Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevorderingintegriteits-beoordelingen door het Openbaar Bestuur

Geldend van 01-09-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevorderingintegriteits-beoordelingen door het Openbaar Bestuur

De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Meierijstad ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegende:

dat de integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning, subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, er sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten;

dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) en zelf de bevoegdheid hebben om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zullen toepassen;

dat de vergunningen/ontheffingen voortkomende uit gemeentelijke verordeningen opgenomen in dit beleid zijn gekozen op basis van ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is dat de bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door o.a.:

Laagdrempeligheid door de geringe functie-eisen.

Hoge omloop van contant geld, waardoor sprake is van extra kwetsbaarheid voor criminaliteit.

Veel wisselingen in de exploitatie/exploitant, waarbij de financiering in veel gevallen plaatsvindt vanuit privévermogen of onderhandse leningen.

Mindere locatie-/plaatsgebondenheid, waardoor het zogenaamde "waterbedeffect" zich hier nadrukkelijk kan voordoen.

dat de Wet Bibob beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

dat in de voormalige gemeenten Schijndel, Sint Oedenrode en Veghel op grond van de Wet Bibob beleidsregels zijn vastgesteld inzake de toepassing van de Wet Bibob, dat onderhavig beleid geldt ter vervanging van de eerdere Bibob-beleidslijn(en).

Besluiten:

  • I.

    In te trekken de laatstelijk vastgestelde beleidslijn Bibob van de gemeenten Schijndel, Sint -Oedenrode en Veghel, respectievelijk vastgesteld op 27 april 2010, 22 september 2009 en 18 mei 2010.

  • II.

    Vast te stellen de ‘Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Meierijstad (Bibob-beleid)’

Paragraaf 1 Algemeen

1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Meierijstad.

    • b.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning/ontheffing, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer.

    • c.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

    • d.

      RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum

    • e.

      Eigen onderzoek: het onderzoek door het bestuursorgaan of, en zo ja, in hoeverre sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en/of artikel 9 van de Wet Bibob en de beoordeling of in de resultaten van dit onderzoek grond is gelegen om een negatieve beslissing te nemen dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.

    • f.

      Bibob-quickscan: een beperkte Bibob-toets met als doel het inzichtelijk krijgen van de financiering.

    • g.

      Volledige Bibob-toets: een uitgebreide toets op basis van het door de Minister vastgestelde volledige Bibob-vragenformulier.

1.2 Uitvoering Bibob-toets in afwijking van beleidslijn

Deze beleidslijn laat onverlet dat al dan niet in afwijking van de hierna volgende bepalingen (gemotiveerd)tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

1.3 Uitvoering eigen onderzoek

De Bibob-toets bestaat op basis van deze beleidslijn in principe in de eerste plaats uit een Bibob-quickscan. Dit houdt in dat inzichtelijk gemaakt moet worden op welke wijze de financiering plaatsvindt. Om de financiering inzichtelijk te maken dient (voor zover van toepassing) het volgende aangetoond te worden:

  • Welke investeringen er worden gedaan (inventaris, verbouwing, e.d.);

  • Wat de koopsom is geweest bij overname (aankoop vastgoed, goodwill, activa, e.d.);

  • Op welke wijze de financiering plaatsvindt (leningen, eigen vermogen, e.d.);

  • Dat de betalingen ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.

Een volledige Bibob-toets zal vervolgens worden toegepast indien na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over met name:

  • a.

    de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

  • b.

    de financiering van het bedrijf/(bouw)project;

  • c.

    de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming/(bouw)project of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd of de inventaris van de inrichting;

  • d.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

  • e.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

2.1 Toepassingsbereik bij openbare inrichtingen, speelautomatenhallen, seksbedrijven en evenementen

  • 1.

    Een Bibob-toets vindt plaats bij de volgende aanvragen voor een vergunning/ontheffing:

    • a.

      artikel 3 Drank en Horecawet (Drank en Horecavergunning);

    • b.

      artikel 30a Drank en Horecawet (melding wijziging leidinggevende op aanhangsel);

    • c.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen(kansspelautomatenvergunning);

    • d.

      artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning);

    • e.

      hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (vergunning seksinrichting,

    • f.

      escortbedrijf);

    • g.

      Verordening Speelautomatenhallen (vergunning speelautomatenhal);

    • h.

      artikel 2:40a van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning voor aangewezen inrichtingen);

    • i.

      artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor het organiseren van

    • j.

      vechtsportgala’s en voor andere door de burgemeester nader aan te duiden evenementen.

2.2 Toepassingsbereik bij omgevingsvergunningen

  • 1.

    Een Bibob-toets vindt plaats bij de volgende aanvragen om een omgevingsvergunning:

    • a.

      vergunningen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) bij:

      • I.

        bouwactiviteiten met bouwkosten boven de € 100.000,- Indien de aanvraag ziet op een gebruiksfunctie die valt binnen een van de onderstaande risicocategorieën.

      • II.

        Deze opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester (voor zover bevoegd) kan deze lijst, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, aanpassen.

      • III.

        CumulatieAls een aanvrager in het tijdvak van één jaar gerekend vanaf de eerste aanvraag vier aanvragen (of meer) doet voor een omgevingsvergunning voor een bouwwerk ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten met een bouwsom van minder dan € 50.000,- (exclusief BTW) zal op de 4e aanvraag voor een omgevingsvergunning van dezelfde aanvrager een Bibob-toets plaatsvinden.

      • IV.

        De toepassing blijft beperkt tot de inrichtingen die behoren tot de hieronder genoemde risicocategorieën van bedrijfsactiviteiten en betreft niet alleen de aanvraag van een vergunning, maar ook een wijziging van de vergunning en/of de overschrijving van de vergunning op naam van een ander.

Horeca inrichting

Seksinrichting

en escortbedrijven

Softdrugs

Speelautomaten

hallen

Horecabedrijven (hotel, restaurant, café, discotheek etc.)

Prostitutiebedrijven

Smartshops

Speelautomaten-hallen

Paracommerciële inrichtingen (als betreffende inrichting wordt bezocht door of anderzijds enige relatie heeft met een OMG.)

Escortbedrijven

Headshops

Gelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden tot gokken, dan wel enig kansspel wordt gespeeld, dan wel daartoe gelegenheid wordt geboden.

Pensions

Seksbioscopen

Ondernemingen, dan wel inrichtingen die qua aard, inrichting of omvang aan te merken zijn als ware zij bedrijfsmatig waar grondstoffen, op het gebied van geestverruimende middelen worden aangeboden of

voorbereidingshandelingen worden getroffen, dan wel middelen worden aangeboden of ter beschikking gesteld die uitsluitend, dan wel mede bedoeld of gebruikt kunnen worden voor de productie of het gebruik van geestverruimende middelen, niet zijnde head -, smartshops.

Erotische massagesalons

Darkrooms

Alle niet hierboven genoemde dienstverlening gericht op seksuele handelingen die anders dan om niet worden verricht.

Andere branches

Vuurwerkbranche

Gamecentra

Kapsalons, zonnestudio’s nagelstudio’s, schoonheidssalons (niet in de vorm van een aan huis gebonden beroep)

Vastgoedbedrijven:MakelaardijParticuliere aanbieders van (woon-)ruimte voor de verhuur)

Afval- en be- en verwerkingsbedrijven of recycling van afvalstoffen en/of reststoffen

Import- en exportbedrijven (handelsonder-nemingen; schoenen, kleding, onderdelen)

Beauty-, welness- en saunabedrijven

Woningverhuur bedrijven (m.u.v. de woningbouwcoöperaties gericht op de sociale huurmarkt)

Sloopbedrijven

Ondernemingen voor in-en verkoop van goud en zilver

Sportscholen

Uitzendbureaus

Autodemontage bedrijven

Internetcafés / belwinkels / bedrijven die zich richten op de verkoop en reparatie van telecom en computers en accessoires

Recreatieparken

Autohandel (verkoop en verhuur) en gelieerde bedrijven

Manages, bedrijven gerelateerd aan de paardenhandel en/of paardensport

  • b.

    vergunningen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer) betreffende het oprichten of het veranderen van de werking van een (afvalstoffen)inrichting als bedoeld in categorie 28, onder 28.4 t/m 28.6 van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid van voornoemd Besluit alwaar Gedeputeerde Staten bevoegd gezag is.

2.3 Toepassingsbereik bij publiekrechtelijke beschikkingen in overige gevallen (aanleiding)

Een Bibob-toets vindt plaats bij de hierna onder a t/m e genoemde aanvragen indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:

  • a.

    de aanvraag als bedoeld in artikel 30a van de Drank- en Horecawet;

  • b.

    de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (paracommerciële instelling);

  • c.

    de aanvragen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) voor zover deze niet reeds onder de in artikel 2.2, eerste lid, onder a, van de in deze beleidslijn genoemde regels vallen;

  • d.

    de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer) voor zover deze niet reeds onder de in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de in deze beleidslijn genoemde regels vallen;

  • e.

    de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op de activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in geval en onder voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieu toets). De toepassing blijft beperkt tot de bedrijven als benoemd in artikel 2.2a, eerste lid, onder b en tweede lid, onder c tot en met f van het Besluit omgevingsrecht.

2.4 Vrijstellingen

De Wet Bibob wordt niet toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

  • a.

    Overheidsinstanties;

  • b.

    Semi-overheidsinstanties

  • c.

    Toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

  • d.

    Paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 1 van de Drank en Horecawet (zoals dorpshuis, buurthuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging) waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht. Een uitzondering hierop geldt in geval het vermoeden gerechtvaardigd is dat de betreffende inrichting wordt bezocht door of anderzijds enige relatie heeft met een Outlaw Motorgang (OMG).

2.5 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Een Bibob-toets vindt plaats met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • 1.

    de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied.

  • 2.

    de verstrekte beschikking betrekking heeft op een bepaalde (binnen het toepassingsbereik van de Wet Bibob vallende) branche, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuurs-orgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicobranche.

  • 3.

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 4.

    informatie als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob is verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 5.

    bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente of op een andere locatie binnen de gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd.

2.6 Toepassingsbereik bij subsidies

Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in de gemeentelijke subsidieregeling, indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties

3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De gemeente kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1 onder o van de Wet Bibob, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onder-handelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst bij een ernstige mate van gevaar, dan wel een mindere mate van gevaar. De integriteitsclausule houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 12 van de Wet kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.

Bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente onroerend goed (met uitzondering van zogenaamd “snippergroen” en groenstroken tot 150m2) verkoopt zal in beginsel altijd een Bibob-toets (conform artikel 1.3 van deze beleidslijn) plaatsvinden.

Bij de navolgende vastgoedtransacties kan een Bibob-toets toegepast worden, indien er aanleiding bestaat om te vermoeden dat bij een vastgoedtransactie sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Wet Bibob. Het gaat om vastgoedtransacties waarbij:

  • de gemeente onroerend goed aankoopt;

  • de gemeente onroerende zaken huurt of verhuurt;

  • de gemeente deelneemt aan een vennootschap, die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

  • de gemeente een gebruiksrecht verleent.

Dit vermoeden wordt gebaseerd op:

  • eigen ambtelijke informatie en/of

  • informatie verkregen van het Bureau en/of

  • informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC.

Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Naast de in artikel 3.1 genoemde gevallen zal een Bibob-toets plaatsvinden bij ver- en aankoop van onroerend goed, dat gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan is aangewezen.

3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

De gemeente voert ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, een Bibob-toets uit bij overheidsopdrachten, indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel3 van de Wet Bibob.

De gemeente past de Bibob-toets conform het bovenstaande alleen toe binnen de sectoren milieu, in-formatiecommunicatietechnologie (ICT) of bouw en die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente Meierijstad, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen moeten worden aanbesteed.

3.3 Vrijstellingen

De Wet Bibob wordt niet toegepast, ingeval de wederpartij bij een vastgoedtransactie of de gegadigde of onderaannemer bij een overheidsopdracht een van de onderstaande partijen betreft:

  • a.

    Overheidsinstanties;

  • b.

    Semi-overheidsinstanties ;

  • c.

    Toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

Paragraaf 4: Uitvoering

4.1 Bibob-toets

Het niet of niet volledig aanleveren van de in het kader van de Wet Bibob gevraagde gegevens leidt op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, dan wel op grond van artikel 4 eerste lid juncto artikel 30 Wet Bibob tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning, dan wel de ontbinding van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht, dan wel de opschorting of ontbinding van een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie.

Het Bibob-vragenformulier en documenten stellen het bestuursorgaan in staat om het eigen onderzoek te verrichten. Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van het door de aanvrager/houder van de vergunning ingevulde Bibob-vragenformulier (incl. bijlagen), justitiële en politiële gegevens, extra aangeleverde informatie en een open bronnen onderzoek.

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het overgaan tot:

  • a.

    intrekking van een eerder verleende beschikking.

  • b.

    weigering van de aangevraagde beschikking.

  • c.

    het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet.

  • d.

    afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht. Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

4.2 Bibob-advies

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Landelijk Bureau Bibob worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd dan wel waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft.

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking/vastgoedtransactie te verbinden onderneming(en).

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffendebeschikking/vastgoedtransactie te verbinden activiteiten.

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De betrokkene wordt door het bestuursorgaan geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd.

4.3 Beslissing na advies

  • 1.

    Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:

    • a.

      intrekking van een eerder verleende beschikking.

    • b.

      weigering van de aangevraagde beschikking.

    • c.

      het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet.

    • d.

      afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht, dan wel ontbinding van de over-eenkomst inzake een overheidsopdracht. Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking vaneen of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2.

    Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een 'mindere mate van gevaar' als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:

    • a.

      verbinden van Bibob gerelateerde voorschriften aan de beschikking.

    • b.

      het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet.

    • c.

      afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht dan wel ontbinding van de over-eenkomst inzake een overheidsopdracht. Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde mindere mate van gevaar dienen als versterking vaneen of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

Paragraaf 5: Geheimhouding

5.1 Geheimhoudingsplicht

Het advies van het Bureau zal worden gebruikt ter onderbouwing van de uiteindelijke beslissing omtrent de vergunning, subsidie, aanbesteding of vastgoedtransactie. In geval aan betrokkene op grond van de Wet Bibob een kopie van het adviesrapport van het Bureau ter hand wordt gesteld, is betrokkene gebonden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob.

Een ieder die krachtens de Wet Bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij deze wet gegeven voorschriftmededeling toelaat.

Paragraaf 6: Invoering

6.1 Invoeringsdatum

Deze beleidslijn is vastgesteld door de Burgemeester respectievelijk het College van Burgemeester en Wethouders op 29 mei 2018 en treedt in werking op 1 september 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 29 mei 2018 door:

De burgemeester van de gemeente Meierijstad

ir. C.H.C. van Rooij

Burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad

De secretaris,

Drs. M.G.C. Wilms –Wils RA,

De burgemeester,

ir. C.H.C. van Rooij

Bijlage

Toelichting beleidsregel toepassing Wet Bibob 2018 gemeente Meierijstad

1. Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

2. Wet Bibob

Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob) in werking getreden. Per 1 juli 2013 zijn verruimingen in de wet opgenomen. Met de Wet Bibob wordt de gemeente in staat gesteld zich te beschermen tegen het risico, dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd middels het verlenen van vergunningen, subsidies en het gunnen van opdrachten bij aanbestedingen. De Wet Bibob is bedoeld als aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een vergunning, subsidie of opdracht te weigeren of in te trekken. Bij de toepassing van de Wet Bibob worden naast de integriteit van de ondernemer en leidinggevenden ook de bij de aanvraag betrokken zakelijke partners beoordeeld.

3. Mogelijkheden Wet Bibob

Op grond van de wet kunnen gemeenten de achtergrond van een bedrijf of persoon onderzoeken, voordat bijvoorbeeld een vergunning wordt verleend. Als er sprake is van criminele antecedenten of onduidelijke financiële constructies kan de vergunning worden geweigerd. Zo wordt voorkomen, dat de overheid ongewild criminaliteit faciliteert en de boven- en onderwereld met elkaar vermengen. Bij het onderzoek naar de achtergrond van een bedrijf of een persoon kan de gemeente advies vragen aan het Landelijk Bureau Bibob.

4. Toepassingsmogelijkheden Wet Bibob?

Per 1 juli 2013 is de gewijzigde wet Bibob in werking getreden. Het toepassingsbereik is uitgebreid ten opzichte van de oude situatie. De Wet Bibob en het daarbij behorende besluit Bibob geven o.a. aan gemeenten de mogelijkheid om een bibob-toets in te stellen voor:

  • Drank- en horecavergunning;

  • Exploitatievergunning voor openbare inrichtingen;

  • vergunningverlening op grond van lokale verordeningen. De gemeenten kunnen nu zelf bepalen welke vergunningen, die zijn gebaseerd op een gemeentelijke verordening, onder de werking van de Wet Bibob vallen.

  • Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten;

  • Omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten;

  • Huisvestingsvergunning;

  • Vastgoedtransacties (Het gaat hierbij onder andere over de koop/verkoop van vastgoed, grondtransacties, het aangaan van (ver)huurovereenkomsten, publiek-private samenwerkingsvormen e.d. Voorwaarde is wel, dat het overheidsorgaan zelf partij is bij deze transacties);

  • Aanbestedingen;

  • Subsidieverstrekking

6. Beleidsregel Bibob.

Het is de beslissing en verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur om Bibob als instrument in te zetten. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob is een beleidslijn voor de gemeente Meierijstad opgesteld. Hierin geeft het bestuur aan op welke wijze de Wet Bibob zal worden ingezet. Dit schept duidelijkheid voor ondernemers die met een Bibob-onderzoek kunnen worden geconfronteerd. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing.

Wij willen in deze beleidsregel richting gevenop welke wijze de gemeente Meierijstad het Bibobbeleid toepast Ook zijn er in de beleidsregel situaties opgenomen waarin geen Bibobtoets zal plaatsvinden.

Op dit moment ligt er een voorstel tot wijziging van de Wet Bibob voor bij de Tweede Kamer, die het mogelijk maakt dat inschrijvers op aanbestedingen van gemeenten voortaan in alle gevallen kunnen worden onderworpen aan een integriteitsonderzoek en/of -beoordeling door het openbaar bestuur (Wet Bibob). Verder wordt voorgesteld dat gemeenten op basis van dit voorstel meer mogelijkheden om een integriteitsonderzoek uit te laten voeren bij vastgoedtransacties. Deze wijziging zal er mogelijk toe leiden dat deze beleidsregel op termijn voor deze toepassingen moet worden gewijzigd.

7. Regionale aspecten

Binnen het verzorgingsgebied van Oost-Brabant is het Regionale informatie- en expertisecentrum (RIEC) opgericht om de samenwerking tussen strafrechtelijke en bestuurlijke partijen te versterken en ondersteunen, ook bij de toepassing van de Wet Bibob. Het RIEC kan bij complexe onderzoeken gevraagd worden de gemeente te ondersteunen. Ook ondersteunt het RIEC en de gemeenten op het terrein van de uitvoering van het Bibobbeleid, Het Regiobureau Integrale Veiligheid bevordert dat zoveel mogelijk een uniform beleid wordt uitgevoerd. De kracht van het Bibob-instrument neemt nadrukkelijk toe als dit door zoveel mogelijk gemeenten binnen het verzorgingsgebied Oost-Brabant eenduidig wordt toegepast.

8. Samenwerking andere instanties

Het toepassen van de wet Bibob is een van de middelen om het faciliteren van criminele activiteiten tegen te gaan. In de afgelopen jaren is wel duidelijk geworden, dat voor het behalen van een goed resultaat de diverse overheidsinstanties zoals politie, justitie, de belastingdienst en de gemeenten moeten samenwerken.

Zo speelt het Openbaar Ministerie een belangrijke rol bij de toepassing van de Wet Bibob.

Niet alleen als informatieleverancier maar ook als tipgever voor het openbaar bestuur. De officier van Justitie kan het bestuursorgaan om het Landelijk Bureau te tippen om een advies te vragen, als hij beschikt over gegevens die er op duiden dat een betrokkene in relatie staat met strafbare feiten. Steeds meer adviesaanvragen van bestuursorganen zijn gebaseerd op een OM-tip. Soms heeft het bestuursorgaan gevraagd om te tippen, soms tipt het OM uit zichzelf.

9. Instellen Bibobtoets

Het instellen van een bibobtoets voor bijvoorbeeld een aanvraag om vergunning betekent, dat het bevoegd gezag zowel bij de vergunningverlening alsook bij het toezicht op de naleving ervan, in de aangegeven gevallen steeds zal onderzoeken of er sprake is van ernstig gevaar als genoemd in artikel 3 van de Wet Bibob. Dit komt erop neer, dat de vergunning mede zal worden gebruikt om ”uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (witwassen) of strafbare feiten te plegen.” Het bevoegd gezag kan dan in die situatie een vergunning weigeren of intrekken.

De bibobtoets geldt als “ultimum remedium”. Dit betekent dat het betrokken bestuursorgaan eerst de normale weigerings- en intrekkingsgronden dient te onderzoeken.

10. Risicovolle gebieden

Het beleid biedt de mogelijkheid aan het college van burgemeester en wethouders om risicogebieden in te stellen, die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. Op dit moment wordt het ondermijningsbeeld van de gemeente Meierijstad geactualiseerd. Blijkt uit het geactualiseerde beeld dat er sprake is van een “risicovol gebied en/of branches” dan worden deze op basis van artikel 2:40a van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning voor aangewezen inrichtingen) aangewezen en kan daar uitgebreid(er) onderzoek plaatsvinden.

11. Tipfunctie Officier van Justitie

De Officier van Justitie heeft de wettelijke mogelijkheid bestuursorganen te informeren over de wenselijkheid een Bibob-advies aan te vragen (de zogenaamde tipfunctie). Dit gebeurt, indien uit gegevens die bij de Officier van Justitie bekend zijn, redelijkerwijs kan worden afgeleid, dat de aanvrager van een vergunning-activiteit in relatie staat tot strafbare feiten.

12. Bijzondere gevallen/situaties.

Het kan voorkomen, dat een aanvraag voor een vergunning-activiteit niet onder de geformuleerde beleidsuitgangspunten van deze toelichting valt, maar er toch aanleiding is die aanvraag aan een bibob-toets te onderwerpen. Dit kan in bijzondere gevallen. Van een bijzonder geval is sprake wanneer bij een aanvraag om vergunning, een op de feiten en/of omstandigheden en/of lokaal beleid gebaseerde risico-inschatting leidt tot de conclusie dat een Bibob-toets geboden is. Concrete informatie van de politie, het RIEC en/of de belastingdienst kan daartoe aanleiding geven. Is dit het geval, dan dient het instellen van de Bibob-toets gemotiveerd te worden.

15. Intrekken van een verleende vergunning.

Een vergunning kan worden ingetrokken als zich na de verlening ervan feiten en/of omstandigheden hebben voorgedaan die aanleiding geven tot het instellen van een Bibob-toets en deze toets leidt tot de conclusie dat er sprake is van ernstig gevaar voor misbruik van de vergunning. Dit is ook mogelijk, als de vergunning is overgedragen en op naam van een ander wordt gesteld en het instellen van de Bibob-toets voor die persoon leidt tot een negatieve beoordeling.

16. Vaststellen beleidsregel BIBOB 2018 gemeente Meierijstad

De burgemeester van Meierijstad en het college van burgemeester en wethouders van Meierijstad hebben op 29 mei 2018 besloten de beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen (Bibob) door de gemeente Meierijstad 2018 vast te stellen.