Regeling vervallen per 23-01-2020

Treasurystatuut Gemeente Meerssen 2010

Geldend van 10-06-2010 t/m 22-01-2020

Intitulé

Treasurystatuut Gemeente Meerssen 2010
  • 1

    Inleiding

  • 2

    Inwerkingtreding 2

  • 3

    Doelstellingen Treasuryfunctie 3

  • 4

    Uitzettingen en garanties 3

    • 4.1

      Uitzettingen en garanties uit hoofde van de publieke taak 3

    • 4.2

      Uitzettingen uit hoofde van treasury 4

  • 5

    Financiering 5

  • 6

    Kasbeheer 6

  • 7

    Administratieve organisatie/ Interne controle 6

    • 7.1

      Algemene uitgangspunten 6

    • 7.2

      Bevoegdheden 7

  • 8

    Informatievoorziening 8

    • 8.1

      Beleidsmatige informatie 8

    • 8.2

      Operationele informatie 8

    • 8.3

      Verantwoordingsinformatie 8

  • Toelichting

    treasurystatuut

  • Bijlage

    1 begrippenkader

1 Inleiding

Het Ministerie van Binnenlande zaken heeft in de handreiking Treasury van begin 2000 gewezen op de diverse ontwikkelingen die van belang zijn. De Wet financiering decentrale overheden (Fido) die met ingang van 1 januari 2001 in werking is getreden, maakt daar onderdeel van uit. Als gevolg hiervan hebben de Nederlandse gemeenten hun treasuryfunctie geprofessionaliseerd en zijn er treasurystatuten vastgesteld die de taken en bevoegdheden van alle in het treasuryproces actieve gemeentelijke onderdelen en functionarissen vastleggen en borgen.

Ook de gemeente Meerssen heeft een treasurystatuut. De eerste versie is in 2001 door de Raad vastgesteld. In 2005 heeft een 1e actualisatie plaatsgevonden. Thans is een nieuwe actualisatie aan de orde op grond van enkele aanpassingen in de Wet Fido en de regeling Uitzettingen en derivaten Decentrale Overheden (Ruddo). Deze aanpassingen vinden grondslag in de onrust op de financiële markten als gevolg van de financiële crisis die in de 2e helft van 2008 is ontstaan.

De wijzigingen in de wet Fido en in Ruddo zijn door middel van publicatie in de Staatscourant van 9 april 2009 per die datum van kracht geworden.

Alle wijzigingen zijn voor zover van toepassing verwerkt in het geactualiseerde treasurystatuut Gemeente Meerssen 2010

2 Inwerkingtreding

De raad van de gemeente Meerssen;

Gelet op de verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet en de Wet financiering decentrale overheden;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende Treasurystatuut:

3 Doelstellingen Treasuryfunctie

  • -

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities om te zorgen voor voldoende financieringsmiddelen om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting te kunnen uitvoeren;

  • -

    Het beheersen van de gemeente tegen financiële risico’s, zoals: renterisico, kredietrisico, koersrisico en intern liquiditeitsrisico;

  • -

    Het minimaliseren van de in- en externe verwerkingskosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities;

  • -

    Het optimaliseren van het rendement van de beschikbare liquiditeiten, binnen de gegeven kaders, zoals vastgesteld in dit statuut;

4 Uitzettingen en garanties

Bij uitzettingen dient er een onderscheid gemaakt te worden in uitzettingen uit hoofde van de publieke taak en uitzettingen uit hoofde van treasury.

4.1 Uitzettingen en garanties uit hoofde van de publieke taak

Voor uitzettingen en garanties uit hoofde van de publieke taak gelden de volgende specifieke uitgangspunten en richtlijnen:

  • -

    De gemeente mag leningen of garanties uitsluitend verstrekken uit hoofde van haar publieke taak. De gemeenteraad bepaalt of leningen en garanties aan derden onder deze noemer verstrekt mogen worden;

  • -

    Bij het afgeven van garanties wordt primair gebruik gemaakt van de bestaande waarborgfondsen, zoals het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, het Waarborgfonds Sport en het Waarborgfonds Zorg . Indien de garantie niet door een Waarborgfonds kan worden afgegeven, worden door de gemeente zoveel mogelijk zekerheden gevestigd.

4.2 Uitzettingen uit hoofde van treasury

Voor tijdelijke beleggingen uit hoofde van treasury gelden de volgende specifieke uitgangspunten en richtlijnen:

  • -

    De beleggingen dienen een prudent karakter te hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico;

  • -

    Beleggingen vinden uitsluitend plaats in euro’s;

  • -

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op beleggingen, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren:

    • producten waarbij de hoofdsom aan het einde van de looptijd gegarandeerd is. Bij het aangaan van een garantieproduct is op voorhand duidelijk wat de kosten zijn van het voortijdig beëindigen van het contract;

    • beleggingsfondsen, waarbij de onderliggende beleggingen in deze fondsen minimaal een AA minus rating bezitten, toegekend door minimaal twee van de drie erkende ratingbureaus. Ook moet worden voldaan aan de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden.

  • -

    Uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en verwachte inkomsten en uitgaven. Tevens wordt rekening gehouden met voldoende spreiding in de looptijden;

  • -

    De gemeente beperkt de kredietrisico’s op uitzettingen, door haar gelden te beleggen in Financiële instellingen of te participeren in beleggingsproducten van Financiële instellingen met ten minste een A-rating voor looptijden tot 3 maanden en een AA minus rating bij looptijden > 3 maanden;.

  • -

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen in landen met minimaal een AA-rating gevestigd te zijn en onder Nederlands of anderszins EER-toezicht[1] te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer. Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit financiële Markten (AFM);

  • -

    De minimaal gestelde ratings dienen afgegeven te worden door het ratingbureau Standard & Poors en de hiermee overeenkomende ratings gehanteerd door Moody's of Fitch.

  • -

    De gemeente mag gelden tijdelijk uitzetten bij (Nederlandse) overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%;

  • -

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen, alvorens langlopende belegging (> 1 jaar) wordt gedaan. Dit is ook van toepassing op kortlopende beleggingen met een looptijd langer dan één maand. Deze offertes worden door de gemeente zelf schriftelijk vastgelegd.

5 Financiering

  • -

    Financieringsmiddelen worden uitsluitend aangetrokken voor de uitoefening van de publieke taak;

  • -

    Financieringsmiddelen worden uitsluitend aangetrokken in Euro’s;

  • -

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne liquiditeiten (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren.

  • -

    Financieringsmiddelen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de verwachte inkomsten en uitgaven;

  • -

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de financieringsmiddelen worden zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • -

    In de treasuryparagraaf bij de begroting wordt een rentevisie opgenomen;

  • -

    De gemeente houdt bij het aantrekken van kortlopende financieringsmiddelen (rentetypische looptijd < 1 jaar) en de rapportage hierover rekening met de wettelijke kasgeldlimiet;

  • -

    Bij het aantrekken van langlopende financieringsmiddelen (rentetypische looptijd 1 ≥ jaar) wordt gezorgd dat de renterisiconorm conform Wet fido niet wordt overschreden;

  • -

    Tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen worden uitsluitend uitgezet bij de instelling waar de lening is aangegaan;

  • -

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan;

  • -

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 financiële instellingen alvorens langlopende financieringsmiddelen worden aangetrokken. Dit is ook van toepassing op kortlopende financieringsmiddelen langer dan een maand. Deze offertes worden door de gemeente zelf schriftelijk vastgelegd.

  • -

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financierengen zijn: onderhandse leningen, commercial paper (CP) en medium term notes (MTN).

6 Kasbeheer

Voor het kasbeheer gelden de volgende specifieke uitgangspunten en richtlijnen:

  • -

    Het liquiditeitsgebruik wordt beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau waar mogelijk op elkaar af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • -

    Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd bij een bank;

  • -

    Tijdelijke financieringstekorten en overschotten kunnen conform de richtlijnen onder 4.2 en 5 worden ingevuld;

  • -

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • -

    Toegestane instrumenten bij het uizetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s.

  • -

    De gemeente streeft naar concentratie van liquiditeiten binnen één rentecompensatie circuit bij haar huisbank. De huisbank wordt hierbij gezien als een strategische partner. De bancaire condities bij de huisbankier worden doorlopend op marktconformiteit beoordeeld. Indien deze condities niet meer marktconform zijn of het partnerschap niet meer naar tevredenheid van de gemeente wordt ingevuld, zal de gemeente hierin actie ondernemen richting de huisbankier;.

  • -

    Contante geldstromen worden zoveel mogelijk beperkt;

7 Administratieve organisatie/ Interne controle

7.1 Algemene uitgangspunten

  • -

    Taken en verantwoordelijkheden zijn nader schriftelijk vastgelegd;

  • -

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • de uitvoering en de autorisatie geschieden door afzonderlijke functionarissen;

    • de uitvoering en controle/ administratie geschied door afzonderlijke functionarissen;

  • -

    De accountant toetst, in het kader van zijn algemene controle-opdracht, de opzet en werking van de administratieve- en interne controle maatregelen.

7.2 Bevoegdheden

Het vastleggen van bevoegdheden start vanuit het College. In onderstaande matrix zijn voor de belangrijkste treasury activiteiten de bevoegdheden opgenomen.

Hierbij wordt rekening gehouden met een functiescheiding tussen: autoriseren, uitvoeren, registreren en controleren van de treasury activiteiten.

 

 

Voorbereiding

Autorisatie

Uitvoering

Administratie

Controle

 

Treasuryactiviteiten

 

 

 

 

 

1.

Het aantrekken van kortlopende financieringsmiddelen

C

B

C; D

D

IC

2.

Het aantrekken van langlopende financieringsmiddelen

C; D

B;B&W

C

D

IC

3.

Verstrekken van leningen en/of garanties uit hoofde van de publieke taak

C

GR

C

D

IC

4.

Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

C

B&W*

D

D

IC

5.

Het uitzetten van tijdelijke overtollige middelen uit hoofde van treasury

C; D

B; C

C; D

D

IC

6.

Het uitzetten van middelen via (staats)obligaties, MTN’s, CP’s en onderhandse leningen

C

B

C

D

IC

7.

Het openen/wijzigen/sluiten van bankrekeningen

C

B

C

D

IC

8.

Het afsluiten van kredietfaciliteiten in de rekening-courant

C

B

C

D

IC

9.

Afstorten van contant geld

C; D

C

D

D

IC

10

Afsluiten van derivatentransacties

N.v.t.

N.v.t

N.v.t

N.v.t

N.v.t

GR: Gemeenteraad

B&W: College van B&W

B&W*: Gemandateerd aan Wethouder Financiën

B: Afdelingshoofd

C: Administrateur

D: Medewerker(s) financiën

IC: Interne controleur

8 Informatievoorziening

Om de treasury activiteiten controleerbaar en beheersbaar te maken is een goed functionerende interne en externe informatievoorziening noodzakelijk. Drie typen informatie kunnen hierbij worden onderscheiden:

  • -

    Beleidsmatige informatie;

  • -

    Operationele informatie

  • -

    Verantwoordingsinformatie (performance rapportages, interne controles, etc.).

Naast interne informatie heeft de treasury ook externe informatie nodig zoals informatie met betrekking tot de geld- en kapitaalmarkt en met betrekking tot met de bank afgesloten transacties.

8.1 Beleidsmatige informatie

Het treasurystatuut geeft de kaders weer, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. De gemeente stelt daarnaast jaarlijks een treasuryparagraaf bij de begroting op. Hierin wordt ingegaan op de wijze waarop concreet invulling wordt gegeven aan het treasurybeleid.

8.2 Operationele informatie

Het opstellen en hanteren van operationele informatie is de verantwoordelijkheid van de functionarissen die bij de uitvoering betrokken zijn. Tot de operationele informatie van de treasury activiteiten behoren o.a.:

  • -

    Inzicht in verwachte inkomsten en uitgaven

  • -

    Inzicht in risico’s portefeuilles

  • -

    Bancaire afspraken

  • -

    Toegang tot marktinformatie

8.3 Verantwoordingsinformatie

De verantwoording over het uit te voeren treasurybeleid vindt plaats binnen de reguliere Planning & Control cyclus. Daarnaast wordt in de treasuryparagraaf bij de jaarrekening het uitgevoerde beleid geëvalueerd. In de evaluatie wordt weergegeven in hoeverre de beleidsvoornemens uit de paragraaf bij de begroting zijn uitgevoerd en wat de oorzaken zijn van eventuele afwijkingen.

Om een goede vergelijkbaarheid mogelijk te maken dienen de indeling en de onderwerpen van de evaluatie aan te sluiten bij de treasuryparagraaf van de begroting van het betreffende jaar.

Het tresurystatuut wordt iedere vier jaar geactualiseerd. Indien daartoe aanleiding bestaat zal dit in een eerder stadium gebeuren.

Tussentijdse wetswijzigingen of wijzigingen op de uitvoeringsregelingen van de Wet Fido treden in werking zodra ze door de Eerste Kamer zijn bekrachtigd en in de Staatscourant zijn kenbaar gemaakt. Deze wijzigingen worden naderhand doorgevoerd in het bestaande treasurystatuut en aan de gemeenteraad voorgelegd.

Dit Treasurystatuut treedt in werking met ingang van 10 juni 2010

Bijlage 1 Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

- Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

- Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

- Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

- Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

- Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

- Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

- Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

- Liquiditeitenbeheer

Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

- Liquiditeitsplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid

- Rating

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

- Relatiebeheer

Het omvat het onderhouden van relaties met instellingen, waarmee in het kader van de uitvoering van het treasurybeleid contacten worden onderhouden;

- Renterisico

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen. Ongunstige rentecondities kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor de financiële gezondheid van de organisatie. De renterisico’s zijn onder te verdelen in primaire en secundaire risico’s. Onder het primaire renterisico wordt verstaan het gevaar van rentestijgingen als sprake is van financiering tegen een variabele rente. Stijging van de rente betekent hogere kosten. Het omgekeerde geldt bij beleggingen. Onder het secundaire renterisico wordt verstaan het niet kunnen profiteren van een gunstige renteontwikkeling omdat de rente voor een langere periode vaststaat;

- Renterisiconorm

Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de begroting van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

- Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

- Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

- Rentevisie

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

- Treasurybeheer

De uitvoering van de treasuryfunctie binnen de kaders van het treasurystatuut;

- Treasurybeleid

Vastlegging van de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie;

- Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit verschillende deelfuncties: risicobeheer, financiering, uitzettingen, kasbeheer;

- Treasuryparagraaf

Het begrotingsonderdeel cq rekeningsonderdeel waarin het beleid voor het komende jaar wordt vastgelegd resp. waarin verantwoording wordt afgelegd van de realisatie van het voorgenomen beleid;

- Treasurystatuut

Het document waarin de beleidsmatige infrastructuur voor de uitvoering van de treasuryfunctie is vastgelegd;

- Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer

[1] Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen,IJsland en Liechtenstein.

Toelichting op treasurystatuut

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in hoofdstuk 2). Vervolgens geeft het college in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Ad 2 Doelstellingen

In de eerste plaats dient ervoor gezorgd te worden dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen martkconforme condities”. Treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en interne liquiditeitsrisico’s. Het is de taak van treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In het treasurystatuut wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

De derde doelstelling van treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de gemeente is immers géén winstgerichte organisatie. Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Ad 3 Uitzettingen

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor garanties en het verstrekken van leningen dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen en garanties “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

Publieke taak

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

De afdeling financiën kan in deze adviseren over bijv. de garantievoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente.

Om het risico, dat de gemeente loopt op haar garantiestellingen te minimaliseren maakt de gemeente zoveel mogelijk gebruik van de bestaande waarborgfondsen, zoals het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, Waarborgfonds Sport en Waarborgfonds Zorg. Dit zijn waarborgfondsen, die onder bepaalde voorwaarden garant kunnen staan voor financiering aan instellingen, die in de statuten van deze fondsen zijn opgenomen. Ook de voorwaarden zijn in deze statuten opgenomen. Waarborgfonds Sport is er kort gezegd voor sportverenigingen en Waarborgfonds Zorg voor zorginstellingen, ziekenhuizen, verpleegorganisaties.

Prudent

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regeling uitzettingen en derivaten (ruddo) wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen.

Beleggingsproducten

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening).

Garantieproducten

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Beleggingsfondsen

Omdat een aantal gemeenten prijs stelt op een oordeel van hun toezichthouder of van BZK of een bepaald fonds voor gemene rekening fido-aanvaardbaar is, hebben de toezichthouders en BZK een platform ingesteld om beleggingsproducten, en met name fondsen voor gemene rekening, zo goed mogelijk te toetsen op fido-aanvaardbaarheid, met inachtneming van de voorafgaande paragrafen. De gemeente mag dus participaties aanhouden in beleggingsfondsen, die vanuit het platform, waarin het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de toezichthouders zitting hebben,zijn goedgekeurd. Hiervoor kan de website van het ministerie geraadpleegd worden. Zie http://www.minbzk.nl/onderwerpen/openbaar-bestuur/financien_gemeentes/financiele-functie/veelgestelde-vragen

Kredietwaardigheid

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA.

Overzicht ratingkwalificaties

Overzicht lange termijn ratings

Moody

S&P's

kwalificatie kredietwaardigheid

Aaa

AAA

Extreem kredietwaardig

Aa

AA

Zeer kredietwaardig. Veiligheidsmarges zijn echter niet zo hoog als bij AAA-categorie.

A

A

Zeer kredietwaardig. Er zijn echter factoren aanwezig waardoor afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt.

Baa

BBB

Kredietwaardig, maar gevoelig voor slechte economische tijding.

Ba

BB

Speculatief, matige bescherming van afbetaling aanwezig.

B

B

Heeft momenteel capaciteit voor rente en aflossing, maar is gevoelig voor faillissement.

Caa

CCC

Enige bescherming voor investeerders is aanwezig, maar grote risico’s en onzekerheid aanwezig.

Ca

CC

Zeer speculatief, meestal achtergestelde schuld.

C

C

Rentebetalingen zijn reeds gestopt.

D

 

Failliet

 N.B. De - en + ratings (bijvoorbeeld AA-) geven aan dat de rating naar beneden (-) of naar boven (+) neigt.

Overzicht korte termijn ratings

Moody

S&P's

Kwalificatie kredietwaardigheid

P-1

A-1+\A-1

Capaciteit voor rente en aflossing is extreem respectievelijk zeer groot.

P-2

A-2

Voldoende capaciteit voor tijdige betaling aanwezig. Echter niet zo groot als in bovenste categorie.

P-3

A-3

Adequate capaciteit voor tijdige betalingen aanwezig. Echter kwetsbaar indien de omstandigheden tegenzitten

NP

B

Speculatief

 

C

Capaciteit voor tijdige betalingen is zeer twijfelachtig.

 

D

Reeds failliet of binnenkort failliet.

Afstemming op de verwachte inkomsten en uitgaven beoogt middelen slechts uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk overtollig zijn.

Solvabiliteitsratio van 0%

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het waarborgfonds sociale woningbouw geborgde leningen van woningcorporaties).

Ad 4 Financiering

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De gemeente stelt als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Afstemming op de verwachte inkomsten en uitgaven beoogt middelen slechts te lenen gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig zijn.

Rentevisie

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

Derivaten

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Kasgeldlimiet

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5% peil 2009) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden). Als de kasgeldlimiet drie kwartalen achtereen wordt overschreden dient de gemeente dit te melden aan de toezichthouder. Deze kan dan ontheffing verlenen of maatregelen eisen om de overschrijding teniet te doen.

Renterisiconorm

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20% peil 2009) te vermenigvuldigen met het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Ad 5 Kasbeheer

Geldstromenbeheer omvat met name het zorg dragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Het elektronisch laten uitvoeren van het betalingsverkeer bank heeft als voordeel dat de kosten kunnen worden geminimaliseerd.

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij een bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend. De gemeente kan met haar bank aanvullende afspraken maken over de renteberekening in dit stelsel.

Ad 6 Administratieve Organisatie/ Interne Controle

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het college. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Ad 7 Informatievoorziening

Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante informatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.