Regeling vervallen per 01-01-2019

Nadere regels jeugdhulp gemeente Meppel 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2018

Intitulé

Nadere regels jeugdhulp gemeente Meppel 2015

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Meppel;

Gelet op:

  • -

    de Jeugdwet

  • -

    de Verordening jeugdhulp gemeente Meppel 2015

  • -

    het visiedocument ‘als jeugd en toekomst tellen’

  • -

    het Regionaal Transitie Arrangement Drenthe

  • -

    het Transformatieplan Drenthe

  • -

    het beleidsplan jeugdhulp gemeente Meppel 2014-2016

B e s l u i t:

Vast te stellen de:

Nadere regels jeugdhulp gemeente Meppel 2015

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      deskundige(n) / deskundigheid: (externe) deskundigen die beschikken over deskundigheid zoals bedoeld in art. 2.1 besluit Jeugdwet;

    • b.

      familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met de bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren;

    • c.

      MDO: Multi Disciplinair Overleg;

    • d.

      professional: een professional in het bezit van een POD3-certificering (dan wel vergelijkbaar of hoger niveau) die voor of namens het college handelt;

    • e.

      verordening: de Verordening jeugdhulp gemeente Meppel 2015;

    • f.

      verwijsformulier: een regionaal eenduidig door het college vastgesteld formulier dat alle verwijzers gebruiken voor de doorverwijzing van een jeugdige;

    • g.

      wet: de Jeugdwet;

  • 2. Voor zover niet anders bepaald in deze regels, gelden de begrippen zoals omschreven in de wet en de verordening.

Artikel 2. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen of ouders kunnen een hulpvraag vormvrij melden.

  • 2. In spoedeisende gevallen zet het college zo spoedig mogelijk via Spoed4Jeugd passende spoedhulp in, waar nodig in combinatie met een passende tijdelijke maatregel en/of een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

Artikel 3. Vooronderzoek

  • 1. Het college bepaalt de te hanteren woonplaats, met dien verstande dat:

    • a.

      bij de start van jeugdhulp of een maatregel altijd een bepaling wordt gedaan van het woonplaatsbeginsel volgens de landelijke richtlijnen;

    • b.

      in afwijking van de landelijke richtlijnen, bij een verhuizing binnen de jeugdregio Drenthe tijdens de al gestarte jeugdhulp of maatregel de woonplaats niet opnieuw wordt bepaald.

  • 2. Het college verzamelt alle voor het gesprek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie.

  • 3. Het college maakt binnen de termijn van 3 werkdagen na de melding, met de jeugdige of zijn ouders een afspraak voor het gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige of zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van het familiegroepsplan.

  • 4. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 5. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 6. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het tweede, derde lid en vierde lid.

Artikel 4. Gesprek

  • 1. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken, voor zover het college daar niet al bij wet toe bevoegd is.

  • 2. Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige of zijn ouders en zo nodig met één of meer deskundigen, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • 3. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 4. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het tweede lid.

  • 5. De door het college aangewezen professional kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 5. Verslag

  • 1. De professional zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het gesprek.

  • 2. Binnen termijn benoemen 5 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het gesprek, tenzij zij uitdrukkelijk hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. De professional vult zo nodig het verwijsformulier in.

  • 2. Het ingevulde verwijsformulier wordt middels ondertekening door jeugdige en ouders dan gezien als de aanvraag voor een individuele voorziening.

Artikel 7. Inzet niveau 4

Het college beslist over de inzet van niveau 4, na overleg met een professional op niveau 4 en na melding aan het MDO. Zo nodig vult de professional het verwijsformulier in op basis van een brede integrale analyse en het gesprek met jeugdige en ouders.

Artikel 8 Aanvraag inzet niveau 5 en hoger

  • 1. Wanneer het college na overleg met een deskundige op niveau 4 besluit dat de hulpverlening op niveau 4 niet voldoet wordt de hulpvraag na toestemming van de ouders aangemeld bij het MDO.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag om een individuele voorziening als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

  • 3. Het MDO stelt een hulpverleningsvoorstel op dat wordt besproken met de jeugdige en zijn ouders. Indien de jeugdige en zijn ouders akkoord gaan met het voorstel wordt dit geformaliseerd in een beschikking.

  • 4. Wanneer het college besluiten neemt die betrekking hebben op de veiligheid van een kind is de professional verplicht om een gedragswetenschapper te betrekken en dit te vast te leggen. Het betreft in ieder geval besluiten om:

    • -

      Wel of niet actie te ondernemen naar aanleiding van een signaal over een bedreiging van de veiligheid van een derde over een kind of van een signaal van het kind zelf;

    • -

      Wel of niet professionele interventie(s) in te zetten om de bedreiging van de veiligheid van het kind op te heffen;

    • -

      Wel of niet een maatregel van kinderbescherming te verzoeken om de bedreiging af te wenden c.q. de noodzakelijke hulp te kunnen bieden;

    • -

      Wel of niet een (machtiging) uithuisplaatsing aan te vragen;

    • -

      Wel of niet een uithuisgeplaatst kind terug naar huis te laten gaan; en

    • -

      Wel of niet de bemoeienis met kind en gezin te beëindigen.

Artikel 9 Regels voor PGB

  • 1. De hoogte van het pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede zorg in te kopen;en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 2. Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet betaald worden uit het pgb.

  • 3. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      Dat deze persoon een lager tarief krijgt betaald voor zijn diensten dan ingevolge het eerste lid vastgestelde tarief;

    • b.

      b. Dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2015

  • 2.

    Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als “Nadere regels Jeugdhulp gemeente Meppel 2015”.

Ondertekening

Vastgesteld op 16 december 2014,
de secretaris, de burgemeester.

Bijlage

Begrippenkader:

Verwijzing

elk besluit van een professional om aanvullend hulp in te zetten

Verwijsformulier

formulier ontwikkelt en gebruikt in Drenthe in de route van verwijzer > naar zorgaanbieder >naar gemeente. Zodat declaratie, facturatie en informatiemanagement van jeugdhulp adequaat verloopt.

Een verwijzingsbesluit

dit woord wordt NIET gebruikt omdat dit geldt als formeel besluit en dus beschikking (met alle verplichtingen) omdat het woord besluit hierin opgenomen is.

Beschikking

de door het college of gemandateerden medewerkers/professionals opgemaakte besluit tot het verlenen van jeugdhulp waar bezwaar en beroep op mogelijk is

Zorgaanbieders

de door de gemeenten gecontracteerde organisaties en/of zelfstandigen voor jeugdhulp

Deskundigheid

Zoals voorgeschreven in besluit jeugdwet en in dit uitvoeringskader uitgewerkt in hoofdstuk ….

‘Matched care’

anders dan ‘stepped care’ waarbij eerst gekozen wordt voor de minst intensieve behandeling wordt bij matched care altijd gekozen voor de best passende vorm van zorg.

Toelichting nadere regels Jeugdhulp

In deze nadere regels zijn de gemaakte afspraken in de jeugdregio Drenthe vertaald. De gemeenteraad heeft in de Verordening jeugdhulp gemeente Meppel 2015 het vaststellen van procedureregels gedelegeerd aan het college. Voor de basis van deze regels is gebruik gemaakt van de tekst uit het VNG model voor de verordening Jeugdhulp over de procedureregels.

Daarbij is uitgegaan van artikel 4 van de verordening:

Het college stelt bij nadere regeling regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening en hoe deze wordt afgestemd met andere voorzieningen. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.

Artikelsgewijze toelichting:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel worden de in deze nadere regels gebruikte begrippen toegelicht. Ten overvloede is ook vermeld dat de begrippen uit de verordening en de wet van toepassing zijn, dit om eventuele twijfel daarover bij de uitvoering te voorkomen.

Artikel 2. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

Omdat het belangrijk is de drempel voor een hulpvraag zo laag mogelijk te houden, is ervoor gekozen dit vormvrij te houden. Het college kan zelf bepalen hoe de jeugdige of zijn ouders zich kan melden. Dit kan bijvoorbeeld via internet, telefonisch, aan de balie etcetc. Voorts is ervoor gekozen dat de jeugdige en zijn ouders ook bij een ander dan de professional kan melden. Dit voorkomt dat een baliemedewerker de melding niet aan zou mogen nemen. Vanzelfsprekend staat het de medewerker die een melding aanneemt vrij om zo nodig een professional in te schakelen.

Artikel 3. Vooronderzoek

In dit artikel is er voor gekozen dat het vooronderzoek niet per definitie door de professional verricht hoeft te worden. In de praktijk kan het goed mogelijk zijn dat bijvoorbeeld als onderdeel van het vooronderzoek, een baliemedewerker een standaard formulier meegeeft waarop staat welke stukken ingeleverd moeten worden voorafgaand aan een gesprek. Hiervoor hoeft dan niet een professional ingezet te worden. Ook een bepaling van het woonplaatsbeginsel kan bijvoorbeeld uitgevoerd worden door een ander dan de professional.

Binnen de jeugdregio Drenthe is er afgesproken dat er afwijkend aan de landelijke lijn bij een verhuizing binnen de regio tijdens de al gestarte jeugdhulp of maatregel de woonplaats niet opnieuw wordt bepaald. Bij de start of verlenging van jeugdhulp of maatregel volgt wel een nieuwe bepaling van het woonplaatsbeginsel. Aanleiding voor het afwijken van de landelijke richtlijn is het beperken van administratieve lasten vanuit de wetenschap en ervaringsgegevens dat dergelijke verhuizingen beperkt van omvang zijn en de risico’s daarmee beheersbaar zijn. In dit artikel worden de gemaakte afspraken weergegeven.

Optioneel is er een lid opgenomen waarin het college een (service)termijn op kan nemen waarbinnen een gesprek wordt gepland. Er is geen sprake van een wettelijke termijn wanneer er nog geen aanvraag is ingediend. Vanzelfsprekend is het niet fraai het plannen van een gesprek onnodig lang te laten duren.

Artikel 4. Gesprek

Zoals afgesproken in de jeugdregio wordt het gesprek gevoerd door een aangewezen POD3-gecertificeerde professional die voor of namens het college handelt.

In het VNG model voor de verordening staat bij het gesprek opgenomen dat het college de jeugdige of zijn ouders informeert over de ouderbijdrage. In deze nadere regels is ervoor gekozen dit op te nemen in de beschikking. Vanzelfsprekend is het wel aan te raden dat wanneer tijdens het gesprek al duidelijk wordt dat de jeugdige verwezen zal worden naar een voorziening waar een ouderbijdrage gevraagd wordt, dit dan ook al gemeld wordt.

Artikel 5. Verslag

Zoals in het model staat vermeld, kunnen opmerkingen van de jeugdige of zijn ouders toegevoegd worden aan het verslag. Daarbij is nadrukkelijk bedoeld dat dit een toevoeging is en niet een wijziging van het oorspronkelijke verslag.

Artikel 6. Aanvraag.

Hoewel het overbodig lijkt te noemen dat de professional zo nodig het verwijsformulier invult, is ervoor gekozen dit wel te doen. Dit benadrukt dat het gesprek niet altijd gevolgd hoeft te worden door het invullen van het verwijsformulier; er kan immers ook verwezen worden naar interventieniveau 1 tot en met 3. Ook kan er in samenhang met het tweede lid geen onduidelijkheid bestaan over wie het verwijsformulier invult.

Uit praktische overwegingen wordt voorgesteld dat het verwijsformulier ondertekend kan worden en zo kan dienen als aanvraag.

Artikel 7. Inzet niveau 4

In dit artikel wordt nadere invulling gegeven aan de afspraken over verwijzing naar de afgesproken interventieniveau’s. Daarbij is het volgende model volgens de afspraken in de jeugdregio Drenthe opgenomen in de verordening:

Vormen van jeugdhulp

De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

Interventieniveau 1 betreft algemene voorlichting

Interventieniveau 2 betreft gerichte training en voorlichting

Interventieniveau 3 betreft kortdurende interventies, advies gesprekken en geïndiceerde preventie

Interventieniveau 4 betreft generalistische hulpverlening, die, na consult van een niveau 4 medewerker ‘erbij gehaald’ kan worden door een door de gemeente aangewezen POD3 geschoolde hulpverlener op niveau 3.

Artikel 2 lid 3 van de Verordening bepaalt dat, het college bij nadere regeling vaststelt welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Allereerst wordt opgemerkt dat het bepaalde in lid 3 in het hiervoor genoemde artikel nog uitgewerkt moet worden. Voorgesteld wordt om dat in een aparte regeling te doen zodat niet meteen de nadere regels aangepast hoeven te worden bij een wisseling in het aanbod.

Regionaal is afgesproken dat niet lichtvaardig wordt doorverwezen naar de niveau’s 4 t/m 8. Mede hierdoor en omdat er sprake moet zijn van een zorgvuldig besluit, is afgesproken dat inzet van deskundigheid vereist is. Om te waarborgen dat deze deskundigheid ook wordt ingezet, is ervoor gekozen om naast het invullen van het verwijsformulier, voor niveau 5 en hoger, een beschikking af te geven. Het verwijsformulier maakt dan samen met de consultatie van de deskundige onderdeel uit van de motivering van het besluit. Het college kan er zelf middels mandaat voor kiezen op welk niveau in de organisatie de beschikking afgegeven kan worden.

De professional wordt via het Mandaatbesluit gemandateerd om een beschikking namens het college af te geven bij verwijzing naar niveau 4.

Artikel 8. Aanvraag inzet niveau 5 en hoger

De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

Interventieniveau 5 betreft ambulante behandeling of hulpverlening

Interventieniveau 6 betreft intensieve ambulante behandeling of hulpverlening

Interventieniveau 7 betreft zorg overdag

Interventieniveau 8 betreft verblijf

In lid 4 zijn de afspraken overgenomen die in het jeugdzorgstelstel voorafgaand aan de invoering van de Jeugdwet. Er wordt expliciet gesproken over “wel of niet” om te benadrukken om ook wanneer niet tot actie wordt overgegaan, de genoemde instanties geraadpleegd moeten worden. Vanzelfsprekend moet de raadpleging vastgelegd worden inclusief de overwegingen en wie betrokken is bij deze afwegingen zodat achteraf de uitkomst van de raadpleging nagegaan kan worden.

Artikel 9. Verstrekking in PGB

Dit artikel stemt overeen met het de regels voor het verstrekken van een PGB in de nadere regels voor de uitvoering van de Verordening maatschappelijke ondersteuning.

Bij het specificeren van kwaliteitseisen kan gedacht worden aan het vermelden aan welke opleidings- en/of certificeringseisen iemand moet voldoen om de zorg aan de jeugdige middels pgb te leveren. Nu dit per jeugdige en per interventieniveau heel wisselend kan zijn, moet hier per jeugdige naar gekeken worden met afweging van alle feiten en omstandigheden en dit duidelijk worden omschreven in de beschikking. Daarom is hier nu geen nadere invulling aan gegeven.

Nu het PGB straks verstrekt wordt in de vorm van een trekkingsrecht via de SVB, zal er door de SVB bepaald worden hoe er verantwoord moet worden. Hiernaar kan verwezen worden in de beschikking.

Artikel 10. Citeertitel en inwerkingtreding

Dit behoeft geen nadere toelichting.