Regeling vervallen per 03-02-2022

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Meierijstad 2020 e.v.

Geldend van 01-01-2020 t/m 02-02-2022

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Meierijstad 2020 e.v.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      kleinschalig wooninitiatief: een woonsituatie op basis van een particulier initiatief waarbij minimaal drie en maximaal zesentwintig bewoners een persoonsgebonden budget als bedoeld in de wet ontvangen voor ondersteuning en hiervoor door bundeling van persoonsgebonden budgetten gezamenlijk de ondersteuning inkopen, én waarbij de bewoners verblijven op één woonadres als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet basisregistratie personen, of op verschillende woonadressen binnen een straal van honderd meter, waarin ten minste één gemeenschappelijke verblijfsruimte aanwezig is die geschikt is voor het ontplooien van gezamenlijke activiteiten.

    • b.

      Verordening: de geldende verordening maatschappelijke ondersteuning Meierijstad.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.

Hoofdstuk 2 Persoonsgebonden Budget

Paragraaf 1. controle en verantwoording PGB

Artikel 2.1 Verantwoording en controle

  • 1.

    Iedere klant legt verantwoording af over (de besteding van) het persoonsgebonden budget.

  • 2.

    De klant hoeft van het persoonsgebonden budget 0,75% per jaar niet te verantwoorden, met dien verstande dat het verantwoordingsvrije bedrag minimaal € 125,- en maximaal € 625,- per jaar is. Bij beschermd wonen geldt er geen verantwoordingsvrij bedrag.

  • 3.

    De controle van de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college kan steekproefsgewijs plaatsvinden na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

Paragraaf 2 Voeren van een huishouden

Artikel 2.2 Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1.

    De omvang van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld in uren per week.

  • 2.

    Het bedrag van het persoonsgebonden budget voor ‘Hulp bij het huishouden’ bedraagt maximaal:

    • a.

      € 27,96 per uur indien de klant een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao (veelal VVT).

    • b.

      € 23,48 per uur indien de klant een zzp’er of zorgorganisatie die een lagere cao hanteert, inschakelt.

    • c.

      € 18,45 per uur indien de klant iemand uit het sociaal netwerk inschakelt.

Paragraaf 3 Het hebben van zelfregie over het dagelijkse leven, het hebben van dagstructuur en het ontlasten van mantelzorgers

Artikel 2.3 Persoonsgebonden budget begeleiding

Het bedrag van het persoonsgebonden budget voor begeleiding bedraagt maximaal:

  • a.

    € 45,00 per uur indien de klant een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao (veelal VVT).

  • b.

    € 38,25 per uur indien de klant een zzp’er of zorgorganisatie die een lagere cao hanteert, inschakelt.

  • c.

    € 22,50 per uur indien de klant iemand uit het sociaal netwerk inschakelt.

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget dagbesteding

Het persoonsgebonden budget voor dagbesteding bedraagt maximaal:

  • a.

    € 45,00 per dagdeel indien de klant een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao (veelal VVT).

  • b.

    € 38,25 per dagdeel indien de klant een zzp’er of zorgorganisatie die een lagere cao hanteert, inschakelt.

  • c.

    € 22,50 per dagdeel indien de klant iemand uit het sociaal netwerk inschakelt.

Artikel 2.5 Persoonsgebonden budget kortdurend verblijf

Het persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf bedraagt maximaal:

  • a.

    € 101,00 per dag indien de klant een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao (veelal VVT).

  • b.

    € 85,85 per dag indien de klant een zzp’er of zorgorganisatie die een lagere cao hanteert, inschakelt.

  • c.

    € 30,00 per dag indien de klant iemand uit het sociaal netwerk inschakelt.

Paragraaf 4 Normaal gebruik van de woning

Artikel 2.6 Persoonsgebonden budget woonvoorzieningen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening, inclusief kosten van onderhoud, verzekering en reparatie, zoals die door het college aan de leverancier betaald zou worden.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor de verhuis- en inrichtingskosten bedraagt maximaal € 2.500,--in de vorm van een declaratie.

Paragraaf 5 Verplaatsen in en om de woning

Artikel 2.7 Persoonsgebonden budget rolstoelen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening, inclusief kosten van onderhoud, verzekering en reparatie, zoals die door het college aan de leverancier betaald zou worden.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor een aanpassing van een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening, inclusief kosten van onderhoud en verzekering, zoals die door het college aan de leverancier betaald zou worden.

Paragraaf 6 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 2.8 Persoonsgebonden budget vervoersvoorziening

Het persoonsgebonden budget voor de vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening, inclusief kosten van onderhoud, verzekering en reparatie, zoals die door het college aan de leverancier betaald zou worden.

Paragraaf 7 Onderhouden van sociale contacten

Artikel 2.9 Sportvoorziening

Een persoonsgebonden budget voor een sportvoorziening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening, inclusief kosten van onderhoud, verzekering en reparatie, zoals die door het college aan de leverancier betaald zou worden.

Paragraaf 8 Beschermd wonen

Artikel 2.10 Beschermd wonen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor beschermd wonen bedraagt maximaal:

    • a.

      € 40.000 per jaar voor beschermd wonen all-inclusive.

    • b.

      € 30.000 per jaar voor beschermd wonen thuis.

    • c.

      € 16.000 per jaar voor beschermd wonen begeleid.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bedragen worden opgehoogd met een bedrag van € 4.000 indien het pgb wordt besteed bij een kleinschalig wooninitiatief. De klant moet dit zelf aanvragen.

Hoofdstuk 3 Kostprijs

Artikel 3.1 Berekening kostprijs

  • 1.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woning- of autoaanpassing wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening (bruikleen, huur of eigendom).

  • 2.

    Indien de maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woning- of autoaanpassing wordt gehuurd dan wordt er geen kostprijs berekend, maar geldt de eigen bijdrage van € 19,- per maand zolang de klant gebruik maakt van de maatwerkvoorziening.

  • 3.

    Indien de maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woning- of autoaanpassing bruikleen of eigendom wordt dan is de kostprijsberekening als volgt:

    • a.

      Kostprijs van een traplift is de factuurprijs plus jaarlijkse onderhoud gedurende gemiddelde levensduur van 7 jaar plus 10% van de factuurprijs voor onvoorziene kosten, zoals reparaties, vervanging en schade gedurende gemiddelde levensduur van 7 jaar.

    • b.

      Kostprijs van een woningaanpassing is de factuurprijs en de kosten van het bouwkundig advies van Chambers, indien de woningaanpassing wordt toegekend.

    • c.

      Kostprijs van een autoaanpassing is de factuurprijs plus eventuele verzekeringskosten.

    • d.

      Kostprijs voor vervoersvoorzieningen, anders dan Regiotaxi, is de factuurprijs plus jaarlijks onderhoud gedurende gemiddelde levensduur van 6 jaar plus 10% van de factuurprijs voor onvoorziene kosten, zoals reparaties, vervanging en schade gedurende gemiddelde levensduur van 6 jaar.

    • e.

      Kostprijs voor inrichtings- en verhuiskosten is factuurprijs, in de vorm van een declaratie, en bedraagt maximaal € 2.500,--.

  • 4.

    De kostprijs voor de niet in lid 3 genoemde voorzieningen is bij de verstrekking van een voorziening in natura gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente de voorziening in natura betrekt van een leverancier/aanbieder, inclusief eventuele verzekering-, reparatie- en onderhoudskosten.

  • 5.

    Klanten met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum, krijgen wel een eigen bijdrage (fictief) opgelegd door het Centraal Administratie Kantoor doch deze wordt in opdracht van de gemeente niet geïnd. Definitie inkomen: het bijdrageplichtig inkomen: verzamelinkomen van twee jaar geleden + 8% van de grondslag sparen en beleggen van dat jaar (conform het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015).

Voor 2020 gelden de volgende inkomensgrenzen voor dit minimabeleid:

Gezinssamenstelling

Inkomensgrens

Eenpersoonshuishouden jonger dan 65 jaar

€ 21.444

Eenpersoonshuishouden, ouder dan 65 jaar

€ 16.383

Meerpersoonshuishouden, jonger dan 65 jaar

€ 35.974 (overeenkomstig landelijke maatregel)

Meerpersoonshuishouden, 65 jaar en ouder

€ 22.620

Hoofdstuk 4 Mantelzorgwaardering

Artikel 4.1 Jaarlijkse blijk van waardering mantelzorgers

Het college zal in nauw overleg met de Adviesraad Sociaal Domein Meierijstad bepalen waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers bestaat.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Overgangsrecht

De nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Meierijstad 2019 wordt ingetrokken met de inwerkingtreding van dit besluit, met dien verstaande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van voorzieningen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn verstrekt, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze besluit wordt aangehaald als “Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Meierijstad 2020”.

Ondertekening

Het college, 12 november 2019