Regeling vervallen per 06-06-2020

Nota Waardering en afschrijving activa Gemeente Meerssen 2004

Geldend van 11-08-2004 t/m 05-06-2020

Intitulé

Nota Waardering en afschrijving activa Gemeente Meerssen 2004

1. Doel en uitgangspunten

In het kader van het dualistisch stelsel, dat met ingang van 7 maart 2002 ingesteld is, heeft de Raad een meer kaderstellende en controlerende taak gekregen. Via het budgetrecht kan de Raad jaarlijks inzicht verkrijgen in de financiële consequenties van het gevoerde beleid en/of de gerealiseerde doelstellingen van het betreffende beleid.

Uitvloeisel van het dualisme zijn ook de door de Raad op te stellen financiële verordeningen, waarin voor een aantal zaken uitgangspunten vastgelegd worden. Een onderdeel van deze financiële verordeningen is de verordening ex artikel 212 Gemeentewet, zoals door de Raad vastgesteld op 16 oktober 2003. In deze verordening is in artikel 10 opgenomen dat door burgemeester en wethouders een beleidsnota waardering en afschrijving ter vaststelling aan de Raad wordt voorgelegd.

De beleidsnota die nu voorligt voorziet in het gestelde in genoemde verordening en bevat de uitgangspunten met betrekking tot de waardering en afschrijving van activa.

In deze nota wordt een keuzemogelijkheid aangegeven met betrekking tot het tijdstip waarop rekening gehouden wordt met een eventuele restwaarde. Ook wordt de keuze voorgelegd om oude investeringen al dan niet te synchroniseren (d.w.z. het al dan niet onder het nieuwe afschrijvingsregime brengen). De financiële consequenties van deze keuzemogelijkheden worden in een apart hoofdstuk weergegeven. De keuze voor een bepaald beleidsuitgangspunt mag niet afhankelijk zijn van de financiële consequenties, maar dit beleidsuitgangspunt dient in beginsel te voldoen aan algemeen toegepaste bedrijfseconomische principes en te leiden tot een consistent en inzichtelijk beleid voor de waardering en afschrijving van activa.

Voor de opstelling van de kaders is het besluit Begroting en Verantwoording 2004 (kortweg BBV 2004) als leidraad gehanteerd.

Verder vormen de modelverordening van de VNG ex art. 212 van de Gemeentewet en de door de raad vastgestelde verordening art. 212 van de gemeente Meerssen een aanvullende basis voor deze beleidsnota.

In deze nota zal niet uitgebreid worden ingegaan op allerlei theoretische achtergronden. Degenen die geïnteresseerd zijn in deze achtergronden worden verwezen naar bijlage 6a.

2. Algemene opmerkingen

Naast de regelgeving zoals vastgelegd in het BBV 2004, zijn ook zaken zoals de wijze van waardering en afschrijving van activa en de uitgangspunten ten aanzien van de vorming van reserves en voorzieningen van belang voor het financiële beleid en beheer van de gemeente.

De laatste decennia hebben de diverse wijzigingen in de regelgeving ervoor gezorgd dat de bedrijfseconomische principes uit het Burgerlijk Wetboek meer en meer gevolgd worden. Echter, het karakter van de gemeente als inkomstenbestedende ‘huishouding’ brengt met zich mee dat er soms keuzes gemaakt worden die wellicht volgens bedrijfseconomische principes minder gewenst zijn, maar die politiek-bestuurlijk noodzakelijk worden geacht. De financiële verslaggeving van gemeenten wordt beïnvloed door het specifieke karakter daarvan.

3. Waarderen en afschrijven activa

In dit hoofdstuk wordt uitleg gegeven aan de begrippen waarderen en afschrijven van activa.

Er wordt achtereenvolgens per onderdeel aangegeven of er wettelijke kaders voor het betreffende onderdeel voorhanden zijn. Vervolgens wordt, waar mogelijk, een keuzemogelijkheid beschreven. De raad zal ten aanzien van deze keuzemogelijkheden aangeven welke kaders uiteindelijk gesteld zullen worden.

Zowel voor het onderdeel waarderen alsook voor afschrijven wordt in de betreffende paragrafen gestart met een samenvattend overzicht van de beleidsuitgangspunten van het betreffende onderdeel.

Tot slot zijn in dit hoofdstuk een tabel opgenomen met de afschrijvingstermijnen en een begrippenlijst.

3.1 WAARDEREN

Samenvatting beleid waardering activa:

- activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs

- voorraden en deelnemingen worden tegen verkrijgingsprijs of duurzaam lagere waarde geactiveerd

- buiten gebruik gestelde activa worden geheel afgewaardeerd op het moment van buiten gebruikstelling

- waardering activa met maatschappelijk nut geschiedt op basis van de netto-methode, dit wil zeggen op het bruto-investeringsbedrag worden ontvangen subsidies, bijdragen van derden en opgebouwde reserves in mindering gebracht

- bij waardering van investeringen met economisch nut worden uitsluitend subsidies en bijdragen van derden in mindering gebracht; opgebouwde bestemmingsreserves mogen niet in mindering gebracht worden

- de compensabele BTW op activa wordt niet geactiveerd

Indien er investeringen gedaan worden kunnen deze opgenomen worden op de balans, dit wordt activeren genoemd. Er zijn geen voorwaarden voor activering voor zover het de minimale gebruiksduur of de minimale aanschafwaarde betreft. Voorgesteld wordt om een investering pas te activeren indien de gebruiksduur van de betreffende investering 3 jaren of meer bedraagt. Het activeren gebeurt op basis van een bepaalde waarde; dit wordt waarderen genoemd.

In het BBV 2004 wordt aangegeven dat activa gewaardeerd dienen te worden tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Waardering tegen actuele waarde cq. vervangingswaarde is niet toegestaan, omdat de motieven om deze waarderingsgrondslag toe te passen niet relevant zijn voor provincies en gemeenten (namelijk volledige presentatie van het vermogen en verstrekken van relevante informatie over transactieresultaten).

Voorraden en deelnemingen dienen tegen verkrijgingsprijs of duurzaam lagere waarde geactiveerd te worden en een buiten gebruik gesteld actief wordt afgewaardeerd op het moment van buiten gebruikstelling.

Investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut en investeringen met economisch nut

Ten opzichte van de oude comptabiliteitsvoorschriften wordt in het BBV nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut en investeringen met economisch nut.

Investeringen met economisch nut zijn investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid om middelen te verwerven en/of investeringen die verhandelbaar zijn.

Investeringen met economisch nut dienen altijd (langjarig) te worden geactiveerd. Daarentegen gaat voor investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut de voorkeur uit naar niet activeren. Omdat gemeenten voor dit soort investeringen (bijv. openbaar groen, pleinen, wegen, etc.) de financiële dekkingsmiddelen niet in één keer tot hun beschikking hebben, is het voor dit soort investeringen echter toch ook toegestaan om deze te activeren.

Onder investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut worden verstaan investeringen waarvoor dus geen middelen gegenereerd kunnen worden (bijv. niet via tariefheffing) en die niet verhandelbaar zijn. Kort gezegd komt het erop neer dat alle infrastructuurelementen beschouwd worden als activa met maatschappelijk nut.

Voor concrete voorbeelden van investeringen met economisch nut of in openbare ruimte met maatschappelijk nut wordt verwezen naar bijlage 6b.

Voor alle duidelijkheid wordt hierbij vermeld dat de term investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut de indruk wekt dat er ook investeringen niet in openbare ruimte met maatschappelijk nut zijn. Dit is echter niet het geval.

Activeren op basis van de bruto-methode of netto-methode

Voor het activeren is het van belang onderscheid te maken tussen investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut en investeringen met economisch nut.

Uitgangspunt is dat investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut netto worden geactiveerd. Dit wil zeggen dat eventuele ontvangen subsidies of andere bijdragen van derden in mindering gebracht worden op het oorspronkelijke investeringsbedrag. Voor reserves wordt de stelregel gehanteerd dat uitsluitend reserves die specifiek voor deze investering zijn opgebouwd, in mindering gebracht worden op de betreffende investering. Dit zogenaamde 'netto-bedrag' wordt vervolgens geactiveerd.

Voor investeringen met economisch nut geldt dat deze bruto geactiveerd moeten worden. Dit wil zeggen dat bijdragen van derden in mindering gebracht worden op het investeringsbedrag, maar de aanwending van (bestemmings)reserves dient in gelijke termijnen ten gunste van het product gebracht te worden en dekt daarmee (geheel of gedeeltelijk) de jaarlijkse kapitaallasten.

Voor een nadere toelichting op de begrippen bruto- en netto-methode wordt verwezen naar bijlage 6a.

Stille reserves

Op dit moment is bij benadering vast te stellen dat de gemeente Meerssen ± 60 ha. landbouw- en akkerbouwgrond in eigendom heeft die niet geactiveerd is. Deze gronden zijn niet bestemd voor bebouwing en zijn grotendeels verpacht. Omdat deze gronden niet geactiveerd zijn, is er sprake van een zogenaamde stille reserve. Een stille reserve is een actief dat nog steeds een bepaalde marktwaarde heeft en ook daadwerkelijk gebruikt wordt binnen de gemeente, maar dat niet (meer) zichtbaar is op de balans. Deze stille reserves moeten op basis van het nieuwe BBV 2004 apart vermeld worden in de paragraaf 'weerstandsvermogen'.

Ook voor gebouwen geldt dat er in een aantal gevallen sprake is van een stille reserve. Het betreft het bestuurscentrum en de Proosdijhoeve.

Ook deze stille reserves dienen apart vermeld te worden in de paragraaf 'weerstandsvermogen'.

In de jaarlijkse exploitatie is overigens rekening gehouden met de jaarlijkse onderhoudskosten van deze gebouwen.

BTW-compensatiefonds

In verband met de instelling van het BTW-compensatiefonds per 1 januari 2003 is het voor investeringen vanaf deze datum van belang of de BTW compensabel is (indien de investering BTW-belast is).

Indien de BTW compensabel is, wordt deze BTW niet geactiveerd.

Investeringen zonder vervangingsverplichting

Voorbeelden van investeringen zonder vervangingsverplichting zijn bodemsanering en bijdragen aan activa in eigendom van derden.

Voor deze genoemde investeringen gelden echter voorschriften met betrekking tot het al dan niet activeren. Bodemsanering bijvoorbeeld mag in geen geval geactiveerd worden. Bijdragen aan activa in eigendom van derden mogen onder bepaalde voorwaarden geactiveerd worden. Voor overige investeringen zonder vervangingsverplichting geldt dat deze in principe niet geactiveerd worden.

3.2 AFSCHRIJVEN

Samenvatting afschrijvingsregels:

• alle activa worden lineair afgeschreven (bestendiging van huidige beleid)

• afschrijvingsduur is gelijk aan de kortste van de economische of technische levensduur (bedrijfseconomische beginsel)

• bij de bepaling van de afschrijvingsduur van de activa wordt uitgegaan van de levensduur zoals aangegeven in de tabel in deze paragraaf

• indien er wettelijke termijnen gelden voor de afschrijving van een actief geldt deze als afschrijvingsduur

• immateriële activa worden afgeschreven in ten hoogste vijf jaar

• vindt een project geen doorgang dan worden de ontwikkelings- en plankosten c.a. in één keer ten laste van het resultaat gebracht

• op investeringen van economisch nut wordt niet tussentijds extra afgeschreven, tenzij het actief buiten gebruik wordt gesteld

• afschrijving start in het jaar volgend op het jaar van ingebruikname van het actief

• bij het bepalen van de afschrijving wordt rekening gehouden met restwaarde van het actief bij het begin van de afschrijving dan wel gesaldeerd met de aanschafwaarde bij vervanging (afhankelijk van de keuze van de raad)

Afschrijvingen geven de boekhoudkundige waardevermindering van investeringen aan. Door middel van deze afschrijvingen wordt de exploitatie jaarlijks belast met een bedrag, waardoor ook eventuele vervanging in de toekomst gewaarborgd is.

Deze waardeverminderingen kunnen volgens diverse methoden worden berekend.

Zoals reeds aangegeven worden de investeringen binnen onze gemeente afgeschreven volgens de lineaire methode. Deze methode houdt in dat er afgeschreven wordt met een vast percentage van het investeringsbedrag.

Een gemeente kan ten aanzien van de afschrijvingstermijnen haar eigen beleid bepalen, mits ‘op vaste activa met een beperkte gebruiksduur jaarlijks wordt afgeschreven en volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte gebruiksduur’. Immateriële vaste activa (indien het onderzoeks- en ontwikkelingskosten betreft) worden afgeschreven ‘in ten hoogste vijf jaren’.

Eenduidigheid

Omdat deze conceptnota een kaderstellend karakter heeft is het van belang dat binnen onze gemeente éénduidige termijnen gehanteerd worden. Daartoe is in deze nota een overzicht opgenomen van de afschrijvingstermijnen die vanaf 1 januari 2004 voor nieuwe investeringen gehanteerd worden.

Voor oude (reeds lopende) investeringen kunnen twee keuzes gemaakt worden (keuze Raad):

- oude investeringen niet aanpassen en de nu reeds bestaande verschillen tussen de afschrijvingstermijnen van deze oude investeringen handhaven;

- oude en nieuwe investeringen synchroniseren, d.w.z. dat op basis van de nieuwe afschrijvingstermijnen de afschrijving van de oude investeringen herzien worden per 1 januari 2004

Technische en economische levensduur

Bij investeringen wordt onderscheid gemaakt in technische en economische levensduur. De economische levensduur is daarbij de termijn dat een investering in de bedrijfsmatige activiteiten nuttig kan zijn. Eenvoudigheidshalve kan de technische levensduur uitgelegd worden als de tijd dat bijvoorbeeld de auto nog loopt of dat de apparatuur nog werkt. Indien de economische en technische levensduur van een investering niet gelijk zijn, dient de kortste van beide termijnen gehanteerd te worden. Indien bijvoorbeeld de onderhoudskosten onevenredig hoog zijn kan dit betekenen dat de economische levensduur in dat geval van doorslaggevende betekenis is.

Voor investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut dient de afschrijvingstermijn zo kort mogelijk te zijn, maar in ieder geval maximaal de technische levensduur.

Wettelijke termijnen

Indien wettelijke termijnen gelden voor bepaalde zaken dan zullen deze termijnen gehanteerd worden voor het vaststellen van de afschrijvingstermijn.

Onderzoeks- en/of voorbereidingskosten

Er zijn echter ook investeringen die geen technische levensduur hebben, bijvoorbeeld onderzoeks- of voorbereidingskosten.

Deze kosten kunnen gesplitst worden in twee categorieën:

A) onderzoeks- of voorbereidingskosten die geen relatie hebben met een specifiek project, maar als algemeen oriënterend onderzoek beschouwd worden en

B) onderzoeks- of voorbereidingskosten die specifiek ten behoeve van een project gemaakt worden

Voor de kosten genoemd onder A geldt dat deze kosten niet geactiveerd mogen worden en in het betreffende jaar ten laste van het resultaat moeten komen.

De kosten die gemaakt worden ten behoeve van een specifiek project (genoemd onder B) dienen in maximaal 5 jaren te worden afgeschreven. Startdatum van de afschrijving kan gelijkgesteld worden met de startdatum van het daaraan gerelateerde project. Indien het genoemde project geen doorgang vindt, worden de genoemde onderzoekskosten in één keer ten laste van het resultaat gebracht.

Overigens geldt voor reeds geactiveerde immateriële vaste activa (kosten geldleningen en kosten onderzoek en ontwikkeling) dat indien de resterende afschrijvingsduur per 1 januari 2004 langer is dan 5 jaren, de resterende boekwaarde per genoemde datum in maximaal 5 jaren moet worden afgeschreven. De oorspronkelijke afschrijvingstermijn dient door deze voorwaarde dus gecorrigeerd te worden.

Resultaatafhankelijk afschrijven

Volgens de wettelijke voorschriften dienen de afschrijvingen onafhankelijk van het resultaat van het betreffende boekjaar plaats te vinden.

Uitzondering hierop vormen investeringen van maatschappelijk nut; hierop mag extra worden afgeschreven doch uitsluitend op basis van een afzonderlijk raadsbesluit.

Vervroegd afschrijven

Bij buiten gebruikstelling van een actief wordt in één keer (vervroegd) afgeschreven.

Indien een actief in het kader van een beheerplan of om een andere reden wordt gerenoveerd en er staat nog een boekwaarde voor het oude actief, dan wordt bij de ingebruikname van het nieuwe actief het oude actief in één keer vervroegd afgeschreven ten laste van het resultaat van dat betreffende jaar.

Voor overige activa geldt dat niet vervroegd mag worden afgeschreven, met uitzondering van investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut.

Restwaarde

Binnen onze gemeente wordt op dit moment geen rekening gehouden met een eventuele restwaarde bij eerste aanschaf. Wel wordt bij vervanging de inruilwaarde (=restwaarde) van het oude actief in mindering gebracht. Ook hier dient de raad zich uit te spreken over het tijdstip waarop met het activeren van de restwaarde rekening wordt gehouden (keuze Raad).

Het nadeel van het hanteren van een restwaarde bij eerste aanschaf is:

- dat de bepaling van deze restwaarde indicatief is en derhalve een risico inhoudt

- dat het hier een korte termijn effect betreft, omdat deze restwaarde bij een vervangingsinvestering in mindering gebracht wordt

Afschrijven op gronden

Ervan uitgaande dat afschrijvingen de waardevermindering van een actief aangeven, is er bij gronden geen noodzaak om af te schrijven omdat deze gronden hun waarde behouden.

Jaarlijks zal er wel sprake zijn van rentelasten.

Startmoment afschrijven

Er zal gestart worden met afschrijven in het jaar nadat de investering in gebruik genomen is.

Dit uitgangspunt wordt ook voor projecten gehanteerd die gefaseerd plaatsvinden. Ook hier wordt pas gestart met afschrijven in het jaar nadat het volledige project in gebruik genomen is.

Vanzelfsprekend geldt dat deelprojecten, indien er sprake is van aparte projectopstellingen, ook apart als afgerond beschouwd kunnen worden. Ook hier wordt dan gestart met afschrijven in het jaar na afronding van het betreffende deelproject.

Tabel afschrijvingstermijnen

Zoals reeds aangegeven is in dit hoofdstuk een tabel opgenomen van de afschrijvingstermijnen die per 1 januari 2004 gehanteerd worden (zie pagina 16).

Voor de opstelling van deze nieuwe afschrijvingstermijnen zijn als uitgangspunten de modelverordening ex art. 212 Gemeentewet van de VNG en de investeringsplannen van de jaren 1999 t/m 2003 gehanteerd. Ook is rekening gehouden met reeds opgestelde beheerplannen, omdat hier ook reeds toetsing van geldende afschrijvingstermijnen heeft plaatsgevonden. Door het opstellen van deze tabel wordt binnen de gemeente duidelijkheid verschaft over de te hanteren termijnen bij investeringen vanaf 1 januari 2004. Een wijziging in de afschrijvingstermijn kan uitsluitend doorgevoerd worden na goedkeuring door de Raad (in verband met de bevoegdheid om de financiële verordeningen en de daaruit voortvloeiende beleidsuitgangspunten vast te stellen).

Tabel afschrijvingstermijnen

Omschrijving actief

Onderverdeling / opmerking

Afschrijving In jaren

Automatisering

PC's Randapparatuur AS400 Servers Overige apparatuur Bekabeling PC Software Overige software Opleidingen

3 3 3 3 4 5 5 7 5

Begraafplaatsen

 

40

Bestemmingsplannen

 

Exploitatie

Bijdragen aan activa van derden

 

Exploitatie, voor activering gelden voorwaarden

Bodemsanering

 

Exploitatie of grond-exploitatie

Brandweer

Kazerne Rijdend en rollend materieel Ademluchtbescherming Kleding Communicatie-apparatuur

Via beheerplan 40 15 15 6 10

Gebouwen

Installaties Nieuwbouw Noodgebouwen Renovatie

15 40 20 20

Groen- en landschapsvoorziening

 

40

Inventaris

 

10

Kunstwerken

 

Exploitatie

Parkeervoorzieningen

 

15

Riolering

Bouwkundige voorzieningen Elektrische / mechanische installaties

Via GRP 40 20

Speeltuinen

 

10

Sportaccommodaties

Wedstrijdvoetbalveld Voetbalspeelveld Doel (raamwerk) Ballenvanger (raamwerk) Hekwerken / toegangspoort Verlichting Tennisbanen / -velden Beregeningssysteem Zand(gras)trainingsveld Hockeyveld (kunstgras) Hockeyveld (natuurgras) Sportveld

Via beheerplan 40 25 20 25 25 25 15 20 10 13 25 30

Subsidies

 

Zie: bijdragen aan activa van derden

Verlichting (openbare)

Armaturen (aluminium) Lichtmasten (aluminium)

17,5 35

Verkeer- / straatnaamborden

 

10

Wegen

Wegen Fietspaden

Via beheerplan 40 25

Begrippenlijst

Omdat in bovenstaande nota begrippen vanuit de financiële beleidskant gebruikt worden die niet altijd voor iedereen even duidelijk zullen zijn, is ervoor gekozen om onderstaand een aantal van deze begrippen kort toe te lichten.

Activeren: Als er uitgaven worden gedaan voor goederen die over meerdere jaren gebruikt worden, dan dienen de kosten van deze goederen zichtbaar gemaakt te worden op de balans. Via afschrijvingen wordt de waarde van deze goederen verminderd. 

Afschrijven: Uitgaven voor goederen die over meerdere jaren worden gebruikt mogen in het jaar van aanschaf niet volledig ten lasten van de rekening van baten en lasten (exploitatie) gebracht worden. Er is bepaald dat uitgaven die over meerdere jaren hun nut afwerpen ook in meerdere jaren ten laste van de exploitatie komen. Het afschrijven komt erop neer dat bepaald wordt welk bedrag in het betreffende jaar ten laste van de exploitatie gebracht wordt.

Balans: Een balans geeft de grootte en de samenstelling weer van het vermogen van een bedrijf (in dit geval de gemeente) op een bepaalde datum. Een balans is een overzicht op een bepaald moment, enerzijds van de bezittingen (activa) en anderzijds van de wijze waarop deze activa gefinancierd zijn (passiva).

Comptabiliteitsvoorschriften: De Gemeentewet schrijft voor dat gemeenten een begroting, een meerjarenraming, een jaarrekening en een jaarverslag moeten maken. Via aparte regelgeving wordt aangegeven aan welke vereisten de genoemde documenten moeten voldoen. Deze aparte regelgeving worden comptabiliteits-voorschriften genoemd. In deze voorschriften worden zodanige eisen geformuleerd dat gewaarborgd is dat de door de diverse partijen benodigde informatie geleverd wordt. De bovenstaande regelgeving wordt vanaf 2004 vervat in het Besluit Begroting en Verantwoording 2004.

Waarderen: Met waarderen wordt bedoeld de bepaling van de waarde waarvoor een actief op de balans wordt opgenomen.  

4. Samenvatting keuzemogelijkheden en financiële consequenties

In dit hoofdstuk worden de keuzemogelijkheden die in voorgaande hoofdstukken aan de orde zijn geweest nogmaals samengevat en worden de herzieningen op basis van het BBV uitgewerkt. Achtereenvolgens worden behandeld:

a) keuze synchroniseren afschrijvingstermijnen oude investeringen op basis van de termijnen zoals genoemd in hoofdstuk 3.2 pagina 16 en 17

b) toelichting keuze restwaarde

c) herziening ‘staat C’ (investeringenstaat) op basis van BBV

Tot slot worden de financiële consequenties van de punten a t/m c samengevat.

4.1 SAMENVATTING KEUZEMOGELIJKHEDEN EN CONSEQUENTIES BBV

A. Keuze synchroniseren afschrijvingstermijnen oude investeringen

De genoemde synchronisatie is in het kader van het BBV niet verplicht, maar uw raad dient wel een keuze te maken ten aanzien van de afwikkeling van de oude investeringen.

keuze 1: voor de geactiveerde investeringen vóór peildatum 1 januari 2004 vindt geen herziening van boekwaarde en afschrijving plaats

keuze 2: voor de geactiveerde investeringen (definitief vastgesteld) vóór peildatum 1 januari 2004 vindt herziening van de afschrijving plaats conform de termijnen zoals genoemd in deze beleidsnota. Eenmalig vergt dit een extra afschrijvingsbedrag (correctie boekwaarde) van ruim € 476.000. De jaarlijkse kapitaallasten van deze investeringen dalen per saldo door deze herziening met een totaalbedrag van ruim € 112.700.

Onderstaand wordt een voorbeeld uitgewerkt van de berekening van een inhaalafschrijving.

VOORBEELD BEREKENING INHAALAFSCHRIJVINGEN:

Aantal jaren: 25 jaren (oude termijn); 20 jaren (nieuwe termijn)

Aanschafwaarde: € 250.000

Boekwaarde 31/12/2003 (A): € 170.000

Afschrijvingen t/m 2003 (B): € 80.000

Afschrijving 2003 (C): € 10.000 o.b.v. de oude afschrijvingstermijn

Afschrijving 2003 (D): € 12.500 o.b.v. de nieuwe afschrijvingstermijn

Aantal verstreken termijnen t/m 2003: B/C = 8 termijnen (E)

Afschrijving t/m 2003 had moeten zijn: E*D = € 100.000 (F)

Inhaalafschrijving = F-B = € 20.000

Door deze inhaalafschrijving wordt de nieuwe boekwaarde per 31/12/2003: € 150.000 (A-inhaalafschrijving). Deze boekwaarde wordt afgeschreven over de resterende jaren. Op basis van de nieuwe termijnen resteren nu nog 12 jaren.

B Toelichting keuze restwaarde

Ook bij de restwaarde ligt geen verplichting in het kader van het BBV, maar uw raad dient wel een keuze te maken hoe omgegaan wordt met een eventuele restwaarde.

keuze 1: de werkelijke restwaarde wordt conform huidige gedragslijn genomen op het moment van vervanging van een actief en wordt op de aanschafwaarde van het te vervangen actief in mindering gebracht

keuze 2: de geschatte restwaarde wordt bij eerste aanschaf van een actief voor de bepaling van het afschrijvingsbedrag in mindering gebracht

C Herziening staat C (investeringenstaat) op basis van BBV

De hieronder uitgewerkte zaken zijn verplicht in het kader van het BBV.

  • 1)

    Als gevolg van het BBV mogen bepaalde zaken niet meer geactiveerd worden. Het gaat hierbij voornamelijk om bijdragen aan derden (ruim € 227.000), bestemmingsplannen (ruim € 163.400), bodemsaneringen (ruim € 206.000) en nota parkeerbeleid (ruim € 29.000). Omdat activering niet meer aan de orde is, dienen deze zaken in één keer vervroegd te worden afgeschreven. Het gaat in totaal om een boekwaarde van ruim € 626.000. De jaarlijkse kapitaallasten dalen na deze correctie met ruim € 90.400.

  • 2)

    Verder zijn er nog een aantal zaken opgenomen op de staat C, die als gevolg van de herzieningen in het kader van het BBV ook niet meer meegenomen mogen worden of die, als gevolg van het feit dat er sprake is van een negatieve boekwaarde, afgevoerd worden. Bij deze zaken gaat het om een totale boekwaarde van ruim -€ 105.000 (negatief). In dit bedrag zijn ook de negatieve boekwaarde van de WOZ-taxatie (ruim -€ 184.000) en de afboeking van de negatieve boekwaarde van de werkprocesbeschrijvingen (ruim -€ 25.000) opgenomen. Ook hier is sprake van een daling van de jaarlijkse kapitaallasten na deze correctie van ruim € 81.100.

TOELICHTING OP DE HERZIENINGEN GENOEMD ONDER C1)

Bijdragen derden

In het BBV is het niet langer toegestaan om bijdragen aan activa in eigendom van derden te activeren, tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

Deze voorwaarden zijn:

- er is sprake van een investering door een derde

- de investering draagt bij aan een publieke taak

- de derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals overeengekomen

- de bijdrage kan worden teruggevorderd indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering

De genoemde voorwaarden dienen contractueel te worden vastgelegd met de betreffende partij(en).

Als aan de genoemde voorwaarden is voldaan heeft uw raad een viertal keuzes:

Keuze

Oude bijdragen

Nieuwe bijdragen

1

Activeren

Activeren

2

Niet activeren

Niet activeren

3

Niet activeren

Activeren

4

Activeren

Niet activeren

Ten aanzien van de oude bijdragen dient vermeld te worden dat als gekozen wordt voor de opties 1 en 4 het een voorwaarde is dat de betreffende partijen akkoord gaan met de contractuele aanpassingen.

Bestemmingsplannen

De genoemde uitgaven dienen via de reguliere exploitatie te lopen. De reeds geactiveerde bestemmingsplannen dienen in 2004 van de staat C (investeringenstaat) afgevoerd te worden.

Bodemsanering / Nota parkeerbeleid

De uitgaven voor bodemsanering dienen ten laste van de exploitatie te worden gebracht of dienen meegenomen te worden in de grondexploitatie. De reeds geactiveerde bodemsaneringen dienen in 2004 van de staat C (investeringenstaat) afgevoerd te worden.

Voor de nota parkeerbeleid geldt hetzelfde als voor de bodemsaneringen.

Automatiseringshulpmiddelen

In het kader van het BBV is het niet meer toegestaan om voor automatiseringshulpmiddelen een voorziening te vormen, omdat deze investeringen beschouwd worden als investeringen met economisch nut.

Dit betekent dat vanaf 2004 alle automatiseringshulpmiddelen geactiveerd dienen te worden en dat de bestaande voorziening omgevormd dient te worden tot een bestemmingsreserve om de jaarlijkse kapitaallasten af te dekken.

Vooralsnog is het uitgangspunt dat dit geen financiële consequenties heeft.

4.2 SAMENVATTING FINANCIËLE CONSEQUENTIES

Samengevat leiden de punten A en C tot de volgende financiële opstelling:

Correctie boekwaarde:

A : € 476.000

C1: € 626.000

C2: € 105.000 -

-------------------------------------------------

-> € 997.000

Reeds afgedekt: € 341.838 (afgedekt via bestemming rekeningsaldo 2003)

-------------------------------------------------

Nog benodigd: € 655.162

Totaal dient nog voor een bedrag van ruim € 655.000 dekking aangegeven te worden. Indien alsnog aan de voorwaarden voor activering van bijdragen voldaan wordt, dan kunnen deze bijdragen geactiveerd blijven en is deze correctie van de boekwaarde (voor het eerder genoemde bedrag van € 227.000) niet noodzakelijk.

Er resteert dan nog een bedrag van ruim € 428.000 dat nodig is voor correctie van de boekwaarden. Voor dit bedrag zal dekking gezocht moeten worden.

Daling jaarlijkse kapitaallasten:

A : € 112.700 -

C1: € 90.400 -

C2: € 81.100 -

-----------------------------------------------

-> € 284.200 –

Indien alsnog aan de voorwaarden voor activering van bijdragen voldaan wordt, dan kunnen deze bijdragen geactiveerd blijven en is dus wat deze investeringen betreft geen sprake van lagere kapitaallasten. In plaats van de genoemde daling van € 284.200 zal dan sprake zijn van een daling van de jaarlijkse kapitaallasten van € 270.700.

AANDACHTSPUNT

De in dit hoofdstuk genoemde bedragen zijn gebaseerd op de staat C van de rekening 2003. Dit wil zeggen dat voor de boekwaarde het uitgangspunt 31-12-2003 is en voor de afschrijvingen is de vergelijking gemaakt tussen de daadwerkelijke afschrijvingen 2003 en de nieuw berekende afschrijvingen per 2003. Voor de rentelasten is rekening gehouden met de rente-omslag 2004.

Concreet betekent het bovenstaande dat de bedragen bij de daadwerkelijke vertaling van de door uw raad gemaakte keuzes af zullen wijken van het bovenstaande, omdat dan uitgegaan wordt van de cijfers voor 2004 en volgende jaren.

5. Tot slot

De voorstellen en keuzemogelijkheden die in deze nota weergegeven worden zullen na besluit van de raad leiden tot een zodanig kader dat er een consistent en verantwoord financieel beleid wordt gevoerd dat in overeenstemming is met de wettelijke regelgeving en binnen de gemeente Meerssen leidt tot een éénduidige verwerking.

Bijlagen

Bijlage 6-a Nadere toelichting behandelde begrippen

In deze bijlage worden een aantal zaken die in hoofdstuk 3 behandeld zijn, nader toegelicht. Deze bijlage is bedoeld voor de lezer die geïnteresseerd is in meer (technische) achtergrondinformatie. Niet alle begrippen worden hier nogmaals behandeld.

Wettelijke bepalingen waardering activa

Voor de wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de artikelen 63, lid 1 en 65, lid 2 en 3.

Investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut en investeringen met economisch nut

Zoals reeds vermeld wordt er bij investeringen onderscheid gemaakt tussen investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut of investeringen met economisch nut.

Bij investeringen met economisch nut is het feit of de gemeente er daadwerkelijk een (kostendekkende) prijs voor vraagt niet relevant, men heeft de mogelijkheid om dit te doen. Deze redenatie geldt ook voor de verhandelbaarheid; de mogelijkheid bestaat, maar of de gemeente er daadwerkelijk voor kiest is een eigen keuze.

Bruto- of netto-methode

In onderstaande tabel wordt kort samengevat aangegeven wat wel en niet toegestaan is.

Soort investering

Bruto/netto

Bijdragen derden in mindering

Opgebouwde reserves in mindering

Economisch nut

Bruto

Ja

Nee

Maatschappelijk nut

Netto

Ja

Ja

Overigens komen uitsluitend bijdragen in aanmerking die een directe relatie hebben met de betreffende investering.

Resultaatafhankelijk afschrijven

Voor de wettelijke bepalingen wordt verwezen naar artikel 64 lid 1.

Afschrijvingsmethoden

Voor de overheid zijn de meest gangbare afschrijvingsmethoden:

  • a)

    afschrijven met een vast percentage van het investeringsbedrag (lineaire afschrijving)

  • b)

    afschrijven met jaarlijks gelijkblijvende kapitaallasten (annuïteiten)

Zoals reeds aangegeven worden de investeringen bij de gemeente afgeschreven volgens de lineaire methode. Deze methode houdt in dat er afgeschreven wordt met een vast percentage van het investeringsbedrag.

Daarnaast wordt in specifieke gevallen afgeschreven volgens de methode van gelijkblijvende kapitaallasten, de zogenaamde annuïtaire methode. Voor de volledigheid wordt onderstaand aangegeven wat het verschil is tussen beide methoden en waarom binnen onze gemeente gekozen is voor de lineaire methode.

Bij een discussie over de keuze tussen de lineaire methode (a) en de annuïtaire methode (b) spelen een aantal belangrijke elementen een rol.

Bij de lineaire methode blijven de afschrijvingslasten gedurende de afschrijvingsduur gelijk, maar omdat de rentelasten berekend worden over de boekwaarde, dalen de jaarlijkse kapitaallasten in de loop van de tijd. Daarentegen blijven bij de annuïtaire methode de kapitaallasten jaarlijks gelijk; waarbij het afschrijvingsaandeel toeneemt in de tijd en de rentelasten dalen.

Indien beide methoden tegen elkaar afgezet worden betekent dit bijvoorbeeld bij een looptijd van 40 jaar dat het omslagpunt bij 14 jaar ligt (voor een looptijd van 20 jaar ligt het omslagpunt bij 9 jaar). In dat jaar worden de kapitaallasten van de lineaire methode lager dan de lasten van de annuïtaire methode. Indien de volledige afschrijvingstermijn in acht genomen wordt, zijn de totale kapitaallasten bij de annuïtaire methode hoger dan bij de lineaire methode (bij een looptijd van 40 jaar en een rentepercentage van 4,5% is dit verschil ± 25% en bij een looptijd van 20 jaar met hetzelfde rentepercentage is dit ± 7%).

In het verleden werd de annuïtaire methode gebruikt voor:

  • -

    investeringen waarvan de kapitaallasten gedekt werden door huuropbrengsten die eveneens op basis van annuïteiten berekend zijn

  • -

    investeringen waarvoor een meerjarenplanning beschikbaar was en waarvan de daaruit voortvloeiende lasten in de (meerjaren)begroting waren opgenomen (beheerplannen)

Bij de lineaire methode kan er door de dalende kapitaallasten ruimte gecreëerd worden om onderhouds- of renovatiekosten op te vangen, dit is bij de annuïtaire methode niet het geval.

Op de activastaat komen nog slechts enkele projecten voor waarvan de kapitaallasten op annuïtaire basis zijn berekend. Deze opstelling is ingegeven vanuit oude wetgeving, grondexploitatieberekeningen of vanwege het feit dat eventuele overheidssubsidies uitbetaald werden op basis van annuïtaire berekeningen.

Samenvattend:

Aandachtspunt

Lineaire methode

Annuïtaire methode

Afschrijvingslasten

Gelijkblijvend

Stijgend

Rentelasten

Dalend

Dalend

Kapitaallasten (jaarlijks)

Dalend

Gelijkblijvend

Vorming voorziening

Niet nodig

Verplicht

Afschrijvingstermijnen

De wettelijke bepalingen zoals toegelicht in de conceptnota worden in artikel 64, lid 3, 5 en 6 omschreven.

Startmoment afschrijvingen

Zoals reeds in de nota beschreven is het startmoment een apart aspect bij projecten, omdat hier de afhandeling gefaseerd plaatsvindt.

In eerste instantie wordt gestart met een voorbereidingskrediet, waarna eventueel de daadwerkelijke uitvoering van het project start. Tot slot zal het project geëvalueerd worden en zullen er eventueel nog afrondende werkzaamheden plaatsvinden.

Vooral tussen het afroepen van een voorbereidingskrediet en de daadwerkelijke start van het project kan langere tijd liggen. Toch is het raadzaam om beide onderdelen gelijktijdig te activeren en ook gedurende dezelfde periode af te schrijven, omdat er sprake is van een onderlinge samenhang.

Met afschrijven wordt gestart in het jaar volgend op het jaar van ingebruikname van het actief.

Jaarlijkse bijdragen vanuit het Rijk

Bij jaarlijkse bijdragen vanuit het Rijk voor bepaalde investeringen, dient voor de afschrijvingstermijn en –methode aansluiting gezocht te worden met de uitbetaling en berekening van deze bijdragen. Op deze wijze lopen de berekende kapitaallasten en bijbehorende inkomsten synchroon.

Bijlage 6-b

Voorbeelden investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut en investeringen met economisch nut

Als toelichting op het tekstuele gedeelte in de nota is onderstaand een beknopte opsomming opgenomen van investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut en van investeringen met economisch nut.

Onder investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut worden verstaan investeringen in aanleg en onderhoud van:

- waterwegen

- waterbouwkundige werken

- permanente terreinwerken

- wegen

- straten

- fietspaden

- voetpaden

- bruggen

- viaducten

- tunnels

- verkeerslichtinstallaties

- openbare verlichting

- straatmeubilair

- reconstructie openbare ruimte

- parken

- overig openbaar groen

- ………………

Voorbeelden van investeringen met economisch nut:

- openbare scholen

- sportterreinen

- automatiseringshulpmiddelen

- gebouwen

- kantoorinventaris

- riolering

- zwembad

- overig openbaar groen (reststroken)

- ……………..

Bijlage 6-c

Overzicht investeringen rekening 2003