Regeling vervallen per 22-03-2018

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive

Geldend van 01-01-2015 t/m 21-03-2018

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive

Raadsbesluit XVI/13f, nr. 259366.

overwegende: dat in verband met de aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving er een verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive moet worden vastgesteld;

gelet op artikel 147 eerste lid van de Gemeentewet en artikel 8 eerste lid, onderdeel i van de Participatiewet;

besluit:

vast te stellen de Verordening bestuurlijke boete bij recidive.

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    beslagvrije voet: het bedrag dat na beslag op uitkering en/of loon tenminste beschikbaar moet blijven voor degene bij wie beslag is gelegd. Dit is terug te vinden in de artikelen 475c tot en met 475 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • -

    recidiveboete: de bestuurlijke boete die wordt opgelegd bij het voor een tweede keer of volgende maal overtreden van de plicht tot het tijdig, juist en volledig verstrekken van informatie die van belang is voor de participatiewet. Dit is terug te vinden in artikel 18a, vijfde lid van de Participatiewet;

bezit: de waarde van de bezittingen waarover de belanghebbende en /of diens gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, met uitzondering van het in de woning met bijbehorende grond vastgelegde vermogen, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Participatiewet;

Verrekenen: het verrekenen van de uitkering met de openstaande boete. Dit is bedoeld in artikel 60, vierde lid van de Wet werk en bijstand: Bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld onder artikel 5, onder c van de Wet werk en bijstand;

College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meppel.

Hoofdstuk 2 Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens Recidive

Artikel 2 Verrekenen met de beslagvrije voet bij voldoende bezit

  • 1. Indien het bezit van de belanghebbende tenminste meer is dan driemaal de bijstandsnorm bedraagt, verrekenen burgemeester en wethouders de recidiveboete zonder inachtneming van de beslagvrije voet.

  • 2. De verrekening duurt drie maanden vanaf het moment dat de bestuurlijke boete is opgelegd. Het college gaat daar bij uit van de dagtekening op het besluit tot het opleggen van de bestuurlijke boete.

Artikel 3 Verrekenen met de beslagvrije voet bij geen of onvoldoende bezit.

  • 1. Indien het bezit van de belanghebbende minder bedraagt dan driemaal de bijstandsnorm , dan wordt door het college de bestuurlijke boete gedurende een maand verrekend zonder rekening te houden met de beslagvrije voet. De verrekening vindt plaats direct vanaf het moment dat de bestuurlijke boete is opgelegd.

  • 2. Direct na de verrekening zoals beschreven in het eerste lid, verrekent het college de bestuurlijke boete in de daaropvolgende twee maanden zodanig dat de belanghebbende blijft beschikken over een inkomen van 80% van de bijstandsnorm.

  • 3. Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder n , r en z van de Participatiewet.

Artikel 4 Verrekenen met inachtneming van de beslagvrije voet

In afwijking van de artikelen 2 en 3 kan het college besluiten bij de verrekening wel rekening te houden met de beslagvrije voet indien,

  • -

    Aannemelijk is dat de verrekening op de wijze, bedoeld in de artikelen 2 of 3 zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin; of

  • -

    er andere dringende redenen zijn.

Artikel 5 Eerder opgelegde bestuurlijke boete

De artikelen 2, 3 en 4 zijn ook van toepassing indien een eerder bestuurlijke boete nog niet is betaald op het moment dat een recidiveboete wordt opgelegd.

Hoofstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015 gemeente Meppel.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2014
de griffier, de voorzitter.

Toelichting Algemeen

Op 1 januari 2013 is de 'Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving' in werking getreden. Voor de Participatiewet introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij schending van de inlichtingenplicht. Het college is verplicht de bestuurlijke boete te verrekenen met de lopende uitkering.

Bij de verrekening moet de gemeente rekening houden met de beslagvrije voet. Dit betekent dat de belanghebbende 90% van de bijstandsuitkering overhoudt voor zijn kosten van levensonderhoud. Is er echter sprake van een herhaalde schending van deze inlichtingenplicht, en wordt daarvoor weer een boete opgelegd, een zogenaamde recidiveboete, dan kan het college besluiten gedurende drie maanden de boete te verrekenen met de volledige uitkering.

De Wet werk en bijstand verplicht de gemeenteraad om in een verordening nadere regels vast te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht.

De gemeente heeft alleen bij het afzien van de beslagvrije voet de bevoegdheid regels op te stellen. In alle overige gevallen van invordering en terugvordering, tenzij niet wettelijk verplicht is er sprake van een bevoegdheid van het college. Het college kan in deze gevallen beleidsregels opstellen.

Het kan voorkomen dat de gemeente te maken krijgt met het verzoek van een anderegemeente om een door hen opgelegde boete te verrekenen. In deze is het aan degemeente die de boete heeft opgelegd ( op basis van hun verordening) om aan te gevenof zij de beslagvrije voet willen aanhouden, of dat zij er vanaf willen zien. De gemeentedie de uitkering verstrekt moet in beginsel hieraan meewerken.

Als de beslagvrije voet niet wordt gehanteerd dan kan de belanghebbende aan degemeente die de uitkering verstrekt vragen de beslagvrije voet toch toe te passen. Degemeente die de uitkering verstrekt kan aan het verzoek voldoen

( artikel 60b, tweede lid Participatiewet). Inde meeste gevallen zal deze gemeente danbesluiten volgens de eigen verordening te handelen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening zijn een aantal begrippen nader omschreven. De meeste begrippen hoeven niet verder te worden toegelicht.

Bezit

De verordening kent een omschrijving van het begrip bezit. Bezit is de waarde van alle bezittingen waarover de belanghebbende en/of diens gezinsleden beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken. Bezittingen kunnen bestaan uit geld of goederen. Binnen de Participatiewet wordt het begrip vrij te laten vermogen gehanteerd ( artikel 34 ). Bij het begrip zoals dat wordt gebruikt in deze verordening gaat het om iets anders. Met schulden wordt in deze verordening geen rekening gehouden. Ook met de vrijlating van een deel van het vermogen wordt geen rekening gehouden.

Als de gemeente besluit dat de boete wordt verrekend met de volledige uitkering zal de belanghebbende de bezittingen waarover hij beschikt ( of kan beschikken) moeten aanwenden om in zijn kosten van bestaan te voorzien. Een uitzondering is gemaakt voor de door de belanghebbende en zijn gezin) bewoonde eigen woning.

Verrekenen

In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is het begrip verrekenen omschreven. De wijze van verrekenen zoals omschreven is in de wet werk en bijstand gaat verder.

Artikel 2 Verrekenen met beslagvrije voet bij voldoende bezit

Het uitgangspunt van deze verordening is dat de recidiveboete volledig wordt verrekend met de uitkering ( dus zonder rekening te houden met de beslagvrije voet) gedurende de maximale termijn van drie maanden als de belanghebbende over voldoend bezit beschikt om dit zelf op te vangen.

Dit uitgangspunt is vastgelegd in artikel 2 van deze verordening. Van voldoende bezit is sprake als de waarde van de bezittingen waarover de belanghebbende beschikt ( of kan beschikken) tenminste drie maal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Immers, bij het gebruik van het aanwezige geld en het verkopen van bezittingen zou een periode van 3 maanden overbrugd kunnen worden.

Artikel 3 Verrekenen bij geen of onvoldoende bezit

Heeft een belanghebbende onvoldoende bezit om een periode van drie maanden te overbruggen, dan verrekent het college slechts een maand zonder rekening te houden met de beslagvrije voet. Voor de overige twee maanden houdt het college wel rekening met de beslagvrije voet , maar niet volledig. Deze twee maanden blijft de belanghebbende beschikken over 80% van de bijstandsnorm. Voor het percentage van 80 is aansluiting gezocht bij de invorderingsmogelijkheden die de Belastingdienst heeft bij notoire wanbetalers.

Met de gekozen opzet wordt enerzijds uiting gegeven aan het principe dat fraude niet mag lonen. Het gaat immers om belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Met deze vorm van verrekenen geeft de gemeente een duidelijk signaal.

Toch houdt de gemeente ook rekening met haar zorgplicht. Bij belanghebbenden die geen of onvoldoende bezit hebben kan het volledig verrekenen gedurende drie maanden onaanvaardbare gevolgen hebben. Dat is iets wat de gemeente wil voorkomen. Een belanghebbende kan inkomsten hebben uit arbeid die op grond van artikel 31, tweede lid, onderdelen n of r gedeeltelijk worden vrijgelaten. Bij verrekening van recidiveboete tot 80% van de bijstandsnorm, tellen deze inkomsten gewoon mee. Deze inkomsten worden in dit geval dus niet buitenbeschouwing gelaten.

Artikel 4 Verrekenen met inachtneming van de beslagvrije voet Hoewel er sprake is van een herhaalde schending van de inlichtingenplicht zijn er situaties denkbaar waarin een volledige verrekening onaanvaardbare gevolgen heeft. Dit komt aan de orde in artikel 4 van deze verordening. Dit zijn individuele situaties waar het college rekening mee moet houden.

In dit artikel is geregeld dat besloten kan worden de beslagvrije voet toch te hanteren als de volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot uithuiszetting van de belanghebbende en diens gezin. Als belanghebbende op straat komt te staan wordt de problematiek verergerd met alle maatschappelijke gevolgen van dien.

Ook als er sprake is van ander dringende redenen kan besloten worden om toch de beslagvrije voet te hanteren. Het gaat om uitzonderlijke incidentele gevallen waarbij de belanghebbende en diens gezin in behoeftige omstandigheden verkeren die op geen andere manier te verhelpen zijn.

Het enkele feit dat de belanghebbende door de verrekening over onvoldoende middelen beschikt om in het bestaan te voorzien is geen dringende reden.

Artikel 5 Eerder opgelegde bestuurlijke boete

In artikel 60b, derde lis van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes, die nog niet zijn betaald. Mocht het college besluiten tot het verrekenen van deze nog openstaande boetes, dan is het mogelijk op grond van artikel 5 van deze verordening.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Een toelichting op dit artikel is niet nodig.

Artikel 7 Citeertitel

Een toelichting op dit artikel is niet nodig.