Regeling vervallen per 14-07-2020

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent subsidie Algemene Subsidieverordening gemeente Medemblik

Geldend van 12-05-2018 t/m 13-07-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Medemblik

De raad van de gemeente Medemblik;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 februari 2018;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Algemene Subsidieverordening gemeente Medemblik

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • bestemmingsreserve: reserve waaraan een concrete bestemming is verbonden

  • boekjaar: een aaneengesloten periode van twaalf maanden die in beginsel overeenkomt met een kalenderjaar

  • college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik

  • eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken

  • raad: gemeenteraad van de gemeente Medemblik

  • jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal (boek)jaren aan een instelling voor een periode van maximaal vijf jaar wordt verstrekt

  • voorziening: afgezonderd deel van het vreemd vermogen met als functie te voorzien in een toekomstige in omvang redelijkerwijs in te schatten verplichting, verlies of risico

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Bevoegdheden college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen waarin wordt omschreven welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

  • 3. Het college is bevoegd om voorschriften aan de beschikking tot subsidie¬verlening te verbinden, vanuit de te bereiken resultaten die worden benoemd in het subsidieprogramma.

  • 4. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFONDS EN SUBSIDIEPROGRAMMA

Artikel 4. Subsidieplafonds en subsidieprogramma

  • 1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van (een) subsidie¬(deel)plafond(s).

  • 2. Het college stelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, na vaststelling van de subsidieplafonds door de raad, het subsidieprogramma vast. Het programma bevat onder andere een overzicht van de beleidsvoornemens en doelen en een overzicht van de activiteiten die in dat jaar voor subsidie in aanmerking komen en het daarvoor maximaal ter beschikking staande budget per gesubsidieerde instelling.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag om subsidie wordt ingediend bij het college met behulp van een aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten die worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      het jaarverslag en de jaarrekening (inclusief balans) van het voorgaande jaar.

  • 3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte en de statuten toe aan de aanvraag.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt ingediend uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, wordt uiterlijk 13 weken voorafgaand aan dat boekjaar ingediend.

  • 3. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk 8 weken voorafgaand aan de – voorgenomen – start van de te subsidiëren activiteit.

  • 4. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 6, tweede lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Het college beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 6, derde lid, binnen 4 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 4. Het college kan andere termijnen stellen voor het nemen van een beslissing op subsidieaanvragen.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigeringsgronden

Het college weigert een aanvraag voor subsidie indien:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • b.

    de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • c.

    de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • d.

    in het beoogde doel dan wel de activiteiten van de aanvrager op een andere wijze in belangrijke mate is voorzien;

  • e.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien, die in strijd zijn met de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

  • f.

    de activiteiten van de aanvrager een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap hebben;

  • g.

    de activiteiten van de aanvrager naar het oordeel van het college niet passen binnen een door de raad vastgesteld beleidskader.

HOOFDSTUK 5. BETALING EN BEVOORSCHOTTING

Artikel 9. Betaling en bevoorschotting

  • 1. Bij subsidies tot 5.000 euro vindt de betaling van de gehele subsidie in één keer plaats.

  • 2. Subsidies vanaf 5.000 euro worden voor 100% bevoorschot.

  • 3. Bij bevoorschotte subsidies wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 10. Meldingsplicht

  • 1. De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht, of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo snel mogelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorschriften geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht het college melding te doen van subsidieverstrekkingen of bijdragen door andere overheden dan wel derden, ten aanzien van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd.

Artikel 11. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen blijken, alsook de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan. De subsidieontvanger bewaart daartoe de aan de gesubsidieerde activiteiten gebonden administratie en daartoe behorende bescheiden gedurende vijf jaren.

  • 4. De subsidieontvanger volgt de aanwijzingen op die het college in het belang van een doelmatig beheer en goede administratie kan geven.

  • 5. De subsidieontvanger verleent medewerking aan onderzoeken die door de raad, het college of de rekenkamercommissie nodig worden geacht. Hij verleent daartoe inzage in zijn administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de subsidie, dan wel anderszins van belang kunnen zijn.

  • 6. Het college kan de subsidieontvanger verplichten zich te verzekeren tegen risico’s.

HOOFDSTUK 7. VASTSTELLING EN VERANTWOORDING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 12. Vaststelling subsidie

  • 1. De subsidieontvanger dient een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 5 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. In afwijking van het eerste lid behoeven subsidies tot 5.000 euro geen aanvraag tot vaststelling. Deze subsidies worden direct bij de verlening vastgesteld.

  • 3. Subsidies vanaf 5.000 euro worden binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vastgesteld.

  • 4. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het derde lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo snel mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 5. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in eerste lid genoemde tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

  • 6. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in het tweede lid genoemde subsidies direct worden vastgesteld.

Artikel 13. Verantwoording subsidie

  • 1. Voor de vaststelling van de subsidie vanaf 5.000 euro verstrekt de ontvanger de volgende gegevens:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een financieel verslag of jaarrekening: een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      in geval de subsidie hoger is dan 50.000 euro, een accountantsverklaring.

  • 2. Het college kan bepalen dat ook andere, meer of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden verstrekt.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 14. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het is de subsidieontvanger van een jaarlijkse subsidie, voor zover deze zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan gemeentelijke subsidie, toegestaan een reserve te vormen.

  • 2. Een voorziening of bestemmingsreserve kan alleen worden gevormd indien de subsidieontvanger daarvoor een bestemming aanwijst die past binnen de doelstelling van de organisatie en indien daarvoor goedkeuring van het college is verkregen.

  • 3. Bij beëindiging van de subsidierelatie restitueert de subsidieontvanger de aanwezige reserves, voor zover deze zijn ontstaan door gemeentelijke subsidie.

Artikel 15. Standaardberekeningswijzen van tarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1. Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger de toestemming van het college nodig heeft voor het vaststellen of wijzigen van tarieven van gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van tarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

  • 3. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 16. Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kan het college een andere termijn vaststellen.

  • 2. Het college is bevoegd om in bijzondere gevallen van hardheid gemotiveerd van deze verordening af te wijken.

  • 3. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het college van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 17. Intrekking

De Algemene Subsidieverordening Gemeente Medemblik 2011, vastgesteld bij besluit van 3 januari 2011, wordt ingetrokken.

Artikel 18. Overgangsbepaling

De Algemene Subsidieverordening Gemeente Medemblik 2011 blijft van kracht voor aanvragen tot vaststelling van subsidies van 2017 en eerder.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op de dag van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Algemene Subsidieverordening gemeente Medemblik’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Medemblik, gehouden op 26 april 2018.
De griffier,
De voorzitter,