Regeling vervallen per 02-05-2012

Beleidsnota Integrale Handhaving Meerssen (juni 2003)

Geldend van 10-07-2003 t/m 01-05-2012

Intitulé

Beleidsnota Integrale Handhaving Meerssen (juni 2003)

"HANDHAVEN VOOR KWALITEIT"

Gewest Maastricht en Mergelland

Versie t.b.v. de Gemeente Meerssen

"bestuurders, die de ruimte kent

ons aller leven leidt en ment

de minste zijsprong straft en remt

wilt voor een laatste rest van leven

ons nog een weinig ruimte geven"

[Besluit raad: 10 juli 2003]

@em

Hoofdstuk 1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Toezicht en handhaving mogen geen ondergeschoven aandachtspunten meer zijn bij de Overheid. De landelijke en provinciale overheden hebben het voortouw genomen om toezicht en handhaving een duidelijke plaats te geven in het besluitvormingspatroon. Het beleidsmatig vastleggen van handhaving zal een wettelijke verplichting worden en ook gemeenten zullen hierover verantwoording moeten afleggen.

In de Bestuursovereenkomst Milieuwethandhaving Limburg staat in artikel 12.1 het volgende: “Partijen stellen een provinciebrede meerjarenvisie en regionale meerjarenvisies voor samenwerking op. De regionale meerjarenvisie heeft betrekking op handhavingsprioriteiten op regionaal en lokaal niveau. In de provinciebrede meerjarenvisie worden bovenregionale handhavingsprioriteiten geformuleerd. Tevens zullen in de provinciale meerjarenvisie de regionale visies worden samengebracht en afgestemd.”.

Op dit moment beschikken de regio’s echter nog niet over regionale visies. Dit betekent dat een omgekeerde volgorde wordt aangehouden. De provinciebrede meerjarenvisie, die gebaseerd is op een probleemverkenning die onder alle handhavingspartners is uitgevoerd, vormt het kader voor wat betreft het milieugedeelte.

Regionale uitwerking vindt plaats in de regionale meerjarenvisies, waarbij uit een oogpunt van doelmatigheid de ‘enge” milieu-invalshoek verruimd wordt tot leefomgeving, zodat sprake kan zijn van enerzijds een integrale aanpak en anderzijds van een gebiedsgewijze benadering.

Het moge duidelijk zijn dat een regionale integrale handhavingsnota ook op lokaal niveau (gemeente) gebruikt moet worden. Teneinde een zekere mate van herkenbaarheid te bewerkstelligen bevat deze nota ook een hoofdstuk (hoofdstuk 4) over lokale uitgangspunten die dus aanvullend zijn op de regionale inhoud.

1.2 Kader / begrenzing

Integrale handhaving is het proces dat tot doel heeft gemeentelijk toezichts- en handhavingstaken in één beleidsmatige structuur te gieten.

Vier kleursporen:

De regionale integrale handhavingsnota heeft betrekking op alle kleursporen. Groen staat voor natuur; blauw voor water, grijs voor milieu en rood voor bouw en ruimtelijke ordening (leefomgeving).

Voorbeelden hiervan zijn opgenomen in onderstaande matrix

groen (natuur)

blauw (water)

grijs (milieu)

rood (leefomgeving)

Beschadiging houtwallen

illegale lozingen in oppervlaktewater

geluidhinder

Illegale bouwsels graffity

Illegale kap van bomen

illegaal gebruik wateroevers

stankhinder

Gebruik gebouwen in strijd met bestemming

illegale stortingen in natuur

wateronttrekkingen

lozingen in riool/bodem

illegaal aanbrengen van verhardingen

gebruik verboden bestrijdings- middelen

grondwateronttrekking

illegale opslag van mest/materialen

verboden scheuren grasland

flora en faunawet

 

verbranden afvalstoffen

illegaal kamperen

Gemeenschappelijke problematiek:

Het plan heeft ook betrekking op de gemeenschappelijke problematiek van de diverse handhavingsinstanties [1]die betrokken zijn bij de regionale samenwerking.

Het gaat dan dus niet alleen om de gemeenten, maar ook om de overige instanties voor zover hun werkzaamheden op de regio betrekking hebben.

Onder gemeenschappelijke problematiek dient te worden verstaan:

  • Inhoudelijke knelpunten (bijvoorbeeld: de handhaving in het buitengebied)

  • Organisatorische knelpunten (bijvoorbeeld: de meeste handhavingsinstanties stellen zichzelf op dit moment de vraag in hoeverre vergunningverlening en handhaving organisatorisch gescheiden dienen te worden)

  • Werkwijze/strategie (bijvoorbeeld: hoe wordt omgegaan met gedogen, op welke wijze worden de oplossingsrichtingen bepaald en vastgelegd),

  • Informatie-uitwisseling (bijvoorbeeld: op welke wijze wordt informatie uitgewisseld),

  • Samenwerking (bijvoorbeeld: in welke mate wordt geparticipeerd in regionale overleggen, activiteiten en projecten),

  • Bestuurlijke betrokkenheid (bijvoorbeeld: hoe is het gesteld met de bestuurlijke betrokkenheid bij de regionale handhavingsactiviteiten).

Consequenties voor individuele instanties:

In het kader van dit plan kunnen afspraken gemaakt worden die de individuele instanties rechtstreeks raken. Besluitvorming hierover zal dan ook in de afzonderlijke organisaties plaats dienen te vinden. Het verdient aanbeveling om de regionale integrale handhavingsnota in zijn geheel, te laten vaststellen door de afzonderlijke instanties.

Daar waar in dit plan de verschillende instanties niet afzonderlijk worden benoemd, dient ervan uit te worden gegaan dat de afspraken gelden voor alle individuele instanties.

1.3 Doelstelling van de nota

In de regionale integrale handhavingsnota wordt het ambitieniveau van de regio beschreven voor de verschillende kleursporen en wordt aangegeven welke maatregelen worden genomen om dit ambitieniveau te kunnen realiseren.

Uitgangspunten voor de formulering van het regionale ambitieniveau vormen het provinciebrede ambitieniveau zoals geformuleerd in de provinciebrede meerjarenvisie enerzijds en de regionale problematiek anderzijds. Voor het lokale niveau vindt met het nota de vastlegging plaats van de wijze waarop handhaving zowel operationeel als organisatorisch plaatsvindt. Hiermee wordt mede ook voldaan aan de landelijk geuite wens van het Ministerie van VROM.

Voor de goede orde zij gesteld dat onder het begrip “handhaving” valt alle situaties die ná realisatie in afwijking van vergunningverlening plaatsvinden dan wel op situaties die zonder vergunningverlening aan de orde zijn. Het toezicht tijdens de realisatiefase tot en met de oplevering van hetgeen vergund is, valt dus niet onder de handhavingsfase. Tijdens het voeren van toezicht kan de situatie wel er toe nopen dat direct overgeschakeld wordt op handhaving.

Het in het kader van handhaving in te zetten instrumentarium omvat alles vanaf het geformuleerde beleid en de wijze van kenbaar maken daarvan, via het toezicht tot en met het inzetten van die middelen die uiteindelijk moeten leiden tot correctie van de situatie naar de oorspronkelijke of afgesproken toestand. In dit kader vindt vaak spraakverwarring plaats. Het is derhalve essentieel om in het kader van de voorliggende nota enkele zaken duidelijk te benoemen.

De te bewaken afspraken kennen in principe twee niveaus. Als eerste zijn er afspraken die gelden voor elke burger. Deze afspraken zijn vastgelegd in wetten en verordeningen. Wetten gelden landelijk, verordeningen kunnen een landelijk, regionaal en plaatselijk karakter hebben. Wetten en verordeningen hebben veelal de insteek “het is verboden om… (tenzij met een door het bevoegde gezag verleende vergunning/ontheffing/vrijstelling)”. Een tweede vorm van afspraken is vastgelegd in vergunningen of ontheffingen en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze afspraken zijn gemaakt tussen de aanvrager en de vergunningverlener (het bevoegd gezag) en gelden voor een concreet geval.

Het niet naleven van afspraken vastgelegd in wetten of verordeningen wordt verder illegaal handelen genoemd. Het niet naleven van afspraken als vastgelegd in vergunningen of ontheffingen is in principe natuurlijk ook illegaal handelen, echter in deze nota wordt gesproken van handelen in afwijking (van de vergunning, ontheffing of de daaraan verbonden voorschriften).

Hoewel het geven van voorbeelden soms averechts kan werken, toch een voorbeeld ter verduidelijking:

  • -

    Het bouwen van een woonhuis zonder de daarvoor noodzakelijke vergunningen te hebben, is duidelijk illegaal handelen, want een ieder weet (dient te weten) dat voor het bouwen van een woonhuis een vergunning nodig is.

  • -

    Het bouwen van een huis waarvoor een bouwvergunning is afgegeven, dient wel volgens de tekeningen en eventueel gestelde voorwaarden te gebeuren. Indien dat niet gebeurt, is er sprake van handelen in afwijking (van de bouwvergunning).

Genoemde voorbeelden geven ook al aan op welke wijze men achter de overtreding kan komen:

  • Illegaal handelen is slechts te constateren indien er een melding van derden binnenkomt, een toevallige constatering door een ambtenaar plaatsvindt of als er gericht (in het kader van bestuurlijk geaccordeerd projectmatig toezicht) naar illegale situaties wordt gezocht.

  • Handelen in afwijking kan worden geconstateerd door planmatig toezicht. Planmatig toezicht omvat geplande acties op basis van verleende vergunningen en vormen in die zin een vast onderdeel van het werkproces.

De acties volgend op het constateren van een illegaal handelen of handelen in afwijking, verder genoemd sancties, zijn divers. Het spreekt voor zich dat enerzijds de zwaarte van de overtreding hierbij een rol speelt en anderzijds de mogelijkheden die er bestaan om de onwettige situatie op te heffen. Hiervoor zijn diverse mogelijkheden variërend van slopen, het opleggen van dwangsommen tot legalisatie van een toestand.

Het gehele proces van handhaven moet er op gericht zijn om het aantal sancties zo gering mogelijk te houden. Aangezien het niet mogelijk is (en natuurlijk ook niet de bedoeling is) om op elke hoek van de straat toezichthouders te plaatsen, is het geheel een afweging van doelstellingen, belangen en ambities. Met andere woorden de wijze van handhaven is een beleidsvraagstuk dat gebaseerd is op juridische randvoorwaarden en politieke c.q. bestuurlijke afwegingen.

Ruimte is een schaars en dus kostbaar bezit. Om de kwaliteit van dit bezit ook voor de toekomst te kunnen bewaren moet er zorgvuldig mee worden omgesprongen. De claim op de ruimte neemt meer en meer toe waardoor het steeds belangrijker wordt de ruimtelijke kwaliteit en kwantiteit te waarborgen en waar mogelijk te verbeteren.

Bestemmingsplannen, structuurvisies en beeldkwaliteitsplannen bevatten, elk op eigen detailniveau, steeds meer ruimtelijke kwaliteitsdoelstellingen. Om de leefomgeving op een hoog niveau te houden, waarbij ook historische aspecten zwaar meewegen, stelt de gemeente zich het behoud en zonodig verbeteren van monumenten tot doel. Het ontwikkelen van kernplannen zijn voorbeelden waarbij de inpassing in de omgeving naar functie, beeld en gebruik meer en meer gebaseerd is op kwalitatieve afwegingen van het ruimtelijk gebruik.

Deze zorg voor de kwaliteit van de leefomgeving kan in gevaar worden gebracht door, op het oog, kleine zaken. Het verharden van paden, plaatsen van reclamemiddelen, kappen van houtopstanden, bouwen of slopen kunnen apart of in combinatie een veelal onomkeerbaar effect hebben op de natuur, het landschap en de bebouwde omgeving. Hoewel de individuele afwijkingen van de voorschriften, en dus de overtredingen, vaak uiterst gering zijn, kan het totaal fatale gevolgen hebben. Met name de gevolgschade op termijn wordt vaak onderschat of vergeten. De optelsom van enkele kleine overtredingen kan soms een onverwacht groot negatief effect hebben op de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving. Het bewaken en handhaven van het ruimtelijk beleid is bij uitstek een taak van de gemeentelijke overheid. Helaas moet worden geconstateerd dat de gemeenten (nog) niet volledig zijn toegerust om deze taak ook daadwerkelijk op een hoog niveau te kunnen uitvoeren.

Doorgaans is geen systematiek ontwikkeld om een volledig beeld te krijgen van de omvang en de ernst van de overtredingen die zich voordoen en over het algemeen is geen effectief instrumentarium ontwikkeld om die problemen vervolgens aan te pakken. Daarnaast ontbreekt het meestal aan menskracht om een duidelijk beleid te ontwikkelen en dit beleid vervolgens ook daadwerkelijk uit te voeren. De beschikbare handhavinginstrumenten zijn in het verleden meestal ad hoc toegepast. Er was geen beleid op dit gebied en over het algemeen werd alleen gereageerd op klachten, toevallige waarnemingen en gevoelsmatige aspecten.

De voorliggende nota heeft als eerste doel het “handen en voeten” geven aan het handhavingsbeleid van de desbetreffende gemeenten van het gewest Maastricht en Mergelland in het algemeen en van de gemeente Meerssen in het bijzonder.

Een tweede doel is aan de burgers en bedrijven duidelijk maken dat de belangen van elke individuele burger en bedrijf worden behartigd en wel in gelijke mate.

De voorliggende nota beschrijft de wijze waarop de desbetreffende gemeenten van het gewest Maastricht en Mergelland in het algemeen en de gemeente Meerssen in het bijzonder het instrument handhaving zal inzetten op de diverse deelgebieden. In 2001 is een onderzoek uitgevoerd naar de handhaving van het buitengebied bij alle partners in Limburg. Het gewest Maastricht en Mergelland bleek het langste actief op dit gebied en had dan ook een voorsprong op de andere gewesten. Waar de meeste gemeenten minder scoorden waren de navolgende aspecten:

  • -

    het handhavingsbeleid was niet verankerd binnen de gemeentelijke organisatie (deze nota kan in deze leemte voorzien);

  • -

    er worden nauwelijks prioriteiten gesteld in de handhaving van de leefomgeving en als er al prioriteiten zijn gesteld dan berusten deze meer op een “onderbuikgevoel” dan op een analyse (deze nota geeft aan waar de knelpunten liggen en welke prioriteiten er kunnen worden gesteld);

  • -

    monitoring van projecten en activiteiten vindt op ad hoc basis plaats, zonder uniformiteit en vergelijkingsmogelijkheden.

Het belang van beleid en consequente uitvoering

Het belang van het hebben van een handhavingsbeleid en het vervolgens uitvoering geven aan dit beleid, is onderstaand nader aangegeven.

  • Het recht op vrijheid van elk individu, houdt expliciet in dat er regels moeten worden afgesproken en nageleefd om de vrijheid van de ander niet in gevaar te brengen. Zowel burgers als overheid hebben er dus belang bij dat de regels worden nageleefd. Handhaving van die regels moet dus niet gezien worden als beperking van vrijheid of betutteling door de overheid maar als een algemeen belang. De handhavende overheid heeft in eerste instantie de dus de rol van scheidsrechter en is niet, zoals veelal wordt verondersteld, partij.

  • Voor het bestuur is het belang van geloofwaardigheid in het geding als plannen en verordeningen niet adequaat worden gehandhaafd. Met name bestemmingsplannen, die tot stand zijn gekomen op basis van vaak lange en met veel waarborgen omgeven procedures, vereisen een strakke handhaving om te voorkomen dat men de geloofwaardigheid verliest.

  • Een voor het bestuur uitermate belangrijk aspect is de juridische positie in geval er gebruik moet worden gemaakt van bestuursdwang. In geval er aantoonbaar beleid is ontwikkeld op het betreffende gebied, is de kans kleiner om in voorkomende gevallen door de rechter in het ongelijk te worden gesteld. Een beslissing gebaseerd op redelijk beleid zal niet snel worden vernietigd op basis van strijdigheid met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Deze algemene beginselen verzetten zich immers tegen incidentele en willekeurige handhavingsancties. Het beleid moet dus duidelijk zijn, zodat de vraag of en hoe er moet worden opgetreden, makkelijk te beantwoorden is. Het mag duidelijk zijn dat altijd moet worden nagegaan in hoeverre in voorkomende gevallen sprake is van “bijzondere omstandigheden”, die het afwijken van een vastgelegd beleid noodzakelijk maken. Zorgvuldige afweging dient dus altijd plaats te vinden.

  • Bij een consequent handhavingsbeleid zal, in aansluiting op het hiervoor genoemde punt, een beroep door een aangeschrevene minder snel als gerechtvaardigd worden beoordeeld. Dit geldt meer naarmate er regelmatig bekendheid wordt gegeven aan het gevoerde beleid. Het regelmatig communiceren van beleid is dus erg belangrijk.

  • Door het formuleren en vaststellen van een duidelijk integraal handhavingsbeleid is het mogelijk om prioriteiten te stellen op basis van duidelijke en inzichtelijke afwegingen. Hierdoor wordt de (indruk van) willekeur weggenomen, aangezien duidelijk verwezen kan worden naar onderliggend beleid en zorgvuldige prioriteitstelling. Naast de openheid en duidelijkheid voor de buitenwacht, kunnen hierdoor personeel en middelen efficiënter worden ingezet en kan daarmee de doelmatigheid worden vergroot. Op deze wijze kan ook voorkomen worden dat te veel ineens wordt opgepakt (geconstateerd) dat vervolgens niet accuraat wordt afgehandeld.

De soorten van handhaving

Handhaving kent twee vormen:

  • 1.

    Actief handhaven;

  • 2.

    Passief handhaven.

Actief handhaven wordt gekenmerkt door de initiërende rol van de gemeente.[2]). De gemeente neemt bij deze vorm het initiatief tot:

  • het toezicht op naleving van de regels;

  • het opsporen van overtredingen;

  • het nemen van maatregelen (aanschrijven, bestuursdwang, strafrechtelijke vervolging).

Passief handhaven daarentegen, kenmerkt zich door de afwachtende rol van de gemeente. In dit geval is het de burger die klaagt, waarop vervolgens de gemeente reageert met een actie. Dit is in de volksmond bekend als het piepbeleid. De mondigheid van de burger gaat gepaard met een verhoogde frequentie van reageren op veranderingen in zijn/haar directe/indirecte omgeving. Van de overheid wordt adequaat reageren verwacht.

Kiezen voor verantwoord actief beleid

Bij vragen omtrent handhaving en handhaafbaarheid van regels dwingt de diversiteit aan overtredingen tot een genuanceerde benadering. De diversiteit laat zich door de volgende kernbegrippen karakteriseren:

  • Onomkeerbaarheid;

  • Geleidelijkheid;

  • Onzichtbaarheid;

  • Duur;

  • Frequentie;

  • Ernst.

Aanlegactiviteiten zijn veelal onomkeerbaar, waardoor bestuursdwang als handhavinginstrument niet in aanmerking kan komen (hierover later meer), alleen een repressieve strafsanctie (proces-verbaal) is dan nog mogelijk. Sluipende overtredingen (bijv. het geleidelijk kappen van een houtopstand) zijn eveneens moeilijk tegen te gaan. Dergelijke overtredingen bestaan in feite uit een hele reeks van minieme overtredingen die elk afzonderlijk niet ernstig genoeg zijn (c.q. worden geacht) om er tegen op te treden. Veelal zijn zij ook niet waarneembaar; tegen de tijd dat de ernst van de collectieve overtredingen duidelijk wordt is het meestal te laat.

Daarmee is een ander aspect van de aard van de overtredingen genoemd: de betrekkelijke onzichtbaarheid van sommige overtredingen. Naast sluipende overtredingen moet hierbij worden gedacht aan kleinere illegale  bouwwerken, verbouwingen e.d., alsook aan gebruik/opsplitsing van panden in strijd met de gebruiksvoorschriften. Bij kortdurende overtredingen (bv. hondenpoep) is er weinig kans om de overtreder te betrappen; bij vaak herhaalde overtredingen heeft de handhaver het probleem dat hij steeds bezig kan blijven. Handhaving van deze twee soorten overtredingen is zeer arbeidsintensief en eigenlijk alleen mogelijk wanneer er een permanente, uitgebreide controle plaatsvindt.

Al met al is de keuze aangaande de aard van handhavingsbeleid (actief versus passief) derhalve geen algemene keuze. Niet alles kan actief of passief. De keuze leidt direct tot gevolgen voor de bezetting van het ambtelijke apparaat, niet alleen in omvang maar ook in aard. Voor het houden van toezicht wordt namelijk een geheel andere kwaliteit verlangt dan voor het starten, begeleiden, bewaken en afronden van (juridische) procedures. De gemeenten moeten onvermijdelijk kiezen voor een verantwoord actief beleid. De omvang, intensiteit en de in te zetten middelen zullen afhankelijk zijn van de zwaarte en de (mogelijke) gevolgen van de geconstateerde overtreding. De keuze voor een actief beleid is gebaseerd op de zorg voor de leefomgeving, de geloofwaardigheid en gelijkheid van de burgers en bedrijven.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige situatie. Hierin wordt kort een aantal landelijke ontwikkelingen beschreven. Vervolgens wordt aangegeven wat de stand van zaken is in de regio met betrekking tot ontwikkelingsfase, inhoud, organisatie, werkwijze/strategie, informatie-uitwisseling, samenwerking en bestuurlijke betrokkenheid. Indien nodig worden ook in dit hoofdstuk beleidsuitgangspunten benoemd.

In hoofdstuk 3 vindt een doorvertaling plaats van hetgeen provinciaal vanuit de milieu-invalshoek is afgesproken naar de integrale benadering van de handhaving van de leefomgeving voor de vier kleurensporen. Voorts worden de missie, regionale strategische ambities, de regionale beleidsuitgangspunten en de prioriteiten aangegeven. Op basis hiervan zijn vervolgens de maatregelen en acties opgenomen om de gewenste situatie te bereiken.

In het lokale (gemeentelijk) gedeelte (hoofdstuk 4) wordt aangegeven op welke wijze de ambities en doelstellingen zullen worden verwezenlijkt. Op gemeentelijk niveau kan het verbijzonderen van ambities en doelstellingen situationeel plaatsvinden. In dit hoofdstuk worden ook specifieke gemeentelijke beleidsuitgangspunten benoemd en de consequenties in organisatorische en personele zin van deze nota.

P.S.: Er is in deze nota nog geen rekening gehouden met de Wet BIBOB (Wet bevordering integriteitsbeoordeling openbaar bestuur; de wet treedt waarschijnlijk per 1-6-2003 in werking). Deze wet heeft ook te maken met handhavingspreventie bij subsidies, vergunningen en aanbestedingen. De consequenties van de Wet BIBOB zullen separaat worden vastgesteld.

Hoofdstuk 2. Beschrijving huidige situatie

2.1 Landelijke ontwikkelingen

Naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam heeft er op landelijk niveau veel discussie plaatsgevonden over handhaving en de rol van de overheid. Belangrijke bijdrage aan deze discussies hebben de onderzoeksrapporten geleverd van respectievelijk de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp (Commissie Oosting) en de Commissie Polak-Versteden. Het verdient aanbeveling om de resultaten van beide commissies, of op zijn minst de belangrijkste conclusies, te vertalen naar de regionale en lokale handhavingsinstanties en de samenwerkingsstructuur.

In de gemeente Meerssen lag er al een beleidsplan brandpreventie ter uitvoering gereed. Via de invulling van de vacature inspecteur brandpreventie” per april 2001 is in een versneld tempo de brandpreventie ter hand genomen. Voorts is medewerking verleend aan de landelijke inventarisatie van risicodragende activiteiten en inrichtingen in Meerssen in het kader van A.V.I.V. Ook hebben de rapporten van de commissie Oosting en Polak-Versteden weerslag gevonden in discussies die de afgelopen periode hebben plaatsgevonden over de professionalisering van de handhaving, de tussenevaluatie van de bestuursovereenkomst in Limburg en de gedachten over de kwaliteitscriteria handhaving die landelijk ontwikkeld gaan worden.

In het najaar van 2002 zijn door de landelijke overheid de kwaliteitscriteria voor een adequate handhaving bekend gemaakt. Gemeenten moeten zelf aan te geven of zij aan de voorwaarden kunnen voldoen (zelfstudie). Indien een handhavende instantie niet aan de kwaliteitseisen kan voldoen zullen door de landelijk overheid sanctiemaatregelen worden getroffen ten einde de kwaliteit voor deze instantie te waarborgen. De inhoud van de kwaliteitscriteria heeft gevolgen voor het handhavingsbeleid en de aanpak van de handhaving in het gewest Maastricht en Mergelland in het algemeen en dat van Meerssen in het bijzonder. In het onderhavige nota is hiermede zoveel als mogelijk rekening gehouden.

2.2. Initiatieven m.b.t. verbetering handhaving

In de nota ‘Met recht verantwoordelijk’ over de toekomst van de milieuwetgeving heeft de minister van VROM initiatieven aangekondigd om tot professionele handhavingsdiensten te komen. In het Bestuurlijk Provinciale Milieuhandhavingsoverleg (B-PMO) van 19 december 2001 werd gesproken over de effecten van deze nota. Het B-PMO heeft besloten in te spelen op deze landelijke ontwikkelingen. Besloten is om begin 2002 een onderzoek uit te voeren naar de haalbaarheid van het oprichten van een handhavingsdienst in Limburg. Dit onderzoek sluit aan bij een van de aanbevelingen uit de uitgevoerde Probleemverkenning, die luidde: “Initieer als B-PMO onderzoek naar een aantal organisatorische varianten om te komen tot meer effectiviteit door meer uniformiteit in de handhaving als resultaat van samenwerking”. Inmiddels is de discussie afgerond en neergelegd in een rapport van bureau BMC van april 2002 “Limburg opnieuw aan zet, onderweg naar morgen”. De voornaamste conclusies uit het rapport zijn:

  • -

    de handhaving is bij een aantal organisaties versnipperd en vanwege de omvang kwetsbaar;

  • -

    er bestaat weinig bestuurlijk draagvlak voor de handhaving;

  • -

    scheiding van vergunningverlening en handhaving lijkt in veel gevallen te leiden tot een professionelere handhaving’.

In het gewest Maastricht en Mergelland is afgesproken dat de conclusies van dit rapport, waaraan ook een aantal gemeenten in het gewest hebben meegewerkt worden meegenomen in deze handhavingsnota.

In 2002 is door het SEPH Limburg een quickscan uitgevoerd naar de professionalisering van de handhaving. Dit onderzoek werd uitgevoerd bij een aantal bovenregionale partners en gemeenten in Limburg. De resultaten zijn bekend gemaakt onder alle partners. De voornaamste conclusies van het onderzoek waren:

  • -

    de handhaving is kwetsbaar door een gebrek aan continuïteit en professionaliteit van de handhaving;

  • -

    de versnipperde inzet door meerdere instanties leidt tot onduidelijkheid en inefficiëntie;

  • -

    de vrijblijvendheid in het optreden is nog te groot omdat er nog geen sterke handhavingscultuur is;

  • -

    er is te weinig capaciteit om tot voldoende feitelijke resultaten te komen;

  • -

    de bestuurlijk betrokkenheid bij handhavingsbeleid moet bij handhavingsbeleid groter worden en bij de uitvoering van de handhaving verminderen;

  • -

    willen partners hun handhavingstaak serieus nemen dan zal er aan deze aspecten een betere invulling gegeven moeten worden.

Op 22 november 2002 is in onze regio een workshop georganiseerd waarin werd gediscussieerd over de knelpunten in het professionaliseringstraject. De uitkomsten van deze workshop zijn meegenomen in deze beleidsnota op basis van de rapportage (“Eindrapport Professionaliteit en kwaliteit van handhaving op hoger plan”) ter zake.

2.3. Ontwikkelingsfasen

Niet elke instantie is even ver in de handhaving. Zonder uitvoerig op de oorzaken in te gaan (menskracht, prioritering, specifieke aandachtgebieden) lijkt het wel verstandig om het niveau per kleurspoor te bepalen. Immers niet elke instantie hoeft in een zelfde tempo of met een zelfde inzet de handhaving op te pakken of voort te zetten. Ook moet het voor de betrokken bestuurders mogelijk blijven keuzes te maken en prioriteiten te stellen. Zo zullen voor de politie moord en geweld altijd een hogere prioriteit blijven houden dan de handhaving van het milieu.

De volgende vier ontwikkelingsfasen worden onderscheiden:

Initiatieffase: problematiek moet worden geformuleerd, beleid, capaciteit en instrumentarium moet worden opgebouwd.

Uitvoeringsfase: problematiek is duidelijk geformuleerd, beleidskeuzes zijn gemaakt, de capaciteit en het . instrumentarium wordt ingezet om achterstand in te lopen.

Consolidatiefase: problematiek is onder controle, op basis van de opgedane ervaring wordt gewerkt aan verbetering .van de efficiency van de capaciteit en het instrumentarium.

Professionaliseringsfase: beleidskeuzes worden geëvalueerd bezien wordt of huidige problematiek vraagt om aanpassing . beleid. De aandacht richt zich steeds meer op de effectiviteit (outputgericht); handhaving bevindt zich in de beheersmatige fase.

Per instantie (in dit geval de gewestgemeenten) kan per kleurspoor worden aangeduid in welke fase zich de organisatie bevindt. In deze nota is dit alleen voor Meerssen zichtbaar gemaakt.

Grijze spoor (inrichtingen)

Instantie

initiatief

uitvoering

consolidatie

professionalisering

Eijsden

 

 

 

 

Gulpen-Wittem

 

 

 

 

Maastricht

 

 

 

 

Margraten

 

 

 

 

Meerssen

 

 

xxxxxxxxxxxxxxxxxxx

 

Vaals

 

 

 

 

Valkenburg a/d Geul

 

 

 

 

Grijze spoor (overige, waaronder APV-bepalingen, verkeerslawaai)

Instantie

initiatief

uitvoering

consolidatie

professionalisering

Eijsden

 

 

 

 

Gulpen-Wittem

 

 

 

 

Maastricht

 

 

 

 

Margraten

 

 

 

 

Meerssen

APV

Geluid

 

 

Vaals

 

 

 

 

Valkenburg a/d Geul

 

 

 

 

Rode spoor (buitengebied)

Instantie

initiatief

uitvoering

consolidatie

professionalisering

Eijsden

 

 

 

 

Gulpen-Wittem

 

 

 

 

Maastricht

 

 

 

 

Margraten

 

 

 

 

Meerssen

 

 

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

 

Vaals

 

 

 

 

Valkenburg a/d Geul

 

 

 

 

Rode spoor (kernen)

Instantie

initiatief

uitvoering

consolidatie

professionalisering

Eijsden

 

 

 

 

Gulpen-Wittem

 

 

 

 

Maastricht

 

 

 

 

Margraten

 

 

 

 

Meerssen

 xxxxxxxxxxxxxxxx

xxxxx

 

 

Vaals

 

 

 

 

Valkenburg a/d Geul

 

 

 

 

Blauwe spoor (taakveld van waterschap)

Instantie

initiatief

uitvoering

consolidatie

professionalisering

Eijsden

 

 

 

 

Gulpen-Wittem

 

 

 

 

Maastricht

 

 

 

 

Margraten

 

 

 

 

Meerssen

 

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

 

 

Vaals

 

 

 

 

Valkenburg a/d Geul

 

 

 

 

Groene spoor (natuur)

Instantie

initiatief

uitvoering

consolidatie

professionalisering

Eijsden

 

 

 

 

Gulpen-Wittem

 

 

 

 

Maastricht

 

 

 

 

Margraten

 

 

 

 

Meerssen

 

 

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

 

Vaals

 

 

 

 

Valkenburg a/d Geul

 

 

 

 

2.4. Inhoudelijke knelpunten

In de probleemverkenning worden provinciebreed de volgende inhoudelijke knelpunten genoemd:

Grijze spoor: bouwstoffenbesluit, illegale vuilstorten (bijv. XTC-labs), visuele vervuiling percelen in het buitengebied, risicobedrijven.

Rode spoor: handhaving in het algemeen wordt als knelpunt ervaren.

Blauwe spoor: handhaafbaarheid vergunningen, aanpak diffuse bronnen, grondwaterbeheer.

Groene spoor: illegale vuilstorten, flora en fauna beheer.

Hierbij moet worden aangetekend dat niet alle knelpunten in elke regio en daartoe behorende gemeenten als zodanig worden herkend. In hoofdstuk 3 worden per kleurspoor de regionale knelpunten en prioriteiten aangegeven. In hoofdstuk 4, waarin de lokale situatie per gemeente wordt geschetst, wordt ingegaan op lokale knelpunten.

2.5. Organisatie

De organisatie van de handhaving verschilt per gemeente. In de gemeenten in het gewest Maastricht en Mergelland is geen functionele scheiding aangebracht tussen vergunningverlening en handhaving. In een kleine gemeente met een compacte organisatiestructuur is functiescheiding tussen vergunningverlening en handhaving onbereikbaar zonder aanpassingen in functies c.q. taken. Het grote nadeel van functiescheiding binnen een en dezelfde organisatie is dat er steeds een optimale afstemming moet zijn tussen de functionarissen belast met vergunningverlening en handhaving. Ze moeten als het ware een twee-eenheid vormen, want de een kan niet zonder de ander. Het alom geprezen voordeel van functiescheiding wordt hiermee in een genuanceerder perspectief geplaatst. Voorts is het natuurlijk zo dat uiteindelijk het bevoegd gezag de beslissing neemt.

Voor beide functionarissen is dit hetzelfde orgaan! Er bestaan vormen van scheiding waarin de taken niet gescheiden expliciet gescheiden zijn, maar waar de medewerkers niet zijn “zelf” verleende vergunning controleert. Overigens moet hierbij een duidelijke scheiding worden gemaakt tussen toezicht en handhaving (beleidsuitgangspunt).

2.6. Werkwijze/strategie

De provinciaal vastgestelde handhavingsstrategie wordt in principe toegepast (beleidsuitgangspunt). Het vastgestelde handhavingsprotocol gemeente Meerssen is een verbijzondering van de strategie omdat het protocol met name vastlegt dat een handhaver die iets illegaals constateert, ter plaatse moet kunnen handelen en wel zodanig dat in voorkomende gevallen direct een oplossing wordt bereikt, waarmee de belangen die via handhaving aan de orde zijn, niet geschaad worden (vaak minder prioritaire gevallen). Het is immers beter dat direct met de overtreder een oplossing wordt bewerkstelligd, waarvan de naleving ook strikt wordt gecheckt, in plaats van het hanteren van omslachtige administratieve processen. In daarvoor passende gevallen is hiermee niemand gediend. De menskracht moet dus effectief ingezet worden voor die illegaliteiten die daartoe nopen.

Het behoeft geen uitleg dat ook in Meerssen gedogen (passief en actief) is voorgekomen. Om uiteenlopende redenen. Ook hiervoor worden beleidsuitgangspunten geformuleerd.

2.7. Informatie-uitwisseling

Ook in den lande onderkent men inmiddels de behoefte aan een landsdekkend handhavingsinformatiesysteem. In het onderzoek naar de kwaliteitseisen voor de handhaving komt dit manifest naar voren. In het gewest Maastricht en Mergelland is bij de evaluatie de wens naar gebracht te komen tot een gewestdekkende handhavingsinformatiekaart. Het idee is naar provinciaal niveau getild en wordt momenteel uitgewerkt in samenwerking met de provincie Limburg, het Zuiveringschap Limburg en enkele landschapsbeheerders. Het project is ook aangemeld in het kader van plattelandsontwikkeling Zuid-Limburg/Zuid-Limburg Vitaal platteland. Voor ogen staat een digitale gebiedskaart waarop bruikbare informatie zichtbaar wordt over de vier kleursporen en de wijze waarop deze informatie voor de handhavers kan leiden tot opsporing. De komst van een dergelijk systeem biedt veel voordelen voor de interne en externe informatievoorziening (actiepunt).

Digitale vastgoeddata zullen eveneens benut moeten worden als informatiebron. Gelet op de landelijke afspraken ten aanzien van codering etc van basisgegevens (kadastraal, GBKN, bestemmingsplannen, digitale foto’s, TOP-kaart etc) behoeft digitale uitwisseling van informatie geen problemen op te leveren. Interessant is wel om, de voorsprong die op provinciaal niveau in deze bestaat, deze te benutten voor het gewest.

In Meerssen is operationeel een centraal geautomatiseerd klachtregistratie systeem. Dit systeem kan desgewenst ook benut worden voor centrale klachtregistratie voor meer dan een gemeente. Ook is het mogelijk dat meerdere gemeenten eenzelfde systeem gaan benutten. Monitoring is op deze wijze eenduidiger en gemakkelijker. Door de gemeenten in de regio en door Meerssen wordt veel geregistreerd. In Meerssen geschiedt dit in afzonderlijke bestanden die niet aan elkaar of aan een object gekoppeld zijn via de vastgoedadministratie De externe en interne toegankelijkheid is dus zeer beperkt. De gegevens van inrichtingen zijn weliswaar opgeslagen in een MS-excell-bestand, doch de hanteerbaarheid hiervan ingeval van incidenten of een calamiteit is slecht. Het maken van digitale aanvalsplannen van specifieke inrichtingen is inmiddels een in uitvoering zijnd actiepunt. Centraal worden alle mondelinge/telefonische meldingen/klachten van burgers geregistreerd in een zelf gemaakt softwarepakket met monitoring.

2.8. Samenwerking

Sinds de 1988 (BUGM-regeling) vindt er samenwerking plaats op milieugebied tussen de gewestgemeenten in het gewest Maastricht en Mergelland. Er is een regionaal ambtelijk milieu-overleg (RAMO) waarin de handhaving een plaats heeft gevonden. Tussen 1993 en 1999 heeft een regionaal ambtelijk handhavingsoverleg gefunctioneerd. Met de komst van het SEPH is dit overleg opgeheven. Om de binding met enkele bovenregionale partners te continueren zijn deze partners 2 maal per jaar uitgenodigd in een RAMO-vergadering (met een handhavingskarakter). Bestuurlijk functioneert het regionaal portefeuillehouders-overleg grondgebiedzaken. Tussen 1993 en 1999 heeft een ook een regionaal bestuurlijk handhavingsoverleg gefunctioneerd. Ook dit overleg is met de komst van het SEPH opgeheven.

Sinds de komst van de regionale handhavingscoördinator in april 1993 is de samenwerking tussen de gemeenten gecontinueerd en met de bovenregionale partners sterk verbeterd. Met name in de programmering, de afstemming en in de samenwerking bij regionale acties is er inbreng en deelname van alle partners. Sinds 1993 werken de gezamenlijke instanties nauw samen in de regio in de regionaal lopende projecten. Bij de handhavingsacties nemen alle instanties deel. In 1996 is de samenwerking op milieugebied binnen de regio ter discussie gesteld. Door bureau K+V uit Arnhem is onderzoek verricht naar de mogelijkheden om de samenwerking uit te breiden of te versterken. Dit onderzoek heeft er toe geleid dat de samenwerking zoals deze op dat moment gold in stand is gebleven. Ook voor de handhaving is gekozen voor de samenwerkingsvorm uit 1993 te continueren. In 1999 is de discussie nog eens overgedaan bij de totstandkoming van de Bestuursovereenkomst handhaving in Limburg, die op 1 december 1999 door alle gewestgemeenten is ondertekend en waarmee het SEPH Limburg tot stand is gekomen.

Mocht gewerkt kunnen worden met handhavingsteams, dan behoeft de structuur niet te wijzigen binnen het samenwerkingsverband. Vanzelfsprekend moeten wel afspraken omtrent taken en bevoegdheden overeengekomen worden en worden vastgelegd.

2.9. Bestuurlijke betrokkenheid

Wat verstaan we onder bestuurlijke betrokkenheid? Enerzijds wordt hiermee bedoeld de mate waarin bestuurders het onderwerp handhaving serieus nemen. Ook kan het beteken de mate waarin bestuurders afwijken van vastgesteld beleid of afwijken van de in regionaal of provinciaal beleid vastgelegde procedures over handhaving. De bestuurlijke betrokkenheid is niet altijd zichtbaar aanwezig. Dit kan te maken hebben met het feit dat de handhaving op een redelijk adequaat niveau is. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de bestuurders in het gewest Maastricht en Mergelland de handhaving passief steunen. Er is draagvlak voor de handhaving en er is een bestuurlijke wil om handhaving structureel in te zetten. De participatie in het regionaal bestuurlijk overleg, het portefeuillehoudersoverleg is voldoende. Een nadeel is dat sinds 1999 het bestuurlijk handhavingsoverleg (met bovenregionale partners) is opgeheven en is ondergebracht in het reguliere portefeuillehoudersoverleg grondgebiedzaken (zonder bovenregionale partners). Zoals we reeds eerder hebben kunnen lezen is uit de quick-scan die onlangs onder handhavend Limburg is uitgevoerd duidelijk gebleken dat de bestuurlijke betrokkenheid niet groot is voor het handhavingsbeleid maar wel voor de uitvoering van de handhaving.

Hoe kan het bestuurlijk draagvlak worden vergroot?

  • -

    een open communicatie tussen ambtelijk en bestuurlijk apparaat is onontbeerlijk. De agenda van het bestuurlijk overleg moet geen geheimen bergen voor de ambtenaar en andersom moet de bestuurder op de hoogte zijn van de ambtelijke agenda;

  • -

    een goede voorbespreking en gedegen terugkoppeling over geplande en uitgevoerde (regionale) handhavingsacties versterken het bestuurlijk draagvlak;

  • -

    transparantie over de genomen bestuurlijke stappen. Zeker als afgeweken wordt van de provinciebreed afgesproken handhavingsstrategie is het goed hierover te communiceren binnen het eigen apparaat en hierover verantwoording af te leggen bij de andere partners;

  • -

    participatie van bestuurders in overleggen, projecten en acties vergroot het bestuurlijk draagvlak;

  • -

    handhaving consequent en in een vroeg stadium betrekken in gemeentelijke beleidsprocedures waardoor de handhaving niet het sluitstuk wordt. Voorkomen van handhaving is nog altijd een veel betere oplossing dan handhaving.

  • -

    een mogelijkheid om de kwetsbaarheid uit de bestuurlijke handhaving te halen zou het onderbrengen van de portefeuille handhaving bij de burgemeester kunnen zijn. De burgemeester is onafhankelijk en de burgemeester heeft reeds een rol in het kader van openbare orde en veiligheid (beleidsuitgangspunt).

Hoofdstuk 3. Gewenste regionale situatie eind 2004

3.1 Inleiding

In de provinciebrede Meerjarenvisie is een ambitieniveau is voor wat betreft de milieuhandhaving geformuleerd voor 2004. Op provinciaal niveau worden afspraken gemaakt binnen het Bestuurlijk provinciaal milieuhandhavingsoverleg (B-PMO). In dit overleg zijn alle handhavende instanties vertegenwoordigd. De gemeenten zijn per regio vertegenwoordigd door de gewestelijke portefeuillehouder, meestal de voorzitter van het regionale bestuurlijk milieuhandhavingsoverleg of portefeuillehoudersoverleg. Er vindt informatie-uitwisseling plaats zoals provinciebreed afgesproken. Partners werken mee aan het ontwikkelen van de technische voorzieningen die hiertoe noodzakelijk zijn.

Op basis van hetgeen provinciaal vanuit de milieu-invalshoek is afgesproken, vindt een doorvertaling plaats vanuit de integrale benadering van de handhaving van de leefomgeving voor de vier kleurensporen. Hierna worden de regionale strategische ambities benoemd, de prioriteiten aangegeven en de hierop gebaseerde operationele beleidsdoelen.

In het lokale (gemeentelijk) gedeelte (hoofdstuk 5) wordt aangegeven op welke wijze de ambities en doelstellingen zullen worden verwezenlijkt. Op gemeentelijk niveau kan het verbijzonderen van ambities en doelstellingen situationeel plaatsvinden.

3.2. Wat willen we bereiken: de missie en beleidsuitgangspunten

De missie van waaruit ons toezichts- en handhavingsbeleid vorm krijgt kan als volgt worden verwoord.

“Het zorgdragen voor een correct naleefgedrag van regelgeving ten behoeve van het realiseren van een duurzame leefomgeving”. [3]

Met deze missie sluiten ook de gemeenten aan op het POL en zij geven tevens aan dat toezicht en handhaving niet op zichzelf staande activiteiten zijn, maar dat zij onmisbare elementen zijn in de beleidscyclus en in de reguleringsketen. Handhaven staat ten dienste van het realiseren van beleidsdoelen en is als zodanig een beleidsinstrument om die doelen te realiseren. Ook is daarmee aangegeven dat toezicht en handhaving vroegtijdig in alle fasen van beleidsvorming en –uitvoering aan de orde dienen te zijn. Daarmee is het een opgave voor ons bestuur en alle ambtelijke medewerkers om daaraan aandacht te geven.

[3] bron: provinciale handhavongsnota 2002.

De strategische doelen.

De strategische doelen die wij ons voor de komende jaren stellen zijn de volgende.

  • a.

    Inzet van handhaving als beleidsinstrument. Nadrukkelijker de relaties (over en weer) van handhaving met enerzijds beleid(sontwikkeling) en anderzijds uitvoering (vergunningverlening) versterken.

  • b.

    Een optimale zorg voor handhaafbare producten. Een goed naleefgedrag en ook een goede handhaving staat of valt met uitvoerbare en handhaafbare producten. Dat is een opgave aan alle onderdelen van de organisatie (beleid en vergunningen) om daarvoor zorg te dragen.

  • c.

    Effectief en efficiënt toezicht op de naleving van regelgeving. Hierbij gaat het om de vraag “doen we de goede dingen” (prioriteitstelling) en de vraag “doen we de dingen goed” (aanpak)

  • d.

    Inzet van handhaving als zwaardrecht. Consequente aanpak van de overtreder als het realiseren van norm-conform gedrag langs andere wegen niet tot oplossing leidt. Helder communiceren over sancties. Afstemming tussen bestuursrecht en strafrecht verder ontwikkelen.

  • e.

    Bevordering samenwerking met partners. Mede op basis van de bestuursovereenkomst over samenwerking in de handhaving bezien of intensivering van de samenwerking in de uitvoering tot een hoger rendement leidt in het realiseren van de doelen.

  • f.

    Bevordering van integrale en gebiedsgewijze vorm van toezicht en handhaving in regionaal verband.

  • g.

    Het voldoen aan de criteria voortvloeiend uit het project “professionaliteit en kwaliteit van handhaving” (zie § 3.5).

3.3. Regionale prioriteiten

Regionale prioriteiten vloeien enerzijds voort uit landelijke en provinciebrede activiteiten en projecten en anderzijds uit problemen, knelpunten en aandachtsvelden uit de regio zelf. Elke gemeenten kent zijn eigen specifieke kenmerken. Natuurlijk zijn er ook gemeenschappelijke kenmerken te benoemen. Gebleken is dat gebieden in gemeenten vergelijkbaar zijn en dat problemen en knelpunten vaak identiek zijn. Elke gebiedsoort kent zijn specifieke bedreigingen, problemen of aandachtsvelden. Deze gebiedseigen kenmerken kunnen per kleurspoor worden aangeduid. Door het inzichtelijk maken van de problemen per gebiedsoort kan de handhaving in deze gebieden doelmatiger en doeltreffender worden ingezet.

Een voorbeeld: In een gebied waar zware industrie is toegestaan (bijv. Beatrixhaven van Maastricht) is geluid geen belangrijk thema. De meeste bedrijven vallen binnen de geluidscontouren van het bestemmingsplan en beschikken over een vergunning met voorwaarden die deze geluidswaarden toestaat. Op een dergelijk industrieterrein is het thema afval wellicht een beter onderwerp waar de handhaving zich op kan richten.

In een stiltegebied is geluid wel een thema. De handhaving in deze gebieden, die nauwkeurig omschreven zijn, kan zich op dit thema toespitsen zowel in de reguliere controles als in de integrale (bijv. gewestelijke) acties.

Indeling van gebieden in per gemeenten zijn:

  • 1.

    woongebieden zonder bedrijvigheid

  • 2.

    woongebied met bedrijvigheid

  • 3.

    bedrijventerreinen

  • 4.

    Landelijk gebied buitengebied

  • 5.

    Landelijk gebied natuurterreinen

  • 6.

    Landelijk gebied water

Per gebied is per kleurspoor (aandachtsveld) aangegeven welke waarden en bedreigingen het gebied kenmerkt. In de laatste kolom is aangegeven welke handhavingsthema’s er mogelijk spelen (relatie tussen gebiedstype en waarden en bedreigingen.

3.3.1. Grijze spoor

MILIEU

Regionale prioriteiten grijze spoor:

 

Gebiedsoort

Waarden

Bedreigingen

Handhavingsthema’s

1.

woongebied zonder bedrijvigheid

Woongenot Rust Afvalzorg en –verwijdering Bodem (spelen)

Geluidsoverlast Zwerfvuil Hondenpoep

Zwerfvuil Hondenpoep

2.

woongebied met bedrijvigheid

woongenot leefbaarheid kernen

geluid parkeerhinder Hobbyisme Hondenpoep zwerfvuil reclame

Hobbyisme Hondenpoep parkeren zwerfvuil

3.

bedrijventerrein

visuele ordelijkheid afval(water) bodembescherming

visuele hinder overtreding regels bodemverontreiniging

visuele hinder vergunning/melding

4.

Landelijk gebied Buitengebied

Afvalzorg Stank Bodem Riolering Bemesting

Vuur stoken Illegale stortingen bodemlozingen Hobbyistisch boeren overbemesting

APV Afval Bodem Bouwstoffenbesluit Lozingsbesluit Meststoffenbesluit

5.

Landelijk gebied Natuurgebied

 

 

 

6.

Landelijk gebied Water

 

 

 

3.3.2. Rode spoor

BOUWEN EN RUIMTELIJKE ORDENING

Regionale prioriteiten rode spoor:

 

Gebiedsoort

Waarden

Bedreigingen

Handhavingsthema’s

1.

woongebied zonder bedrijvigheid

Woongenot Privacy Architectuur Monumentenzorg

Illegale bebouwing Illegale bewoning Woningsplitsing Erfafscheidingen verdichting bebouwing snelheidsovertreding in 30 km zones gebieden

Illegale bebouwing Illegaal gebruik snelheidsnorm

2.

woongebied met bedrijvigheid

idem

idem

idem

3.

bedrijventerrein

gebruik overeenkomstig bestemming

illegaal gebruik verloedering open terrein

illegaal gebruik visuele hinder

4.

Landelijk gebied Buitengebied

Woongenot Landschappelijke waarden Natuurlijke waarden

Illegale bebouwing Recreatie Hobbyistisch boeren Werken zonder vergunning

Aanlegvergunningen Afval vrije veld Vrijkomende bebouwing Kamperen bij boer

5.

Landelijk gebied Natuurgebied

flora en fauna

aantasting algemeen

alle illegaliteiten

6.

Landelijk gebied Water

ecologisch beheer oppervlakte water

vervuiling water

illegale lozingen illegaal gebruik oevers onttrekkingen

3.3.3. Blauwe spoor

WATER

Regionale prioriteiten blauwe spoor:

 

Gebiedsoort

Waarden

Bedreigingen

Handhavingsthema’s

1.

woongebied zonder bedrijvigheid

 

 

 

2.

woongebied met bedrijvigheid

 

 

 

3.

bedrijventerrein

 

 

 

4.

Landelijk gebied Buitengebied

kwaliteit oppervlaktewater

vervuiling

illegale lozingen en onttrekkingen

5.

Landelijk gebied Natuurgebied

flora en fauna

aantasting algemeen

alle illegaliteiten

6.

Landelijk gebied Water

ecologisch beheer opp. water

vervuiling water

illegale lozingen illegaal gebruik oevers onttrekkingen

3.3.4. Groene spoor

NATUUR EN LANDSCHAP

Regionale prioriteiten groene spoor:

 

Gebiedsoort

Waarden

Bedreigingen

Handhavingsthema’s

1.

woongebied zonder bedrijvigheid

Woongenot Groen in de buurt

Illegaal gebruik groen Afval Bestrijdingsmiddelen

Afval Bestrijdingsmiddelen Illegale bomenkap

2.

woongebied met bedrijvigheid

 

 

 

3.

bedrijventerrein

 

 

 

4.

Landelijk gebied Buitengebied

Woongenot Beschermde planten Beschermde dieren Landschap

Aantasting plant en dier Afval Bestrijdingsmiddelen aantasting houtopstanden Reclame Recreatief gebruik

Integraal Landschapverordening Groene regelgeving Illegaal recreëren

5.

Landelijk gebied Natuurgebied

flora en fauna

aantasting algemeen

alle illegaliteiten

6.

Landelijk gebied Water

ecologisch beheer opp. water

vervuiling water

illegale lozingen illegaal gebruik oevers onttrekkingen

Elke gemeente zal moeten aangeven welke gebieden voorkomen binnen het grondgebied. Daarna moet de check plaatsvinden of de genoemde kenmerken aanwezig zijn en of de genoemde bedreigingen in het gebied spelen. Mogelijk spelen er naast de genoemde bedreigingen nog andere thema’s. De scan van de gebieden zal uiteindelijk de werkelijke problemen en knelpunten op tafel brengen (actiepunt). Het kiezen van passende handhavingsthema’s is dan een logisch vervolgstap. Hierbij kan een prioritering worden aangegeven. De daadwerkelijke aanpak van de handhavingsthema’s kan dan regionaal of lokaal worden opgepakt. In het lokale hoofdstuk 4 zijn, afhankelijk van de ontwikkelingsfase (§ 2.3.) de lokale ambities opgenomen.

Als de thema’s bekend zijn kan een jaarlijks programma per gemeente worden opgesteld op de vier handhavingssporen (actiepunt).

3.4. Beleidsuitgangspunten

Algemeen: Wij willen onze aanpak van de handhaving zodanig verbeteren/ vernieuwen dat wij effectiever en efficiënter normconform gedrag kunnen realiseren

(vloeit voort uit strategisch doel sub a, d en f).

Beleidsuitspraak 1: Door het prioriteringsmodel en doelgroepdifferentiatie toe te passen krijgt elk bedrijf en/of locatie het toezicht dat het verdient. Dit wordt jaarlijks bepaald

(vloeit voort uit strategisch doel sub c).

Beleidsuitspraak 2: Wij zijn voorstander van een gedifferentieerde aanpak in het handhavingsproces om een overtreding ongedaan te maken. In de regel zal een overtreding in maximaal twee stappen ongedaan gemaakt moeten worden. In zeer bijzondere gevallen kan een extra herstelmogelijkheid worden gegeven. In geval van gezondheidsrisico’s en/ of veiligheidsaspecten en/ of onomkeerbare gevolgen treffen wij (benevens strafrechtelijke aangifte) ook direct bestuursrechtelijke maatregelen. Dit zullen wij verder met onze handhavingspartners afstemmen.

(vloeit voort uit strategisch doel sub a).

Beleidsuitspraak 3: Wij zullen de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke milieuhandhaving op elkaar afstemmen zoals beschreven in de “Gezamenlijke handhavingsstrategie Limburg” die op basis van de bestuursovereenkomst tussen de handhavingspartners in Limburg is vastgesteld.

(vloeit voort uit strategisch doel sub e).

Beleidsuitspraak 4: Wij zullen maatwerk toepassen in de keuze van in te zetten instrumenten om overtredingen ongedaan te maken. Effectiviteit en resultaatgerichtheid zijn daarbij relevante criteria. Wij zullen ons blijven oriënteren op nieuwe instrumenten (bv. mediation). Het nut van vigerende (straf-)bepalingen zal kritisch worden bezien en zonodig zullen (straf-)bepalingen worden geschrapt c.q. worden aangescherpt.

(vloeit voort uit strategisch doel sub b).

Beleidsuitspraak 5: De hoogte van een dwangsom berekenen wij op grond van de door de overtreder bespaarde kosten dan wel de kosten die gemoeid zijn met het ongedaan maken van de overtreding, vermeerderd met een extra prikkel op maat van maximaal 50%. Verbeurde dwangsommen zullen wij innen.

(vloeit voort uit strategisch doel sub b).

Beleidsuitspraak 6:. In lijn met het landelijk beleidskader wordt gedogen door ons, onder strikte voorwaarden, alleen toegestaan in de volgende situaties:

  • Overmacht buiten de schuld van de overtreder (bijv. door uitspraken van de Raad van State in geval van procedurefouten of niet adequate (bijv. onverbindende) regelgeving)

  • In overgangssituaties (bijv. door in ontwikkeling zijnde regelgeving die straks wel toelaat wat nu nog niet toelaatbaar is; of in geval van gedeeltelijk door de Raad van State vernietigde vergunning terwijl een nieuwe vergunning in voorbereiding is).

  • Strikte handhaving leidt tot een voor de leefomgeving nadelige situatie (bijv. het stoppen met afvalverwerking terwijl de vergunning nog niet gereed is)

(vloeit voort uit strategisch doel sub c)

Beleidsuitspraak 7: Het toestaan van niet norm-conforme situaties (gedogen) zullen wij tot een minimum beperken. Tijdelijke gedoogsituaties zullen in beginsel legaliseerbaar moeten zijn, in de regel niet langer mogen duren dan 6 maanden, aan voorwaarden worden gebonden en moeten voldoen aan de criteria: overmacht (buiten schuld van de overtreder) en/ of overgangssituatie en/ of nadeel voor het milieu bij handhavend optreden. Wanneer een vergunning nog niet van kracht is zijn alle handelingen die onder die vergunning vallen niet legaal. Zolang géén zicht bestaat op legalisatie zullen wij handhavend optreden. Bij die gelegenheid zullen onze handhavers (met buitengewone opsporingsbevoegdheid) dan wel via aangifte door de plaatselijke politie, met name in geval van verwijtbaar gedrag strafrechtelijk handhavend optreden en proces-verbaal opmaken. Het Openbaar Ministerie kan dan tot vervolging overgaan. Daarbij zullen wij bij het OM aandringen op toepassing van lik-op-stuk-beleid. 

Wanneer in voorkomende gevallen sprake is van grote potentiële nadelige gevolgen voor het milieu die alleen onder randvoorwaarden legaliseerbaar zijn, zullen wij in dat geval actief gedogen (met randvoorwaarden). Bestaat zicht op legalisatie en is (gelet op jurisprudentie) bestuursrechtelijk optreden niet mogelijk, dan zullen wij dit expliciet kenbaar maken (transparant afzien van handhaven in het bestuursrechtelijke spoor).

(vloeit voort uit strategisch doel sub c).

Beleidsuitspraak 8: Wij zullen een functionele scheiding van vergunningverlening en handhaving zoveel mogelijk doorvoeren. Daar waar meerdere vergunningverleners in een organisatie-onderdeel aanwezig zijn, moeten deze elkaars vergunning controleren (inclusief toezicht tijdens uitvoering).

(vloeit voort uit strategisch doel sub g).

Beleidsuitspraak 9: De burgemeester treedt op als coördinerend portefeuillehouder handhaving (strategisch doel sub g). Iedere portefeuillehouder blijft verantwoordelijk voor zijn eigen onderdeel.

3.5. Vertaling van landelijke kwaliteitscriteria naar locale acties

De professionalisering van de handhaving is uitgangspunt voor de overheid. Om dit te bereiken is een aantal criteria opgesteld die uitgewerkt moeten worden in realistische en zo liefst meetbare acties. Het geheel ziet er als volgt uit. Wanneer het een gezamenlijke actie betreft van samenwerkende gemeenten dan is dit in de laatste kolom aangegeven. Anders is het een autonome aangelegenheid van de individuele gemeente.

Criterium

Omschrijving

Situatie regio en de daaruit voortvloeiende actiepunten

Regio-item

1.1

Probleemanalyse

De onderhavige nota voorziet hierin. In dit plan is een gemeentelijk hoofdstuk opgenomen, waarin de situatie op gemeentelijk niveau geschetst wordt.

ja

1.2

Prioriteitenstelling en meetbare doelstellingen

idem

ja, ten dele

1.3

Borging personele en financiële middelen

De benodigde extra middelen die het onderhavige plan vergen zullen in de begroting moeten worden vertaald (actiepunt). Het is goed om regionaal afspraken te maken omtrent minimale inzet voor inrichtingen, buitengebied en overig. Mogelijk kunnen hier verder gaande afspraken in regionaal verband worden gemaakt (handhavingpool).

nee

1.4

Organisatorische condities

De meeste organisatorische condities zijn bij de gemeenten aanwezig. Een aantal condities kunnen mogelijk nog in regionaal of provinciaal verband ontwikkeld worden (bijv. klachtenlijn, piketdienst, monsterneming, laboratorium) (actiepunt).

ja, ten dele

2.1

Nalevingsstrategie

Deze is nog niet bij alle gemeenten aanwezig. De onderhavige nota voorziet hierin.

ja, ten dele

2.2

Toezichtstrategie

In de bijlage 2 van deze nota is dit per onderdeel opgenomen. Een deel van de strategie is opgenomen in de provinciebreed vastgestelde handhavingsstrategie.

ja

2.3

Sanctiestrategie

In de provinciebreed vastgestelde handhavingsstrategie zijn afspraken vastgelegd over de handelwijze bij het constateren van overtredingen. Deze handhavingsstrategie is door het bestuurlijk PMO en de daarin deelnemende partners vastgesteld.

ja

2.4

Gedoogstrategie

Er is een landelijk gedoogbeleid. Dit beleid is opgenomen in de provinciebreed vastgestelde handhavingsstrategie. Deze strategie is door de provincie Limburg herijkt en opnieuw ter vaststelling voorgelegd aan het bestuurlijk PMO. In de onderhavige nota is beleidsuitgangspunt 6 voor gedogen geformuleerd en bevat bijlage 2 (§ 2.2.4) de voorschriften voor het actief gedogen.

ja

2.5

Interne en externe afstemming

Dit deel zal bij een aantal gemeenten nog niet geheel geïmplementeerd zijn. Het regionale handhavingsprotocol voorziet hierin. De borging van met name de interne afspraken tussen diverse diensten en afdelingen is een gemeentelijke zaak en vraagt nog enige aandacht (actiepunt).

nee

2.6

Protocollen en werkinstructies

Op basis van de onderhavige nota wordt e.e.a. uitgewerkt op grond van het regionaal handhavingsprotocol (actiepunt).

ja, ten dele

2.7

Protocollen voor communicatie, informatiebeheer en informatie-uitwisseling

Het regionale handhavingsprotocol en de provinciebreed vastgestelde handhavingsstrategie voorzien voor een groot deel in deze. Met name de communicatie en monitoring van gedane constateringen kunnen nog worden verbeterd (actiepunt).

ja

3.1

Handhavingsuitvoerings-programma

Provinciebreed, regionaal en gemeentelijk worden handhavings-uitvoeringsprogramma’s ontwikkeld, vastgesteld en uitgevoerd op basis van probleemverkenningen en prioritering. Onderlinge afstemming is actiepunt.

ja, ten dele

3.2

Omvang van de handhavingscapaciteit

De beoordeling van dit criterium zal uitsluitsel moeten geven of de partners voldoende capaciteit in huis hebben. Voor het buitengebied zijn enkele jaren geleden berekeningen gemaakt. De hierbij gekozen systematiek zou ook voor andere doeleinden kunnen worden toegepast. Mogelijk dat uitruil van deskundigheid en dus capaciteit al leidt tot voldoende capaciteit bij de partners in de regio. De becijferde benodigde capaciteit in de onderhavige nota zal gemonitoord worden en na één jaar definitief bepaald moeten worden (actiepunt).

nee

3.3

Kwaliteit van de handhavingscapaciteit

Idem voor deskundigheid. Door uitruil kunnen deskun- digheden beter regionaal worden ingezet en benut.

nee

3.4

Uitvoeringsondersteunende voorzieningen

Voor zover deze nog niet aanwezig zijn gemeenten over het algemeen bereid deze aan te schaffen. Een gemis is en blijft een landelijk systeem voor registratie, rapporteren en monitoring (actiepunt)

nee

4.1

Kwaliteitsborging

Deze kwaliteitsborging is nog niet bij alle gemeenten aanwezig. Een provinciebreed te ontwikkelen blauwdruk zou een goed hulpmiddel kunnen zijn. Een soort chequelist voor de deelnemende partners (actiepunt).

ja, ten dele

4.2

Monitoring

De gemeenten registreren thans al veel. Helaas gebeurt dit niet altijd even consequent, effectief en op een eenduidige manier. Gemeenten hebben de indruk dat ze veel dubbel moeten registreren. Ook ontbreekt vaak het inzicht in het nut van registreren, rapporteren en monitoren (actiepunt)

ja, ten dele

4.3

Verantwoording van inzet, prestaties en resultaten

De meeste gemeenten leggen jaarlijks verantwoording af aan de raad en college. Daarnaast hebben gemeenten zich verplicht jaarlijks te rapporteren aan het SEPH over de inzet van handhaving. De regiogemeenten voldoen aan deze verplichtingen. Een uniform systeem van registratie en monitoren zou e.e.a. vereenvoudigen (actiepunt). De interne coördinatie voor wat betreft de monitoring en rapportage voor bestuur moet worden vastgelegd (actiepunt).

nee

4.4

Vergelijking en auditing

Het begrip auditing en vergelijking zijn nog niet algemeen ingeburgerd bij de gemeenten. Een systeem waarbij bijv. onafhankelijke of een andere gemeente over de schouder meekijkt kan in deze regio worden ingepast (actiepunt).

ja, ten dele

3.6. Organisatie

Dit hoofdstuk kan thans nog niet worden ingevuld. Pas als bekend is waar de handhaving van de samenwerkende gemeenten zich de komende tijd op gaat richten kan dit hoofdstuk worden ingevuld.

Bekend moet worden:

  • a)

    per instantie hoeveel capaciteit jaarlijks beschikbaar is voor:

    • SEPH-projecten en additionele regionale projecten;

    • Reguliere controles;

    • Behandeling klachten en ad-hoc gevallen.

  • b)

    Indien de beschikbare capaciteit tekortschiet om het ambitieniveau te bereiken dan moet worden aangegeven hoe dit opgelost wordt (bijv. door samenwerking, inhuren adviesbureaus, uitwisselen specialismen, e.d.).

  • c)

    Welke kengetallen door de verschillende instanties gehanteerd worden voor het uitvoeren van reguliere controles (m.n. frequentie). Indien deze kengetallen gekoppeld zijn aan een categorie indeling, dan moet worden aangegeven hoe deze categorie-indeling tot stand is gekomen.

  • d)

    Welke kwaliteitscriteria gehanteerd worden bij uitvoering van reguliere controles en behandeling klachten en ad-hoc gevallen. Welke waarborgen zijn er dat aan de betreffende kwaliteitscriteria voldaan wordt.

  • e)

    Indien gestreefd wordt naar een verandering in de organisatie, dan moet deze beschreven worden. Per instantie moet aangegeven worden in hoeverre de externe integratie gerealiseerd is.

Meerssen zal in de regionale samenwerking participeren via:

  • deelname aan projecten;

  • uitwisseling van kennis en ervaring;

  • deelname aan opzet van handhavingsteam Buitengebied;

  • deelname aan opzet van handhavingsteam leefomgeving kernen (stadswacht).

Met name de laatste twee vormen van participatie heeft prioriteit. De samenwerking kan geschieden tussen twee of meer gemeenten. Het behoeft niet te wachten op een uniforme gewestbrede instemming. Kleinschalige opbouw van onder opbouw (werkvloer) kan, gelet op de samenwerkingservaringen van het afgelopen decennium, voorkeur genieten. Snelheid en efficiëntie komt dit merendeels ten goede.

3.7. Werkwijze/strategie

3.7.1. Inleiding

Na lokale vaststelling, stelde het Bestuurlijk Provinciaal Milieuhandhavingsoverleg (B-PMO) op 28 maart 2001 “de Gezamenlijke Handhavingstrategie” vast.

In de Gezamenlijke Handhavingstrategie zijn afspraken vastgelegd met betrekking tot de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving in de provincie Limburg. Er is een vijftal criteria benoemd op basis waarvan kan worden bepaald bij welke milieuovertredingen de bestuursrechtelijke partners en strafrechtelijke partners tijdens het handhavingproces gezamenlijk zullen optrekken. Voorts zijn in de Gezamenlijke Handhavingstrategie afspraken vastgelegd over het bestuursrechtelijk stappenplan en over de uitwisseling van operationele handhavinginformatie tussen handhavingpartners en met het Servicepunt Handhaving Limburg (SEPH). Tot slot is in de Gezamenlijke Handhavingstrategie informatie opgenomen over gedogen en gedoogbeleid.

3.7.2. Bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving

Uitgangspunt voor de afspraken over samenwerking tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving vormt de landelijke lijst van kernbepalingen zoals die door het college van Procureurs Generaal is opgesteld. De lijst van kernbepalingen omvat alle overtredingen van milieuregelgeving waarbij strafrechtelijk moet worden opgetreden. Onverkorte toepassing van deze lijst van kernbepalingen zou een te zware wissel trekken op de beschikbare strafrechtelijke handhavingcapaciteit en afbreuk doen aan de bestuurlijke afweging van belangen. Daarom is besloten om bij constatering van een overtreding die voorkomt op de landelijke lijst van kernbepalingen de omstandigheid waarin deze overtreding is gepleegd mee te laten wegen. Hiertoe is in nauw overleg met het Openbaar Ministerie een vijftal criteria geformuleerd die moeten leiden tot een verantwoorde afweging. Beantwoordt de overtreding aan een of meer van deze criteria, dan wordt gesproken van een zogenaamde gekwalificeerde kernbepaling.

Bij een gekwalificeerde kernbepaling wordt naast het bestuursrechtelijk handhavingspoor in alle gevallen ook het Openbaar Ministerie geïnformeerd en gelijktijdig het strafrechtelijke handhavingspoor ingezet. Bij de overige (niet gekwalificeerde) kernbepalingen, is het informeren en inschakelen van het OM facultatief en ter beoordeling van het bevoegde gezag.

3.7.3. Informatie-uitwisseling

Omwille van een succesvol gezamenlijk handhavingproces dient informatie-uitwisseling tussen de partners plaats te vinden. In de handhavingstrategie is vastgelegd in welke gevallen en op welke wijze partners elkaar dienen te informeren over zaken die voor het uitoefenen van hun handhavende taken van belang zijn. Het gaat hier met name om informatie over geconstateerde feiten waarvoor men zelf niet bevoegd gezag is en om uitwisseling van informatie bij overtreding van een (gekwalificeerde) kernbepaling.

De uitwisseling van met name strafrechtelijke informatie is erg privacygevoelig. Derhalve is ten behoeve van de uitwisseling van operationele informatie een privacyreglement opgesteld en aangemeld bij de Registratiekamer te Den Haag.

3.7.4. Gedogen

Door de ministers van VROM en Verkeer en Waterstaat is reeds in 1991 het “Gezamenlijk beleidskader inzake het terugdringen van het gedogen van milieuovertredingen” (22 343, nr. 2) aan de Tweede Kamer aangeboden. Uitgangspunt van het beleidskader is dat gedogen zoveel mogelijk moet worden voorkomen en teruggedrongen aangezien het de geloofwaardigheid en de effectiviteit van het milieubeleid aantast.

Passief gedogen door bestuursorganen wordt niet meer toegestaan. Actief gedogen dient tot een minimum beperkt te blijven. Het beleidskader geeft hiervoor de randvoorwaarden.

3.7.5. Voorbeeldcorrespondentie

Er is behoefte gebleken aan voorbeeldcorrespondentie met betrekking tot bestuursrechtelijke aanschrijvingen. In de Handhavingstrategie zijn onderstaande modelbrieven opgenomen:

  • modelbrief eerste hercontrole en voornemen toepassen dwangsom;

  • modelbrief beschikking last onder dwangsom;

  • modelbrief inning verbeurde dwangsom;

  • modelbrief eerste hercontrole en voornemen toepassen bestuursdwang;

  • modelbrief bestuursdwangbesluit;

  • modelbrief bestuurlijk afloopbericht;

  • modelbrief verzoek om flankerend optreden.

Voorts bevat het document twee meldingsformulieren bestemd voor de informatie- uitwisseling tussen bestuursrechtelijke partners, het Openbaar Ministerie en het SEPH:

  • meldingsformulier gekwalificeerde kernbepaling;

  • meldingsformulier t.b.v. ander bevoegd gezag.

Bijlage 4a bevat het stappenplan van het handhavingsproces bestuursrechtelijke/strafrechtelijke handhaving.

Hoofdstuk 4. Lokale invulling gemeente Meerssen

4.1. Specifieke situatie

Zoals elke gemeente is ook Meerssen te verdelen in kernen en heeft elke kern haar buitengebied.

Meerssen kent de volgende kernen:

  • Bunde

  • Geulle (incl. Geulle aan de Maas, Moorveld en Waalsen)

  • Meerssen-Rothem

  • Ulestraten

Meerssen kent de volgende bedrijventerreinen:

  • -

    Weerterveld

  • -

    Kruisberg

  • -

    Bamfordweg

  • -

    Meerstraat

Het buitengebied in Meerssen is onder te verdelen in deelgebieden:

Kern

Gebied

Bunde (3,21,km²)

- Bunde-zuid/Weert - Brommelen - Bunderbos - Kruisberg - Kasen - Lochterveld

Geulle (4,13 km²)

- Armenbos/Bloemberg - Moorveld/Schieversberg/Waalsenberg/Snijdersberg - Hussenberg/Broekhoven - Kruisboom/Waalsen - Westbroek/Oostbroek

Meerssen (4,06 km²)

- Humcoverbos - De Dellen - Stroomgebied Geul - Raarveld west - Humcoven - ovenste Herkenberg

Ulestraten (6,50 km²)

- Raarveld oost - Waterval/Wijngaardsberg/Vliekerbos - Kloosterberg/Heiland/Berghemmerveld - Genzon/De Gewannen

Voor de bepaling van het gemeentelijk handhavingsbeleid dient zo mogelijk rekening te worden gehouden met:

  • richtinggevende elementen van de visieontwikkeling;

  • de conclusies van de veiligheidsmonitor;

  • de aanbevelingen van de bestuurskrachtmonitor;

  • klachten en wensen van burgers.

Elke kern en elk deelgebied kent zijn waarden. Voor het buitengebied zijn deze vastgelegd in het Bestemmingsplan Buitengebied 1995. Voor de kern Meerssen-Rothem-Weert heeft dit recent plaatsgevonden in de Structuurvisie voor die kern. Deze visie is in procedure en vormt de basis voor het nieuwe bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan op hoofdlijnen. Voor de overige kernen zal een zelfde stramien worden gehanteerd.

In de volgende paragraaf zullen de knelpunten en oplossingsrichtingen aan de orde komen voor wat betreft de kleursporen grijs, rood en groen. Het blauwe kleurspoor wordt niet specifiek belicht, want dit betreft feitelijk een taakveld van de Waterschappen. De gemeenten zullen natuurlijk wel zaken signaleren en doorgeven aan het desbetreffende schap.

De oplossingsrichtingen van de knelpunten per kleurspoor moeten er toe bijdragen dat de drie kleurensporen (kleurenspoor water geschiedt door waterschap) eind 2004 tenminste in de consolidatiefase zijn voor met name die aandachtsgebieden waarbij illegaal bouwen, veiligheid, vandalisme en milieuverontreiniging (prioriteit I) in het geding is. Dit wil zeggen: problematiek is onder controle, op basis van de opgedane ervaring wordt gewerkt aan verbetering van de efficiency van de capaciteit en het instrumentarium. Voor het overige (prioriteit II) is, gelet op het ingroei model eind 2006 de streefdatum. (beleidsuitgangspunt). Van de in 3.3.1.aangeduide regionale prioriteiten is, gelet op het ingroeimodel, hierna aangeduid welke prioriteit I en welke prioriteit II hebben.

Gebieden prioriteiten

Grijze spoor

Rode spoor

Blauwe spoor (taak waterschap)

Groene spoor

1. woongebied zonder bedrijvigheid

zwerfvuil hondenpoep

Illegale bebouwing Illegale bewoning/gebruik Woningsplitsing Erfafscheidingen verdichting bebouwing snelheidsovertre-ding in 30 km zones gebieden

 

illegaal gebruik groen afval bestrijdings-middelen

2. woongebied met bedrijvigheid

hobbyisme hondenpoep parkeren zwerfvuil

idem als onder 1

 

 

3. bedrijventerrein

visuele hinder vergunnning /melding

illegaal gebruik verloedering open terrein

 

 

4. landelijk gebied Buitengebied

APV (vuur stoken) Afval (illegale stortingen) Bodemlozingen Bouwstoffenbesluit Lozingsbesluit Meststoffenbesluit (bemesting)

illegale bebouwing recreatie (kamperen) hobbyistisch boeren werken zonder aanlegvergunning

 

aantasting flora en fauna afval bestrijdingsmiddelen houtopstanden reclame recreatief gebruik

5. landelijk gebied Natuurgebied

 

aantasting algemeen

aantasting algemeen

aantasting algemeen

6. landelijk gebied Watergebied

 

vervuiling water

illegale lozingen illegaal gebruik oevers onttrekkingen

vervuiling water

Vet is prioriteit I (consolidatiefase eind 2004), rest is prioriteit II (consolidatiefase eind 2006)

4.2. Knelpunten en Oplossingsrichtingen

4.2.1. De algemene plaatselijke verordening (Apv) (grijze spoor)

Inleiding

Indien een bepaling van de Apv wordt overtreden, zijn in de Apv sancties opgenomen. Deze sancties hebben een strafrechtelijk karakter. Bij een geconstateerde overtreding is aldus in beginsel het strafprocesrecht van toepassing.

In de praktijk betekent dit dat door een (buitengewoon) opsporingsambtenaar een proces-verbaal kan worden opgemaakt, dat wordt doorgezonden naar de Officier van Justitie. Deze zal besluiten of al dan niet tot vervolging wordt overgegaan. Vaak is het zaak om snel een einde aan een overtreding te maken. Dit kan veelal niet worden bewerkstelligd met het opmaken van een proces-verbaal door de opsporingsambtenaar. Voor strafrechtelijke handhaving van de Apv is de gemeente wel afhankelijk van de prioriteiten van het Openbaar Ministerie.

Er zijn ook situaties waarin het gewenst is om een effectiever instrument te gebruiken teneinde een overtreding van de Apv ongedaan te maken. In dat geval staan de gemeente de instrumenten bestuursdwang en dwangsom ter beschikking (zie bijlage 2, § 2.2.3 bestuurlijke sancties).

Bestaande handhaving

Momenteel bestaat geen beleid m.b.t. handhavingstaken op het terrein van de Apv. Bovendien is het toezicht op de naleving van afgegeven vergunningen op grond van de Apv niet geregeld. Vergunningen worden hooguit op ad-hoc basis gecontroleerd (door een andere productgroepmedewerker) en er wordt handhavend opgetreden naar aanleiding van klachten van burgers en constateringen van ambtenaren.

Gewenste handhaving

In de navolgende tabel worden de belangrijkste – handhavingstaken van de gemeente Meerssen op grond van de Apv weergegeven. Naast de wettelijke basis worden tevens de bestaande en de wenselijke handhavingpraktijk vermeld. Daar waar sprake is van projectmatige, gebiedsgewijze handhaving, dient dit nader uitgewerkt te worden. Het betreft in deze gevallen het controleren van bepaalde onderdelen van de Apv waarbij het de bedoeling is het gehele grondgebied van de Gemeente Meerssen binnen een bepaald tijdsbestek, gefaseerd te controleren. De fasering is ingevoerd om voor deze, vaak eenmalige, acties het beschikbare ambtelijk apparaat in te zetten.

Personele consequenties

Het toezicht en de controle op naleving van de Apv zal worden uitgevoerd door de productgroepen Bouwen & Milieu en Openbare Werken. De productgroepen BOMIL, OW en BUZA zullen op grond van bevindingen en rapportages het daadwerkelijke administratieve en procedurele traject afhandelen en bewaken.

De in de tabel genoemde extra benodigde uren zijn gebaseerd op voorzichtige ramingen uitgaande van de aantallen klachten die momenteel binnenkomen en het effect van het daadwerkelijk buiten aanwezig zijn van handhavers en toezichthouders.

Conclusie Apv

In de Apv staan veel geboden en verboden. Actief toezicht op en handhaving van al deze bepalingen is een utopie. Optimale handhaving van alle Apv-bepalingen zou enorm veel menskracht kosten. Anderzijds is het voor het realiseren van de met een regeling beoogde doelen, onontbeerlijk dat dit effectief wordt gehandhaafd. Aanwijzing 13 van de ‘Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving stelt hieromtrent: “Nieuwe regelingen, die niet verplicht zijn voorgeschreven door een hogere regeling, worden niet tot stand gebracht dan nadat is nagegaan of naleving goed mogelijk is en of uitvoering en handhaving in voldoende mate te realiseren zijn”.

Voorgesteld wordt om wat de Apv betreft in principe te handhaven naar aanleiding van klachten van medeburgers (prioriteit I) en ad-hoc signalering door ambtenaren (beleidsuitgangspunt). Wat de onderwerpen ‘Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg’, ‘Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.’ en ‘Verontreiniging van de weg of van terreinen’ inclusief graffiti betreft, stellen wij een actiever handhavingsbeleid voor, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen aspecten van illegaal bouwen, veiligheid, vandalisme en milieuverontreiniging enerzijds (prioriteit I) en andere zaken. (beleidsuitgangspunt). Overtredingen van deze verboden vormen vaak een gevaar voor verkeersdeelnemers en ontsieren de gemeente op ontoelaatbare wijze.

Alvorens daadwerkelijk actief te handhaven t.a.v. reclames dient ter zake wel beleid op schrift te worden gesteld (actiepunt). Dergelijk beleid is thans slechts fragmentarisch aan het papier toevertrouwd. Zo is (restrictief) beleid ontwikkeld m.b.t. verkiezingsborden, straatlantaarnpalen, reclameborden voor evenementen binnen de gemeente Meerssen, aanduidingen voor semi-bedrijfsmatige activiteiten in een woningen het voeren van reclame in het Centrumplan.

Bij overtredingen van de Apv zullen de instrumenten bestuursdwang en last onder dwangsom worden gehanteerd. De keuze tussen beide instrumenten is afhankelijk van de aard van de omstandigheden.

Daarnaast zullen, in de preventieve sfeer, regelmatig artikelen worden geplaatst in de Geulbode (actiepunt) aangaande Apv-regelingen en zal bij de politie blijvend aandacht worden gevraagd voor de handhaving van de Apv. (actiepunt).

De voorgestelde actieve vorm van handhaving van de genoemde Apv voorschriften vergt extra personele capaciteit.

PG

Uren en activiteit

werk-en denkniveau

BOMIL

120 uren extra toezicht APV

MBO

OW

156 uren extra toezicht APV 104 uren extra graffiti

MBO

BOMIL

60 uren extra afhandeling handhaving

HBO

BUZA

60 uren extra afhandeling bezwaarcommissie

HBO

4.2.2. Bouwen (rode spoor)

Inleiding

De cluster Bouwen kent een groot aantal handhavingstaken. Enkele hiervan zijn: illegale bouwwerken, bouwen in afwijking van de verleende vergunning, gebruiksvergunningen, brandveiligheid, het op een verantwoord technisch niveau houden van de woningvoorraad en perceelsgebonden (gevel) reclame.

Bestaande handhaving

Op dit moment vindt er via een gedetacheerde kracht gedurende twee dagen per week toezicht tijdens de uitvoering van bouwwerken en de gereedmelding daarvan. Dit is een tijdelijk additionele kracht (inhalen achterstand en opvang ouderschapsverlof). De medewerkers van de cluster bouwen verrichten zelf ook toezichthoudende en handhavende werkzaamheden.

Sloopvergunningen of –meldingen worden slechts ad hoc gecontroleerd.

Gebruiksvergunningen worden vanaf 1.1.2003 gecontroleerd via de regionale samenwerking met de brandweer Maastricht. Bestaande woningvoorraad wordt niet onderworpen aan toezicht,

Voor het overige is veelal sprake van toevallige waarneming of naar aanleiding van meldingen

Bouw- en sloopvergunningen en sloopmeldingen

Met name in het kader van naleving van verleende vergunningen en meldingen is planmatig toezicht vereist. In dit kader dient het bouwtoezicht via een checklist plaats te vinden, teneinde in de diverse stadia van het vergunning- en bouwproces, de afspraken te bewaken. Het betreft in deze gevallen dus controle op handelen in afwijking van.

Deze stadia zijn als volgt:.

 

Kader

Administratief

“in het veld”

Opm*

RO-toets

Bestemmingsplan

BOMIL

300 bouwplannen à ½ uur maakt 150 uur

1

Welstand

Redelijke eisen van welstand

Welstandscommissie

door bestaande formatie

 

Ontvankelijkheid

Woningwet, Monumentenwet en Bouwverordening

Productgroep Bouwen & Milieu

idem

 

Toetsen op onderdelen

Woningwet en Bouwbesluit

Productgroep Bouwen & Milieu

idem

 

Vergunningverlening

Woningwet Monumentenwet

Rayonmanager/PC BOMIL/B&W

idem

 

Start werkzaamheden

Bouwvergunning Bouwbesluit sloopvergunning monumentenvergunning

Meldingskaart starten

idem betreffende bouw en monumenten 30 sloopvergunningen à ½ uur maakt 15 uur

2

Tijdens uitvoering

Bouwvergunning Bouwbesluit sloopvergunning monumentenwetvergunning

 

idem betreffende bouw en monumenten 30 sloopvergunningen à ½ uur maakt 15 uur

3

Einde werkzaamheden

Bouwvergunning Bouwbesluit sloopvergunning monumentenwetvergunning

Meldingskaart gereed

idem betreffende bouw en monumenten 30 sloopvergunningen à ½ uur maakt 15 uur

4

*Opmerkingen

  • Ad

    1. Het blijkt vaker dat ingediende tekeningen niet compleet zijn. Veelal heeft de aanvrager niet alle bebouwing op de tekeningen aangegeven, wat leidt tot een niet op juiste gegevens gebaseerd RO-akkoord. Controle van de gegevens aan de hand van vastgoedinformatie dan wel ter plaatse leidt tot voorkomen van deze fouten. Deze vorm van toezicht wordt verder 1e bouwcontrole genoemd.

  • Ad

    2. De werkzaamheden mogen formeel pas starten nadat de vergunning is verleend (art. 4.5 Bouwverordening en artikel ….Monumentenwet). Door het inzenden van de startkaart, maakt de bouwer kenbaar dat de werkzaamheden gestart zijn, waardoor de toezichthouder zijn bezoek(en) kan plannen. Bij voorkeur dient dit bezoek binnen enkele dagen na ontvangst van de startkaart plaats te vinden teneinde met name de funderingswerkzaamheden te kunnen beoordelen. Volgens de Woningwet dienen de werkzaamheden te starten binnen 6 maanden na vergunningverlening. Is dat niet het geval dan kunnen Burgemeester en Wethouders de vergunning intrekken (is geen plicht of automatisme). Deze vorm van toezicht wordt verder 2e bouwcontrole genoemd.

  • Ad

    3. Tussentijdse controles dienen met name om na te gaan of de detailleringen, gebruikte materialen (met name Duurzaam Bouwen aspecten en behoud monumentale elementen) worden toegepast zoals deze vergund zijn. Tevens kunnen in voorkomende gevallen met de opdrachtgever kleine aanpassingen worden besproken en eventueel doorgevoerd. Ook kan worden nagegaan of de bouw niet onnodig stilligt. De Woningwet schrijft immers voor dat langer dan 6 maanden stilliggen niet is toegestaan. Intrekken van de vergunning kan in dat geval door Burgemeester en Wethouders besloten worden (geen plicht of automatisme). Deze vorm van toezicht wordt verder tussentijdse bouwcontrole genoemd.

  • Ad

    4. Controle na gereedkomen van de werkzaamheden is van belang om na te gaan of niet in afwijking van de vergunning is gebouwd/verbouwd. Tevens zal de gereedmelding gelden als gegeven voor de WOZ administratie. Deze vorm van toezicht, uit te voeren na ontvangt van de gereedmeldingskaart, wordt verder laatste bouwcontrole genoemd.

Het inzetten van planmatig bouwtoezicht op de genoemde onderdelen wordt gezien als een belangrijk en prioritair (prioriteit I) aspect (beleidsuitgangspunt). Enerzijds is deze vorm van toezicht belangrijk voor het algemene imago van het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht (en dus de gemeente), anderzijds zijn dit punten waarop de gemeente wordt aangesproken bij het toepassen van piepbeleid. In dat laatste geval is al snel sprake van rechtsongelijkheid. Ook hier geldt dat constateren niet voldoende is, afhandelen en bewaken van procedures is eveneens belangrijk, zo niet belangrijker.

Aangezien niet alle bouwwerken gelijk van aard en omvang zijn, wordt bij het planmatig toezicht onderscheid gemaakt tussen enerzijds de (licht) vergunningsplichtige bouwwerken, en anderzijds tussen de omvang van (lichte) bouwvergunningsplichtige bouwwerken. Dit onderscheid is in onderstaande tabel aangegeven (beleidsuitgangspunt).

 

1e bouwcontrole

2e bouwcontrole

Tussentijdse bouwcontrole

Laatste bouwcontrole

Bouwvergunnings-plichtig

Altijd

Incidenteel

Incidenteel

Altijd

Constructief ingrijpende verbouwing

Altijd

Altijd

Altijd*

Altijd

Constructief niet ingrijpende verbouwing

Altijd

Incidenteel

Incidenteel

Altijd

Nieuw- of bouw meer dan € 45.000,-

Altijd

Altijd

Incidenteel

Altijd

Nieuw- of verbouw meer dan € 150.000,-

Altijd

Altijd

Altijd*

Altijd

Monumenten en sloop

Altijd

altijd

altijd

altijd

De omschrijving incidenteel kan afhankelijk zijn van de aard van het bouwwerk of op basis van steekproefsgewijze (ad-hoc te beslissen) toezicht.

De tussentijdse controle altijd* kan, afhankelijk van de aard en omvang van het bouwwerk meerdere malen plaatsvinden.

Bij nieuwbouw van woningen waarbij geluidsisolatie nadrukkelijk is voorgeschreven op basis van een akoestisch rapport dient (prioriteit II) een controlemeting te worden verricht (Beleidsuitgangspunt).

Kwaliteit woningvoorraad

Ten aanzien van het aanschrijven op grond van de Woningwet tot het treffen van voorzieningen en /of verbeteringen, heeft de gemeente Meerssen geen vastgelegd beleid. Indien in dit geval besloten wordt een actieve rol te spelen in het op een verantwoord technisch niveau houden van de woningvoorraad, dan zou daarvoor specifiek beleid moeten worden ontwikkeld (beleidskeuze). Ten behoeve van dat beleid dient in eerste instantie een (globaal) onderzoek te worden ingesteld naar de kwaliteit van de woningvoorraad waarbij globale typeringen voor de diverse buurten/gebieden worden gegeven (actiepunt). Als voorbeeld gelden typeringen als vooroorlogs bouwtype, ligging, etc. Aansluitend zal een verdeling in aandachtsgebieden gemaakt moeten worden in termen van zelf(eigen)beheer, onderhoudsgebieden en achterstandsgebieden. Voor de eigenbeheersgebieden ligt een passief beleid voor de hand, in de overige gebieden een actief beleid. Binnen dit beleid kan ook de inzet van subsidiemogelijkheden worden meegenomen. Niet alleen aanschrijven om onderhoud te plegen, maar gelijktijdig wijzen op door de overheid ingestelde subsidiemogelijkheden. Duidelijk is dat deze taak zeer arbeidsintensief zal zijn, zowel in de toezichthoudende als de afhandelende fase. Het (deels) uit besteden van deze werkzaamheden is een mogelijkheid om de piekbelastingen in de uitvoering op te vangen.

Personele consequenties

De genoemde striktere en actievere vorm van bouw- en slooptoezicht heeft vanzelfsprekend personele consequenties. Het toezicht wordt nagenoeg geheel uitgevoerd door de productgroep Bouwen & Milieu (de Brandweer wordt voor 8 uren per week ingehuurd voor het periodiek toezicht op gebruiksvergunningen).

In de gemeente Meerssen worden op jaarbasis circa 300 bouwvergunningen verwerkt. Uitgaande van deze richtgetallen en rekeninghoudende met de nieuwe Woningwet per 1 januari 2003 (waarin met name de categorie vergunningvrije bouwwerken is verruimd), zijn de personele consequenties bepaald voor de intensivering van het toezicht.

Binnen de Woningwet bestaat de mogelijkheid aan te schrijven onder gelijktijdige aanzegging van bestuursdwang c.q. het opleggen van een dwangsom. Voor een passieve aanschrijving (aanschrijven na binnengekomen klacht of toevallige constatering) moet op basis van kengetallen worden gerekend op een gemiddelde inzet van circa 20 uur, een actieve aanschrijving (op basis van actieve handhaving) vraagt circa 30 uur. In die gevallen waar wordt overgegaan tot incasso moet op circa 10 uur extra inzet worden gerekend. Op basis van actieve handhaving wordt verwacht dat jaarlijks 10 extra zaken aan de orde zullen komen. Dit impliceert 10 zaken à 30 uur maakt 300 uur voor de juridische handhaving.

Deze raming is exclusief de ambtelijke inzet in het kader van de commissie bezwaar en beroep, rechtbankprocedures en procedures bij de Raad van State, die elk ook een ruime aanslag op de ambtelijke capaciteit zullen plegen. (in 2001 waren dit voor BOMIL 15 zaken à gemiddeld 20 uur, maakt 240 uren). Voor de extra procedures wordt van BOMIL nog eens 10 zaken à 20 uur, maakt 200 uren en voor Buza eveneens 200 uren.

De voorgestelde actieve vorm van handhaving van de genoemde Bouw/RO-voorschriften vergt extra personele capaciteit.

Conclusie cluster Bouwen

Voor de cluster Bouwen wordt een grote prioriteit toegekend aan het opzetten van een actief toezichtsysteem inzake verleende vergunningen. Het actieve beleid zal zijn weerslag vinden in het reguliere werkproces en deel uitmaken van de dagelijkse werkzaamheden en procedures. Deze nieuwe opzet zal personele consequenties hebben.

Ten aanzien van de reclame uitingen en de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad zal een actief projectmatig toezicht worden ontwikkeld. Ten aanzien van de reclames wordt aansluiting gezocht bij het toezicht op de Apv. Voor wat betreft de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad zal nader beleid moeten worden ontwikkeld, zeker omdat hiermee veel mensuren gemoeid zullen zijn. In dit beleid zullen zaken als het (deels) uitbesteden van toezicht en controle, de afhandeling en fasering kernwoorden zijn.

Al met al betekent het invoeren van het genoemde actieve bouw- en woningtoezicht :

PG

uren en activiteit

werk-en denkniveau

BOMIL

700 uren extra toezicht bouwtoezicht

MBO

OW

0

 

BOMIL

300 uren extra afhandeling handhaving

HBO

BOMIL

200 uren extra bezwaar- en beroep

HBO

BUZA

200 uren extra bezwaarcommissie

HBO

4.2.3. Openbare Ruimte(rode spoor en groene spoor v.w.b. Buitengebied)

Inleiding

De gemeente heeft als taak toe te zien op de naleving van de voorschriften van de APV ten aanzien van de openbare ruimte. Zoals al eerder aangegeven dient het handhavend optreden bij voorkeur gebaseerd te zijn op vastgesteld gemeentelijk beleid. Er mag in het beleid geen onduidelijkheid bestaan over de te handhaven voorschriften. Als gevolg van dit uitgangspunt dient de gemeente er voor te zorgen dat de bestemmingsplanningen actueel en handhaafbaar zijn. De opgenomen voorschriften en bestemmingen moeten duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. Zodra alle bestemmingsplannen geactualiseerd zijn (en dus in aantal zijn teruggebracht) zal daarvan in beginsel niet moeten worden afgeweken. Actuele bestemmingsplannen verschaffen over het algemeen ook betere inzichten in het door de gemeente gevoerde vrijstellingsbeleid. De beschrijving in hoofdlijnen van de betreffende bestemmingsplannen dienen hierover richtlijnen te bevatten. Als deze richtlijnen voldoende concreet zijn, hebben ze ook juridisch het karakter van een voorschrift en kunnen als dusdanig worden gehandhaafd.

Bestaande handhaving

Op dit moment voert de gemeente Meerssen, met uitzondering van het buitengebied (afval en milieu) , geen actief beleid op het gebied van Openbare Ruimte. Er wordt uitsluitend gereageerd op constateringen en meldingen.

Meerssen heeft een groot landelijke gebied. In dat licht staat zij een actief behoud en bescherming van de natuur en landschap voor. Met deze uitgangspunten hoog in het vaandel, geeft de gemeente dan ook met name aan het buitengebied de nodige aandacht.

Het bestemmingsplan beschrijft in duidelijke bewoordingen de (on)mogelijkheden van bebouwing en gebruiksmogelijkheden binnen de diverse hoofdbestemmingen. Aan deze voorschriften wordt derhalve een duidelijke handhavingstaak gekoppeld worden. De huidige handhaving is adequaat te noemen. Dit betekent dat gemiddeld 52 weken à 2 uren buitentoezicht plaatsvindt met dito afwikkkelingstijd.

Voorts wordt in het buitengebied samen met regionale politie, provincie en buurgemeentes, tweemaal per jaar een handhavingdag (waarbij een bredere invalshoek geldt) georganiseerd.

Op basis van het bestuderen van (digitale) luchtfoto’s kunnen gebiedsgewijze illegale activiteiten in het buitengebied worden opgespoord. Over het algemeen blijkt dat deze actie tot diverse constateringen leidt waarbij bestuursrechtelijke sancties worden ingezet.

Gewenste handhaving

Buitengebied

Voortzetting huidig handhavingsniveau (beleidsuitgangspunt). Wel dient continuïteit te worden gewaarborgd door een vervangingsregeling bij afwezigheid van de dienstdoende ambtenaar.

De bebouwde kom

De bebouwde komt kent over het algemeen een andere problematiek. De bebouwingsmogelijkheden zijn veelal beperkt tot inbreidingssituaties van beperkte omvang. De overtredingen betreffen veelal het oprichten van kleine bijgebouwen en of erfafscheidingen. In deze gevallen leven de burgers vaak in de veronderstelling dat deze werkzaamheden vergunningsvrij zijn, terwijl in voorkomende gevallen sprake is van een bouwvergunningplichtig bouwwerk. In het algemeen kan worden gesteld dat het oprichten van kleine bouwwerken op het erf van woningen en de erfafscheidingen veelal kunnen worden gelegaliseerd door alsnog een bouwvergunning te geven.

Het opsporen van illegale bebouwing, analoog aan het buitengebied door middel van luchtfoto’s kan in dit geval arbeidsintensief zijn afhankelijk van de herkenbaarheid van dergelijke bouwsels. In dat kader zal voor deze gevallen een passief beleid van toepassing kunnen zijn met dien verstande dat ook hier sprake zal zijn van een nulsituatie per 28 maart 1998 (datum luchtfoto) (prioriteit II) (beleidsuitgangspunt).

Het illegaal bouwen van woningen komt niet voor. In de meeste gevallen betreft het uitbreiding van bestaande woningen aan de achterzijde of door middel van verbouwingen en aanpassingen binnen de bestaande bebouwing (woningsplitsing, creëren van appartementen, verbouwen appartementen tot tweede woning). Deze vorm van bouwen is ernstiger (prioriteit I) van aard indien het leidt tot een zogenaamde woning-achter-woning situatie. Dit leidt enerzijds tot onduidelijke gebruik- en mogelijk eigendomsverhoudingen en anderzijds tot gevaarlijke situaties in geval van calamiteiten. Daarnaast ontstaat in dit soort situaties vaak een aantasting van de privacy van derden. Voor deze vorm van illegaal bouwen is een actief beleid dan ook op zijn plaats (beleidsuitgangspunt).

Een ander veel voorkomende overtreding is het gebruik van woningen voor aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten. Dit gebruik is veelal strijdig met de bestemmingsplannen. Voorbeelden hiervan zijn kapsalons, hondentrimsalons, startende bedrijven (adviesbureaus, automatiseringsbureaus) en dergelijke. In veel gevallen is het mogelijk vrijstelling te verlenen ten behoeve van deze activiteiten.

Ook in deze gevallen zijn de burgers vaak niet op de hoogte van het feit dat deze bedrijfsmatige activiteiten niet zonder meer binnen een woonbestemming zijn toegestaan. Het al of niet toestaan van bedrijvigheid binnen een woonbestemming is afhankelijk van diverse criteria. Deze zijn neergelegd in de beleidsnotitie (semi-) bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving. In het algemeen wordt getoetst op de effecten die de bedrijvigheid heeft op de woonomgeving.

Het gaat in deze gevallen om zaken als verstoring van de parkeerbalans, overlast door (frequent) bezoek door klanten en leveranciers, activiteiten op buitengewone tijdstippen en dergelijke. Actief beleid (prioriteit II) is in deze gevallen is aan de orde (beleidsuitgangspunt). Het toezicht kan gecombineerd worden met het toezicht Buitengebied en toezicht bebouwde kom. De verleende vijstellingen dienen eenmaal per drie jaar te worden gecontroleerd. Jaarlijks betekent dit circa 10 vergunningen à 2 uur extra werk.

Ten aanzien van detailhandel stelt de gemeente dat deze bij voorkeur geconcentreerd dient te worden in daartoe aangewezen concentratiegebieden in de centra van de woonkernen en dus vrijwel nooit in een woonwijk zal worden toegestaan. Actief beleid (prioriteit I) zal voor deze gevallen dan ook van toepassing zijn (beleidsuitgangspunt). Het toezicht kan gecombineerd worden met het toezicht Buitengebied en toezicht bebouwde kom.

Het gebruik/misbruik maken van gemeentelijke eigendommen (percelen, bermen, trottoirs, groen) dient eveneens structureel te worden onderworpen aan toezicht en handhaving. Dit is een taak die nog niet ingebed is binnen onze organisatie. Gelet op de kosten die jaarlijks gemoeid zijn met vandalisme (ongeveer € 60.000 per jaar, en het aantal klachten 50 per jaar) is een actief handhavingsbeleid op zijn plaats.

Sancties

De sancties ten aanzien van overtredingen van de WRO bestaan meestal uit bestuursdwang al of niet onder opleggen van een dwangsom. In geval er sprake is van een niet te legaliseren situatie, kunnen omwonenden, gezien de ruimtelijke bescherming die een bestemmingsplan biedt, er in beginsel aanspraak op maken dat de gemeente optreedt met de haar ter beschikking staande sanctiemiddelen (beleidsuitgangspunt).. Indien besloten wordt niet sanctionerend op te treden kan dit alleen onder vermelding van “bijzondere omstandigheden” teneinde precedentwerking te beperken. In dit soort gevallen kan gedogen met tijdelijkheid worden overwogen (beleidsuitgangspunt). Qua handhaving wordt ingezet op 10 dossiers à 30 uur, maakt 300 uren en afwikkeling bezwaar & beroep: 5 dossiers à 20 uur voor zowel BOMIL als BUZA.

Planmatig toezicht

Ook binnen het toezicht ruimtelijke ordening, is planmatig toezicht een vereiste. Met name op het gebied van aanlegvergunningen dient strikt te worden toegezien op de voorwaarden waaronder deze vergunningen zijn verleend. Hiertoe wordt elke aanlegvergunning periodiek, echter gelet op het belang ervan minimaal 1 keer per jaar, bezocht (prioriteit I) om te controleren of de voorwaarden worden nageleefd (beleidsuitgangspunt).

Personele consequenties

Het actief houden van toezicht bebouwde kom vergt wekelijks circa 8 uren (2 uur per kern) en voorts circa 4 uur per week voor verdere afwikkeling van constateringen.

Stringenter toezicht vergt ook een toename van handhavingsdossiers en verwacht wordt dat dit voor zowel BOMIL als BUZA 100 uren extra vergt op basis van 5 dossiers à 20 uur.

Hoewel het toezicht aanlegvergunningen gecombineerd kan worden met het toezicht Buitengebied, zal intensivering in ieder geval inhouden:

  • inventarisatie van verleende aanlegvergunningen;

  • opzetten controleprogramma

  • uitvoering in combinatie met toezicht en handhaving Buitengebied.

Ingeschat wordt dat jaarlijkse controles van 50 stuks à 2 uur, maakt 100 uren extra vergt.

Conclusie ruimtelijke ordening

Een groot belang toegekend aan het handhaven van het buitengebied, het (illegaal gebruik van) gemeente-eigendommen en de naleving van de voorschriften en vrijstellingen in het kader van de bestemmingsplannen.

Dit actieve toezicht zal met name worden uitgevoerd door middel van planmatig toezicht in de gehele gemeente Meerssen.

Het vorenstaande betekent het invoeren van actief toezicht en handhaving:

PG

uren en activiteit

werk-en denkniveau

BOMIL

Toezicht: aanlegvergunning: 100 uur vrijstellingen: 20 uur

MBO

OW

Toezicht: toezicht bebouwde kom: 400 uur afwikkeling van actief toezicht bebouwde kom: 80 uur

MBO

BOMIL

Extra afwikkeling: aanlegvergunningen 10 dossiers à 30 uur, maakt 300 uren vrijstellingen: 10 uur

HBO

BUZA

Extra afwikkeling: - afwikkeling van constateringen toezicht bebouwde kom: 80 uur

HBO

BOMIL

afwikkeling bezwaar & beroep: 10 dossiers à 20 uur, maakt 200 uur

HBO

BUZA

afwikkeling bezwaar & beroep: 10 dossiers à 20 uur, maakt 200 uur

HBO

4.2.4. Milieu (grijze spoor)

Inleiding

Het werkveld milieu is bijzonder breed en omvat aspecten als verleende vergunningen, werken zonder milieuvergunning, illegale afvalstortingen, afvalverbranding, lozingen in de bodem, bodemverontreiniging, geluidsaspecten, etc. Een aantal van deze aspecten vindt zijn oorsprong in bijvoorbeeld de Apv (afvalverbranding, illegale stortingen) en is in principe al binnen dat taakveld behandeld.

Bestaande handhaving

Binnen het werkveld milieu vormt het planmatige toezicht al enkele jaren een vast onderdeel van het werkproces. Elke verleende vergunning wordt op basis van de milieusamenwerking met Maastricht periodiek gecontroleerd op naleving van voorschriften en actualiteit. De frequentie van de controles is afhankelijk van de aard van het bedrijf.

Op het gebied van het Bouwstoffenbesluit, bodem (uitvoering saneringen) en geluid (Wet geluidhinder) vindt momenteel geen structurele handhaving plaats anders dan sporadische reacties op meldingen en waarnemingen.

Met name binnen het taakveld milieu is regelmatig sprake van meldingen en constateringen. Meldingen en constateringen betreffen vaak illegale stortingen, stoken, geluidsoverlast, stank en dergelijke. Niet altijd is duidelijk wie de overtreder is en vaak is de overlast bij aankomst ter plekke al opgeheven (geluid).

Dit maakt het afhandelingtraject in diverse gevallen zeer moeilijk zoniet onmogelijk. Het snel reageren op meldingen en constateringen is in deze een vereiste, temeer daar in sommige gevallen de gevolgen bijzonder ernstig kunnen zijn (milieuhygiënisch en/of financieel).

Gewenste handhaving

Op het gebied van het bouwstoffenbesluit wordt een meer structureel beleid (prioriteit II) zeer wenselijk geacht (beleidsuitgangspunt). Hiertoe zal, mogelijk samenwerkend binnen Gewest M&M, het kennisniveau op peil gebracht moeten worden en structureel buiten geconstateerd moeten worden of er werken worden uitgevoerd waarop het Bouwstoffenbesluit van toepassing is.

Ten aanzien van bodem wordt meer aandacht gegeven (prioriteit II) aan het houden van toezicht op saneringen in uitvoering (beleidsuitgangspunt). Dit toezicht bestaat uit het tijdens de uitvoering enkele malen bezoeken van de locatie en beoordelen van de uitgevoerde werken. Binnen de gemeente Meerssen komt dit soort werken overigens niet vaak voor.

Op het gebied van geluid is frequentere handhaving (prioriteit II) op termijn gewenst (beleidsuitgangspunt). Met name het voldoen aan geluidsnormen als opgenomen in de voorwaarden van Wet milieubeheervergunningen is hierbij een aandachtspunt. De gemeente Meerssen bezit een geluidsmeter en de nodige kennis voor indicatieve ad-hoc metingen. Voor de daadwerkelijke uitvoering van de juridisch correcte metingen en controles wordt gebruik gemaakt van de geluidmeetdienst van Maastricht.

Op het gebied van afval wordt gebruik gemaakt van 3 ID-banen. Deze functionarissen zijn vooralsnog in dienst van de gemeente Meerssen. Uitbesteding dan wel regionale poolvorming wordt niet uitgesloten. Functioneel kan op termijn uitbreiding van taken plaatsvinden. Te denken valt aan toezicht parkeren en controle toeristenbelasting.

Het uitdelen van waarschuwingen bij foutief aanbieden van afval (prioriteit I) zal worden vervangen door proces-verbaal bij recidive (beleidsuitgangspunt).

Personele consequenties

Ten aanzien van handhaving van de verleende milieuvergunningen wordt het bestaande beleid voortgezet. Integratie van de handhaving van de drank- en horecavergunning, gebruiksvergunning en milieuregels moet nagestreefd worden.

De aspecten bodem en geluid komen incidenteel voor, een uitbreiding van de personele capaciteit op dit vlak wordt niet zinvol geacht.

Handhaving van het Bouwstoffenbesluit daarentegen, is zeer gewenst. Gelet op het specifieke karakter, dient de personele invulling hiervan in regionaal verband te geschieden.

Het toezicht en de handhaving van afval (prioriteit I) kan voortgezet worden (beleidsuitgangspunt).

Conclusie milieu

Op het gebied van vergunningen zal het momentane toezicht worden voortgezet. Ten aanzien van het Bouwstoffenbesluit is structureel toezicht gewenst. Bodem (toezicht bij saneringen) komt sporadisch voor, eist derhalve geen personele uitbreiding maar wordt wel van belang geacht om structureel te worden opgepakt. Ten aanzien van geluid bij inrichtingen wordt top ad-hoc basis gehandhaafd en kan dit met aanwezige bezetting en via milieusamenwerking met Maastricht worden behartigd.

Integratie

Aandachtpunt verdient wel de integratie (prioriteit II) van de controle op de naleving van de verleende vergunningen in het kader van de drank- en horecawet, de Woningwet (gebruiksvergunning) en de Wet milieubeheer (inclusief meldingen) (beleidsuitgangspunt).

De momenteel uitbestede taken voor controle gebruiksvergunning en milieubeheervergunning (inclusief meldingen) dienen uitgebreid te worden met het aandachtsveld drank- en horecavergunning. Dit zal circa 120 uren extra (toezicht, handhaving en afwikeling) per jaar vergen, uitgaande van 60 drank- en horeca-inrichtingen.

4.3. Samenvatting beleidsuitgangspunten Meerssen en personele consequenties

4.3.1. Beleidsuitgangspunten

In de vorige twee paragrafen zijn gecomprimeerd de volgende beleidsuitgangspunten geformuleerd:

  • 1.

    De oplossingsrichtingen van de knelpunten per kleurspoor moeten er toe bijdragen dat de drie kleurensporen (kleurenspoor water geschiedt door waterschap) eind 2004 tenminste in de consolidatiefase zijn voor met name die aandachtsgebieden waarbij illegaal bouwen, veiligheid, vandalisme en milieuverontreiniging (prioriteit I) in het geding is. Dit wil zeggen: problematiek is onder controle, op basis van de opgedane ervaring wordt gewerkt aan verbetering van de efficiency van de capaciteit en het instrumentarium. Voor het overige (prioriteit II) is, gelet op het ingroei model eind 2006 de streefdatum.

  • 2.

    Handhaving Apv naar aanleiding van klachten van medeburgers en ad-hoc signalering door ambtenaren.

  • 3.

    Wat de onderwerpen ‘Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg’, ‘Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.’ en ‘Verontreiniging van de weg of van terreinen’ inclusief graffiti betreft: een actiever handhavingsbeleid door planmatig toezicht, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen aspecten van illegaal bouwen, veiligheid, vandalisme en milieuverontreiniging enerzijds (prioriteit I) en andere zaken..

  • 4.

    Het inzetten van planmatig bouwtoezicht op onderstaande onderdelen wordt gezien als een belangrijk en prioritair aspect (prioriteit I)

 

1e bouwcontrole

2e bouwcontrole

Tussentijdse bouwcontrole

Laatste bouwcontrole

Bouwvergunnings-plichtig

Altijd

Incidenteel

Incidenteel

Altijd

Constructief ingrijpende verbouwing

Altijd

Altijd

Altijd

Altijd

Constructief niet ingrijpende verbouwing

Altijd

Incidenteel

Incidenteel

Altijd

Nieuw- of bouw meer dan € 45.000,-

Altijd

Altijd

Incidenteel

Altijd

Nieuw- of verbouw meer dan € 150.000,-

Altijd

Altijd

Altijd

Altijd

Monumenten en sloop

Altijd

altijd

altijd

altijd

  • 5.

    Bij nieuwbouw van woningen waarbij geluidsisolatie nadrukkelijk is voorgeschreven op basis van een akoestisch rapport dient een controlemeting te worden verricht (prioriteit II).

  • 6.

    Ten aanzien van het aanschrijven op grond van de Woningwet tot het treffen van voorzieningen en /of verbeteringen, wordt tot en met 2006 geen beleid vastgelegd. Indien in dit geval besloten wordt een actieve rol te spelen in het op een verantwoord technisch niveau houden van de woningvoorraad, dan zou daarvoor specifiek beleid moeten worden ontwikkeld en heeft gevolgen voor budget.

  • 7.

    Voortzetting huidig handhavingsniveau Buitengebied. Wel dient continuïteit te worden gewaarborgd door een vervangingsregeling bij afwezigheid van de dienstdoende ambtenaar.

  • 8.

    Het opsporen van illegale bebouwing in de bebouwde kommen wordt een passief beleid van toepassing met dien verstande dat (evenals bij de handhaving buitengebied) ook hier sprake zal zijn van een nulsituatie per 28 maart 1998 (datum luchtfoto). (prioriteit II).

  • 9.

    M.b.t. tot illegaal bouwen waardoor woning-achter-woning situaties ontstaan wordt een actief handhavingsbeleid gevoerd. (prioriteit I).

  • 10.

    Actief beleid is aan de orde bij (semi-)bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving, waarbij verstoring van de parkeerbalans, overlast door (frequent) bezoek door klanten en leveranciers, activiteiten op buitengewone tijdstippen en dergelijke aan de orde is. (prioriteit II).

  • 11.

    Illegale vestiging van detailhandel in een woonwijk zal niet worden toegestaan. (prioriteit I).

  • 12.

    In geval er sprake is van een niet te legaliseren situatie, kan de belanghebbend, gezien de ruimtelijke bescherming die een bestemmingsplan biedt, er in beginsel aanspraak op maken dat de gemeente optreedt met de haar ter beschikking staande sanctiemiddelen.

  • 13.

    Indien besloten wordt niet sanctionerend op te treden kan dit alleen onder vermelding van “bijzondere omstandigheden” teneinde precedentwerking te beperken. In dit soort gevallen kan gedogen met tijdelijkheid worden overwogen.

  • 14.

    Elke aanlegvergunning wordt minimaal 1 keer per jaar, bezocht om te controleren of de voorwaarden worden nageleefd (prioriteit I).

  • 15.

    Op het gebied van het bouwstoffenbesluit wordt een meer structureel toezicht en handhavingsbeleid in gewestelijk verband zeer wenselijk geacht (prioriteit II).

  • 16.

    Ten aanzien van bodem wordt meer aandacht gegeven aan het houden van toezicht op saneringen in uitvoering (prioriteit II).

  • 17.

    Op het gebied van geluid bij inrichting Wet milieubeheer is frequentere handhaving op termijn gewenst (prioriteit II).

  • 18.

    Het uitdelen van waarschuwingen bij foutief aanbieden van afval zal worden vervangen door proces-verbaal bij recidive (prioriteit I)..

  • 19.

    Het toezicht en de handhaving van afval zal voortgezet worden, waarbij uitbesteding of poolvorming van handhaving wordt bezien.

  • 20.

    Integratie van de controle op de naleving van de verleende vergunningen in het kader van de drank- en horecawet, de Woningwet (gebruiksvergunning), Wet op de ruimtelijke Ordening (bestemming en gebruik) en de Wet milieubeheer (inclusief meldingen) (prioriteit II).

4.3.2. Actiepunten

De volgende actiepunten zijn benoemd:

  • 1.

    Alvorens daadwerkelijk actief te handhaven t.a.v. reclames dient ter zake wel beleid op schrift te worden gesteld (prioriteit II)..

  • 2.

    In de preventieve sfeer zullen regelmatig artikelen worden geplaatst in de Geulbode .

  • 3.

    Aangaande Apv-regelingen zal bij de politie blijvend aandacht worden gevraagd voor de handhaving van de Apv., d.w.z. verbaliseren bij aangifte en bij heterdaad.

  • 4.

    Ten behoeve van eventueel te formuleren handhavingsbeleid betreffende de kwaliteit van de woningvoorraad dient in eerste instantie een (globaal) onderzoek te worden ingesteld naar de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad, waarbij globale typeringen voor de diverse buurten/gebieden worden gegeven (na 2006).

4.3.3. Personele consequenties

De personele consequenties van een en ander zijn gegroepeerd als volgt:

PG

Activiteit

Uren

werk-en denkniveau

BOMIL

Extra toezicht A.P.V.

120

MBO

extra toezicht bouwtoezicht (incl sloop en monumenten)

195

extra toezicht aanlegvergunning

100

extra toezicht vrijstellingen

20

BOMIL totaal extra toezicht

425

 

BOMIL

extra afhandeling Bouwplan handhaving

300

HBO

extra afhandeling aanlegvergunningen

300

extra afhandeling vrijstellingen

10

BOMIL totaal extra afhandeling

610

 

BOMIL

extra bezwaar- en beroep handhaving bestemmingsplannen

200

HBO

extra bezwaar- en beroep handhaving bouwplannen

200

BOMIL totaal extra behandeling b&b

400

 

 

OW

Extra toezicht APV en bebouwde kom

660

MBO

Extra afwikkeling constateringen toezicht bebouwde kom

80

OW totaal extra

740

 

 

BUZA

Extra afwikkeling constateringen toezicht bebouwde kom

80

HBO

 

BUZA

Extra behandeling bezwaarcommissie dossiers Apv

60

HBO

Extra behandeling bezwaarcommissie dossiers toezicht bebouwde kom

200

Extra behandeling bezwaarcommissie dossiers b.plan handhaving

200

BUZA totaal extra behandeling b&b

460

 

 

 

 

IGS

Integraal toezicht en handhaving Wet milieubeheer, drank- en horeca en Woningwet

120

HBO

Uit dit overzicht kan worden geconcludeerd dat voor BOMIL 1 fte (= 1280 netto uren) extra noodzakelijk is voor toezicht en handhaving en voor afhandeling en bezwaar- en beroep (hbo-niveau), voor BUZA is dit laatste (0,4 fte).

Voor OW betekent de extra taak een uitbreiding met 0,5 fte extra, noodzakelijk voor toezicht en handhaving openbare ruimte.

Intensivering van de toepassing van het handhavingsinstrument dwangsom, betekent dat de effectuering daarvan via invordering extra menskracht zal betekenen. Elke invordering vergt gemiddeld 16 uren. Dit soort werk kan het beste uitbesteed worden aan een incassobureau, inclusief daarmee soms gepaard gaand civielrechtelijk bezwaar en beroep. De kosten hiervan komen ten laste van de overtreder tot wie de dwangsombeschikking is gericht.

4.4. Organisatie

In het kader van het organisatierapport van drs W.J.M. Van Gorp (febr. 2001) voor de PG BOMIL is een aparte cluster “Handhaving” voorzien. Toen al is aangegeven dat een extra formatieuitbreiding voorzien werd voor de handhaving. Ter uitvoering van het vermelde rapport zal de cluster ”handhaving” operationeel worden gemaakt, waarbij deze cluster belast wordt met de (coördinatie van de) uitvoering van deze nota en het bestaande handhavingsbeleid, de afwikkeling van de handhavingsdossiers en bezwaar- en beroep betreffende handhavingsdossiers.

Tevens is in het kader van het organisatierapport WKG voor de productgroep OW reeds melding gemaakt dat inbedding van handhavingstaken niet binnen de huidige formatie past.

Het college van burgemeester en wethouders is belast met de vormgeving van de cluster handhaving, waarbij integratie van activiteiten als uitgangspunt zal dienen.

Ondertekening

astgesteld door B&W van Meerssen,
d.d. 14 december 1999 en nogmaals bevestigd d.d.28 augustus 2001.

Bijlagen

Overzicht personele consequenties.pdf (versie geldig sinds: 09-12-2010; PDF-bestand; grootte: 15.04 kB)

Bijlagen

Overzicht Gewenste Handhaving.pdf (versie geldig sinds: 09-12-2010; PDF-bestand; grootte: 20.52 kB)

Bijlagen

Overzicht actieve vorm van handhaving.pdf (versie geldig sinds: 09-12-2010; PDF-bestand; grootte: 26.46 kB)