Regeling vervallen per 04-03-2022

Beleidsregels bijzondere bijstand 2015

Geldend van 01-08-2015 t/m 03-03-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2015

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand 2015

College van burgemeester en wethouders van de gemeente Meppel

gelet op afdeling 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 35 van de Participatiewet;

besluiten:

vast te stellen de Beleidsregels bijzondere bijstand 2015

Inleiding

Het opstellen van universele, altijd geldende voorschriften rond bijzondere bijstand is zoiets als het zoeken naar het einde van een cirkel. Geen van beide bestaan. Het bijzondere van bijzondere bijstand is immers dat deze vorm van bijstand is toegesneden op de individuele omstandigheden van de aanvrager. Daar is geen standaard voor.

Beleidsregels bijzondere bijstand zijn nodig voor:

  • -

    Een juiste uitvoering van de Participatiewet;

  • -

    Eenduidigheid in de uitvoering;

  • -

    Ondersteuning voor de uitvoering;

  • -

    Duidelijkheid voor inwoners die een beroep doen op bijzondere bijstand.

Deze beleidsregels hebben betrekking op de bevoegdheid genoemd in:

  • -

    titel 4.3 Algemene wet bestuursrecht en

  • -

    artikel 35 Participatiewet.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1.Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden

omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet

bestuursrecht (Awb), het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Wet op de huurtoeslag.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      belanghebbende: de alleenstaande of het gezin die in aanmerking wenst te komen voor bijzondere bijstand;

    • b.

      bijstandsnorm: de norm volgens artikel 5 c Participatiewet;

    • c.

      De collectieve aanvullende ziektekostenverzekering voor inwoners van de

gemeente Meppel met een minimuminkomen;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meppel;

  • e.

    draagkracht: het gedeelte van het inkomen of vermogen dat aangewend dient te worden voor financiering van de bijzondere kosten;

  • f.

    draagkrachtperiode: de periode waarover de draagkracht van een belanghebbende wordt vastgesteld;

  • g.

    inkomen: het inkomen volgens artikel 31 tot en met 33 van de Participatiewet;

  • h.

    medische kosten: noodzakelijk te maken kosten welke vallen binnen de reikwijdte van de kostensoorten waarover de Zorgverzekeringswet zich uitspreekt;

  • i.

    meerinkomen: het inkomen boven het minimuminkomen;

  • j.

    minimuminkomen: 120 % van de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • k.

    vermogen: het in aanmerking te nemen vermogen volgens artikel 34 van de Participatiewet;

  • l.

    voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet, zoals bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet, waarop de persoon of gezin aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven;

  • m.

    woonkosten eigen woning: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten inclusief een bedrag voor groot onderhoud;

  • n.

    woonkosten huurwoning: de op de aanvangsdatum van het lopende huur-toeslagtijdvak per maand geldende huurprijs als omschreven in de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 2 Beoordeling (stappenplan) voordat de kosten zijn gemaakt

  • 1. Een aanvraag voor bijzondere bijstand moet in beginsel worden ingediend vóórdat de kosten zijn gemaakt.

  • 2. Bij de beoordeling van de bijzondere bijstand moeten onderstaande vragen beantwoord worden:

    • a.

      Kan een beroep worden gedaan op een voorliggende voorziening?

    • b.

      Doen de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd zich voor?

    • c.

      Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?

    • d.

      Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden?

    • e.

      Kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

Artikel 3 Beoordeling (stappenplan) nadat de kosten zijn gemaakt

  • 1. Indien de bijzondere bijstand is aangevraagd nadat de kosten zijn gemaakt, dan wordt de aanvraag voor bijzondere bijstand enkel in behandeling genomen als:

    • a.

      deze wordt ingediend tot en met zes maanden na het moment waarop de kosten zijn gemaakt.

    • b.

      aan de voorwaarden genoemd in lid 2 wordt voldaan.

  • 2. Bij de beoordeling van de bijzondere bijstand is artikel 2 van toepassing en moeten onderstaande vragen beantwoord worden:

    • a.

      of de noodzakelijkheid van de kosten nog kan worden vastgesteld;

    • b.

      of de kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden;

    • c.

      wat de reden is waarom de aanvraag is ingediend nadat de kosten zijn gemaakt.

Artikel 4 Aanleveren bewijsstukken

  • 1. Belanghebbende levert, tezamen met de aanvraag bijzondere bijstand, bewijsstukken aan welke aantonen dat belanghebbende de kosten op korte termijn zal maken.

  • 2. Als de kosten nog moeten worden gemaakt, levert belanghebbende binnen vier weken na ontvangst van het besluit op de aanvraag een betalingsbewijs of factuur in, tenzij anders is afgesproken.

  • 3. Als de kosten al zijn gemaakt levert belanghebbende bij de aanvraag bewijsstukken aan die aantonen dat de kosten zijn gemaakt.

  • 4. Belanghebbende levert op verzoek aanvullende bewijsstukken als deze noodzakelijk zijn voor de vaststelling van het recht op bijzondere bijstand.

Artikel 5 Draagkracht

  • 1. De ingangsdatum draagkrachtperiode wordt vastgesteld op de eerste

    dag van de maand waarin de kosten worden gemaakt.

  • 2. De draagkrachtperiode geldt voor de duur van twaalf maanden, gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de kosten worden gemaakt.

  • 3. Voor personen met een uitkering krachtens de Participatiewet geldt dat er geen sprake is van draagkracht.

  • 4. Voor personen ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken of executoriaal beslag is gelegd is gelegd wordt de draagkracht berekend over de middelen waarover de belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft.

  • 5. De draagkracht bedraagt:

    • a.

      50% van het meerinkomen en

    • b.

      100% van het vermogen boven het vrij te laten vermogen op de eerste dag van de maand waarin de kosten worden gemaakt.

  • 6. Voor de volgende kosten bedraagt de draagkracht 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm:

    • a.

      woonkostentoeslag;

    • b.

      aandeel kinderopvang beide ouders WSF

    • c.

      aanschaf vervanging duurzame gebruiksgoederen.

  • 7. Bij het vaststellen van het vermogen voor bijzondere bijstand kan een extra vrijlating worden toegepast voor belanghebbenden die aan kunnen tonen dat zij geen adequate uitvaartverzekering hebben, maar waarbij sprake is van een levensverzekering of spaarrekening die alleen bij overlijden uitkeert en niet tussentijds opvraagbaar of afkoopbaar is en waarvan de waarde niet bovenmatig hoog is.

  • 8. Indien een roerend goed deel uitmaakt van het vermogen van de aanvrager dan:

    • a.

      wordt de het verschil tussen de dagwaarde van een auto en € 5.000,00 meegenomen bij het vaststellen van het vermogen. Tenzij de auto noodzakelijk is in verband met arbeidsinschakeling en of handicap van een van de gezinsleden;

    • b.

      wordt de dagwaarde van overige roerende goederen volledig meegenomen in de vermogensvaststelling als deze vanwege hun aard niet algemeen gebruikelijk zijn.

Artikel 6 Periodieke bijzondere bijstand

Indien de bijzondere bijstand wordt toegekend in de vorm van een periodiek

terugkerend bedrag, dan wordt deze toegekend voor maximaal één jaar.

Artikel 7 Hoogte van de bijzondere bijstand

Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de adequaatst goedkoopste oplossing, en voor zover dit niet kan worden vastgesteld, wordt aangesloten bij de normbedragen zoals opgenomen in de NIBUD prijzengids.

Artikel 8 Vorm van de bijzondere bijstand

Tenzij anders vermeld, is de bijzondere bijstand om niet.

Hoofdstuk 2 Bepalingen ten aanzien van specifieke kosten

Artikel 9 Aanvullende bijzondere bijstand 18,19 en 20 jarigen niet in een inrichting verblijvend

  • 1. Indien en voor zover een persoon van 18, 19 of 20 jaar die niet in een inrichting verblijft hogere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft dan waarin de norm in het kader van de Participatiewet voorziet en de middelen van zijn ouders ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, kan het college aanvullend bijzondere bijstand verstrekken.

  • 2. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand van de alleenstaande wordt aansluiting gezocht bij de norm als bedoeld

    a. in artikel 21 sub a van de Participatiewet als aanvrager alleenwonend is.

    b. artikel 22a als een of meer meerderjarige personen zijn verblijf heeft in dezelfde woning.

  • 3. Het bedrag van de bijzondere bijstand is maximaal het verschil tussen de bijstandsnorm genoemd in artikel 21 en de van toepassing zijnde bijstandsnorm ingevolge artikel 20 van de Participatiewet.

Artikel 10 Bijzondere bijstand 18,19, en 20 jarigen in een inrichting verblijvend

  • 1. Indien en voor zover een persoon van 18, 19 of 20 jaar, in een inrichting verblijft, hogere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft en de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken kan het college voor deze kosten bijzondere bijstand verstrekken.

  • 2. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand van de alleenstaande (ouder) wordt aansluiting gezocht bij de norm als bedoeld in artikel 20 lid 1 sub a van de Participatiewet.

Artikel 11 Toeslag voormalig alleenstaande ouder

  • 1. Bijzondere bijstand kan verstrekt worden aan de voormalige alleenstaande ouder in de vorm van een toeslag voormalig alleenstaande ouder indien het jongste thuiswonende ten laste komend kind de leeftijd van 18 jaar bereikt en tot het huishouden blijft behoren.

  • 2. De hoogte van de toeslag is 30% van de volgens artikel 21 sub b ( norm gehuwden).

  • 3. Op de toeslag worden de eigen middelen van het jongste kind in mindering gebracht.

  • 4. De duur van de toeslag is maximaal 3 jaar ( tot het kind 21 jaar is).

  • 5. De toeslag wordt ambtshave toegekend.

Artikel 12 Medische kosten

  • 1. Op grond van artikel 15 van de Participatiewet verstrekt het college in beginsel geen bijzondere bijstand voor medische kosten. De Zorgverzekeringswet, en daaraan gerelateerde regelingen zijn toereikende voorliggende voorzieningen.

  • 2. In afwijking van lid 1 komt belanghebbende in aanmerking voor bijzondere bijstand voor medische kosten zoals opgenomen in de drie verschillende pakketten van de collectieve zorgverzekering gemeente Meppel indien men soortgelijk aanvullend verzekerd is bij een andere zorgverzekeraar.

  • 3. In afwijking van lid 1 komen eigen bijdragen zoals die worden opgelegd door het Centraal Administratiekantoor (CAK) voor bijstandsverlening in aanmerking.

  • 4. In afwijking van lid 1 kan bijzondere bijstand worden verstrekt in aanvulling op de

    aanvullende zorgverzekering voor alternatieve geneeswijzen tot maximaal

    € 200,00 per kalenderjaar.

Artikel 13 Reiskosten in verband met ziekenhuis bezoek

  • 1.

    • Er is recht op bijzondere bijstand voor reiskosten in verband met het bezoek aan het ziekenhuis voor een noodzakelijke medische behandeling indien:

      • a.

        belanghebbende 18 jaar of ouder is; en

      • b.

        er sprake is van veelvuldig ziekenhuisbezoek voor een noodzakelijke medische behandeling.

      • c.

        de enkele reisafstand meer bedraagt dan 10 kilometer.

  • 2. De hoogte van de bijstand wordt afgestemd op de goedkoopste en adequate vervoermogelijkheid, openbaar vervoer.

  • 3. Voor eigen vervoer geldt een vergoeding per gereden kilometer gekoppeld aan de vergoeding voor woon-werkverkeer van de belastingdienst.

  • 4. Indien er een vergoeding is vanuit de aanvullende verzekering wordt deze in mindering gebracht op de toe te kennen bijzondere bijstand.

Artikel 14 Meerkosten als gevolg van ziekte of handicap

  • 1. Meerkosten van maaltijden komen in aanmerking voor bijzondere bijstand indien:

    • a.

      belanghebbende niet meer zelf kan koken of

    • b.

      als er niet door een mantelzorger gekookt kan worden.

  • 2. Meerkosten van bewassing of slijtage van kleding en beddengoed als gevolg van een handicap of langdurige ziekte komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 3. Meerkosten van verwarming als gevolg van een handicap of langdurige ziekte komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 4. De hoogte van de meerkosten is conform de bedragen van de NIBUD prijzengids en wordt als bijzondere bijstand verstrekt.

Artikel 15 Doorbetaling vaste lasten bij tijdelijk verblijf in inrichting

  • 1. Er is recht op doorbetaling van huur minus huurtoeslag en energielasten gedurende de periode dat belanghebbende in een inrichting verblijft indien:

    • a.

      terugkeer naar de eigen woning mogelijk is of wordt nagestreefd;

    • b.

      het verblijf tijdelijk is, dat wil zeggen niet langer duurt dan zes maanden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is verlenging van de periode van zes maanden mogelijk als uit een verklaring van hulpverlener/maatschappelijk werker of

    arts blijkt dat terugkeer naar de eigen woning een reële optie is.

  • 3. Bij medebewoning, onderhuur of verhuur vindt geen doorbetaling van de vaste lasten plaats.

Artikel 16 Collectieve Zorgverzekering gemeente Meppel

  • 1. Belanghebbende komt op grond van artikel 35, lid 3 van de Participatiewet in aanmerking voor deelname aan de Collectieve Zorgverzekering als hij een inkomen heeft dat niet hoger is dan het minimuminkomen en geen vermogen heeft dat hoger is dan het vermogen genoemd in artikel 34 Participatiewet.

  • 2. Belanghebbende die gebruikt maakt van de Collectieve Zorgverzekering komt op grond van artikel 35, lid 3 van de Participatiewet in aanmerking voor een tegemoetkoming in de premie.

  • 3. De hoogte van de tegemoetkoming in de premie wordt jaarlijks door het college vastgesteld.

  • 4. Deelname wordt uitsluitend tussentijds ( in de loop van het kalenderjaar) beëindigd bij overlijden of vertrek uit de gemeente.

Artikel 17 Kosten kinderopvang tienermoeders die een opleiding volgen.

Voor het eigen aandeel in de kosten van kinderopvang is bijzondere bijstand mogelijk als

er:

  • a.

    binnen het gezin geen mogelijkheden zijn om de opvang te realiseren.

  • b.

    sprake is van formele kinderopvang, dat willen zeggen dagopvang voor kinderen 0 tot 4 jaar, buitenschoolse opvang voor basisschoolkinderen, opvang in créches en opvang door gastouders.

  • c.

    het aantal uren kinderopvang moet zoveel mogelijk beperkt worden.

Artikel 18 Kosten kinderopvang als beide ouders studeren en WSF ontvangen.

Voor het eigen aandeel in de kosten van kinderopvang is bijzondere bijstand mogelijk als

er:

  • a.

    sprake is van formele kinderopvang, dat willen zeggen dagopvang voor

    kinderen 0 tot 4 jaar, buitenschoolse opvang voor basisschoolkinderen, opvang

    in créches en opvang door gastouders.

  • b.

    het aantal uren kinderopvang moet zoveel mogelijk beperkt worden.

Artikel 19 Kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie

  • 1. Er moet sprake zijn van een noodzaak voor externe formele opvang van het kind(eren).

  • 2. Aan het besluit tot toekenning dient een deskundigenadvies ten grondslag te liggen.

  • 3. Het aantal uren externe opvang dient zo beperkt mogelijk te blijven.

  • 4. De periode van bijstandsverlening is tijdelijk en bedraagt maximaal zes maanden.

  • 5. Verlenging van deze periode is mogelijk als in de opvang niet op andere wijze kan worden voorzien.

  • 6. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de kinderopvangtoeslag die aan werkenden wordt verstrekt door de Belastingdienst die in dezelfde financiële positie verkeren.

  • 7. Na aftrek van het eigen aandeel in de kosten kinderopvang moet(en) belanghebbende(n) kunnen beschikken over een inkomen tot de bijstandsnorm.

  • 8. Artikel 5 ( draagkracht) is bij bijstandsverlening niet van toepassing.

Artikel 20 Laptop schoolgaande kinderen

  • 1. Bijzondere bijstand voor een laptop kan worden toegekend als in het gezin een kind(eren) jonger dan 18 voortgezet onderwijs volgt en in de kosten van aanschaf niet op een andere wijze kan worden voorzien.

  • 2. De bijzondere bijstand voor een laptop of de door de ouders verschuldigde bijdrage voor een laptop wordt één keer per kind verstrekt.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt maximaal € 400,- voor een laptop of de door de ouder(s) verschuldigde ouderbijdrage voor de laptop die door de onderwijsinstelling in rekening wordt gebracht.

  • 4. In afwijking van de draagkrachtbepalingen genoemd in artikel 5 geldt een inkomensgrens van 110% voor de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 5. In afwijking van artikel 5 lid 5 sub b ( draagkracht vermogen) bedraagt de vermogensvrijlating 150% van de bijstandsnorm op de eerste dag van de maand waarop de kosten gemaakt zijn.

Artikel 21 Participatie schoolgaande kinderen

  • 1. Voor ouders met een inkomen niet hoger dan het minimuminkomen en schoolgaande kinderen is een vergoeding mogelijk voor wekelijkse buitenschoolse activiteiten of voor schoolse activiteiten indien:

    a. het kind jonger is dan 18 jaar en in het lopende kalenderjaar basis of voortgezet onderwijs volgt en

    b. deelneemt aan een wekelijkse buitenschoolse activiteit op het gebied van sport, cultuur e.d. of

    c. niet deelneemt aan een wekelijkse buitenschoolse activiteit maar wel deelneemt aan een door de school georganiseerde activiteit waar kosten aan zijn verbonden.

    d. het inkomen van de ouders drie maanden voorafgaande aan de aanvraag niet hoger is dan het minimuminkomen.

  • 2. De hoogte van de bijstand is per kalenderjaar voor de activiteiten zoals vermeld

    in het eerste sub b:

    a. voor een kind dat basisonderwijs volgt: € 200,00 per kalenderjaar.

    b. voor een kind dat voortgezet onderwijs volgt: € 250,00 per kalenderjaar.

  • 3. De hoogte van de vergoeding per kalenderjaar voor de activiteiten zoals vermeld

    in het eerste lid onder c zijn de daadwerkelijk in rekening gebrachte kosten met

    een maximum van:

    a. voor een kind dat basisonderwijs volgt: € 200,00 per kalenderjaar.

    b. voor een kind dat voortgezet onderwijs volgt: € 250,00 per kalenderjaar.

  • 4. Per kalenderjaar is de vergoeding zoals genoemd in het tweede en derde lid

    maximaal:

    a. voor een kind dat basisonderwijs volgt: € 200,00 per kalenderjaar.

    b. voor een kind dat voortgezet onderwijs volgt: € 250,00 per kalenderjaar.

  • 5. In afwijking van de draagkrachtbepalingen ingevolge artikel 5 geldt de absolute inkomensgrens zoals genoemd in artikel 1 lid s sub j. Bij een inkomen hoger dan de inkomensgrens van 120% is er geen recht op een bijdrage.

  • 6. De aanvraag moet voor 31 december van het desbetreffende kalenderjaar zijn ingediend.

Artikel 22 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1. Onder duurzame gebruiksgoederen wordt verstaan: de gehele huisraad behorend tot het huishouden van belanghebbende. Ook een babyuitzet valt onder duurzame gebruiksgoederen.

  • 2. Het college verstrekt in beginsel geen bijzondere bijstand voor de kosten genoemd in het eerste lid, omdat zij behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat de kosten niet uit de algemene bijstand, de individuele inkomenstoeslag, en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.

  • 3. Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden zoals aangegeven in lid 2 dan wordt bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een renteloze lening (leenbijstand) op grond van artikel 51 lid 1 Participatiewet, mits belanghebbende geen lening kan afsluiten bij de gemeentelijke kredietbank. Een lening bij een gemeenschappelijke kredietbank is een voorliggende voorziening.

  • 4. In afwijking van lid 2 en 3 wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt als belanghebbende 3 jaar of langer een inkomen gelijk aan de bijstandsnorm ontvangt en er geen recht is op de individuele inkomenstoeslag.

  • 5. Bij de uitzondering genoemd in het vierde lid wordt niet gekeken naar de mogelijkheid van een voorliggende voorziening in de vorm van een lening bij de gemeenschappelijke kredietbank.

  • 6. Bij de hoogte van de leenbijstand of bijstand om niet, van de in het vierde lid genoemde uitzonderingen, wordt uitgegaan van de adequaatst goedkoopste oplossing en wanneer een prijsvergelijking niet mogelijk is de normbedragen zoals opgenomen in de prijzengids van het NIBUD, of lager als de feitelijke kosten lager uitvallen.

  • 7. De gebruiksduur voor duurzame gebruiksgoederen wordt gesteld op tien jaar.

  • 8. De gebruiksduur bij de aanschaf van 2e handsgoederen naar beneden vastgesteld.

  • 9. De hoogte van de bijzondere bijstand in het vierde lid is maximaal € 1.230,00 per vijf jaar en bedraagt per kalenderjaar maximaal € 460,00.

  • 10. Bij de hoogte van de leenbijstand van een babyuitzet wordt uitgegaan van het basispakket babyuitzet zoals aangegeven in de prijzengids van het NIBUD, of lager als de feitelijke kosten lager uitvallen.

  • 11. In afwijking van artikel 5 lid 4 sub b ( draagkracht vermogen) bedraagt de vermogensvrijlating in het vierde lid 150% van de bijstandsnorm op de eerste dag van de maand waarop de kosten gemaakt zijn.

  • 12. Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen dient vooraf te worden aangevraagd. Dat wil zeggen voor dat de kosten gemaakt zijn.

Artikel 23 Eerste inrichtingskosten

  • 1. Onder eerste inrichtingskosten wordt verstaan: de kosten voor de inrichting van een eerste woning, waaronder kosten van duurzame gebruiksgoederen.

  • 2. Het college verstrekt in beginsel geen bijzondere bijstand voor deze kosten, omdat zij behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk in de volgende bijzondere omstandigheden:

    a. belanghebbende heeft een verblijfsvergunning gekregen en betrekt voor het eerst een eigen woning;

    b. belanghebbende moet een nieuw woning inrichten als gevolg van een verlating;

    c. belanghebbende leeft op straat en krijgt een eigen woning toegewezen.

  • 3. Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden zoals aangegeven in lid 2 dan wordt, voor zover de eerste inrichtingskosten betrekking hebben op duurzame gebruiksgoederen, bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een renteloze lening (leenbijstand) op grond van artikel 51 lid 1 Participatiewet, mits belanghebbende geen lening kan afsluiten bij een gemeenschappelijke kredietbank. Een lening of borgtocht via de gemeenschappelijke kredietbank is een voorliggende voorziening.

  • 4. Bij de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de adequaatst goedkoopste oplossing en wanneer een prijsvergelijking niet mogelijk is wordt aangesloten bij de prijzengids van het NIBUD, of lager als de feitelijke kosten lager uitvallen.

  • 5. De hoogte van de bijzondere bijstand in de situatie zoals omschreven in lid 2 is bij een volledige wooninrichting.

    a. alleenstaande op kamers € 1.250,00

    b. alleenstaande zelfstandig wonend € 2.500,00

    c. gezin twee personen € 4.000,00

    d. voor elke persoon meer € 500,00

Artikel 24 Eerste huur en waarborgsom

  • 1. Het college verstrekt in beginsel geen bijzondere bijstand voor deze kosten, omdat zij behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk indien belanghebbende vanuit een niet verwijtbare inkomensloze situatie beschikt over onvoldoende draagkracht voor de betaling van de eerste maand huur, administratiekosten en waarborgsom en redelijkerwijs niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten.

  • 2. De in het eerste lid genoemde bijzondere bijstand wordt in beginsel verstrekt in de vorm van een renteloze lening.

Artikel 25 Verhuiskosten

  • 1. Onder verhuiskosten wordt verstaan: de kosten die iemand maakt voor het overbrengen van de inboedel van de oude naar de nieuwe woning.

  • 2. Belanghebbende kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor verhuiskosten als de verhuizing noodzakelijk en onvoorzien is in het geval van:

    a. een medische noodzaak;

    b. een echtscheiding;

    c. een verhuizing wegens het nakomen van de verhuisplicht (bij zeer hogewoonlasten) op grond van de Participatiewet.

  • 3. Indien belanghebbende verhuist naar een andere gemeente, dan wordt de aanvraag bijzondere bijstand beoordeeld door de gemeente van waaruit belanghebbende vertrekt.

  • 4. In geval van verhuizing wegens een echtscheiding moeten eventuele gelden uit de boedelscheiding worden ingezet voor de verhuizing.

  • 5. Bij de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de meest goedkope en adequate oplossing, waarbij ook wordt gekeken in hoeverre verhuiswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd door belanghebbende, het gezin, familie en vrienden.

Artikel 26 Woonkostentoeslag voor een huurwoning

  • 1. Indien belanghebbende een huurwoning bewoont, waarvan de hoogte van de huur niet hoger is dan de maximale huurgrens ingevolge artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, kan bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden toegekend tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. De hoogte van de woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag aan huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag, die, gelet op zijn financiële situatie, voor de woonkosten per maand ontvangen zou worden, wanneer hierop wel recht zou hebben bestaan;

  • 2. Indien er aanspraak bestaat op huurtoeslag berekend naar een inkomen dat voor de aanvraag van bijstandsverlening hoger was dan de laagste inkomenscategorie volgens de Wet op de huurtoeslag, kan bijzondere bijstand worden toegekend. De hoogte van de woonkostentoeslag is in dat geval gelijk aan het bedrag dat volgens de berekening van de Wet op de huurtoeslag per maand zou worden toegekend, wanneer hierop wel volledig recht zou bestaan, verminderd met de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag.

Artikel 27 Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom tot de maximale huurgrens

  • 2.

    • 1.

      Indien belanghebbende een woning in eigendom bewoont, waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximale huurgrens ingevolge artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, kan bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden toegekend;

    • 2.

      Tot de woonkosten worden gerekend:

      • a.

        de verschuldigde hypotheekrente en

      • b.

        de premie opstalverzekering inclusief assurantiebelasting en

      • c.

        onroerendzaakbelasting en

      • d.

        eigenaarsdeel waterschapslasten en

        e een forfaitair bedrag voor onderhoud.

    • 3.

      Belanghebbende is verplicht een ( voorlopige) teruggaaf inkomstenbelastingdienst bij de belastingdienst aan te vragen.

    • 4.

      De eventuele ( voorlopige) teruggaaf wordt op de woonkosten zoals berekend in lid 2 in mindering gebracht.

    • 5.

      De hoogte van de woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag aan huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag, die gelet op zijn financiële situatie voor overeenkomstige woonkosten van een huurwoning, per maand zou kunnen worden ontvangen.

Artikel 28 Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurgrens

  • 1. Indien een woning in huur of eigendom wordt bewoond, waarvan de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens als bepaald in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, dan kan op grond van individuele omstandigheden bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden toegekend;

  • 2. Aan de toekenning van woonkostentoeslag wordt met toepassing van artikel 55 van de wet de verplichting verbonden dat belanghebbende alles in het werk stelt om goedkopere woonruimte te verkrijgen;

  • 3. De woonkostentoeslag zoals bedoeld in lid 1 wordt toegekend voor de periode van maximaal twaalf maanden. Verlenging van deze termijn is telkens met een periode van 12 maanden jaar mogelijk, indien belanghebbende redelijkerwijs nog niet kan beschikken over huisvesting waarvan de woonkosten lager zijn dan de maximale huurgrens.

  • 4. De bepalingen in artikel 27 lid 3 en 4 zijn hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De hoogte van de woonkostentoeslag is gelijk aan de woonkosten per maand, minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens.

Artikel 29 Kosten van beschermingsbewind en bewindvoering in het kader van de WSNP

  • 1. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor kosten van beschermingsbewind, indien de rechter heeft vastgesteld dat beschermingsbewind noodzakelijk is.

  • 2. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP).

  • 3. De hoogte en van de te verlenen bijzondere bijstand voor kosten van beschermingsbewind, is opgenomen in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

  • 4. De voorwaarden genoemd in de regeling onder lid 3 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30 Kosten van curatele

  • 1. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van curatele, indien de rechter heeft vastgesteld dat curatele noodzakelijk is.

  • 2. De hoogte en van de te verlenen bijzondere bijstand voor kosten van curatele, is opgenomen in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

  • 3. De voorwaarden genoemd in de regeling onder lid 2 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 31 Kosten van mentorschap

  • 1. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor kosten van mentorschap, indien de rechter een mentor heeft benoemd.

  • 2. De hoogte en van de te verlenen bijzondere bijstand voor kosten van mentoren, is opgenomen in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

  • 3. De voorwaarden genoemd in de regeling onder lid 2 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32 Kosten van rechtsbijstand

  • 1. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage rechtsbijstand, de kosten van griffierecht en de kosten voor een uittreksel van het GBA, indien er op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) een toevoeging rechtsbijstand wordt verleend. Belanghebbende dient de toevoeging van de Raad voor de rechtsbijstand te overleggen.

  • 2. Voorafgaande aan de bijstandsaanvraag wint belanghebbende advies in bij het Juridisch Loket en overlegt een diagnosedocument.

  • 3. De korting op de eigen bijdrage in verband met het diagnosedocument wordt op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.

  • 4. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand, indien er voor de kosten van rechtsbijstand een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening zoals een rechtsbijstandverzekering.

  • 5. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

    • a.

      proceskosten van de wederpartij;

    • b.

      kosten externe adviezen, voor zover hier vooraf geen toestemming is verleend door het college.

Artikel 33 Reiskosten

  • 1. Bijzondere bijstand kan tijdelijk verstrekt worden voor noodzakelijk geachte reiskosten om naaste familieleden te bezoeken. Naaste familieleden zijn verwanten in de 1e graad en familieleden die onder één dak wonen om:

    • a.

      zieken te bezoeken op hun verpleegadres;

    • b.

      uit huis geplaatste kinderen naar hun opvangadres te brengen;

    • c.

      uit huis geplaatste kinderen te bezoeken op hun opvangadres;

    • d.

      partner, ouders of kinderen in detentie.

  • 2. Voorwaarde is dat de enkele reisafstand meer bedraagt dan 10 kilometer

  • 3. De frequentie van het bezoek wordt afgestemd op de situatie.

  • 4. De hoogte van de bijstand wordt afgestemd op de goedkoopste vervoermogelijkheid, openbaar vervoer.

  • 5. Voor eigen vervoer geldt een vergoeding per gereden kilometer gekoppeld aan de vergoeding woon-werkverkeer van de belastingdienst.

Artikel 34 Reiskosten studerende kinderen tot 18 jaar

  • 1. Bijstand kan tijdelijk verstrekt worden voor noodzakelijk geachte reiskosten voor zover aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      er kan geen beroep worden gedaan op een voorliggende voorziening en

    • a.

      de opleiding moet noodzakelijk zijn en

    • b.

      er is geen soortgelijke opleiding in de regio en

    • c.

      de enkele reisafstand is meer dan 10 kilometer.

  • 2. De hoogte van de bijstand wordt afgestemd op de goedkoopste vervoermogelijkheid, openbaar vervoer. Trajectkaart bus.

Artikel 35 Uitvaartkosten

  • 1. Indien de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en debelanghebbende niet over toereikende middelen beschikt om zijn aandeel in deuitvaartkosten te voldoen bestaat er recht op bijzondere bijstand voor deze kosten, naar rato van zijn erfrechtelijk deel.

  • 2. De kosten die worden vergoed betreffen kosten voor een sobere begrafenis dan wel crematie.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 36 Overgangssituaties

Bijzondere bijstand die is aangevraagd vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden beoordeeld op grond van de voorgaande beleidsregels.

Artikel 37 Overige situaties

Het college beslist in redelijkheid in die individuele situaties waarin deze beleidsregels niet of onvoldoende voorzien.

Artikel 38 Inwerkingtreding

De onderhavige regeling treedt, na publicatie in werking per 1 juli 2015 en vervangt de oude beleidsregels zoals opgenomen in de handreiking bijstand 2014

Artikel 39 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als “Beleidsregels bijzondere bijstand 2015”.

Ondertekening

Aluds vastgesteld in de collegevergadering van 30 juni 2015
de secretaris, de burgemeester,

Toelichting

Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de door de Rijksoverheid vastgestelde Participatiewet. Dit is het wettelijk kader voor de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand.

Specifieker staat in artikel 35 lid 1 Participatiewet:

Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand:

  • -

    voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan

  • -

    en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen

Uit oogpunt van een eenduidige en rechtmatige uitvoering van de bijzondere bijstand is hetraadzaam om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de beoordeling van aanvragenbijzondere bijstand.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

Er is voor gekozen om de begrippen die zijn omschreven in de Participatiewet, Awb, BW en de Wet op de huurtoeslag niet afzonderlijk te definiëren. De begrippen

die niet in genoemde wetten staan beschreven worden in het tweede lid verduidelijkt.

Artikel 2 Beoordeling (stappenplan) voordat de kosten zijn gemaakt

Hierbij wordt opgemerkt dat als belanghebbende bijvoorbeeld een aanvraag indient voor een bankstel en gelijktijdig of binnen een korte periode bestaat er ook recht op een individuele inkomenstoeslag, dan moet bekeken worden of de kosten hieruit voldaan kunnen worden.

Hiermee hoeft belanghebbende geen leenbijstand te ontvangen en kan wel voorzien worden in de noodzakelijke kosten. Hiermee wordt een schuld voorkomen.

Artikel 3 Beoordeling (stappenplan) nadat de kosten zijn gemaakt

Het is niet altijd mogelijk dat de bijstand vooraf wordt aangevraagd voor dat de kosten zijn gemaakt. Dit neemt niet weg dat ook wanneer niet mogelijk is bijstand vooraf aan te vragen voldaan moet worden aan de volgende aspecten de noodzaak moet achteraf nog kunnen worden vastgesteld en de kosten moeten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden.

Acceptabele redenen waarom een aanvraag pas op een later tijdstip worden ingediend zijn:

-de kosten waren op het tijdstip dat ze gemaakt worden niet te voorzien

( reiskosten voor zieken bezoek)

  • -

    de kosten worden pas op een later tijdstip in rekening gebracht ( kosten bewindvoering e.d., bijdragen CAK)

  • -

    Aanvrager was redelijkerwijze niet in staat de bijstand vooraf aan te vragen.

Indien de kosten door aanvrager zijn betaald kan dit reden zijn om de aanvraag af te wijzen omdat de kosten zich niet meer voordoen. Kan omdat in redelijkheid niet in alle situaties de aanvraag kan worden afgewezen. Denk daarbij aan reiskosten in onvoorzienbare situiaties.

Artikel 4 Aanleveren bewijsstukken

Welke bewijsstukken aangeleverd moeten worden is afhankelijk van de situatie en voor

welke kosten een aanvraag ingediend wordt. Bij woonkostentoeslag is dit vanzelfsprekend heel anders dan bij een woninginrichting. Uitgangspunt is dat:

-de hoogte van de kosten aantoonbaar moet zijn (bijvoorbeeld pro forma nota of

factuur als de aanvraag achteraf wordt ingediend) en

-de inkomens en vermogenssituatie moet kunnen worden beoordeeld.

Het overleggen van bewijsstukken omtrent inkomen en vermogen zijn niet vereist als:

  • -

    aanvrager een uitkering krachtens de Participatiewet ontvangt.

  • -

    Aanvrager valt onder de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp).

  • -

    Er in het desbetreffende kalenderjaar een aanvraag is gedaan voor een van de minimaregelingen of bijzondere bijstand waarbij de gegevens zijn overlegd.

Artikel 5 Draagkracht

In dit artikel is de draagkracht geregeld. In lid 1 tot en met 4 zijn de algemene bepalingen van de draagkracht opgenomen.

In lid 5 is bepaald dat de draagkracht 50% van het meerinkomen is. Het minimum inkomen is 120% van de bijstandsnorm. Het meerinkomen is het inkomen dat

boven deze 120% zit.

Rekenvoorbeeld:

Het inkomen van aanvrager is € 1.300 per maand. De bijstandsnorm

( fictief) is € 1.000 per maand. Het minimuminkomen is 120% van de bijstandsnorm, is

€ 1.200 per maand. Het meerinkomen is dan € 1.300 minus € 1.200 is € 100 per maand.

op jaarbasis is dit € 1.200. Hiervan wordt 50% als draag kracht in aanmerking genomen.

De draagkracht is dan € 600,00

Zijn de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd lager dam € 600, dan wordt de aanvraag afgewezen omdat er geen recht is. Zijn de kosten hoger dan € 600, dan wordt € 600 op de te vergoeden kosten in mindering gebracht.

Voor de kosten genoemd in artikel 6 geldt dezelfde systematiek, met dat verschil dat 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm als draagkracht in aanmerking wordt genomen.

Artikel 6 Periodieke bijzondere bijstand

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 7 Hoogte van de bijzondere bijstand

Uitgangspunt is dat gezocht wordt naar een oplossing waarmee aanvrager op een adequate en verantwoorde wijze is geholpen. Daarbij wordt gekozen voor de goedkoopste oplossing. Het kan dan ook gaan om aanschaf van 2e handsartikelen die worden aangeboden. Voor zover dit niet mogelijk is wordt aangesloten bij de bedragen van de meest actuele versie van de NIBUD prijzengids tenzij de feitelijke kosten lager zijn.

Artikel 8 Vorm van de bijzondere bijstand

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 2 Bepalingen ten aanzien van specifieke kosten

Artikel 9 18,19,20 jarigen niet in inrichting verblijvend

In principe kunnen jongeren van 18, 19 en 20 jaar voor hun algemeen noodzakelijke

bestaanskosten een beroep doen op de algemene bijstand. De Participatiewet kent voor

jongeren van 18, 19 en 20 jaar aparte (lage) normen. Deze zijn afgeleid van de niveaus van de Algemene Kinderbijslagwet. Dit artikel is van toepassing op de alleenstaande.

Indien de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (lees levensonderhoud) van de

jongere hoger zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm, is aanvulling mogelijk in de vorm van bijzondere bijstand. Daarbij geldt, dat het recht op bijzondere bijstand voor een jongere van 18, 19 en 20 jaar alleen maar bestaat voor zover ze de ouders niet kunnen aanspreken voor deze kosten. Voor ouders geldt een onderhoudsplicht tot het kind 21 jaar is. Woont de jongere in bij een meerderjarige ( 21 jaar of ouder) dan kunnen de lasten gedeeld worden en is de kostendelersnorm van toepassing.

Artikel 10 18,19,20 jarigen in inrichting verblijvend

Indien een jongere van 18, 19 en 20 jaar in een inrichting verblijft, bestaat geen recht op bijstand voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten (lees levensonderhoud).

Bijzondere bijstand is in bepaalde gevallen wel mogelijk. Daarbij geldt, dat het recht op

bijzondere bijstand voor een jongere van 18, 19 en 20 jaar alleen maar bestaat voor zover ze de ouders niet kunnen aanspreken voor deze kosten.

Artikel 11 Toeslag voormalig alleenstaande ouder

Het bereiken van de 18-jarige leeftijd door het jongste ten laste komende kind heeft voor een alleenstaande ouder financiële gevolgen. Dit wordt met name veroorzaakt door de hervorming van de kindregelingen. De kinderbijslag en het kindgebonden budget vervalt als het jongste kind 18 jaar wordt. Ofschoon e.e.a. het gevolg is van wetgeving en het niet de bedoeling is dat de gemeente dit doorkruist, is er in een voorgaand kabinet specifiek aandacht gevraagd voor deze situatie en hiervoor een oplossing te zoeken in de vorm van aanvullende bijzondere bijstand. De situatie doet zich feitelijk alleen voor als de minderjarige geen WSF ontvangt en een laag inkomen heeft ( minder dan 30% volgens de norm gehuwden). Bijvoorbeeld een bijstandsuitkering. Bij de berekening van de hoogte van de toeslag is aansluiting gezocht bij de kostendelerssystematiek. ( één persoon 70%, twee personen 100%).

Artikel 12 Medische kosten

In dit artikel is geregeld dat bijzondere bijstand voor medische kosten in principe niet

mogelijk is. In lid 2,3 en 4 worden uitzonderingen genoemd.

Lid 2: indirect verstrekt de gemeente wel bijzondere bijstand voor medische kosten.

Dit zijn de kostenvergoedingen die in de verschillende gemeente extra pakketten zijn opgenomen en door de zorgverzekeraar bij de gemeente in rekening worden gebracht. De gemeente hanteert hierbij het gelijkheidsbeginsel waarbij aanvragers die soortgelijke aanvullende verzekeringen bij andere zorgverzekeringen hebben afgesloten op dezelfde wijze worden behandeld dan zij die deelnemen aan de collectieve zorgverzekering.

Lid 3 en lid 4: eigen bijdragen die worden opgelegd door het CAK zijn kosten die niet in de zorgverzekering of aanvullende verzekeringen zijn opgenomen. Via de collectieve zorgverzekering worden deze kosten wel vergoed. Voor de bijdragen kan conform de regeling zoals die in de collectieve zorgverzekering is opgenomen bijzondere bijstand worden verstrekt. Lid 5: Opgemerkt wordt dat dit artikel buitenwettelijk begunstigend beleid is. De gemeente ziet deze kosten als noodzakelijk.

Artikel 13 Reiskosten in verband met ziekenhuis bezoek

Opgemerkt wordt dat dit artikel buitenwettelijk begunstigend beleid is. De gemeente ziet

deze kosten als noodzakelijk en vindt het nadeel dermate groot voor belanghebbende dat

hier voor gekozen is.

In de tekst van het artikel wordt gesproken van veelvuldig ziekenhuis bezoek. Hiermee wordt bedoelt dat dit meer dan gemiddeld is, bijvoorbeeld meer dan eens per maand. Het is echter afhankelijk van diverse factoren en van de ziekte. Een exacte invulling van veelvuldig wordt derhalve niet gegeven.

Artikel 14 Meerkosten als gevolg van ziekte of handicap

De meerkosten verschillen per situatie. In de prijzengids van het NIBUD zijn de gemiddelde kosten opgenomen zoals die gelden voor maaltijden, energie en bewassingskosten. Met deze bedragen wordt rekening gehouden bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand.

De meerkosten moeten wel te herleiden zijn aan de ziekte of handicap. Hogere energielasten omdat bijvoorbeeld de woning niet goed geïsoleerd is of men niet bewust stookt is geen reden om tot bijstandsverlening over te gaan.

Artikel 15 Doorbetaling vaste lasten bij tijdelijk verblijf in inrichting

Uitgangspunt is dat het gaat om een tijdelijk verblijf en dat terugkeer naar de eigen woning in de lijn van de verwachting ligt.

Voor de energielasten geldt dat de voorschotnota’s naar beneden worden bijgesteld als belanghebbende permanent in de inrichting verblijft.

Verblijft belanghebbende zo nu en dan in de eigen bewoning bijvoorbeeld de weekenden, dan geldt dit niet.

Artikel 16 Collectieve Aanvullende Zorgverzekering

Op grond van artikel 35 lid 3 van de Participatiewet en dit artikel

kan belanghebbende gebruik maken van de collectieve verzekering. Lid 1 geeft de

voorwaarde van het inkomen aan, te weten het minimum inkomen (120% van de van

toepassing zijnde bijstandsnorm). De gemeente heeft een contract met het Zilveren Kruis Achmea. De belanghebbende heeft de keus uit drie verschillende pakketten.

Zie ook de toelichting bij artikel 12.

Artikel 17 Kosten kinderopvang tienermoeders die een opleiding volgen

In eerste instantie dient een oplossing gezocht te worden binnen het eigen netwerk bijvoorbeeld grootouders e.d. Is dit niet mogelijk dan is bijzondere bijstand voor het eigen aandeel in de kinderopvang. Het eigen aandeel is de in rekening gebrachte kosten minus de kinderopvangtoeslag.

Het aantal uren dient zo beperkt mogelijk te blijven. Dat wil zeggen niet tijdens vrije dagen of om ongestoord te kunnen studeren.

Kosten van kinderopvang van een niet erkende instelling worden niet vergoed.

Artikel 18 Kosten kinderopvang als beide ouders studeren en WSF ontvangen.

Zie de toelichting bij artikel 17.

De draagkracht in dit artikel is 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm.

Artikel 19 Kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie

Het gaat om een tijdelijke situatie waarbij externe opvang noodzakelijk is voor een goede ontwikkeling van het kind. Krijgt de opvang een structureel karakter dan dient voor een andere oplossing te worden gekozen.

Een advies van een deskundige is hierbij noodzakelijk. De bijzondere bijstand is gelijk aan de kinderopvangtoeslag die werkenden ontvangen die in een soortgelijke financiële positie verkeren. Het eigen aandeel ( de kosten van de opvang minus de berekende kinderopvangtoeslag) komt voor rekening van belanghebbende. De draagkrachtbepalingen zijn in dit artikel niet van toepassing. In lid 7 is geregeld dat belanghebbende na betaling van het eigen aandeel tenminste een inkomen moet hebben gelijk aan de bijstandsnorm.

Artikel 20 Laptop schoolgaande kinderen

Voor kinderen die voortgezet onderwijs volgen is een laptop een absolute noodzaak. Ofschoon ouders feitelijk de verantwoordelijkheid hebben en een computer/laptop voor hun kinderen aan te schaffen en een laptop/computer algemeen gebruikelijk is, moet worden voorkomen dat kinderen van ouders met een laag inkomen hierover niet kunnen beschikken.

Om die reden gelden voor dit artikel afwijkende draagkrachtbepalingen zodat ouders die redelijkerwijs niet zelf de aanschaf kunnen realiseren in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.

Ook geldt er een inkomensgrens van 110% zoals dat in vorige regelgeving was opgenomen.

Artikel 21 Participatie schoolgaande kinderen.

Schoolgaande kinderen zijn kinderen die basisonderwijs volgen ( in het kalenderjaar 4 jaar worden) en kinderen tot 18 jaar die voortgezet onderwijs volgen. Dezelfde systematiek geldt ook voor kinderen die speciaal onderwijs volgen. Ook ten laste komende kinderen die niet thuis wonen maar waarvoor de ouder(s) wel kinderbijslag ontvangen vallen onder dit artikel.

De gemeente vindt dat kinderen er niet de dupe van mogen worden dat vanwege het inkomen van de ouders buitengesloten worden van activiteiten op het gebied van sport, cultuur e.d. of niet deelnemen aan schoolse activiteiten.

Ouders met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm kunnen wanneer zij voorafgaande aan de aanvraag gedurende drie maanden zijn aangewezen op een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm ongeacht de kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Het accent wordt daarbij gelegd op sport, cultuur e.d. Bij deelname aan dergelijke activiteiten worden dan ook de bedragen zoals genoemd in dit artikel uitbetaald. In dit artikel wordt gesproken van een wekelijkse activiteit. Soms gaat het ook om activiteiten die eens per twee plaatsvinden. Dit vormt geen beletsel om toch bijstand toe te kennen. Het gaat er om dat het kind participeert.

Voor kinderen die niet deelnemen aan een buitenschoolse activiteit maar wel aan een schoolse activiteit ( zoals schoolreis) is dit anders. In dat geval worden de daadwerkelijk door de school in rekening gebrachte kosten vergoed. Onder schoolse activiteiten worden verstaan schoolreis, excursies en niet verplichte uitgaven zoals die door de school in rekening worden gebracht zoals leermiddelen, kluishuur e.d.

De vergoedingen zijn bedoeld

Het recht op bijstand is uitdrukkelijk beperkt tot ouders met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen.

Bij een inkomen boven deze grens is er geen recht op bijzondere bijstand.

Artikel 22 Duurzame gebruiksgoederen

De definitie van een duurzaam gebruiksgoed is in lid 1 genoemd en ruim genomen. In de

praktijk zal het met name gaan om noodzakelijke meubels en huishoudelijke apparaten

Vanzelfsprekend moet bij een aanvraag de noodzaak vastgesteld worden.

Lid 2 geeft aan dat er sprake moet zijn van een bijzondere omstandigheid. Het feit dat

belanghebbende wegens schulden niet heeft kunnen reserveren is op zich geen bijzondere omstandigheid. Een bijzondere omstandigheid is bijvoorbeeld plotseling kapot gaan van een gebruiksgoed, buiten de schuld van belanghebbende om en voordat de gebruiksduur is bereikt.

Belanghebbende heeft hierdoor niet of onvoldoende kunnen reserveren. Daarbij moet

gebruiksgoed absoluut noodzakelijk zijn voor het functioneren van het gezin (bijvoorbeeld een wasmachine of koelkast).

Naast de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid moet ook de noodzaak van de

aanschaf van het gebruiksgoed voldoende zijn aangetoond. Het ontbreken van een

gebruiksgoed in een huishouden betekent niet per definitie dat de aanschaf noodzakelijk is. Het hangt af van de situatie per persoon of gezin.

In lid 3 wordt ervan uitgegaan dat reeds is nagegaan of gebruik kan worden gemaakt van een voorliggende voorziening in de vorm van een lening bij de gemeenschappelijke kredietbank.

Hierbij wordt opgemerkt dat als de gemeente op voorhand weet dat de lening bij de

gemeenschappelijke kredietbank afgewezen zal worden (bijvoorbeeld door schulden situatie) wij niet onnodig gaan verwijzen.

Bij absoluut noodzakelijk gebruiksgoederen kan in incidentele situaties de bijzondere bijstand om niet verstrekt kan worden, omdat het ontbreken van deze goederen in een huishouden problematisch kan zijn.

In lid 4 en 5 is opgenomen dat belanghebbenden die langer dan drie jaar leven van een inkomen op bijstandsniveau niet gedwongen een lening aan te gaan in de vorm van leenbijstand of bij een gemeentelijke kredietbank.

Lid 6 Met adequate en goedkope oplossing wordt ook expliciet ook bedoeld de aanschaf van 2e hands goederen. Een eventuele lening wordt daardoor ook lager.

Lid 11: Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen is uitsluitend bedoeld voor belanghebbenden die het echt nodig hebben en niet zelf in de kosten kunnen voorzien.

Om die reden gelden dan ook afwijkende draagkrachtbepalingen.

Lid 12: om de noodzaak te kunnen vaststellen en goede voorlichting te kunnen geven is nadrukkelijk bepaald dat de aanvraag vooraf moet worden ingediend.

Artikel 23 Eerste inrichtingskosten

De regels zoals opgenomen in artikel 22 zijn hier ook van toepassing. In dit artikel worden verder richtbedragen genoemd voor het inrichten van een woning.

De afdeling Klantcontacten is nauw betrokken bij de besteding. Aanvrager krijgt advies over de besteding van de middelen en aanvrager legt verantwoording af over de bestedingen.

Artikel 24 Eerste huur en waarborgsom

Lid 1 geeft aan dat bijzondere bijstand in beginsel niet mogelijk is tenzij belanghebbende uit een niet verwijtbare inkomensloze situatie komt.

De bijzondere bijstand wordt als lening verstrekt. Tenzij een lening geen optie is.

Artikel 25 Verhuiskosten

Lid 1 geeft de definitie van verhuiskosten, te weten het overbrengen van inboedel van de

oude naar de nieuwe woning.

Lid 2, 3 en 4 geven de randvoorwaarden aan om in aanmerking te kunnen komen voor

verhuiskosten. Hierbij moet ook gedacht worden aan de mogelijkheden binnen de WMO.

Voor de hoogte wordt, zoals aangegeven in lid 5, uitgegaan van redelijke en marktconforme prijzen mits deze niet meer bedragen dan de in de NIBUD prijzengids aangegeven kosten.

Artikel 26 Woonkostentoeslag voor een huurwoning

Zoals aangegeven in het eerste lid is de Wet op de huurtoeslag (WHT) aan te merken als

een voorliggende voorziening. Een woonkostentoeslag vult als het ware de gaten in, die de huurtoeslag (op grond van de Wet op de huurtoeslag), laat vallen. Hiermee wordt

uitdrukkelijk niet bedoeld de situatie dat geen huurtoeslag wordt ontvangen door nalatigheid /verwijtbaarheid van een belanghebbende.

In het geval de huur pas halverwege de maand ingaat, bestaat er over die maand nog geen recht op huurtoeslag. Voor het gemis aan huurtoeslag over de periode waarin een

belanghebbende wel al huurt, maar nog geen recht heeft op huurtoeslag, kan bijzondere

bijstand in de vorm van woonkostentoeslag toegekend worden tot de datum met ingang van wanneer er wel recht bestaat.

Bepaalde groepen huurders die uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van de WHT zijn

gelaten, bijvoorbeeld huurders van een kamer, hebben ook geen recht op bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag.

Lid 2 geeft aan dat de Belastingdienst Toeslagen de hoogte van het maandelijkse voorschot afstemt op een schatting van het jaarinkomen en niet rekent met het actuele inkomen per maand. Indien een wijziging in het inkomen die bij de Belastingdienst wordt doorgegeven, herberekent de Belastingdienst het jaarinkomen en wordt de hoogte van het voorschot aangepast. Bij een inkomensdaling – en een ongewijzigde huurprijs – kan op grond van deze bepaling bijzondere bijstand worden toegekend voor woonkosten. De hoogte is dan gelijk aan het bedrag dat volgens de berekening van de WHT zou worden toegekend, wanneer hierop wel volledig recht zou bestaan, verminderd met de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag.

Artikel 27 Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom tot de maximale

huurgrens

Lid 1:de woonkosten mogen niet meer zijn dan de maximale huurgrens zoals aangegeven in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag (WHT). Lid 2: de woonkostentoeslag is gelijk is aan het bedrag aan huurtoeslag waar recht op zou zijn als het een huurwoning zou betreffen.

Hypotheekrenteaftrek is een aftrekpost in het kader van belastingwetgeving. Dat wil zeggen de te betalen inkomstenbelasting zal lager zijn. De teruggave kan vooraf bij de Belastingdienst worden aangevraagd. De verplichting een voorlopige teruggaaf aan te vragen kan worden opgelegd omdat het middelen zijn waarover betrokkene redelijkerwijs kan beschikken. De teruggave van de belastingdienst wordt op de woonkosten in mindering kan worden gebracht. Over het bedrag dat resteert wordt de woonkostentoeslag berekend analoog berekening huurtoeslag via de belastingdienst.

Artikel 28 Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale

huurgrens

In lid 1 is aangegeven dat indien de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens

zoals aangegeven in de Wet op de huurtoeslag (artikel 13) kan in individuele

omstandigheden een woonkostentoeslag toegekend worden.

Lid 2 : Tegelijkertijd met het toekennen van woonkostentoeslag wordt de verplichting opgelegd tot aanvaarding van een goedkopere woonruimte, waarvan de lasten minder bedragen dan de maximale huurgrens.

In het geval de woning een eigen woning betreft, geldt dat de woning zo spoedig mogelijk te koop wordt aangeboden, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. Het opleggen van deze verplichting dient expliciet te gebeuren in de beschikking waarin de woonkostentoeslag wordt toegekend. In de periode dat woonkostentoeslag wordt toegekend, zal het college moeten onderzoeken of belanghebbende aantoonbaar serieuze pogingen onderneemt bij het zoeken naar, en het accepteren van andere huisvestiging.

Lid 3 stelt dat de woonkostentoeslag toegekend wordt voor de periode van maximaal 1 jaar. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop met een periode van telkens met één jaar worden verlengd, indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt, hem niet te verwijten valt.

In lid 4 is aangegeven dat de belastingteruggave op de woonkosten in mindering wordt gebracht.

In lid 5 is aangegeven dat de woonkostentoeslag gelijk is aan de woonkosten per maand

minus de maximale huurtoeslag waar recht op zou zijn als het een huurwoning zou betreffen.

Artikel 29 Kosten van beschermingsbewind en bewindvoering in het kader

van de WSNP

Beschermingsbewind is een maatregel, die kan worden ingesteld door de kantonrechter,

waarbij goederen van betrokkene geheel of gedeeltelijk onder bewind worden gesteld van een bewindvoerder. Beschermingsbewind is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of blijvend niet in staat zijn om hun financiële belangen te behartigen. De wettelijke bepalingen inzake het zogenaamde beschermingsbewind zijn opgenomen in artikel 1:431 BW e.v.

De WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) is een wet die de rechter gebruikt om schulden te saneren. Dit kan pas worden ingesteld als blijkt dat er geen regeling kan worden getroffen met schuldeisers. De WSNP is bedoeld voor degenen die buiten hun schuld (te goeder trouw) in een problematische schuldsituatie terecht zijn gekomen. Indien een belanghebbende in een schuldsaneringstraject wordt geplaatst onder de WSNP is hij salaris voor de bewindvoerder verschuldigd. Dit salaris moet met voorrang worden betaald uit de boedel. Voor zover het salaris van WSNP-bewindvoerder uit de boedel kan worden betaald, is in deze kosten voorzien en is er om die reden in beginsel geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten (lid 2).

De CRvB heeft bepaald dat indien de rechter het salaris van de WSNP-bewindvoerder hoger heeft vastgesteld dan het bedrag dat uit de boedel kan worden betaald, de WSNP bewindvoerder het gedeelte van zijn salaris dat niet uit de boedel kan worden betaald, niet bij belanghebbende in rekening mag brengen. Om die reden is er geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten bij bewindvoering in het kader van de WSNP, voor zover dat niet uit de boedel kan worden betaald.

Lid 3 bepaald dat de hoogte van de bijzondere bijstand conform de Regeling beloning curatoren bewindvoerders en mentoren zoals die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is vastgesteld op 4 november 2014 wordt vastgesteld. De voorwaarden zoals genoemd in deze regeling zijn ook van toepassing.

Artikel 30 Kosten van curatele

Een meerderjarige kan onder curatele worden gesteld, indien hij wegens een geestelijke

stoornis, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen

behoorlijk waar te nemen. Bij het bepalen van het recht op bijzondere bijstand voor de

kosten van curatele, zijn de regels en toelichting van artikel 29 van deze beleidsregel

overeenkomstige van toepassing.

Artikel 31 Kosten van mentorschap

Mentorschap is bedoeld voor mensen die hun persoonlijke belangen (belangen van niet vermogensrechtelijke aard) niet meer kunnen behartigen. Indien de rechter een mentor heeft benoemd, bestaat er recht op bijzondere bijstand voor kosten van mentorschap (lid 1). Het tweede lid bepaalt de hoogte van de bijzondere bijstand, zie ook de toelichting bij artikel 29.

Artikel 32 Kosten van rechtsbijstand

Een toevoeging (van een advocaat) vindt slechts plaats als de Raad voor de Rechtsbijstand de rechtsprocedure noodzakelijk acht. Indien de Raad voor de Rechtsbijstand de rechtsprocedure noodzakelijk acht, dan vergoedt de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) de kosten van een op grond van deze wet toegevoegde advocaat. Indien een belanghebbende gebruik maakt van een advocaat, is een eigen bijdrage verschuldigd en soms komen daar

ook nog andere kosten bij zoals griffierecht en uittreksel GBA.

De hoogte van de eigen bijdrage die wordt opgelegd is afhankelijk van het inkomen en

vermogen van belanghebbende. Uit vaste jurisprudentie van de CRvB volgt dat de noodzaak voor het verlenen van rechtsbijstand en het maken van kosten van griffierecht in beginsel kan worden aangenomen, indien er op grond van de Wrb een advocaat is toegevoegd.

Lid 2 en lid 3 regelen dat voorafgaande aan de aanvraag advies wordt ingewonnen bij het Juridisch Loket en dat met de door het Juridisch Loket verleende korting bij het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt rekening gehouden.

Lid 4: Er bestaat geen (volledig) recht op bijzondere bijstand indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening, Wet griffierechten in burgerzaken en een rechtsbijstandsverzekering. Met de vergoeding die belanghebbende ontvangt moet rekening gehouden worden waarmee de bijzondere bijstand lager wordt vastgesteld of afgewezen moet worden. Dit is afhankelijk van het gegeven of er een lagere eigen bijdrage resteert of dat de kosten volledig vergoed worden uit de voorliggende voorziening.

De volgende kosten komen, zoals aangegeven in lid 5, niet in aanmerking voor bijzondere

bijstand:

1.Vertaalkosten: advocaten kunnen namelijk kosteloos gebruik maken van een

gesubsidieerd tolkencentrum;

2.Kosten externe adviezen voor zover hier vooraf geen toestemming is verleend door

het college.

Ten aanzien van 3 geldt dat vooraf een afweging gemaakt over de noodzaak van de kosten en ook het kostenaspect mag worden meegenomen.

Artikel 33 Reiskosten

In het eerste lid wordt gesproken van tijdelijk verstrekken van bijzondere bijstand. Hiermee wordt bedoeld dat als bijvoorbeeld de uithuisplaatsing van het kind permanent is, denk hierbij aan verstandelijk gehandicapte kinderen, bijzondere bijstand in beginsel niet mogelijk is. Een dergelijke situatie is namelijk vergelijkbaar met een kind dat zelfstandig gaat wonen. Voor het bezoeken aan deze kinderen is ook geen bijzondere bijstand mogelijk, dit zijn reguliere kosten.

In het tweede lid wordt gesproken over de frequentie en dat deze passend moet zijn bij de situatie. Hiermee wordt bedoeld dat als een kind in het ziekenhuis ligt het begrijpelijk is dat de ouder hier dagelijks op bezoek komt. Echter indien een kind in detentie zit is bijvoorbeeld een bezoek van eens per twee weken passend bij de situatie. In bepaalde situaties kan het zo zijn dat bijvoorbeeld een externe organisatie aangeeft wat passend is, denk bijvoorbeeld aan uithuisplaatsingen (lid 1 sub c), hier zal jeugdzorg een rol spelen. Per situatie moet dus bekeken worden wat redelijk is, individualiseren.

Artikel 34 Reiskosten Studerende kinderen tot 18 jaar

Uit jurisprudentie blijkt dat de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten (Wtos), die per 1 januari 2015 is afgeschaft niet voorziet in reiskosten die het kind moet maken om de school te bezoeken voor zover de school buiten de gemeente gevestigd is.

Voor wat betreft de hoogte van de bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopste oplossing.

Het budget van de Wtos is overgeheveld naar het kindgebonden budget.

Op grond van een wetsvoorstel komen ook jongeren van 16 en 17 jaar die elders een opleiding volgen voor een OV- jaarkaart in aanmerking.

Zodra deze regeling in werking treedt ( 1 augustus 2015) zal in de meeste gevallen geen bijstand meer nodig zijn.

Artikel 35 Uitvaartkosten

De kosten behoren tot de passiva van de nalatenschap. De kosten komen voor rekening van de erfgenamen. De erfgenamen kunnen ieder voor zich en op persoonlijke titel bijstand aanvragen. Als een belanghebbende de erfenis heeft verworpen, kunnen de kosten niet gerekend worden tot zijn noodzakelijke bestaanskosten (CRVB, 30-1—2012, nr. 11/867 WWB, LJBN:BY1856). Voorliggende voorzieningen zijn:

  • -

    Uitvaartverzekering;

  • -

    Overlijdensuitkering

  • -

    Uitkering levensverzekering

  • -

    Draagkracht middelen van de belanghebbende(n).

Erfgenamen tot en met de 2e graaf zijn altijd voor hun aandeel financieel verantwoordelijk.

Ook als zij de erfenis niet accepteren.

Het tweede lid geeft aan dat uitgegaan moet worden van een sobere crematie of begrafenis. De NIBUD-normen worden hierbij in achtgenomen.

Kosten die in aanmerking kunnen komen voor bijzondere bijstand zijn hieronder

aangegeven.

  • a.

    Uittrekstel overlijdensregister en wettelijke registratie

  • b.

    Vervoer naar het rouwcentrum

  • c.

    Rouwcentrum

  • d.

    Gebruik

  • e.

    Verzorging

  • f.

    Hygiënische benodigdheden

  • g.

    Kist

  • h.

    Rouwauto

  • i.

    Uitvaartdienst

  • j.

    Medewerker uitvaart

  • k.

    Begraafplaats en grafzerk / crematorium

Kosten die uitdrukkelijk niet in aanmerking komen zijn kosten als volgauto’s, drukwerk en consumpties.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 36 Overgangssituaties

Dit artikel is van toepassing op zowel incidentele als periodieke bijzondere bijstand.

Artikel 37, 38 en 39

In de slotbepalingen is bepaald dat het college besluit in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien. Daarnaast hoe deze beleidsregels geciteerd dient te en vanaf welke datum deze van kracht zijn geworden.