Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent beleidsplan gladheidsbestrijding 2015

Geldend van 27-11-2015 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent beleidsplan gladheidsbestrijding 2015

Inhoudsopgave

 1

 Samenvatting

 

 

 2

 Inleiding

 

 

 3

 Juridisch kader

 3.1

 Zorgplicht

 3.2

 Aansprakelijkheid

 

 

 4

 Arbo en veiligheid

 

 

 5

Milieuaspecten 

 

 

 6

Gladheid 

 6.1

Bevriezing 

 6.2

Aanvriezing 

 6.3

Neerslag 

 6.3.1

Sneeuw

 6.3.2

IJzel 

 6.3.3

Hagel 

 

 

 7

Beleidskader 

 

 

 8

Prioritering 

 8.1

Wegtype en gebruik 

 8.2

Doelgroepen 

 8.3

Prioriteit 

 8.4

Registratie 

 8.5

Tijdcriteria 

 

 

 9

Keuzen bij gladheidbestrijding 

 9.1

Strooimethode 

 9.2

Materieel 

 9.3

Personeel 

 9.4

Meldsysteem 

 9.5

Interne communicatie 

9.6

Afwegingen bij gladheid

9.6.1

Sneeuwval

9.6.2

Extreme situatie

9.7

Te strooien hoeveelheden

10

Overige aspecten

10.1

Risico-inventarisatie en -evaluatie

10.2

Integrale visie

10.3

Communicatie

11

Financiën

11.1

Kosten

11.2

Vaste kosten

11.3

Variabele kosten

1 Samenvatting

Winterse omstandigheden kunnen leiden tot gladheid op wegen. Het is de taak van de wegbeheerder om er zo maximaal mogelijk voor te zorgen dat deze gladheid wordt bestreden, zodat de burgers veilig van de wegen gebruik kunnen maken. Echter in de dienstverlening aan de burger moeten ook keuzes worden gemaakt. Deze keuzes worden in dit Beleidsplan Gladheidsbestrijding beschreven.

Het doel van de gladheidsbestrijding is een bijdrage te leveren aan de verkeersveiligheid voor de burgers en weggebruikers en het zo veel mogelijk waarborgen van de economische en maatschappelijke voortgang onder winterse omstandigheden.

Het laatste vastgestelde Beleidsplan Gladheidsbestrijding stamt uit 2001; de laatste integrale evaluatie is in 2004 gehouden. In de afgelopen tien jaar is de wet- en regelgeving gewijzigd en is ervaring opgedaan tijdens extreme seizoenen. Dit zijn redenen geweest een nieuw beleidsplan op te stellen.

De wegbeheerder heeft een inspanningsverplichting om de wegen veilig te houden, maar er is voor gladheidsbestrijding geen resultaatsverplichting. Wel dient door middel van rapportages en logboeken worden vastgelegd hoe de gladheidsbestrijding is uitgevoerd en moeten weggebruikers afdoende worden gewaarschuwd voor de risico’s van gladheid. Hieraan wordt voldaan door het bijhouden van logboeken en publicaties in de Geulbode en op de website van de gemeente Meerssen.

De gemeente Meerssen streeft naar preventief strooien. Hierbij wordt bij voorkeur overdag of in de goedkopere avonduren gestrooid vóór het glad wordt. Bij preventief strooien wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde natstrooi-methode. De gemeente Meerssen beschikt over eigen strooiers en sneeuwploegen, maar de vrachtauto’s, trekkers en het uitvoerend personeel worden extern ingehuurd bij lokale bedrijven.

Voor het strooien van een aantal frequent gebruikte vrijliggende fietspaden richting scholen zou de gemeente willen overgaan tot aanschaf van een borstel en sproeier. Hiermee kan met betrekking tot de gladheidsbestrijding op betreffende fietspaden een verbeterslag worden gemaakt aangezien er door de sproeimethode een hoger en sneller effect kan worden bereikt. De kosten van deze aanschaf worden geraamd op € 17.500,00.

Binnen de gemeente worden verschillende strooiroutes gebruikt. Deze zijn vastgelegd in de Strooiregeling en worden gepubliceerd in de Geulbode en op de website. In principe worden alleen de wegen uit de strooiroute gestrooid. Streven is dat iedere bewoner binnen de bebouwde kom binnen 500 meter op een gestrooide route kan komen. Buiten de bebouwde kom kunnen incidenteel afstanden van meer dan 500 meter voorkomen.

Op specifieke locaties worden zoutkisten geplaatst, waarmee de zelfredzaamheid van de burger wordt gefaciliteerd.

Coördinatie van strooiacties wordt gedaan door de gladheidscoördinator van de gemeente Meerssen. Hij neemt het besluit om uit te rukken en bepaalt tevens of een beperkte of een volledige strooiactie wordt ingezet. Binnen 45 minuten na alarmering dienen de medewerkers op het lager aanwezig te zijn.

De gemeente Meerssen beschikt over een eigen voorraad wegenzout van circa 300 ton, hier kunnen ongeveer 35 reguliere strooiroutes van gereden worden.

Verder beschikt gemeente Meerssen over een opslagtank met een capaciteit van 30 m3 voor het opslaan van het nat-zoutcomponent en ligt er in de Beatrixhaven in Maastricht een reservevoorraad van circa 300 ton wegenzout.

De Raad wordt gevraagd in te stemmen met de volgende beleidskeuzes:

  • 1.

    Het huidige preventieve strooibeleid te handhaven.

  • 2.

    Buiten de in het beleidsplan gestelde prioritering met betrekking tot de te strooien wegen devuistregel te hanteren dat nagenoeg iedere bewoner binnen de bebouwde kom binnen circa 500 meter op een gestrooide weg dient te komen.

  • 3.

    Bij specifieke locaties particulier initiatief in de gladheidsbestrijding blijven faciliteren doorzoutkisten te plaatsen.

  • 4.

    Een verbeterslag te maken in de gladheidsbestrijding ter plaatse van een aantal intensiefgebruikte vrijliggende fietspaden richting scholen en hier over te gaan tot het inzetten van een borstel en sproeimachine en hier € 17.500,00 (exclusief btw) voor ter beschikking voor te stellen.

2 Inleiding

Winterse omstandigheden kunnen leiden tot gladheid op wegen. Het is de taak van de wegbeheerder om er zo maximaal mogelijk voor te zorgen dat deze gladheid wordt bestreden, zodat de burgers veilig van de wegen gebruik kunnen maken. Er zijn echter wel grenzen:

  • Het zorgen voor veilig gebruik van alle wegen en paden leidt tot maatschappelijk onaanvaardbare kosten.

  • Het zorgen voor veilig gebruik van de wegen voor de burger moet in verhouding staan tot de veiligheid van het uitvoerende personeel dat bij de gladheidsbestrijding betrokken is. Dit betekent dat er in de dienstverlening aan de burger keuzes moeten worden gemaakt. Deze keuzes worden in dit Beleidsplan Gladheidsbestrijding beschreven.

Het laatste vastgestelde Beleidsplan Gladheidsbestrijding van de gemeente Meerssen stamt uit 2001. In 2004 is de laatste integrale evaluatie hiervan gehouden. De wet- en regelgeving, de landelijke richtlijnen en de nieuwe strooitechnieken hebben er echter toe geleid dat er een actualisatie van het beleidsplan noodzakelijk is. Dit beleidsplan geeft inzicht in de manier waarop de gemeente aan haar zorgverplichting en/of inspanningsverplichting als wegbeheerder ten aanzien van de gladheidsbestrijding voldoet. Het Beleidsplan Gladheidsbestrijding geeft derhalve een nadere omschrijving van de verantwoordelijkheden, uitgangspunten en doelstellingen van het gemeentelijke beleid ten aanzien van gladheidsbestrijding. Het beleidsplan dient eens per vijf jaar te worden bijgesteld.

Op basis van het beleidsplan wordt jaarlijks geëvalueerd en een operationeel werkprogramma opgesteld: het Uitvoeringsplan.

In hoofdstukken 2 tot en met 4 worden de relevante aspecten en bepalingen, zoals juridische, arbo- en veiligheidsaspecten, behandeld. In hoofdstukken 5 tot en met 9 wordt ingegaan op gladheid en worden de keuzes en prioriteiten met betrekking tot de gladheidsbestrijding behandeld.

Het uitvoeringsplan wordt jaarlijks geactualiseerd. Tussentijdse aanpassingen van het uitvoeringsplan, tengevolge van gewijzigde omstandigheden, kunnen niet uitgesloten worden.

Het gladheidseizoen loopt van 1 november tot 15 april het jaar daarop volgend.

Tot slot dient er nog uitdrukkelijk op gewezen te worden, dat in het beleidsplan met gladheid wordt bedoeld: de gladheid veroorzaakt door winterse weersomstandigheden. Gladheid veroorzaakt door bijvoorbeeld modder, slib, olie, vetten et cetera valt niet binnen de reikwijdte van dit beleidsplan.

3 Juridisch kader

3.1 Zorgplicht

In de artikelen 15 e.v. van de Wegenwet is uitdrukkelijk geregeld, dat bij de wegbeheerder de zorg rust voor het in goede en veilige staat verkeren van openbare wegen, voor zover deze zorg niet aan een ander overheidsorgaan is opgedragen. Deze zorgplicht geldt in de gehele breedte, waarbij ook de veiligheid als gevolg van onderhoudstoestand, calamiteiten en andere oorzaken een rol spelen. In dit beleidsplan wordt enkel ingegaan op de zorgplicht met betrekking tot het bestrijden van gladheid op wegen. Van belang is dat het bij gladheidsbestrijding gaat om een inspanningsverplichting van de wegbeheerder en niet om een resultaatsverplichting.

3.2 Aansprakelijkheid

In verband met de aansprakelijkstelling voor de gevolgen van wintergladheid spelen in relatie tot het Burgerlijk Wetboek (BW) twee juridische vragen een rol:

  • Is gladheid een ‘gebrek’ van het wegdek in de zin van artikel 6:174 van het BW inzake de risico- aansprakelijkheid voor de bezitter van een opstal en is de wegbeheerder dus op die grond aansprakelijk?

  • Heeft de wegbeheerder naar behoren onderhoud aan de weg gepleegd? Dit is van belang op grond van artikel 6:162 van het BW.

Op grond van artikel 6:174 van het BW bestaat er een risicoaansprakelijkheid voor de wegbeheerder ten aanzien van wegen die niet voldoen aan de eisen die men mag stellen en die daardoor gevaar opleveren voor personen en/of zaken. Deze risicoaansprakelijkheid betekent dat de rechter een wegbeheerder doorgaans aansprakelijk zal achten, ongeacht of de schadetoebrengende gebeurtenis de schuld van de wegbeheerder is.

In eerste instantie legt dit artikel dus een zware verantwoordelijkheid bij de wegbeheerder. Toch bestaan er mogelijkheden om zich, in geval van schade ten gevolge van wintergladheid van wegen, tegen aansprakelijkstellingen volgens artikel 6:174 van het BW te weren.

Gesteld kan worden dat ijsafzetting of bevriezing niet de (blijvende) structuur van het wegdek zelf betreft en dus niet kan leiden tot gebrekkigheid van de weg/het wegdek zelf. In de eerste jurisprudentie over dit onderwerp wordt deze stelling bevestigd.

Aan een weg die ten gevolge van (nacht)vorst, ijzel en dergelijke glad is geworden, kunnen niet dezelfde eisen worden gesteld als aan zo’n weg gedurende de zomer. Van de weggebruiker mag worden verwacht dat hij bij winterse omstandigheden met een grote mate van oplettendheid en voorzichtigheid aan het wegverkeer deelneemt dan wel dat hij zich bij extreme omstandigheden (zware ijzel) niet op de weg begeeft. In dit soort omstandigheden kan een wegbeheerder dan ook niet zonder meer aansprakelijk worden geacht voor schade.

Concluderend kan worden gesteld dat de wegbeheerder als gevolg van artikel 6:174 van het BW, niet aansprakelijk is voor gladheidsschade indien hij kan aantonen:

  • dat de gladheid niet mede het gevolg is van minder goede eigenschappen van het wegdek zelf (het overleggen van inspectie- of onderhoudsrapporten kan hierbij helpen);

  • dat de gladheid zo plotseling is opgetreden dat hij in redelijkheid niet meer tot strooimaatregelen in staat is geweest;

  • dat er in de media naar behoren voor de risico’s is gewaarschuwd.

Op grond van artikel 6:162 van het BW kan een wegbeheerder aansprakelijk worden gesteld voor gladheid van de weg als gevolg van de aanwezigheid van zaken en substanties die niet op de weg thuishoren. Dit wordt gezien als ‘onrechtmatige daad’. Wil men een claim als gevolg van artikel 6:162 van het BW weerleggen, dan moet worden aangetoond:

  • dat er tijdig en naar vermogen gestrooid is (aan de hand van een inzetplanning);

  • dat er, gezien de omstandigheden, op tijd en adequaat gewaarschuwd is.

Er bestaat nog weinig jurisprudentie over de beschreven problematiek. Waarschijnlijk zal de rechter toetsen aan de hand van de volgende criteria:

  • Voldoet de weg aan de eisen die in de gegeven omstandigheden daaraan mogen worden gesteld?

  • Behoort de wegbeheerder in de gegeven omstandigheden aansprakelijk te worden geacht voor de schade, gezien de in het verkeer geldende omstandigheden?

  • Heeft de wegbeheerder voldoende maatregelen getroffen?

Naar de mening van de verzekeraars zijn wegbeheerders niet aansprakelijk voor schade tengevolge van gladheid wanneer zij kunnen aantonen dat zij aan hun zorgplicht hebben voldaan. Die zorgplicht gaat niet zover, dat de veiligheid van de weg te allen tijde gegarandeerd moet zijn.

Om aan de gemeentelijke zorgplicht/inspanningsverplichting op structurele wijze te voldoen, is het zaak dat de gemeente:

  • bewoners jaarlijks informeert over het gemeentelijke gladheidsbestrijdingsbeleid vóór de mogelijke sneeuw- en vorstperiode;

  • snel en doeltreffend handelt zodra bepaalde gevaarlijke situaties bij de gemeente bekend zijn;

  • goed en voldoende materieel voorhanden heeft;

  • een gladheidmeldsystematiek heeft;

  • jaarlijks een uitvoeringsplan voor gladheidsbestrijding vaststelt en publiceert, waarin inzichtelijk wordt gemaakt welke strooiroutes er worden gereden en wie op welk moment met de uitvoering is belast;

  • kan aantonen dat het plan is nageleefd. Dit kan door een goede administratie bij te houden van tijden en gereden routes.

Indien de gladheidsbestrijding wordt uitbesteed (bijvoorbeeld aan een private onderneming of andere overheidsinstantie), blijft de gemeente verantwoordelijk voor het beleid en een deugdelijke uitvoering jegens derden (artikel 15 e.v. Wegenwet). De verantwoordelijkheid (zorgplicht) kan de wegbeheerder niet overdragen aan derden. Dat betekent dat de gemeente aansprakelijk blijft jegens een schadelijdende partij. Indien een claim wordt toegewezen en het gaat om evidente fouten in de uitvoering, dan kan de gemeente op haar beurt een poging doen de uitgekeerde schade te verhalen op de uitvoerende partij. Het is van belang om in het contract met de uitvoerende partij duidelijke afspraken op te nemen over de handelwijze bij aansprakelijkheidstellingen.

De gemeente is gevrijwaard tegen aanspraken van derden tot vergoeding van schade, voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en te wijten is aan nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de uitvoerende partij. In de praktijk betreft het veelal aanrijdingsschade, die tijdens het strooien wordt veroorzaakt door de chauffeur. Deze komen voor rekening van de Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekering voor de motorvoertuigen van de uitvoerende partij.

Er is jurisprudentie, waarin de gemeente aansprakelijk is gesteld voor schade aan gebouwen, waaraan door de inwerking van dooizouten schade is ontstaan.

4 Arbo en veiligheid

Gladheidsbestrijding vindt vrijwel altijd plaats onder moeilijke, risicovolle, omstandigheden voor het uitvoerend personeel. Er dient gewerkt te worden in koude omstandigheden, vaak in nachtelijke uren, op soms nog gladde wegen en met agressieve dooimiddelen en ander verkeer. De kaders voor de inzet en de arbeidsomstandigheden van het personeel zijn bepaald in de Arbeidstijdenwet en de Arbowet. Voor het gemeentepersoneel geld de CAR-UWO. De werkgever kan de ambtenaar verplichten om zich buiten de voor zijn betrekking vastgestelde werktijden beschikbaar te houden voor gladheidsbestrijding als de werkgever dit uit dienstbelang noodzakelijk vindt.

In de gemeente Meerssen wordt het transport tijdens de gladheidsbestrijding uitgevoerd door een externe partij en met ondersteuning van medewerkers van de afdeling Ruimte. De medewerkers nemen deel aan de gladheidsbestrijding volgens de consignatieregeling. Hierdoor is één gladheidscoördinator altijd telefonisch bereikbaar en direct inzetbaar. Na ontvangst van een melding of eigen constatering gaat deze, afhankelijk van de aard van melding of kijken, of hij roept het benodigde geconsigneerde personeel op en gaat over tot actie. De gladheidscoördinator doet geregelde monitoring en bepaalt de inzet van het personeel.

De bestuurders van strooiwagens vallen niet onder het Arbeidstijdenbesluit Vervoer. Dit omdat de werkzaamheden (de gladheid bestrijden met behulp van zoutstrooiwagens) niet onder de normen van dit besluit zijn te brengen.

De gladheidsbestrijding valt wel onder de normen van de Arbeidstijdenwet, hetArbeidstijdenbesluit Overige Sectoren (dus niet zijnde Arbeidstijdenbesluit Vervoer) en de Arbowet. De reden hiervan is, dat voertuigen die worden ingezet voor gladheidsbestrijding te beschouwen zijn als voertuigen die worden ingezet bij (ter voorkoming van) noodsituaties.

De regels voor de arbeidstijden en consignatie zijn vastgelegd in de hierboven genoemdeArbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit. De bepalingen hebben betrekking op de maximale (gemiddelde) arbeidsduur per etmaal, per week en per maand en op de maximale duur van de consignatie.

Voor consignatie gelden de volgende regels:

  • 1.

    In een periode van 24 uur mag iemand maximaal 13 uur werken, met een maximum van60 uur per week.

  • 2.

    Een medewerker mag in een periode van 4 weken maximaal 14 maal oproepbaar zijn.

  • 3.

    Per 4 weken moet een werknemer minimaal twee maal 2 aaneengesloten dagen nietwerken en ook niet oproepbaar zijn.

  • 4.

    Als een werknemer binnen 16 weken 16 keer of meer oproepbaar is tussen 00.00 uur en06.00 uur, mag hij niet meer dan gemiddeld 40 uur per week werken binnen die 16 weken.

De veiligheidsaspecten bij de gladheidsbestrijding hebben betrekking op het gebruik van materiaal en materieel en op de uitvoering. Medio oktober wordt met alle betrokkenen door middel van een toolbox-meeting (schouw) de procedure doorlopen. De belangrijkste zaken die worden behandeld, zijn:

  • De werking van het materieel.

  • De te strooien hoeveelheden wegenzout.

  • Het omgaan met dooimiddelen.

  • Het controleren van doseerinstellingen.

  • Het bedienen van en werken met gladheidsbestrijdingsmaterieel.

  • Onveilige situaties tijdens strooien.

Na het winterseizoen wordt de gladheidsbestrijding geëvalueerd.

Het gladheidsbestrijdingsmaterieel moet conform de Arbowetgeving zijn voorzien van CE-markering en een bijbehorende EG-verklaring. De opbouw en de afbouw van de zoutstrooiers dient altijd door twee personen te gebeuren.

5 Milieuaspecten

5.1 Milieueffecten van strooien

De voor de verkeersveiligheid noodzakelijke gladheidsbestrijding brengt voor het milieu neveneffecten met zich mee. De veiligheid van de weggebruiker gaat echter voor de nadelige milieueffecten.

Nadelige milieueffecten ontstaan wanneer een deel van het gebruikte dooimiddel terecht komt in de directe omgeving van de wegen waarop het is gestrooid. Daar kunnen zich landschappelijk waardevolle beplantingen, groenvoorzieningen en interessante bermvegetaties bevinden.

Uiteindelijk kan een deel van het dooimiddel ook de bodem en het grondwater bereiken; afspoelend water voert het dooimiddel immers vanaf het wegdek, via de bermen, naar sloten en rioleringen. Het dooimiddel wordt niet alleen door afspoelend water meegevoerd. Bij het strooien belandt soms (onbedoeld) strooimateriaal in de berm. Daarnaast verspreidt het verkeer opspattend zout smeltwater. Ook dit belandt voor een deel in de berm. Hierbij kan een soort zoute nevel op de beplantingen ontstaan. Gelukkig vindt deze zoutbelasting van bermen vooral plaats tijdens het rustseizoen van planten, struiken en bomen. De effecten hebben dan ook een indirect karakter. Gebleken is dat bepaalde soorten bomen en struiken gevoelig zijn voor het strooizout en ‘vervroegd de herfst ingaan’ omdat de bladranden sneller vergelen en verdorren. Indien door het strooien beplanting in tuinen beschadigd raakt, aanvaardt de gemeente in beginsel geen aansprakelijkheid. De burgers worden hier door middel van publicaties op geattendeerd.

5.2 Voorkomen en beperken zoutschade

De eerste in aanmerking komende maatregel om zoutschade te voorkomen of te beperken is uiteraard minder zout in het milieu brengen. Een belangrijke stap in de goede richting in dit verband is het natzoutstrooien, waarmee preventief wordt gestrooid bij verwachting van komende gladheid. Aangezien natstrooien gebeurt met een oplossing waarin 75% zout en 25% water zit, geeft natstrooien een reductie van bijna 50% zout ten opzichte van droogstrooien. Zie ook de tabel van hoofdstuk 9.7.

Door preventief te strooien, ontstaat er op het wegdek een oplossing van zout en water, dat alleen bij zeer lage temperatuur bevriest. Tot -10o Celsius bestaat er geen of zeer weinig kans op gladheid (afhankelijk van de hoeveelheid zout). Hierdoor ontstaan minder ongevallen omdat weggebruikers meestal niet zijn voorbereid op het moment van glad worden.

De natzoutstrooiers zorgen ervoor dat niet alleen nauwkeuriger wordt gestrooid, maar tevens dat minder zout benodigd is. Hiermee wordt met een minimale dosering een maximaal effect nagestreefd.

De tweede maatregel ter beperking van zoutschade is door in de ontwerpfase van infrastructuur rekening te houden met redelijk ruime wegprofielen en toepassing van zouttolerante plantsoorten die van nature beter strooi- en spatzout kunnen verdragen.

6 Gladheid

Voor het ontstaan van wintergladheid is altijd het samengaan van twee componenten vereist: vocht op de weg en een wegdektemperatuur onder het vriespunt.

Om wintergladheid doeltreffend te bestrijden – of eigenlijk beter: te voorkomen, – is het belangrijk goed inzicht te hebben in de verschillende oorzaken van wintergladheid. Wintergladheid is te herleiden tot drie soorten gladheid, dit zijn:

  • Het bevriezen van een natte weg (bevriezen).

  • Het neerslaan van vocht uit de lucht op het wegdek of wel condensatie (aanvriezen).

  • Neerslag.

6.1 Bevriezing

De weg is nat en de temperatuur van het wegoppervlak daalt. Wanneer de wegdektemperatuur onder het vriespunt komt, zal het op de weg aanwezige vocht bevriezen en een dun laagje ijs vormen.

Gladheid door bevriezing treedt vaak op wanneer in de middag of vroege avond regen valt. De wegdektemperatuur ligt dan nog boven het vriespunt. ’s Avonds verdwijnt de bewolking en het wegdek is nog steeds nat. Tijdens de opklaring kan de wegdektemperatuur tot onder het nulpunt dalen, waardoor het vocht bevriest.

6.2 Aanvriezing

Het neerslaan van vocht uit de lucht op het wegdek komt voor als de wegdektemperatuur lager is dan het dauwpunt. Het dauwpunt is die temperatuur waarbij, door afkoeling van de lucht, waterdamp begint te condenseren door afkoeling van de lucht zonder dat er vocht wordt toegevoerd of afgevoerd. De hoeveelheid waterdamp die de lucht kan bevatten, hangt af van de temperatuur: hoe lager de temperatuur, des te minder vocht er in kan. Het teveel aan vocht zet zich tijdens en na de afkoeling af als dauw en de weg wordt vochtig. Daalt de wegdektemperatuur vervolgens verder, kan de natte weg bevriezen, waardoor een ijslaag ontstaat. Als de wegdektemperatuur al onder nul is voor het proces van start gaat (de wegdektemperatuur komt onder het dauwpunt), dan slaat waterdamp neer in de vorm van ijskristallen (rijp). Dit is de zogenaamde sublimatie. Rijpafzetting op zich is niet glad, maar als men er over rijdt, dan smelt dit. Het vocht bevriest weer en er ontstaat wintergladheid.

Zowel bij condensatie als sublimatie gaat de toestand van het wegdek geleidelijk en langzaam over van een droog naar een vochtig naar een nat wegdek. Dit proces is sterk afhankelijk van het aantal graden dat de wegdektemperatuur onder het dauwpunt ligt. Hoe groter het verschil in graden, des te sneller vindt het vochttransport uit de lucht plaats.

6.3 Neerslag

De meest voorkomende vormen van neerslag die gladheid veroorzaken, zijn sneeuw en ijzel. Hagel kan eveneens gladheid doen ontstaan, ook al is dat in de regel van korte duur.

6.3.1 Sneeuw

Bij temperaturen rond het vriespunt valt uit winterse buien soms motsneeuw of korrelsneeuw.

Gewone sneeuw bestaat uit sterk vertakte ijskristallen die samengeklonterd zijn tot vlokken.

Om grote sneeuwvlokken te krijgen, mag het niet meer dan vijf graden vriezen.

Bij strenge vorst treedt nauwelijks samenklontering op van sneeuwvlokken en dan resteert slechts poedersneeuw.

Vaak komt het voor dat de sneeuw door een luchtlaag valt met een temperatuur boven nul graden. In dat geval zal de sneeuw gedeeltelijk smelten. Op het wegdek komt dan een mengsel van regen en sneeuw terecht, dat wel ‘natte sneeuw’ genoemd wordt.

6.3.2 IJzel

IJzel ontstaat wanneer regen, motregen of gedeeltelijk uit vloeibaar water bestaande ijsregen op een wegdek valt waarvan de temperatuur onder nul is. De regen of motregen, die soms onderkoeld is, bevriest zodra hij in aanraking komt met de grond of met voorwerpen die kouder zijn dan nul graden. De ijsregen vriest er op vast.

Valt de regen of motregen door een onderste koude luchtlaag, dan bevriest ze geheel of gedeeltelijk. De regen en motregen gaan over in ijsdeeltjes, al dan niet omringd door water. Deze onderkoelde regen bevriest zodra het aan het oppervlak komt. Het geeft de beruchte ijsregen, die zich hecht aan het oppervlak waar het op terecht komt. Het veroorzaakt gladheid op de weg, maar ook grote schade aan bomen en struiken.

6.3.3 Hagel

Hagel is neerslag die verandert in ijsbrokjes. Het valt altijd in buien, hoewel deze maar kort duren houden ze wel een risico in voor weggebruikers. Deze kan zich plotseling in een bui bevinden of op een wegdek terechtkomen waar kort van te voren hagel is gevallen. Dit kan ook in de zomerperiode gebeuren. Doordat bij hagelbuien de wegdektemperatuur doorgaans (ruim) boven het vriespunt ligt, is een eventuele gladheid meestal maar van korte duur en zijn strooiacties niet of nauwelijks mogelijk.

7 Beleidskader

In het kader van de gladheidsbestrijding door winterse omstandigheden rust op de gemeente geen plicht om ervoor te zorgen dat de weg volledig veilig is. Zij moet zich slechts inspannen. Het staat haar vrij de beleidskeuze te maken bepaalde wegen niet sneeuw- en ijsvrij te houden en gezien de verkeersintensiteit bepaalde prioriteiten te stellen. Dit gebeurt door het instellen van strooiroutes en aan te geven dat overige wegen niet worden gestrooid. De gemeente handelt wel onrechtmatig als zij, ondanks uitdrukkelijk aan haar gegeven waarschuwingen, een gevaarlijke situatie langere tijd zonder noodzaak laat voortbestaan dan wel daarvoor niet waarschuwt. Bij voldoende publicatie van de uitgangspunten wordt het beleidsmatig niet strooien van wegen in beginsel niet gezien als onrechtmatige daad.

Voor het beleid ten aanzien van de gladheidsbestrijding gelden een aantal uitgangspunten.

Doel

  • De gladheidsbestrijding dient een bijdrage te leveren aan de verkeersveiligheid voor de burgers en de economische en de maatschappelijke voortgang onder winterse omstandigheden.

  • Iedere bewoner moet bij voorkeur binnen de bebouwde kom in principe binnen 500 m op een gestrooide route kunnen komen; in het buitengebied kan (incidenteel) een afstand van meer dan 500 m voorkomen.

Uitvoering

  • Gladheidsbestrijding vindt in de gemeente Meerssen in principe plaats van 1 november tot 15 april het jaar daarop. In die periode is een 24-uurs beschikbaarheid van uitvoerend personeel gewaarborgd.

  • Afhankelijk van de weersvoorspelling en de noodzaak wordt door de gladheidscoördinator besloten of een volledige actie wordt uitgevoerd, of dat de actie beperkt blijft tot gevoelige plekken (bruggen en viaducten), koude locaties of koudegevoelige verhardingstypes.

  • De veiligheid van het uitvoerende personeel staat tijdens de uitvoering voorop.

  • Bij de uitvoering van de gladheidsbestrijding moet worden voorkomen,dat het milieu onevenredig wordt belast door overmatig strooien van zout.

  • Gebouwen met een openbare functie en plaatsen die gevoelig zijn voor het optreden van gladheid, zoals viaducten, bruggen en opritten, worden meegenomen in de strooiactie.

  • De gemeente hanteert een preventief strooibeleid, waarbij er reeds wordt gestrooid vóór er gladheid optreedt.

  • De gladheidsbestrijding wordt voor de hoofdrijbanen en fietspaden uitgevoerd volgens de ‘natzout-methode’.

  • De gemeente Meerssen wil in de toekomst ter plaatse van een aantal intensief gebruikte fietspaden richting scholen overgaan op het inzetten van een borstel en sproeimachine ter verhoging van het effect en verlaging van de milieubelasting.

  • Waar nodig vindt bij de routes vooraf afstemming plaats met de buurgemeenten. De gemeente Meerssen houdt de regie op de gladheidsbestrijding binnen de eigen gemeentegrenzen Burgerparticipatie

  • Op specifieke locaties wordt uitgegaan van particulier initiatief, wat met te plaatsen zoutkisten wordt gefaciliteerd.

8 Prioritering

8.1 Wegtype en gebruik

Het wegennet binnen de gemeente Meerssen vertoont een grote verscheidenheid.

Gemotoriseerd verkeer maakt gebruik van hoofdwegen tot en met woonerven; voetgangers en fietsers van trottoirs en fietspaden.

Deze verschillende weggebruikers stellen allen hun specifieke en soms tegenstrijdige eisen als het om gladheidsbestrijding gaat. Als er onderscheid wordt gemaakt naar doorgaand verkeer en plaatselijk verkeer, zal de eerste categorie de nadruk leggen op het vrijmaken van de hoofdverbindingsroutes en is de andere categorie meer geïnteresseerd in woonstraten en secundaire verbindingen. Dit gegeven maakt het de wegbeheerder onmogelijk om het geheel van wegen, straten en paden bij naderende gladheid in één keer te behandelen. Het zal altijd noodzakelijk zijn om belangen af te wegen en op grond daarvan prioriteiten te stellen. Daarnaast stellen ondermeer de ligging, de constructie en het gebruik van de verschillende wegtypen bijzondere eisen aan materieel, werkmethoden en strooimiddelen. Soms is het voor strooiwagens ook niet mogelijk om bijvoorbeeld in geval van ijzel, smallere woonstraten, woonerven en pleintjes te bereiken. Voor de bepaling van prioriteiten moet rekening gehouden worden met:

  • Aansluiting op rijkswegen, provinciale wegen en op wegen van buurgemeenten.

  • Gevoelige locaties (hellingen, viaducten/bruggen, trappen en bepaalde wegverhardingstypen).

  • Diensten of openbare voorzieningen in de gemeente die met zo min mogelijke hinder bereikbaar moeten zijn (winkelcentra, gemeentehuis, politie, brandweer, ouderenhuisvesting, gezondheidscentra, scholen).

8.2 Doelgroepen

Voor de gladheidsbestrijding worden vier doelgroepen onderscheiden:

  • a)

    Openbaar vervoer.

    De busroutes moeten door de gemeente zoveel mogelijk worden schoongehouden.

  • b)

    Autoverkeer.

    In de categorisering van wegen en straten onderscheiden we de volgende categorieën:

    • Gebiedsontsluitende weg.

    • Erftoegangsweg type 1.

    • Erftoegangsweg type 2.

  • De gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen type 1 zitten geheel in de strooiroutes; de erftoegangswegen type 2 slechts gedeeltelijk.

  • c)

    Fietsers, bromfietsers en schoolroutes.

  • d)

    Voetgangers.

    Als wegbeheerder is de gemeente op grond van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk voor de veiligheid in de openbare ruimte, dus ook op trottoirs en voetpaden. Anderzijds kan niet worden verwacht dat alle trottoirs worden gestrooid.

    Uit jurisprudentie blijkt dat ook de rechter deze nuancering aanbrengt en een deel van de verantwoordelijkheid neerlegt bij de weggebruiker. Als compromis worden in de gemeente Meerssen bepaalde doelgroepen (ouderenhuisvesting, scholen, kerken, et cetera) voor de winter voorzien van een zoutkist met inhoud. Op verzoek wordt de zoutkist namens de gemeente Meerssen aangevuld. Na de winterperiode wordt de zoutkist weer verwijderd.

    Bij zware en langdurige sneeuwval of bij een langere vorstperiode na sneeuwval wordt namens de gemeente in de nabijheid van ouderenhuisvesting, scholen, kerken, et cetera sneeuw op de trottoirs geruimd.

8.3 Prioriteit

Voor het bestrijden van gladheid en het ruimen van sneeuw wordt gebruik gemaakt van vastgestelde en gepubliceerde routes.

Jaarlijks wordt een uitvoeringsplan voor de gladheidsbestrijding opgesteld (‘Strooiregeling Gladheidsbestrijding’). In dit uitvoeringsplan staan de strooiroutes met daarin opgenomen de te strooien wegen. Deze strooiregeling wordt vastgesteld door het College van B&W. Het volgende onderscheid wordt gemaakt:

  • Wegenroutes.

  • Rijwielpaden/kleine wegen.

  • Overige wegen.

  • Specifieke locaties.

De wegenroute omvat wegen met een belangrijke verkeersfunctie zoals busroutes en hoofdverbindingsroutes, maar ook wegen waar veel (openbare) voorzieningen liggen of wegen op hellingen. Bij optredende gladheid en sneeuwval heeft het berijdbaar houden van deze wegen een hoge prioriteit en zijn daarom in de strooiroutes opgenomen. Deze routes worden voornamelijk gestrooid met een vrachtauto met strooiinstallatie.

De route voor rijwielpaden en kleine wegen omvatten doorgaande fietspaden en kleinere wegen in de gemeente. Aangezien de fietsroute belangrijk is als ontsluiting voor woon-werkschoolverkeer heeft ook de bestrijding van gladheid op de meeste fietspaden een hoge mate van prioriteit en wordt er altijd gestrooid.

Om financiële redenen, uit milieukundig oogpunt en vanwege de beperkte capaciteit van strooimaterieel, transport en personeel worden overige wegen niet gestrooid. Bij de uitwerking van de strooiroutes is als vuistregel aangehouden dat iedere bewoner binnen circa 500 meter op een gestrooide weg kan komen. Binnen de bebouwde kom is dit bijna overal te realiseren.

Circa 90% van deze bewoners komt al binnen circa 300 meter op een gestrooide weg.

Een lijst met te strooien wegen is in de Strooiregeling Gladheidsbestrijding opgenomen.

Binnen de grenzen van de gemeente zijn enkele wegen die bij temperaturen rond de nul graden Celsius meer kans hebben glad te worden of meer risico opleveren dan andere. Met name wegen op hellingen die uitkomen op een andere grote weg of op de spoorlijn, hebben een verhoogd risico. Ook de viaducten/bruggen en de op- en afritten bij viaducten/bruggen hebben een verhoogde kans op gladheid. Deze laatste zijn in een aparte bruggenroute/koude plekkenroute opgenomen.

In geval van extreme weersomstandigheden en bij een tekort aan wegenzout zal worden overgegaan tot het strooien van de noodroutes. De hierin opgenomen wegen zijn gebiedsontsluitingswegen, busroutes, wegen naar verzorgingscomplexen en grote hellingen.

Er zijn binnen de gemeente specifieke locaties aangewezen die met de hand worden gestrooid of van een zoutkist worden voorzien. Het betreft trottoirs en trappen die niet machinaal gestrooid kunnen worden. Deze plaatsen worden handmatig gestrooid door MTB.

Het uitgangspunt van de strooikisten die bij de belangrijke (openbare) gebouwen en scholen zijn geplaatst, is dat de bewoners/eigenaars van de gebouwen zelf strooien.

Bij langdurige sneeuwval zal – na overleg met de gladheidscoördinator – een externe partij (MTB) zorgdragen voor het sneeuwvrij maken van trappartijen/trottoirs in de nabijheid van verzorgingshuizen, seniorcomplexen/woningen, een aantal busperrons en het gemeentehuis.

8.4 Registratie

Van iedere strooibeurt en/of uitruk wordt melding gemaakt via een logboek

Gladheidsbestrijdingsactie bestaande uit chauffeurs- en consignatierapporten. In deze rapporten worden alle relevante gegevens, zoals het tijdstip van ontvangen melding, uitruk en terugkomst van strooiers en ingestelde dosering vermeld en kan bij de evaluatie en het verstrekken van inlichtingen bij eventuele aansprakelijkheid gebruik worden gemaakt. Deze logboeken worden bewaard.

Klachten betreffende gladheidsbestrijding worden geregistreerd via het meldpunt openbare ruimte en worden in de eindevaluatie opgenomen. In spoedeisende gevallen worden ze tijdens kantooruren meteen gemeld bij de gladheidscoördinator.

8.5 Tijdcriteria

Ieder jaar van 1 november tot 15 april van het daaropvolgend jaar staan de medewerkers gladheidsbestrijding via consignatieroosters stand-by om voor de gladheidsbestrijding uit te rukken. Het betreft zowel medewerkers van de gemeente Meerssen als van de (externe) uitvoerende partijen. De beslissing om tot actie over te gaan, ligt in handen van de dienstdoende gladheidscoördinator van de gemeente. Bij uitrukken moeten de volgende actietijden worden nagestreefd:

  • Binnen 45 minuten na alarmering dienen de medewerkers aanwezig te zijn op het Gemeentelager.

  • De maximale tijdsduur van een reguliere strooironde mag, vanaf het begin van het zout op de weg brengen, onder normale omstandigheden, niet meer zijn dan 2 uren.

Deze tijdsnormen zijn niet van toepassing onder extreme omstandigheden, zoals aanhoudende sneeuwval of ijzel.

Gestreefd moet worden om de strooiactie vóór de ochtendspits te voltooien. Preventieve strooiacties moeten bij voorkeur voor de avondspits zijn afgerond. Hiermee wordt beoogd dat het strooien gedurende de reguliere werkdag wordt uitgevoerd, waardoor dit goedkoper is. Bovendien kan dan bij daglicht worden gestrooid, hetgeen veiliger is.

9 Keuzen bij gladheidsbestrijding

De keuzes die gemaakt worden op het gebied van de uitvoering van de gladheidsbestrijding zijn afhankelijk van de belangen op het gebied van veiligheid (risico), bereikbaarheid, doorstroming, milieu en kosten.

De gladheidsbestrijding is een apart werkveld. Het omvat elementen van wegbeheer en verkeersveiligheid en heeft daarnaast duidelijke raakvlakken met de aanpak van calamiteiten. Dit maakt de gladheidsbestrijding tot een werkveld met een eigen sfeer, vooral tijdens de vaak nachtelijke gladheidsbestrijdingsacties. De uitdaging waar elke betrokkene voor staat, is ‘de gladheid te slim af te zijn’. Met andere woorden: ervoor zorgen dat het helemaal niet glad wordt. Het anticiperen op het voorkomen van gladheid vereist van de gladheidscoördinatoren in de eerste plaats een basiskennis van de meteorologie en daarnaast de kennis van het zonodig opstarten van een gladheidsbestrijdingsactie. Naast curatief strooien (strooien wanneer het al glad is) zijn preventieve natzout-strooiacties daarom een normaal verschijnsel geworden. Overigens geldt het bovenstaande voornamelijk bij bevriezing van natte weggedeelten en ijzelvorming omdat hiervan de meteogegevens het meest betrouwbaar zijn.

Het voorspellen van bijvoorbeeld sneeuwbuien is erg moeilijk omdat deze vaak een plaatselijk karakter hebben en op radarbeelden niet altijd of nauwelijks waarneembaar zijn.

De gemeente Meerssen heeft eigen strooimaterieel, maar huurt transport en bediening extern in.

De gladheidscoördinator bepaalt of er wel of niet gestrooid gaat worden, coördineert de strooiacties en houdt toezicht op de uitvoering. Op deze manier houdt de gemeente de regie in eigen hand en kan ze vrijwel volledig sturing geven over de activiteiten en kwaliteit van materieel.

9.1 Strooimethode

Wanneer tijdens een strooiactie zout op de weg wordt gestrooid, is het de bedoeling dat het zout zo gelijkmatig mogelijk over de verharding wordt verspreid. Door de snelheid van de strooiauto en door de wind kan het droogzout verwaaien en bijvoorbeeld in de berm terecht komen. Bij het strooien van natzout wordt dit verwaaien minder dan bij het strooien van droogzout. De reden hiervoor is dat het bevochtigde zout klontjes vormt die zwaarder zijn dan de droge korrels. Natzout is hierdoor minder gevoelig voor rijsnelheid en wind dan droogzout.

Een en ander leidt tot de volgende effecten:

  • Het zoutverbruik is lager omdat het strooiproces efficiënter is. Naast het feit dat bij natzout minder verwaaiing plaatsvindt dan bij droogzout, kleeft natzout meer aan de weg dan droogzout. Hierdoor vindt ook na het strooien minder verwaaiing plaats door wind of rijdend verkeer.

  • Doordat er met een hogere rijsnelheid kan worden gestrooid, kan een grotere weglengte gestrooid worden binnen dezelfde tijd.

  • Doordat er minder verwaaiing van het zout plaatsvindt naar de bermen, wordt het milieu minder belast.

  • Doordat het zout al (deels) in oplossing is, zal de werking van het dooimiddel sneller zijn.

  • Natzout is geschikter voor preventief strooien.

De gemeente Meerssen strooit met de ‘natzout-strooimethode’. Hierbij wordt natriumchloride (NaCl) als wegenzout gebruikt. Bij de natzoutmethode wordt het droge wegenzout, vlak voordat het op de weg wordt gestrooid, bevochtigd met een natte component (natriumchloride oplossing). Door deze methode te gebruiken, treedt er minder verwaaiing van wegenzout op zodat er ook beter preventief gestrooid kan worden.

Mede vanuit milieuoogpunt is gekozen voor een strooimethodiek die voorziet in beperkt en gericht strooien met minimale doseringen. Er wordt dus gericht wegenzout gestrooid met een zo groot mogelijk effect.

9.2 Materieel

Het gladheidsbestrijdingsmaterieel is in eigendom van de gemeente Meerssen en wordt aan de uitvoerende partijen beschikbaar gesteld.

De gemeente Meerssen beschikt over drie strooiers voor op een vrachtauto, twee aanhangers met strooiinstallatie en één reserve aanhanger met strooier. Daarnaast heeft de gemeente vijf sneeuwploegen en twee reserve-ploegen beschikbaar. Bij extreme sneeuwval kunnen ook shovels worden ingezet.

De levensduur van materieel wordt gesteld op acht à tien jaar. Na afschrijving wordt materieel vervangen conform de laatste stand van de techniek.

De gemeente Meerssen beschikt momenteel niet over rolbezems en sproeimachines om de gladheid te bestrijden dan wel sneeuw te verwijderen. Voor het strooien van een aantal frequent gebruikte vrijliggende fietspaden richting scholen zou de gemeente willen overgaan tot aanschaf van een borstel en een sproeimachine. Hiermee kan met betrekking tot de gladheidsbestrijding op betreffende fietspaden een verbeterslag worden gemaakt aangezien er door de sproeimethode een hoger en sneller effect kan worden bereikt. Het vereist echter wel een investering.

Omdat het strooimaterieel in optimale conditie moet verkeren, is preventief onderhoud na elk strooiseizoen noodzakelijk. Verder dienen na elke actie de strooiers leeg gedraaid, droog en schoongemaakt, afgevuld met de natte component en gestald te worden. Ook is het raadzaam periodiek in de reguliere werktijd het gladheidsbestrijdingsmaterieel grondig schoon te spuiten.

De gemeente Meerssen beschikt over een voorraad van 300 m3 wegenzout en 30 m3 NaCl natzout op het lager aan de Tunnelweg. Hier staat ook een transportband voor het laden van de strooiers.

De gemeente heeft een contract met de toeleverancier, die de voorraad strooizout op afroep aanvult. Naast deze reguliere hoeveelheid zout kan de gemeente ook beschikken over een reservevoorraad van 300 m3, die in opslag staat in het depot in de Beatrixhaven te Maastricht.

9.3 Personeel

Iedere winter is anders. Het is daarom moeilijk aan te geven hoeveel FTE’s er noodzakelijk zijn om op verantwoorde wijze gladheidsbestrijding te kunnen uitvoeren. De daadwerkelijk uitvoering van de gladheidsbestrijding wordt verricht door externe bedrijven. Dit zijn voornamelijk plaatselijke bedrijven.

Deze bedrijven stellen gezamenlijk een veertiental chauffeurs ter beschikking. Bij sneeuw en ijzel rijden er om veiligheidsredenen bijrijders op de vrachtauto’s mee, deze kunnen dan de strooier en indien nodig de sneeuwploeg bedienen. De chauffeur moet ten behoeve van zijn eigen veiligheid en de veiligheid van de andere weggebruikers zijn aandacht bij het rijden houden. Deze bijrijders waren in principe mensen van de buitendienst. Rekening houdend met de Arbowet en als gevolg van de steeds kleiner wordende buitendienst, worden ook steeds meer bijrijders ingehuurd bij de betreffende bedrijven die belast zijn met de uitvoering van de gladheidsbestrijding.

De werkzaamheden met betrekking tot opstellen van beleid en uitvoeringsplannen, afsluiten contracten, aansturen onderhoudswerkzaamheden en dergelijke komen ten laste van de ambtelijke capaciteit.

Ook de gladheidscoördinator is een medewerker van de afdeling Ruimte, die dit als neventaak heeft. Omdat een gladheidscoördinator een verantwoordelijke taak heeft en de kwaliteit hiervan moet zijn geborgd streeft de gemeente ernaar enkel met gediplomeerde gladheidscoördinatoren te werken. Deze opleiding wordt extern gevolgd en periodiek herhaald.

In onderstaande tabel zijn de uren op jaarbasis weergeven welke gemiddeld benodigd zijn binnen de reguliere werktijden.

Jaarlijkse werkzaamheden te verrichten door het ambtelijk apparaat (binnen kantooruren)

Beleidsmedewerker

[uur]

Medewerker

[uur]

Buitendienst

[uur]

Uitvoeringsplan

70

80

Aansturing onderhoud/reparatie en aankoop materieel

30

80

Bijrijders

40

Coördinatie gladheidsbestrijding

60

60

120

Registratie meldingen

60

Totaal

160

200

240

Buiten de reguliere werktijden worden de ambtenaren die belast zijn met de gladheidsbestrijding volgens een consignatierooster ingepland. Deze uren zijn in bovenstaande tabel niet opgenomen.

9.4 Meldsysteem

Een gladheidmeldsysteem (GMS) verzamelt gegevens over de daadwerkelijke toestand van de weg en de wegomgeving. Door middel van sensoren in de weg wordt gemeten wat de toestand van het wegdek, de temperatuur en de luchtvochtigheid is. Het gladheidmeldsysteem signaleert aankomende gladheid, waardoor daadwerkelijke gladheid niet of nauwelijks meer onverwachts hoeft voor te komen.

In de eerste helft van de jaren negentig heeft Rijkswaterstaat op al haar wegen een gladheidmeldsysteem aangebracht. Bijna alle provincies hebben hier in geparticipeerd.

In de tweede helft van de jaren negentig werden de meteo-applicaties aan het gladheidmeldsysteem gekoppeld, waardoor de gladheidsvoorspellende waarde enorm toenam. De gemeente Meerssen heeft één eigen meldsysteem, waarvan het meetpunt aan de Pasweg te Bunde staat. De meetgegevens worden bewaakt door Meteogroup (voorheen Meteoconsult). Deze gegevens zijn 24 uur per dag online beschikbaar. Aan de hand van deze gegevens, neerslagbeelden en satellietfoto’s wordt door de gladheidscoördinator bepaald of er gestrooid moet worden.

Tegenwoordig is al zeventig procent van alle gladheid, tien uur van te voren te voorspellen. De gemeente Meerssen ziet hierdoor ook een verschuiving van curatieve naar preventieve strooiacties, die bij voorkeur overdag of in de (goedkopere) avonduren plaatsvinden in plaats van de nachtelijke uren. Hierdoor krijgt het personeel voldoende nachtrust en bovendien wapent de wegbeheerder zich hiermee tegen schadeclaims, omdat hij tijdig de nodige maatregelen heeft getroffen.

Een bijkomend voordeel is dat de strooiwagen niet bij ‘nacht en ontij’ onder slechte weersomstandigheden op pad hoeft. Dit heeft mede tot gevolg dat strooiwagens bij preventieve acties op weg kunnen gaan, bemand met slechts één chauffeur.

Bij curatief bestrijden wordt ook gehandeld onder andere op basis van meldingen (bijvoorbeeld politie) en eigen schouwingen.

De gladheidscoördinator is tevens belast met systematische controle op het effect van de gladheidsbestrijding tijdens en/of na het strooien. Indien nodig wordt tijdens de rit de strooihoeveelheid aangepast en/of worden weggedeelten voor een tweede maal gestrooid. Controle vindt plaats op de meest kritieke punten.

9.5 Interne communicatie

Het communicatietraject dient ten behoeve van de gladheidsbestrijding op heldere wijze te zijn vastgelegd in een procedure. Iedere bij de gladheidsbestrijding betrokken medewerker moet weten wat er in geval van gladheid van hem verwacht wordt.

Medio oktober wordt met alle personen die tijdens het strooiseizoen dienst gaan doen, het communicatietraject uitvoerig doorlopen. Tevens wordt er samen met de externe partijen een schouw gehouden en wordt de werking van het materieel getest.

Omwille van de duidelijkheid dient er binnen de gemeente Meerssen één vast aanspreekpunt te zijn voor Politie, Brandweer en de GGD. Het vaste aanspreekpunt is de beleidsmedewerker wegen of de dienstdoende gladheidscoördinator. Hij is functioneel verantwoordelijk voor de organisatie van de uitvoering en het onderhouden van contacten met derden en eigen medewerkers van de gladheidsbestrijding.

De gladheidscoördinator beslist op welk moment, met hoeveel en welk materieel et cetera een strooiactie wordt gestart. Hiertoe heeft hij een aantal instrumenten beschikbaar:

  • De meest actuele meteoinformatie van de Meteogroup voor de regio.

  • Telefonische meldingen van de Meteogroup (2 uur van te voren) van winterse neerslag voor de regio.

  • Indien nodig: direct telefonisch contact tussen de gladheidscoördinator en meteoroloog van de Meteogroup (24 uur per dag).

  • Meldingen van de gladheidscoördinator van Rijkswaterstaat en de provincie.

  • Eigen waarneming gladheidscoördinator gemeente Meerssen.

  • Meldingen van de politie.

  • Meldingen van burgers.

Eigen waarnemingen, waarnemingen van medewerkers, maar ook waarnemingen van derden worden in het rapport van de gladheidscoördinator vermeld. De opmerkingen worden na de winterperiode geëvalueerd en kunnen eventueel aanleiding zijn de strooiroute of de wijze van strooien aan te passen.

9.6 Afwegingen bij gladheid

9.6.1 Sneeuwval

Bij te verwachten sneeuwval is het van belang, dat de route eerst preventief met de natzoutmethode wordt gestrooid (om het vast rijden van de sneeuw aan het wegdek te voorkomen), voordat men begint met het ruimen van de sneeuw met sneeuwploegen. Hiervan is sprake bij sneeuwval van meer dan twee à drie centimeter. In dat geval worden de strooiauto’s van zowel de hoofdrijbanen als de fietspaden voorzien van sneeuwploegen en wordt in één handeling de verharding sneeuwvrij gemaakt en gestrooid.

9.6.2 Extreme situatie

Bij grote hoeveelheden sneeuwval is er sprake van een extreme situatie, immers het verkeer loopt in de meeste gevallen vast. In dat geval wordt met curatief strooien geprobeerd de verbindingsroutes met sneeuwploegen zoveel mogelijk sneeuwvrij te houden. De sneeuwploeg heeft maar een beperkte werkbreedte van 2 à 3 meter, waardoor veel wegen daardoor twee of drie keer gestrooid/geploegd moeten worden. Een sneeuwploeg zet de sneeuw op ruggen langs de kant van de weg, wat problemen op kan leveren met geparkeerde auto’s, oversteekbaarheid van straten, et cetera. Daarnaast bemoeilijken obstakels als paaltjes, verkeersdrempels of wisselend wegdek het werk. Het weinige verkeer in woonstraten in combinatie met lage wegdektemperatuur komt de effectiviteit van de gladheidsbestrijding overigens niet ten goede.

Deze situatie moet naar omstandigheden op maat worden ingevuld door bijvoorbeeld de inzet van extra materieel. Het is gewenst over een lijst met aannemers te beschikken waarop zo nodig een beroep kan worden gedaan voor de inzet van extra materieel.

Een adequate gladheidsbestrijding kan ook in gevaar komen bij een gebrek aan strooizout. In de afgelopen jaren heeft deze situatie zich voorgedaan. De gemeente Meerssen heeft naar aanleiding van die situatie gezorgd voor een extra buffer zout in een reserveopslag in Maastricht. Hiervan kan gebruik worden gemaakt wanneer het zout op het lager in Meerssen dreigt op te raken. Als ook dit op dreigt te raken, zal de gemeente Meerssen terugvallen op minimaal zoutgebruik.

Indien er geen zout meer beschikbaar is, rest er geen andere mogelijkheid meer om – beperkt – zand te strooien. De wegen kunnen dan nog enigszins stroef gemaakt worden. Vanwege de hoge kosten om het zand – na de winter – weer uit de straatkolken te zuigen, komen alleen de hellende weggedeeltes van de calamiteitenroutes, wegen in het buitengebied (zonder kolken) en de gevaarlijke punten hiervoor in aanmerking.

In laatstgenoemde situatie worden bij de invalswegen van de dorpen borden geplaatst om de weggebruikers te attenderen dat er – wegens zoutgebrek – slechts beperkt gestrooid wordt. In dergelijke situaties wordt hierover middels publicaties extra informatie gegeven aan de burgers.

9.7 Te strooien hoeveelheden

Bij strooiacties zijn de aanbevolen hoeveelheden wegenzout als volgt:

Type gladheid

Soort actie

Dichte wegdekken

Poreuze wegdekken

Bevriezing

Preventief nat strooien

7 gr/m²

14 gr/m²

Curatief nat strooien

7 gr/m²

14 gr/m²

Droog strooien

10 gr/m²

20 gr/m²

Aanvriezing

Strooien

7 gr/m²

7 gr/m²

Curatief nat strooien

7 gr/m²

7 gr/m²

Droog strooien

10 gr/m²

10 gr/m²

Sneeuw

Strooien

7- 10 gr/m²

15 - 20 gr/m²

Curatief nat strooien

10-15 gr/m²

15 - 20 gr/m²

Droog strooien

14 – 20 gr/m²

14 – 20 gr/m²

IJzel

Strooien

15 - 20 gr/m²

20 gr/m²

Curatief nat strooien

15 - 20 gr/m²

20 – 40 gr/m²

Droog strooien

20 – 30 gr/m²

20 – 30 gr/m²

Op plaatsen waar zich water verzamelt, bijvoorbeeld onder aan hellingen, wordt extra zout gestrooid als daarvoor aanleiding is, maar bij voorkeur worden fysieke aanpassingen gedaan ter voorkoming van problemen.

10 Overige aspecten

10.1 Risico-inventarisatie en -evaluatie

De laatste integrale evaluatie van de gladheidsbestrijding voor de Raad heeft plaatsgevonden in

2004.De Strooiregeling wordt jaarlijks aangepast bijgesteld op basis van de evaluatie aan het College. Aan de hand van analyse van de binnengekomen klachten van de laatste jaren kan worden gesteld, dat nagenoeg alle gevaarlijke wegen of extra gevoelige weggedeelten in het uitvoeringsplan zijn opgenomen.

Door publicatie van de strooiroutes is de burger en de weggebruiker goed op de hoogte en in staat haar rijgedrag hier op aan te passen.

Elke route kan nu zowel preventief als curatief gestrooid worden conform de uitgangspunten beschreven in de publicatie ‘Gladheid, voorspellen, voorkomen, bestrijden’ van CROW nummer 270 en wel:

  • de gemeente gaat gefaseerd preventief strooien volgens de natzoutmethode;

  • binnen een tijdsduur van 2 uur en 30 minuten na alarmering kunnen alle wegen en fietspaden voorkomende op het strooiplan preventief gestrooid zijn;

  • zonder bij te laden, kan een gehele strooiroute gestrooid worden met maximaal 15 gr/m² natzout.

10.2 Integrale visie

Met integrale visie wordt beoogd dat wegbeheerders in een regio dezelfde uitgangspunten hanteren voor het uitvoeren van de gladheidsbestrijding.

Wintergladheid komt niet alleen in de gemeente Meerssen voor. Als gladheid optreedt, gebeurt dit regionaal of zelfs landelijk.

De weggebruiker wil van A naar B binnen een gebied, op een veilige en betrouwbare manier en is niet geïnteresseerd in de overheidsinstantie, die het stukje weg waarop hij rijdt begaanbaar moet houden. Ook is hij niet geïnteresseerd in de manier waarop dit gebeurt.

De weggebruikers zijn gebaat bij een integrale aanpak van de gladheidsbestrijding in de regio om gladheid te voorkomen. De integrale visie wordt als volgt gekarakteriseerd:

  • Gladheid moet worden voorkomen.

  • De veiligheid van de weggebruikers staat voorop.

  • Gladheidpreventie gaat, waar mogelijk, boven curatieve gladheidsbestrijding.

  • Het normaal functioneren van het openbare leven bij gladheid als gevolg van de weersinvloeden moet maximaal worden nagestreefd.

  • Het kwaliteitsniveau van de gladheidsbestrijding op de voor de mobiliteit in de regio belangrijke hoofdroutes moet zoveel mogelijk uniform zijn.

Deze integrale benadering kan worden bereikt door goed met andere wegbeheerders te overleggen en de werkzaamheden af te stemmen, maar ook door samenwerkingsverbanden aan te gaan. De gemeente Meerssen gaat vooralsnog uit van overleg en afstemming, maar houdt wel de eigen regie. Dat betekent dat wordt gekeken of met aangrenzende wegbeheerders

efficiëntie kan worden bereikt in de strooiacties, maar dat de gemeentelijke gladheidscoördinator bepaalt wanneer er uitgerukt moet worden.

Overige aspecten

De samenwerking met andere gemeenten heeft ertoe geleid dat er voordelen zijn behaald met de gezamenlijke inkoop van zout. Er wordt ook gekeken of er ook voordelen zijn te behalen met gezamenlijke inkoop van materieel.

10.3 Communicatie

Na vaststelling van het voorgestelde beleid zal een eenvoudig communicatieplan voor de gladheidsbestrijding worden opgesteld en uitgevoerd. Het communicatieplan is bedoeld om de burger van de gemeente Meerssen op de hoogte te brengen wat zij in geval van gladheid te verwachten heeft van de gemeente en welke sociaal maatschappelijke verantwoordelijkheid de burgers zelf hebben.

Gladheidsbestrijding is seizoensgebonden. De paraatheid van personeel is hierop afgestemd. De voorlichting aan de inwoners zal voor de inzichtelijkheid in de mate van bestrijding hieraan parallel moeten lopen. Dat betekent dat, zodra de gemeente zich gaat instellen op het seizoen, ook de inwoners zich moeten gaan voorbereiden. De algemene communicatie over gladheidsbestrijding vangt dan aan. Aan de inwoners moet vooraf duidelijk worden gemaakt in welke situatie de gemeente uitrukt, welke routes worden gestrooid en welke rol zij zelf kunnen spelen.

Wanneer er sprake is van gladheid, is het noodzakelijk duidelijk te communiceren over de wijze waarop de gemeenten deze bestrijdt en welke rol de inwoners daarbij zelf kunnen hebben. De gemeente zal daarbij een actieve rol moeten spelen. Op die manier kunnen vragen en klachten worden voorkomen, dan wel sterk verminderd worden.

Algemene informatie over gladheid kan aan het begin van het seizoen aan de inwoners worden gemeld door:

• Een algemeen artikel in de Geulbode met daarin:

  • °

    algemene informatie die van belang is voor burgers (bijvoorbeeld wanneer preventief en curatief wordt gestrooid);

  • °

    de strooiroutes en de prioriteitsvolgorde;

  • °

    de mogelijkheid om vragen te stellen en om klachten in te dienen.

• Op de website van de gemeente informatie plaatsen met onder andere de strooiroutes.

• Het beleids- en uitvoeringsplan bij de balie ter inzage te leggen.

De informatie dient bij de start van het winterseizoen beschikbaar te zijn.

11 Financiën

11.1 Kosten

De totale kosten voor de gladheidsbestrijding zijn weersafhankelijk en verschillen daarmee per winterseizoen. De kosten bestaan uit:

  • vaste kosten zoals de kosten voor personeel en de afschrijving van het materieel;

  • variabele kosten, zoals de kosten gemoeid met inzet, onderhoud en strooimiddelen.

11.2 Vaste kosten

In hoofdstuk 9.3 is aangegeven welke tijdbesteding er binnen reguliere kantooruren met de gladheidsbestrijding is gemoeid. In totaal gaat het om 600 uren ambtelijk apparaat. Bij een uurtarief van € 98,50 bedragen de jaarlijkse ambtelijke kosten dus € 59.100,00. Daarnaast wordt aan de gemeentelijke medewerkers een vergoeding gegeven voor beschikbaarheid buiten de reguliere kantooruren. De wachtdienstvergoeding in het kader van deze consignatiedienst bedraagt jaarlijks circa € 20.000,00.

In het meerjareninvesteringsplan (MIP) zijn de financiële middelen opgenomen voor het vervangen van het materieel ten behoeve van de gladheidsbestrijding.

Het materieel voor de gladheidsbestrijding wordt over een periode van zeven tot tien jaar afgeschreven. Deze periode is zeer afhankelijk van de inzet.

In strenge winters, zoals die in 2011/2012 en 2012/2013 voorkwamen, zijn circa zeventig strooiacties nodig, waardoor de afschrijvingstermijn snel afneemt.

Zoals aangegeven in dit beleidsplan is er nog een verbeterslag te maken met betrekking tot de gladheidsbestrijding op een aantal vrijliggende rijwielpaden richting scholen.

De totale kosten gemoeid met het aanschaffen van een borstel en sproeimachine geschikt voor het bestrijden van gladheid op fietspaden bedragen circa € 17.500,00. Voorgesteld wordt om dit bedrag beschikbaar te stellen, zodat deze machine medio winterseizoen 2015-2016 kan worden ingezet.

De exploitatielasten zullen hierdoor jaarlijks met een bedrag van € 4.000,00 toenemen ten gevolge van het inzetten van een extra trekker.

11.3 Variabele kosten

De variabele kosten komen ten laste van de exploitatie op het product gladheidsbestrijding en zijn als volgt opgebouwd.

Omschrijving

Aard

Begroot

Meldsysteem

Vast

€ 5.200,00

Aankoop zout

Variabel

€ 17.500,00

Opslag reserve voorraad zout

Vast

€ 5.000,00

Reparatie/onderhoud materieel

Gedeeltelijk variabel

€ 12.000,00

Inhuur transport

Variabel

€ 64.500,00

Verzekeringen materieel

Vast

€ 3.900,00

Totaal

€ 108.100,00

De variabele bedragen zijn sterk afhankelijk van de hoeveelheid en duur van de te verrichten strooiacties en het moment waarop dit moet gebeuren. De kosten binnen kantooruren wijken sterk af van bijvoorbeeld gedurende de nacht of op een zondag.

De opgenomen bedragen zijn gebaseerd op een uitgangspunt van 35-tal strooiacties per jaar.

Indien er meer strooiacties plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld de winterseizoenen 2011/2012 en 2012/2013 waar er circa zeventig strooiacties per seizoen hebben plaatsgevonden, zal er via de bestuursrapportage bijgeraamd moeten worden.

Het mag nooit zo zijn dat de kosten maatgevend zijn voor het wel of niet uitvoeren van een strooiactie.