpassingen in de woning

  • 7.

    Overige voorzieningen

Hoofdstuk 3 Persoonsgebonden budget

Artikel 8. Voorwaarden PGB

  • 1. Een pgb kan worden verstrekt als een cliënt aan de volgende voorwaarden voldoet:

    • a.

      de cliënt moet naar oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn de aan de pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      een cliënt moet zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat hij de maatwerkvoorziening als pgb wil ontvangen;

    • c.

      naar oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is;

    • d.

      het hierboven genoemde moet door middel van het inleveren van een ondersteuningsplan voorafgaand aan de aanvraag aangetoond worden.

  • 2. Cliënt is in staat zelf de taken behorend bij een pgb uit te voeren. Denk aan:

    • a.

      de cliënt gaat zelf op zoek naar een passende hulpverlener;

    • b.

      de cliënt moet zelf overeenkomsten en contracten afsluiten inclusief tariefafspraken;

    • c.

      de cliënt stuurt en spreekt zelf de hulpverlener aan op zijn verplichtingen;

    • d.

      de cliënt houdt zelf de administratie bij, legt verantwoording af over de besteding;

    • e.

      de cliënt verkrijgt het pgb via het trekkingsrecht, dat uitgevoerd wordt door de Sociale Verzekeringsbank. Cliënt zorgt zelf voor de juiste aanlevering van informatie aan de Sociale Verzekeringsbank en de verwerking van de betalingen via de digitale mogelijkheden van de Sociale Verzekeringsbank.

  • 3. Een eventueel door cliënt ingezet bemiddelingsbureau kan niet tegelijkertijd de zorg leveren.

  • 4. Cliënt(en) die niet in staat zijn zelf de administratie uit te voeren met betrekking tot hun pgb, kunnen de administratie van het pgb uit laten voeren door een derde. De kosten hiervoor mogen niet uit het pgb worden betaald. Degene die de administratie uitvoert mag geen banden hebben met de in te zetten zorgverlener.

Artikel 9. Weigeringgronden

  • 1. Het pgb kan worden geweigerd als:

    • de aanvrager handelingsonbekwaam is;

    • de aanvrager geen inzicht in zijn functionele beperkingen heeft;

    • de aanvrager als gevolg van een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht heeft;

    • er sprake is van verslavingsproblematiek;

    • er eerder misbruik is gemaakt van het pgb;

    • er een schuld is bij de zorgverlener waar het nieuwe pgb wordt ingekocht

    • het ondersteuningsplan als onvoldoende wordt beoordeeld door het college is of het ondersteuningsplan niet of onvolledig wordt ingeleverd.

    • de in te kopen zorg onder een andere wet dan de Wmo valt

    Bovenstaande opsomming is niet limitatief.

  • 2. Wanneer een aanvrager met bovenstaande problematiek een zaakwaarnemer of vertegenwoordiger heeft, hoeft het beheer van het pgb geen probleem te zijn en kan het pgb wel worden toegekend. De kosten voor het beheer mogen niet uit het pgb worden betaald. De zaakwaarnemer of vertegenwoordige mag geen banden hebben met de in te zetten zorg.

Artikel 10. Hoogte van een PGB algemeen

  • 1. De hoogte van een pgb:

    • a.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede zorg en/of ondersteuning die tot een maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken;

    • b.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura;

    • c.

      wordt mede bepaald aan de hand van de tussen cliënten derden afgesproken tarieven voor de in te zetten zorg en/of ondersteuning en

    • d.

      wordt mede bepaald door de wijze waarop de cliënt de ondersteuning wil betrekken bij derden.

  • 2. Er wordt geen pgb verstrekt voor de kosten van tussenpersonen en/of belangenbehartigers en/of bemiddelingsbureaus.

  • 3. Uit het pgb mogen geen reiskosten, reistijd, feestdagenuitkering worden betaald. Ook geldt geen verantwoordingsvrij bedrag.

  • 4. De tarieven voor een pgb worden niet jaarlijks geïndexeerd.

  • 5. Een wijziging van het tarief kan na verzoek hiertoe worden aangepast op het moment dat er een nieuwe beschikking wordt afgegeven.

  • 6. Wanneer de cliënt op vakantie gaat binnen de EU landen, kan de ondersteuning op het vakantieadres voor een periode van maximaal 6 weken zonder voorafgaande toestemming worden voortgezet.

  • 7. Bij een verblijf langer dan 6 weken, tot maximaal 13 weken per kalenderjaar, moet voorafgaand aan de vakantie toestemming worden gevraagd aan de gemeente.

Artikel 11. Pgb voor een voorziening

  • 1. De hoogte van een pgb voor een voorziening wordt bepaald op ten hoogste het tarief van de voorziening die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt.

  • 2. Het pgb wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor de termijn waarop de voorziening technisch is afgeschreven.

  • 3. Als de voorziening in natura een tweedehands voorziening betreft, wordt het tarief daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven.

  • 4. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt het tarief daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting. Bij de bepaling moet tevens rekening gehouden worden met de kosten van onderhoud en verzekering.

  • 5. Cliënt kan voor maximaal 1 woning in aanmerking komen voor een pgb voor woningaanpassing in verband met bezoekbaar maken. Het eenmalige maximale pgb bedraagt € 6.297,- (2017). Het pgb voorziet alleen in de kosten van het aanpassen van de toegang tot de woning, de toegang tot de woonkamer en gebruik van de toiletruimte.

  • 6. Voor een sportrolstoel wordt een pgb verstrekt van maximaal € 2.759,- (2017) . Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van minimaal 3 jaar.

  • 7. Wanneer wordt geconstateerd dat een sportrolstoel na drie jaar nog niet aan vervanging toe is, kan alleen een aanvraag worden ingediend voor een eenmalige pgb voor onderhoud en/of reparatie ten hoogte van maximaal € 1.000,-.

  • 8. De in dit artikel genoemde bedragen worden jaarlijks ingaande 1 januari 2018, geïndexeerd met het prijsindexcijfer voor consumenten.

Artikel 12. Pgb voor Huishoudelijke ondersteuning

  • 1. Het bedrag van het pgb voor huishoudelijke ondersteuning wordt vastgesteld op basis van het aantal geïndiceerde uren, de geïndiceerde categorie huishoudelijke ondersteuning.

  • 2. De hoogte van het pgb voor huishoudelijke ondersteuning bedraagt voor categorie HO1, HO2 en HO3 maximaal:

    • a.

      voor huishoudelijke ondersteuning door een persoon vanuit het sociaal netwerk € 15,- per uur;

    • b.

      voor huishoudelijke ondersteuning door een ZZP’er 75% van het vastgestelde tarief zorg in natura ;

    • c.

      voor huishoudelijke ondersteuning door een persoon in dienst van een zorginstelling 100% van het vastgestelde tarief zorg in natura.

  • 3. De bedragen zoals hier genoemd zijn gebaseerd op de contractprijs met de aanbieders voor huishoudelijke ondersteuning en worden geïndexeerd met hetzelfde percentage als de contractprijzen voor huishoudelijke ondersteuning.

  • 4. De nieuwe tarieven worden alleen toegepast op her-indicaties en op nieuwe aanvragen.

Artikel 13. PGB voor individuele begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf

  • 1. Bij de vaststelling van de hoogte van het pgb wordt onderscheid gemaakt in de onderstaande categorieën:

    • a.

      het uurtarief voor geboden zorg vanuit het sociaal netwerk bedraagt maximaal € 20,-;

    • b.

      het tarief voor geboden zorg vanuit een ZZP’er bedraagt maximaal 75% van het regionaal vastgestelde tarief zorg in natura;

    • c.

      het tarief voor geboden zorg vanuit een zorgverlener in dienst van een instelling is maximaal 100% van het regionaal vastgestelde tarief zorg in natura.

  • 2. Het pgb dagbesteding en kortdurend verblijf zijn exclusief de kosten van vervoer van en naar de locatie. Bij een (aanvullende) vervoersindicatie wordt het pgb verhoogd met € 7,- per retour. Indien aanvrager permanent afhankelijk is van een rolstoel wordt het pgb verhoogd met maximaal € 18,82 per retour.

  • 3. Nieuwe tarieven worden alleen toegepast op her-indicaties en op nieuwe aanvragen.

Artikel 14. Regels voor PGB voor het betrekken van ondersteuning uit het sociaal netwerk

  • 1. Een pgb voor het betrekken van ondersteuning door een persoon die behoort tot het sociaal netwerk, wordt alleen verstrekt wanneer er sprake is van een overschrijding van de gebruikelijke zorg en de inzet door middel van een pgb aantoonbaar effectiever is dan zorg in natura.

  • 2. Daarnaast dient er sprake te zijn van een van de volgende voorwaarden:

    • a.

      de hulp is niet goed vooraf in te plannen, of

    • b.

      de hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden, of

    • c.

      de hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden, of

    • d.

      de hulp moet op verschillende locaties worden geleverd, of

    • e.

      de hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn, of

  • 3. De geschiktheid, kwaliteit en draagkracht van de mantelzorger die uit het pgb wordt betaald dient voldoende geborgd te zijn.

  • 4. Er wordt geen pgb verstrekt aan iemand vanuit het sociaal netwerk om dagbesteding in te kopen.

Artikel 15. Duur PGB en VOG

  • 1. Een pgb wordt voor maximaal 1 jaar afgegeven.

  • 2. Indien er sprake is van verlenging van het pgb of een tweede beschikking voor een pgb kan een maximale duur van 2 jaar worden gesteld.

  • 3. Indien de budgethouder een verlenging wil van het pgb of een gewijzigde aanvraag wil doen, moet de budgethouder twee maanden hieraan voorafgaand contact opnemen met de gemeente. Er wordt dan getoetst of de ondersteuning het gewenste resultaat heeft gehad, de kwaliteit voldoende was of bijsturing nodig is en of er een nieuwe beschikking afgegeven kan worden. Bij de toetsing is het ondersteuningsplan vereist.

  • 4. De budgethouder geeft (desgevraagd) tussentijds inzicht in de besteding van het pgb.

  • 5. De budgethouder vraagt een VOG van de hulpverlener. Indien er sprake is van zorgverlening bij de hulpverlener thuis, moet elke meerderjarige bewoner een VOG overhandigen. Bij aanvraag van een pgb moet het VOG worden getoond. Het VOG mag maximaal 2 jaar oud zijn. Deze VOG’s moeten ingeleverd worden bij het ondersteuningsplan.

  • 6. Indien een pgb wordt ingekocht binnen het eigen gezin van de cliënt, geldt de eis voor een VOG niet.

Artikel 16. Kwaliteitseisen

  • 1. De cliënt dient zijn keuze voor een pgb onafhankelijk van de hulpverlener te maken.

  • 2. De geschiktheid en kwaliteit van de hulpverlener dient voldoende geborgd te zijn.

  • 3. Bij een pgb gelden de volgende kwaliteitseisen:

    • a.

      een zorgaanbieder dient ter alle tijden te handelen conform alle geldende wet en regelgeving die betrekking hebben op de Wmo;

    • b.

      hulpaanbieders zijn verplicht te melden in de verwijsindex (VIR) en hanteren de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling;

    • c.

      hulpverleners kunnen de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer specialistische ondersteuning is gewenst, bijvoorbeeld van uit het flexibele aanbod dan wel specialistische hulp;

    • d.

      de hulpaanbieder werkt actief samen met andere hulpverleners.

Artikel 17. Einde PGB, intrekking en herziening

  • 1. De verstrekking van een pgb eindigt in ieder geval bij:

    • a.

      verhuizing van de budgethouder naar een andere gemeente;

    • b.

      overlijden van de budgethouder en/of de cliënt;

    • c.

      de budgethouder niet langer is aangewezen op de voorziening;

    • d.

      het verstrijken van de geldigheidsduur;

    • e.

      langere vakantieduur dan 13 weken per kalenderjaar.

  • 2. Het pgb kan worden herzien, dan wel ingetrokken als:

    • a.

      de budgethouder onjuiste of onvolledige gegevens heeft geleverd en een andere beslissing was genomen als de juiste of volledige gegevens waren geleverd;

    • b.

      het pgb niet langer toereikend is voor de in te kopen zorg;

    • c.

      de budgethouder geen verantwoording aflegt over de besteding;

    • d.

      de bugethouder het pgb voor een ander doel gebruikt.

  • 3. Het college geeft een beschikking af voor de beëindiging/ herziening/ intrekking waarin de datum wordt vermeld van wijziging.

  • 4. Bij een herziening of intrekking kan het college middels het uit laten vaardigen van een dwangbevel het teveel betaalde pgb terugvorderen.

  • 5. Als er sprake is van fraude wordt altijd overgegaan tot terugvordering van het pgb.

Hoofdstuk 4 Tegemoetkomingen

Artikel 18. Algemene tegemoetkoming

  • 1. Aan een persoon met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum wordt een tegemoetkoming verstrekt voor aannemelijke meerkosten vanuit de bijzondere bijstand. Deze regeling is opgenomen in de beleidsregel tegemoetkoming chronisch zieken, gehandicapten en ouderen

Artikel 19. Financiële tegemoetkomingen

  • 1. Het bedrag van de tegemoetkoming voor de verhuiskosten bedraagt bij verhuizing:

    • a.

      naar een 2 kamer woning: maximaal € 1.709,- (2017);

    • b.

      naar een 3 kamer woning: maximaal € 2.120,- (2017);

    • c.

      naar een woning met meer dan 3 kamers: maximaal € 2.531,- (2017);

    • d.

      indien men afziet van verhuizing naar een andere meer geschikte woning en zelf in de kosten wil voorzien wordt een forfaitaire tegemoetkoming toegekend van maximaal € 2.531,- (2017) mits de voorziening adequaat is.

  • 2. De in dit artikel genoemde bedragen worden jaarlijks ingaande 1 januari 2018 geïndexeerd met het prijsindexcijfer voor consumenten.

Hoofdstuk 5. Eigen bijdrage

Artikel 19. Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s

  • 1. Voor de berekening van de eigen bijdrage gelden de bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages zoals die zijn genoemd in artikel 3.8, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2. Het college heeft besloten de maximale eigen bijdrage zoals genoemd in artikel 3.8 eerste lid van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 te hanteren.

  • 3. In die gevallen waarin het opleggen van een eigen bijdrage er toe bijdraagt dat de cliënt deze ondersteuning mijdt, kan het college in uitzonderlijke gevallen besluiten de eigen bijdrage te verminderen of af te zien van het opleggen van een eigen bijdrage.

Hoofdstuk 6. Overige bepalingen

Artikel 16. Terugbetaling van meerwaarde

  • 1. De eigenaar-bewoner die een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 5 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden.

  • 2. De meerwaarde van de woning dient volgens onderstaand afschrijvingsschema te worden terugbetaald:

    • 1.

      voor het eerste jaar: 100% van de meerwaarde;

    • 2.

      voor het tweede jaar: 80% van de meerwaarde;

    • 3.

      voor het derde jaar: 60% van de meerwaarde;

    • 4.

      voor het vierde jaar: 40% van de meerwaarde;

    • 5.

      voor het vijfde jaar: 20%van de meerwaarde.

    In alle gevallen verminderd met het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is

    gebleven.

Artikel 17. Beschermd wonen

Het college verstrekt de maatwerkvoorziening beschermd wonen overeenkomstig het daartoe vastgesteld beleid van de gemeente Hoorn, de vigerende verordening maatschappelijke ondersteuning, het vigerende besluit maatschappelijke ondersteuning, de regels omtrent het persoonsgebonden budget in relatie tot beschermd wonen, de regels voor bijdrage in de kosten van beschermd wonen en de nadere regels van de centrumgemeente. Dit artikel is van toepassing op alle instellingen voor maatschappelijke opvang en voor opvang van personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico´s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld en waar voltijdopvang noodzakelijk is.

Artikel 18. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. De zorgaanbieder meldt binnen 24 uur een calamiteit of geweldsincident bij de toezichthoudend ambtenaar.

  • 2. De volgende informatie moet in ieder geval worden geleverd:

    • a.

      NAW gegevens van de cliënt;

    • b.

      betrokken zorgverleners;

    • c.

      beschrijving van de feiten.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar en de zorgaanbieder stemmen de informatievoorziening, zowel intern als extern, met elkaar af.

  • 4. De toezichthoudende ambtenaar start indien nodig binnen 24 uur na de melding een gemeentelijk onderzoek waarin de volgende informatie in kaart wordt gebracht:

    • a.

      wie bij de zorgaanbieder de calamiteit onderzoekt;

    • b.

      de wijze waarop dit onderzoek wordt verricht;

    • c.

      de analyse van basisoorzaken;

    • d.

      de conclusie die naar aanleiding van dit onderzoek wordt getrokken;

    • e.

      welke actie de zorgaanbieder onderneemt naar aanleiding van de conclusie zoals in d genoemd;

    • f.

      de beschrijving van de nazorg.

    • g.

      De toezichthoudend ambtenaar en de zorgaanbieder houden gedurende het onderzoek elkaar op de hoogte van de voortgang van de afhandeling van de calamiteit.

  • 5. De toezichthoudend ambtenaar verstrekt een rapport over de calamiteit of geweldsincident aan het college. In het rapport geeft de toezichthoudend ambtenaar advies aan het college over de te nemen vervolgstappen.

  • 6. Tussen het college en zorgaanbieder en het wijkteam / Team Sociaal Domein worden afspraken vastgelegd over de nazorg aan betrokken personen.

  • 7. Na publicatie van het onderzoek organiseert de gemeente een evaluatiebijeenkomst met de betrokken organisaties en instanties, met aandacht voor de communicatie, de tijdigheid, de informatiedeling en de kwaliteit van de bestaande afspraken.

Artikel 19. Klachtenregeling

Voor de afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen wordt aansluiting gezocht bij artikel 9 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 20. Inwerkingtreding

  • 1. Deze nadere regels treden in werking de dag nadat het bekend is gemaakt.

  • 2. Het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Medemblik 2016 en de beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Medemblik wordt met ingang van inwerktreding van deze nadere regels ingetrokken.

  • 2. Dit wordt aangehaald als: Nadere regels Maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 maart 2017
De burgemeester
F.R. Streng
De gemeentesecretaris
W. Slob

Toelichting Besluit Jeugdhulp Medemblik 2017

Toelichting volgt in beleidsregels