Regeling vervallen per 26-08-2022

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meppel houdende regels omtrent Jeugdhulp (Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Meppel’ treedt in werking daags na publicatie)

Geldend van 19-10-2019 t/m 25-08-2022

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meppel houdende regels omtrent Jeugdhulp (Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Meppel’ treedt in werking daags na publicatie)

1. Inleiding

1.1 Begripsbepaling

Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Verordening Sociaal Domein gemeente Meppel.

1.2 Jeugdwet

De Jeugdwet vervangt de Wet op de jeugdzorg, die tot 2015 geldig was, en de verschillende andere onderdelen van de jeugdzorg die onder de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten vielen. Ook de jeugdbescherming en jeugdreclassering maken onderdeel uit van de wet.

De jeugdzorg is overgeheveld naar de gemeenten die zich in hun beleid moeten richten op:

  • het probleemoplossend vermogen versterken van kinderen en jongeren, hun ouders en sociale omgeving;

  • de opvoedcapaciteiten bevorderen van de ouders en de sociale omgeving;

  • preventie en vroegsignalering;

  • het tijdig bieden van de juiste hulp op maat;

  • effectieve en efficiënte samenwerking rond gezinnen.

In de Jeugdwet is de verantwoordelijkheid van de gemeenten uitgebreid met:

  • de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg;

  • de gesloten jeugdzorg, geestelijke gezondheidzorg voor kinderen en jongeren (jeugd-ggz);

  • zorg voor jeugd met een lichte verstandelijke beperking (jeugd-lvb);

  • ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering.

De verantwoordelijkheid van de gemeenten bestaat onder meer uit:

  • het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en kinderopvang;

  • het voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van jeugdhulp;

  • het adviseren over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp;

  • het adviseren van professionals met zorgen over een kind;

  • het adviseren van kinderen en jongeren met vragen en problemen;

  • het doen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming als een kinderbeschermingsmaatregel nodig is;

  • het compenseren van beperkingen in de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van kinderen en jongeren;

  • het voorzien in een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen;

  • het voorzien in maatregelen om kindermishandeling te voorkomen.1.3 Verordening Sociaal Domein

Op grond van artikel 2.9 van de Jeugdwet legt de gemeente in de Verordening Sociaal Domein Meppel regels vast voor de uitvoering van de te verrichten handelingen en te nemen besluiten.

1.4 Beleidsregels jeugdhulp

De Jeugdwet en de Verordening leggen een aantal bevoegdheden bij het college. De Beleidsregels jeugdhulp kunnen worden gezien als een verlengstuk van de Verordening Sociaal Domein.

De Beleidsregels geven een toelichting op en een instructie voor de uitvoering van het beleid in het kader van de Jeugdwet. In de Beleidsregels verduidelijkt het college hoe in een concreet geval met een bevoegdheid zal worden omgegaan. In de Beleidsregels kunnen ook begrippen uit Verordening worden uitgelegd. Het beleid betreft de uitvoering en kan daarom worden vastgesteld door het college.

De Beleidsregels ontlenen hun status aan artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): “Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid”. Als beleidsregels zijn vastgesteld, kan daar in beschikkingen eenvoudig naar worden verwezen.

2. Procedure toegang

2.1 De melding

Inwoners kunnen op verschillende manieren een melding maken en vragen stellen op het gebied van jeugdhulp. Dit kan op de volgende manieren:

  • gebruik maken van het spreekuur in het stadhuis;

  • contact opnemen met de gemeente via telefoonnummer 14 0522;

  • een afspraak maken via www.meppel.nl

  • een mail sturen via postbus@meppel.nl

  • het contactformulier invullen op www.meppel.nl

  • een aanvraag per post

De melding mag ook door iemand anders worden gedaan mits daarvoor toestemming is gegeven. Bijvoorbeeld door een familielid, een vriend, kennis, buren, professional etc.

Als de melding niet bij de Jeugdhulp thuis hoort of wanneer alleen informatie geven voldoende is, eindigt hierna het contact.

2.2 Vertrouwenspersoon/Onafhankelijke cliëntondersteuning

De Jeugdwet verplicht gemeenten tot het beschikbaar stellen van een onafhankelijke vertrouwenspersoon voor Jeugdwetcliënten. De Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo) verplicht gemeenten tot het inrichten van de functie onafhankelijk cliëntondersteuner voor het gehele sociale domein, dus ook voor cliënten van de Jeugdwet. Het AKJ voert in opdracht van het ministerie van VWS, het onafhankelijk vertrouwenswerk voor de Jeugdwet uit. Het AKJ heeft geen cliëntondersteuners in dienst.

Zowel cliëntondersteuners als vertrouwenspersonen kunnen informatie en advies geven aan cliënten die vragen hebben over de jeugdhulp. De cliëntondersteuner kan een cliënt al bijstaan op het moment dat er wordt gezocht naar hulp. Hij ondersteunt dan bij inhoudelijke/hulpverlenende gesprekken en kan ook voor de cliënt op zoek gaan naar de hulp die iemand graag wil hebben. De vertrouwenspersoon doet dan niet.

De vertrouwenspersoon wordt meestal pas benaderd als er al hulp is en daar vragen, problemen of klachten over ontstaan. De vertrouwenspersoon ondersteunt een cliënt bij het bespreekbaar maken van vragen, problemen of klachten en daarover helderheid te krijgen. Als dit is opgelost, dan stopt ook de ondersteuning van de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon ondersteunt niet bij inhoudelijke hulpverleningsgesprekken, maar enkel bij vraag/klachtgesprekken.

Tenslotte is een groot verschil dat vertrouwenspersonen actief op bezoek gaan bij jongeren die in jeugdhulpinstellingen verblijven. Dat doet een cliëntondersteuner niet.

2.2.1. Samenloop Wet langdurige zorg cliëntondersteuning

Mensen met een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) kunnen onafhankelijke cliëntondersteuning vanuit de Wlz krijgen. Het zorgkantoor is hiervoor verantwoordelijk. Een jeugdige met een Wlz indicatie kan zich bij een onafhankelijk cliëntondersteuner aanmelden, die gecontracteerd is door het zorgkantoor.

Inwoners die zich bij de gemeente melden voor onafhankelijke cliёntondersteuning bij een Wlz aanvraag kunnen worden doorverwezen naar MEE Drenthe of de Mantelzorgmakelaar.

2.2.2. Sociale ombudsfunctie

De sociale ombudsvrouw is er voor de inwoners die een probleem ervaren in de uitvoering van het beleid in het sociaal domein.

De inwoners kunnen bij de sociale ombudsvrouw terecht voor advies en hulp. De ombudsvrouw registreert onder andere vragen, wensen, zorgen en ervaringen van de inwoner, biedt een luisterend oor en informeert en adviseert over de mogelijkheden van cliëntondersteuning, ondersteuning en begeleiding, klachten, en bezwaar– en beroepsprocedures. De sociale ombudsvrouw is te bereiken via mail op ombudsvrouw@meppel.nl of telefonisch via het mobiele nummer 06-46857035. Voor actuele informatie over het inloopspreekuur van de sociale ombudsvrouw zie https://www.meppel.nl.

Taken en rol van de sociale ombudsfunctionaris:

  • Aanspreekpunt voor inwoners van de gemeente of haar opdrachtnemers die misstanden willen melden of suggesties tot verbetering van beleid en uitvoering hebben in het sociaal domein;

  • Biedt een luisterend oor en verkent samen met de inwoner de knelpunten;

  • Informeert en adviseert mensen over de mogelijkheden van cliëntondersteuning, ondersteuning en begeleiding, klachten, en bezwaar– en beroepsprocedures.

  • Zoekt samen met de inwoner naar een passende oplossing en biedt daarbij zo mogelijk ondersteuning in het proces;

  • Registreert vragen, wensen, zorgen, ervaringen van de inwoners;

  • Wordt betrokken bij het zogenaamde ‘burgeronderzoek’ dat het college moet instellen onder inwoners die maatschappelijke ondersteuning hebben ontvangen;

  • Is onafhankelijk, herkenbaar en laagdrempelig te benaderen.

2.3 Familiegroepsplan

Voordat het onderzoek van start gaat, kan de inwoner een familiegroepsplan overhandigen waarin hij de omstandigheden beschrijft en aangeeft op welke jeugdhulp hij naar zijn mening is aangewezen. De gemeente brengt de inwoner van deze mogelijkheid op de hoogte in de ontvangstbevestiging die wordt gestuurd na de melding. De inwoner heeft gedurende zeven dagen na de melding de gelegenheid het plan te overhandigen. Een format voor een familiegroepsplan staat op www.meppel.nl

2.4 Vaststelling identiteit

De gemeente is wettelijk verplicht om de identiteit vast te stellen van de personen aan wie de gemeente een dienst verleent. Dat geldt ook voor mensen die zich melden bij de gemeente met een hulpvraag. Daarom wordt aan inwoners gevraagd naar een geldig legitimatiebewijs, als bedoeld in Artikel 1 van de wet op identificatieplicht.

2.5 Het gesprek

Wanneer er behoefte is aan jeugdhulp kan een inwoner bij de gemeente of telefonisch een vraag stellen. Soms blijkt na een korte vraagverkenning dat informatie en advies voldoende is om het ondervonden probleem op te lossen. Wanneer er verdere vraagverheldering of verdieping nodig blijkt dan wordt er een tweede afspraak gepland of een huisbezoek afgelegd. De inwoner ontvangt een verslag (zie 2.6) van het gesprek. Naar aanleiding van het gesprek kan een aanvraag worden ingediend. Als er voor de gemeente nog onduidelijkheden zijn dan kan er een beroep worden gedaan op een gecontracteerd bureau voor sociaal / medisch advies door de gemeente.

2.6 Het verslag

Van het gesprek wordt door de gespreksvoerder een verslag gemaakt. Binnen 15 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de inwoner een verslag van de uitkomsten van het onderzoek. De inwoner heeft de mogelijkheid om opmerkingen of aanvullingen aan het verslag toe te voegen.

De opmerkingen komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar blijven aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.

2.7 Aanvraag

Als de inwoner het verslag ondertekent en voorziet van een dagtekening, kan het verslag fungeren als aanvraag voor jeugdhulp. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is ontvangen door de gemeente, geldt als aanvraagdatum.

Indien een aanvraagformulier verstrekt is door de gemeente geldt deze als officiële aanvraag mits aan dezelfde voorwaarden is voldaan.

Wanneer de gemeente een aanvraag ontvangt die door een ander bestuursorgaan behandeld moet worden, heeft de gemeente doorzendplicht, artikel 2:3 Algemene wet bestuursrecht.

2.8 De beschikking

De inwoner ontvangt de beslissing op zijn aanvraag op grond van de Jeugdwet binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag schriftelijk in een beschikking.

In de beschikking staat: de aanvraagdatum, de beslissing, de motivering van de beslissing en informatie over de uitvoering van het besluit. De Algemene wet bestuursrecht (Awb art. 3:46) schrijft voor dat het besluit dat op een aanvraag wordt genomen deugdelijk moet worden gemotiveerd.

In veel gevallen speelt bij een aanvraag de vraag of er een medische noodzaak is voor de gevraagde ondersteuning. Om dit te kunnen beoordelen kan een medisch advies worden ingewonnen. Bij het opvragen van medisch advies kan de beslistermijn worden verlengd met 8 weken zodat de medisch adviseur tijd heeft om zijn onderzoek uit te voeren en advies uit te brengen. De inwoner wordt hierover schriftelijk geïnformeerd (art. 4:14 lid 1 Awb).

2.9 Heronderzoek klanttevredenheid/cliëntervaringsonderzoek

Drie maanden na het verzenden van de beschikking aan de inwoner onderzoeken medewerkers van de gemeente (telefonisch) of de jeugdhulp voldoet.

Daarnaast heeft de gemeente de verplichting om jaarlijks onderzoek te doen naar de ervaringen van cliënten. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een extern bureau.

2.10 Versnelde procedure

In situaties waarbij haast is geboden kan door de jeugdconsulent een versnelde toekenningsprocedure worden toegepast.

Hierbij kan een ambtshalve aanvraag worden ingediend en een opdracht worden verstrekt aan de aanbieder. De opdracht aan de aanbieder is voor een zeer beperkte periode en nooit langer dan drie maanden.

Na de opdracht aan de aanbieder wordt een beschikking afgegeven aan de inwoner en wordt er een gesprek gepland. Vervolgens wordt de hierboven beschreven procedure alsnog gevolgd tot en met de beschikking.

2.11 Bezwaar en Beroep

Tegen de beschikking van de gemeente is, als de inwoner het er niet mee eens is, bezwaar bij de gemeente en beroep bij de rechtbank mogelijk volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb hoofdstuk 6 en 7). Dit kan door binnen 6 weken na de dagtekening van de beschikking een bezwaarschrift schriftelijk in te dienen bij het college.

3. Afwegingskader voor jeugdhulp

De Jeugdwet vraagt van gemeenten, dat zij bij het bepalen van de ondersteuningsbehoefte gebruik maken van de eigen mogelijkheden van de inwoner en het sociale netwerk. Daarnaast wil de wetgever dat gemeenten algemene voorzieningen faciliteren, organiseren en stimuleren, zodat er minder inzet van jeugdhulp noodzakelijk is.

3.1 Woonplaats

Een voorwaarde voor door de gemeente betaalde jeugdhulp is dat de jeugdige inwoner volgens het woonplaatsbeginsel zijn hoofdverblijf in Meppel heeft. Een minderjarige volgt de woonplaats van hem die het gezag over hem uitoefent, de onder curatele gestelde die van zijn curator. Oefenen beide ouders tezamen het gezag over hun minderjarige kind uit, doch hebben zij niet dezelfde woonplaats, dan volgt het kind de woonplaats van de ouder bij wie het feitelijk verblijft dan wel laatstelijk heeft verbleven. Voor de bepaling van de woonplaats maken we gebruik van een hulpmiddel (stappenplan).

3.3 Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de huisgenoten, tot wie gerekend worden, de partner, ouders, inwonende kinderen en anderen met wie de jeugdige duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoond. In de Jeugdwet is het begrip gebruikelijke hulp niet gedefinieerd. In artikel 1.1.1 Wmo 2015 wel. In het kort komt het erop neer dat van een partner, huisgenoten of een kind een bijdrage in de ondersteuning wordt verwacht als een van de gezinsleden dat nodig heeft. Dit gaat om de normale dagelijkse activiteiten in een samenlevingsverband (gezin). Denk daarbij aan bijvoorbeeld het helpen van de partner met de financiën.

Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen. Bij gebruikelijke zorg gaat het om de huishoudelijke taken die je gezamenlijk uitvoert in een gezin/huishouden.

Dit is nader omschreven in het protocol gebruikelijke zorg van het CIZ hulp bij huishouden. Wij volgen dit protocol. Als het gaat om uitstelbare zorg (stofzuigen, afstoffen e.d.) kan ook een partner/kind met een drukke, onregelmatige baan gebruikelijke zorg bieden. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met de belastbaarheid van partner/kind/huisgenoot.

Zie bijlage 1 voor richtlijnen voor gebruikelijke hulp Meppel.

3.4.3. Andere voorzieningen

Voorliggend op de Jeugdwet zijn andere wettelijke regelingen, zoals bijvoorbeeld de Wet langdurige zorg (Wlz)of de Zorgverzekeringswet (Zvw). Indien de inwoner hier aanspraak op kan maken voor de specifieke hulpvraag, zal er op grond van de Jeugdwet geen individuele voorziening worden verstrekt. Ook overige voorzieningen in de zin van artikel 2.9 Jeugdwet gaan voor individuele voorzieningen.

3.5. De omgeving als wegingsfactor

De fysieke- en sociale omgeving zijn van invloed op de zorgbehoefte van de jeugdige.

Huisgenoten, andere naasten en verwanten van de jeugdige kunnen zowel in positieve als in negatieve zin de zorgbehoefte beïnvloeden. Zij kunnen zelf zorg behoeven zoals kleine kinderen, een gehandicapt huisgenoot/familielid, zij kunnen ook verlichting geven en bijdragen aan te verrichten taken.

In het gesprek over de jeugdhulp zal altijd de fysieke en sociale omgeving van de jeugdige meegenomen worden in de afweging.

3.6. Goedkoopst adequate maatwerk

De verstrekking is altijd gebaseerd op het goedkoopst adequate maatwerk. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Als de inwoner duurder maatwerk wil (dat eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van de inwoner. In dergelijke situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een PGB gebaseerd op het goedkoopste maatwerk.

4. (Boven) gebruikelijke hulp

Bij een hulpvraag maakt de gemeentelijke toegang een inschatting of de benodigde hulp als bovengebruikelijk kan worden aangemerkt. De richtlijnen hiervoor zijn opgenomen in bijlage 1. Als er sprake is van bovengebruikelijke hulp kan er een voorziening jeugdhulp worden ingezet indien:

  • a.

    de draagkracht van het gezinsfunctioneren aantoonbaar wordt overschreden;

  • b.

    het gezin niet in staat is de juiste hulp te organiseren.

Er is sprake van bovengebruikelijke hulp in het geval van een beperking waardoor de noodzakelijk hulp en ondersteuning (in vergelijking tot kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel) structureel wordt overschreden.

Eigen kracht bij jeugdhulp kan er ook uit bestaan dat bovengebruikelijke hulp verleend wordt door een van de ouders. Wanneer de beslissing door het gezin is genomen om met eigen kracht jeugdhulp te verlenen waarbij een van de ouders minder betaalde arbeid is gaan verrichten, en de draaglast van de zorgvraag en de draagkracht van het gezin zijn in met elkaar overeenstemming, dan bestaat niet vanzelfsprekend een aanspraak op een jeugdhulpvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget, behalve als het gezin door de inkomensdaling in financiële problemen komt die niet met door het gezin te nemen maatregelen zijn op te lossen binnen de bestaande woon- en leefsituatie.

5. Verstrekkingsvormen

Jeugdhulp kan in natura of als persoonsgebonden budget worden verstrekt. In dit hoofdstuk worden de verschillende verstrekkingsvormen en de criteria met betrekking tot de verstrekkings-vormen behandeld. Elke individuele voorziening wordt in een beschikking aan de jeugdige en of de ouders meegedeeld.

5.1. Voorziening in natura

Een voorziening in natura is een daadwerkelijke levering van een individuele voorziening via een door de gemeente gecontracteerde partner. De gemeente geeft aan de (door de cliënt gekozen) zorgaanbieder of leverancier opdracht de diensten, woningvoorzieningen, hulpmiddelen en andere maatregelen te leveren.

5.2. Een persoonsgebonden budget

Een PGB kan een geschikt instrument zijn voor de inwoner om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een verstrekkingsvorm die alleen geschikt is voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren. Het college vindt het van belang dat mensen eigen regie over hun leven kunnen voeren en dat zij, indien zij dit wensen, hiervoor een PGB inzetten. Het college verstrekt een PGB in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de Jeugdwet. Bij een PGB voor diensten zijn de bedragen vastgelegd in de Verordening Sociaal Domein.

Indien er sprake is van ondersteuning door een persoon die behoort tot het sociaal netwerk en die persoon is tevens de vertegenwoordiger van de cliënt bij het uitoefenen van de aan een PGB verbonden taken, zal nadrukkelijk worden onderzocht of er geen sprake is van belangenverstrengeling. De PGB beheerder moet op een neutrale manier toezicht kunnen houden op de levering van de met het PGB ingekochte diensten. In het geval van behandelingen of begeleiding waarvoor deskundigheid en of een vakdiploma is vereist kan er geen sprake van zijn dat de uitvoerder van het PGB en de beheerder van het PGB dezelfde zijn. Dit geldt niet voor meer feitelijke handelingen, zoals het leveren van bovengebruikelijke zorg die vergelijkbaar is met de activiteiten van gebruikelijke zorg. Het PGB is immers geen inkomensondersteuning maar dient is er in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend .Dit sluit niet uit dat het soms in het belang in van de inwoner of om een andere reden te kiezen voor een verstrekking in pgb.

Inwoners kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder hoger is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het PGB voor een individuele voorziening toekennen ter hoogte van het bedrag van de goedkoopst adequate voorziening in natura.

5.3.1 Bekwaamheid van de aanvrager

Overwegende bezwaren zijn er als er een ernstig vermoeden is dat de aanvrager problemen zal hebben met het omgaan met een PGB. De situaties waarbij het risico groot is dat het PGB niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn:

  • de aanvrager handelingsonbekwaam is; als iemand onder bewind staat is het geen automatisme dat er geen PGB verstrekt kan worden. Er mag pas een PGB-overeenkomst aangegaan worden met de onder bewind gestelde met toestemming van de bewindvoerder.

  • de aanvrager heeft als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie;

  • er sprake van verslavingsproblematiek is;

  • er eerder misbruik gemaakt is van het PGB;

  • eerder sprake is geweest van fraude.

Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een PGB niet gewenst is. In deze situaties kan een PGB worden geweigerd. Om een PGB af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik.

5.3.2 Gemotiveerd plan

Het maatwerk in de vorm van een PGB wordt alleen verstrekt als de inwoner dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld plan vraagt. Uit het PGB-plan dat een de inwoner opstelt, moet tenminste blijken:

  • waarom de inwoner een PGB wil (motivering);

  • hoe de jeugdhulp veilig, doeltreffend en klantgericht wordt ingericht (kwaliteit);

  • van wie hij de jeugdhulp wil inkopen (professionals of mensen uit het eigen netwerk);

  • hoe de cliënt de achtervang bij vakantie en ziekte regelt (bij inzet sociaal netwerk);

  • Wie toeziet op de geleverde zorg en het verantwoord besteden van het budget.

Het PGB-plan maakt de kwalitatieve verantwoording van het PGB inzichtelijk, als concreet vastgelegd is bij wie er zorg ingekocht gaat worden. Door het opstellen van een PGB-plan wordt de inwoner gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren, en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren.

5.3.3 Kwaliteit van dienstverlening

De kwaliteit van de dienstverlening die ingezet wordt door een PGB moet van vergelijkbare kwaliteit zijn als de dienstverlening van zorg in natura, zie “Drents Kwaliteitskader Sociaal Domein 2018”. In het gemotiveerd plan dient aangetoond te worden op welke wijze deze kwaliteit geborgd is.

5.4. Trekkingsrecht

In de Jeugdwet is de verplichting opgenomen dat gemeenten PGB’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het PGB niet op de bankrekening van de inwoner stort, maar op rekening van het servicecentrum PGB van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

De SVB moet in het bezit zijn van een zorgovereenkomst en deze moet zijn geaccordeerd door de gemeente. De inwoner laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener. De niet bestede PGB bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente.

5.4.1. Inkoop van ondersteuning, begeleiding, Respijtzorg

Wanneer de inwoner erin slaagt de ondersteuning, begeleiding, en /of respijtzorg goedkoper in te kopen via het PGB zodat er geld overblijft, dan mag dat geld wel gebruikt worden om meer uren, van dezelfde individuele voorziening in te kopen. De inwoner hoeft dan na afloop van de verantwoordingsperiode niets terug te betalen.

5.5. Inzetten sociaal netwerk of mantelzorgers

In het gemotiveerde plan van de inwoner kan hij of zij de wens uitspreken om zijn sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. In navolging van de regering is de gemeente van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan zorg in natura. In overeenstemming met de huidige Jeugdhulp-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld).

5.6. Hoogte van een PGB

Met een PGB krijgt een budgethouder een budget toegekend waarmee hij vervolgens de vrijheid heeft om -binnen de gemaakte afspraken- zelf de benodigde zorg te organiseren. Dat kan bij zorginstellingen, maar ook bij een vrijgevestigde of niet-professionele zorgverleners, al dan niet uit het netwerk van de cliënt.

5.6.1. Tariefsystematiek

Er wordt onderscheid in het tarief gemaakt tussen persoonsgebonden budget voor diensten en persoonsgebonden budget voor de aanschaf van voorzieningen. Bij een PGB voor diensten maakt de gemeente onderscheid tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale/ informele netwerk of door professionele hulpverleners of instanties. De maximale hoogte van een Pgb is begrensd op 75% van de, in die betreffende situatie, goedkoopst adequate door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura. Voor informele ondersteuning geldt een tarief van 50% van het Zin tarief.

Persoonsgebonden budget voor ondersteuning vanuit het sociale netwerk is uitsluitend mogelijk voor ondersteuning basis en plus en begeleiding individueel licht.

Per PGB is er een verantwoordingsvrij bedrag van € 250 euro te besteden. Dit kan door de inwoner opgevraagd worden bij de SVB. Het verantwoordingvrij bedrag vervalt met ingang van januari 2020. Inwoners kunnen dan geen verantwoordingsvrij bedrag opvragen, ongeacht of er nog een bedrag beschikbaar is. Wel kan de inwoner dit bedrag nog besteden door extra uren zorg in te kopen.

Uit het PGB mag niet vergoed worden:

  • De bemiddelingskosten;

  • De administratiekosten;

  • Een eenmalige uitkering;

  • Feestdagenuitkering en

  • De reiskosten.

5.6.2. Criteria professional

Als aanbieders van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning waarvoor een PGB-tarief voor een professional beschikbaar kan worden gesteld volgens de Tarievenlijst sociaal domein (uit de Verordening Sociaal Domein gemeente Meppel) kwalificeren aanbieders die:

  • 1.

    Niet door toezichthouders zijn gesignaleerd wegens het verlenen van ondeskundige zorg, handelen in strijd met de wet, misleiding, fraude of uitbuiting van het personeel.

  • 2.

    Zijn geregistreerd in het beroepsregister jeugd (SKJ) of BIG of werkt volgens de Criteria zoals opgenomen in de Norm Verantwoorde Werktoedeling.

  • 3.

    Een VOG volgens het screeningsprofiel “(Gezins) voogd bij voogdij-instellingen, reclasseringswerker, raadsonderzoeker en maatschappelijk werker” kunnen overleggen, niet ouder dan 3 maanden

  • 4.

    Een duidelijke regeling voor hulpverlening in periode van ziekte of vakantie hanteren.

  • 5.

    Beschikken over een inschrijving in de Kamer van Koophandel als zorgaanbieder gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp

  • 6.

    Verzekerd zijn voor beroepsaansprakelijkheid/bedrijfsaansprakelijkheid voor minimaal €1.250.000,-- per gebeurtenis en €2.500.000,-- per jaar.

  • 7.

    Voldoen aan specifieke opleidingseisen gericht op het verlenen van maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp.

  • 8.

    Beschikken over een adequate klachtenregistratie.

  • 9.

    Zich richting de belastingdienst gedragen als een zelfstandig ondernemer blijkend uit een of meer aangiften inkomstenbelasting over de afgelopen 3 jaar.

9. Slotbepalingen

9.1 Citeertitel

Deze Beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Meppel.

9.2 Inwerkingtreding

De ‘Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Meppel’ treedt in werking daags na publicatie.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Meppel, gehouden op 1 oktober 2019.

De secretaris,

De burgemeester,

Bijlage 1. Richtlijnen gebruikelijke hulp

Definitie

Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar bepaalde hulp en zorg bieden, is cliënt niet aangewezen op ondersteuning vanuit de Jeugdwet.

Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp en zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Voor kinderen geldt dat er een bandbreedte is in het normale ontwikkelingsprofiel. Ook tussen kinderen van dezelfde leeftijd zonder ondersteuning vanuit de Jeugdwet kan de omvang van de zorg (per dag) verschillen. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker dan het andere kind. Gebruikelijke hulp bij kinderen kan activiteiten omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen.

Bij gebruikelijke hulp wordt er een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties.

Kortdurend: er is uitzicht op herstel. Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de hulp en zorg langer dan drie maanden nodig zal zijn.

Algemeen aanvaarde maatstaven:

In kortdurende situaties vallen alle vormen van persoonlijke verzorging en begeleiding onder gebruikelijke hulp, voor zover de handelingen door de ouders, verzorgers of andere huisgenoten zijn aan te leren.

In langdurige situaties is de hulp waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door de sociale omgeving aan de cliënt moet worden geboden gebruikelijke hulp. Het gaat hierbij in ieder geval om:

  • Ouderlijk toezicht: dit toezicht wordt anders naarmate een kind ouder wordt en zich ontwikkelt.

  • Begeleiding bij kinderen tot 3 jaar: kinderen in deze leeftijd hebben volledige verzorging en begeleiding van een ouder nodig.

  • Begeleiding naar het ziekenhuis: ook als een kind meerdere keren per week naar het ziekenhuis moet, is het gebruikelijk dat een ouder mee gaat.

  • Begeleiding naar zwemles: is de duur van de zwemles aanzienlijk afwijkend van als een kind met een normaal ontwikkelingsprofiel, ook dan is het gebruikelijk dat een ouder mee gaat. Dit kan worden gezien als deelname aan een sportvereniging.

  • Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de cliënt.

In chronische situaties is pas sprake van boven gebruikelijke hulp wanneer de omvang van de hulp en zorg substantieel meer is dan een gezond kind van dezelfde leeftijd gemiddeld nodig heeft. Met substantieel wordt een omvang bedoeld van gemiddeld meer dan een uur per etmaal. Dit uur is in de thuissituatie geen boven gebruikelijke zorg, maar hoort nog tot gebruikelijke hulp en zorg. Als er binnen een gezin meerdere kinderen met beperkingen zijn en deze kinderen hebben een Jeugdwet-zorgvraag, dan wordt het uur substantieel slechts één keer in mindering gebracht.

Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan kinderen is tenminste tot een leeftijd van 17 jaar in beginsel gebruikelijke hulp, zowel in kortdurende als langdurige situaties. Kan een kind niet bij (een van) de ouder(s) wonen vanwege de onmogelijkheden van de ouder(s)

  • Om een veilig thuis te bieden en/of vanwege opvoedingsonmacht van de ouder(s), is verblijf op grond van de Jeugdwet aan de orde.

  • Bij de weging of er sprake is van boven gebruikelijk toezicht gaat het om de mate van toezicht die nodig is op basis van de aandoeningen, stoornissen en beperkingen van het kind.

Uitzonderingen

  • Voor zover een partner, ouder, volwassen broer/zus en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke ondersteuning ten behoeve van de cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht.

  • Voor zover een partner, ouder, volwassen broer/zus en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem of haar geen gebruikelijke ondersteuning verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:

  • Wanneer voor de partner, ouder, volwassen broer/zus en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van geïndiceerde ondersteuning, dient men die overbelasting op te heffen door deze ondersteuning door (andere) zorgverleners uit te laten voeren/in te kopen.

  • Voor zover de cliënt zich in de terminale levensfase bevindt, kan een partner, ouder, broer/zus en/of andere huisgenoot afhankelijk van de situatie vrijgesteld worden van de (boven)gebruikelijke hulp en zorg.

Begeleiding tijdens onderwijs

Wanneer kinderen naar school gaan, kan gedurende de schooltijd geen Begeleiding worden geïndiceerd die buiten de schooltijd als gebruikelijke hulp wordt beschouwd. Wanneer sprake is van boven gebruikelijke Begeleiding, wordt de omvang van de boven gebruikelijke begeleiding vastgesteld over het hele etmaal/zeven dagen per week. Dus feitelijk ook gedurende de periode dat het kind op school is. Ouders kunnen de keuze maken wanneer zij de geïndiceerde uren inzetten, thuis of tijdens het onderwijs. Daarnaast is het mogelijk om Begeleiding in de vorm van toezicht tijdens het onderwijs te indiceren wanneer het gedrag van het kind de omgang met andere leerlingen bemoeilijkt. De begeleiding wordt toegekend conform de “Handleiding (Passend) Onderwijs – Jeugdwet, regio Zuid Drenthe”(bijlage 2)

Normaal ontwikkelingsprofiel kind

Onderstaande tabel laat zien in hoeverre een jeugdige/jongere gezien zijn leeftijd ontwikkeld zou moeten zijn op de genoemde gebieden om veilig op te groeien tot een zelfstandig en gelukkig persoon. Waarbij:

1 = jeugdige heeft bij alles ondersteuning nodig

2 = kan het samen met iemand

3 = kan sommige dingen zelf, maar meestal steun nodig

4 = kan het als iemand mee kijkt

5 = kan het als hij vooraf geïnstrueerd wordt of als het in zijn routine zit

6 = kan het zelf, maar krijgt af en toe nog tips

7 = heeft geen enkele ondersteuning nodig

Gebied

1

2

3

4

5

6

7

PERSOONLIJKE VERZORGING

0-4 jr

0-4 jr

5-8 jr

5-8 jr

9-12 jr

9-12 jr

16-18 jr

Douchen, aankleden, tandenpoetsen.

13-15 jr

18+

Kamer opruimen

 

 

Bijdragen aan huishouden.

 

 

DAGINVULLING

0-4 jr

5-8 jr

5-8 jr

9-12 jr

9-12 jr

13-15 jr

16-18 jr

School, stage, werk.

13-15 jr

16-18 jr

18+

Sport en vrije tijd.

 

 

 

Weekenden en

 

 

 

vakanties.

 

 

 

REGIE & REFLECTIE

0-4 jr

5-8 jr

5-8 jr

9-12 jr

13-15 jr

13-15 jr

16-18 jr

Ontwikkelen & leren. Keuzes maken.

9-12 jr

16-18 jr

18+

Notie van oorzaak – gevolg.

 

 

 

Zelfvertrouwen.

 

 

 

SOCIAAL NETWERK

0-4 jr

5-8 jr

5-8 jr

9-12 jr

13-15 jr

13-15 jr

16-18 jr

Vrienden maken en vriendschappen onderhouden.

9-12 jr

16-18 jr

18+

 

 

 

 

FYSIEKE & SOCI-ALE VEILIGHEID

0-4 jr

5-8 jr

5-8 jr

9-12 jr

9-12 jr

13-15 jr

16-18 jr

Beschermd voelen. Zelf veilige omgeving creëren.

13-15 jr

16-18 jr

18+

Vertrouwd zonder toezicht kunnen zijn.

 

 

 

REIZEN

0-4 jr

5-8 jr

5-8 jr

9-12 jr

9-12 jr

13-15 jr

16-18 jr

Verplaatsen in de directe omgeving.

18+

Vervoer op kleine en grote afstand.

 

Normtijden activiteiten (bron: CIZ)

Ligt het kind structureel en aanzienlijk achter op deze ontwikkeling en vraagt dit van het huishouden om boven gebruikelijke zorg, dan kan compensatie toegekend worden op basis van onderstaande tabel. De gemiddelde tijd bevat de tijdsbesteding die direct gemoeid is met de directe zorg/handeling, maar ook het binnenkomen, gedag zeggen, handen wassen, zorgdossier kort inkijken of bijwerken en vertrekken (indirecte zorg). De frequentie waarmee de Begeleiding wordt geïndiceerd is niet meer dan nodig om verantwoorde zorg te bieden.

Uitleg begeleidingsactiviteiten (bron: CIZ)

Overzicht activiteiten als onderdeel van de functie Begeleiding

Overzicht van handelingen die deel uit kunnen maken van de activiteit

Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie.

Hulp bij initiëren of compenseren van eenvoudige of complexe taken, besluiten nemen en gevolgen daarvan wegen;

 

regelen van randvoorwaarden op het gebied van wonen, onderwijs, werk, inkomen, iets kopen/betalen, het stimuleren tot en voorbereiden van een gesprek met dit type instanties (dit betreft niet het meegaan naar/aanwezig zijn bij het gesprek);

Deze activiteit richt zich met name op de beperkingen en stoornissen in de sociale redzaamheid, oriëntatiestoornissen, probleemgedrag en psychosociale functies.

hulp bij plannen, stimuleren en voorbespreken van activiteiten;

 

hulp bij initiëren of compenseren van op/bijstellen van dag/weekplanning;

 

hulp bij dagelijkse routine (opstaan, wassen, aankleden, eten en op tijd klaar staan);

 

inzicht geven in (mogelijke) gevolgen van besluiten;

 

hulp bij zich aan regels/afspraken houden, corrigeren van besluiten of gedrag.

Het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid.

Hulp bij uitvoeren of overnemen van eenvoudige of complexe taken/activiteiten, of bij oplossen van praktische problemen die buiten de dagelijkse routine vallen;

 

hulp bij uitvoeren van vaardigheden die geleerd zijn tijdens Jeugdwet- of GGZ behandeling, zoals sociale vaardigheden;

Deze activiteit richt zich met name op de beperkingen in de sociale redzaamheid en het zich bewegen en verplaatsen.

hulp bij het beheren van (huishoud)geld;

 

hulp bij de administratie (alleen in de zin van oefenen);

 

hulp bij gebruik openbaar vervoer (alleen in de zin van oefenen);

 

hulp bij of overnemen van post openmaken, voorlezen en regelen, afhandeling praktische zaken;

 

hulp bij of overnemen van oppakken, aanreiken, verplaatsen van dagelijks noodzakelijke dingen zoals het oppakken van dingen die op de grond zijn gevallen als een leesbril, het aanreiken van dingen die buiten bereik zijn geraakt zoals een kussen, het verplaatsen van een boek, telefoon en dergelijke;

 

hulp bij plannen en stimuleren van contact in persoonsgebonden sociale omgeving;

 

hulp bij communicatie in de persoonsgebonden omgeving bij bijvoorbeeld afasie.

Het bieden van toezicht

Toezicht op- en het aansturen van gedrag ten gevolge van een stoornis, thuis of elders (bijvoorbeeld tijdens onderwijs);

toezicht gericht op het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig in kan worden gegrepen bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte.

Oefenen met het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het uitvoeren van handelingen die zelfredzaamheid tot doel hebben.

Oefenen door de cliënt zelf: oefenen met vaardigheden (al dan niet aangeleerd tijdens Jeugdwet- of GGZ-behandeling) zoals gebruik geleidestok en gebruik hulpmiddelen voor communicatie (o.a. telefoon, computer), stimuleren van wenselijk gedrag, inslijpen van gedrag;

oefenen van de mantelzorger/gebruikelijke zorger hoe om te gaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis of beperking van de cliënt.

Normtijden begeleidingsactiviteiten (bron: CIZ)

Bij het indiceren wordt hier de gebruikelijke zorg nog van af getrokken.

Overzicht activiteiten als onderdeel van de functie Begeleiding

Overzicht van handelingen die deel uit kunnen maken van de activiteit

Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie.

Hulp bij initiëren of compenseren van eenvoudige of complexe taken, besluiten nemen en gevolgen daarvan wegen;

 

regelen van randvoorwaarden op het gebied van wonen, onderwijs, werk, inkomen, iets kopen/betalen, het stimuleren tot en voorbereiden van een gesprek met dit type instanties (dit betreft niet het meegaan naar/aanwezig zijn bij het gesprek);

Deze activiteit richt zich met name op de beperkingen en stoornissen in de sociale redzaamheid, oriëntatiestoornissen, probleemgedrag en psycho-sociale functies.

hulp bij plannen, stimuleren en voorbespreken van activiteiten;

 

hulp bij initiëren of compenseren van op/bijstellen van dag/weekplanning;

 

hulp bij dagelijkse routine (opstaan, wassen, aankleden, eten en op tijd klaar staan);

 

inzicht geven in (mogelijke) gevolgen van besluiten;

 

hulp bij zich aan regels/afspraken houden, corrigeren van besluiten of gedrag.

Het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid.

Hulp bij uitvoeren of overnemen van eenvoudige of complexe taken/activiteiten, of bij oplossen van praktische problemen die buiten de dagelijkse routine vallen;

 

hulp bij uitvoeren van vaardigheden die geleerd zijn tijdens Jeugdwet- of GGZ behandeling, zoals sociale vaardigheden;

Deze activiteit richt zich met name op de beperkingen in de sociale redzaamheid en het zich bewegen en verplaatsen.

hulp bij het beheren van (huishoud)geld;

 

hulp bij de administratie (alleen in de zin van oefenen);

 

hulp bij gebruik openbaar vervoer (alleen in de zin van oefenen);

 

hulp bij of overnemen van post openmaken, voorlezen en regelen, afhandeling praktische zaken;

 

hulp bij of overnemen van oppakken, aanreiken, verplaatsen van dagelijks noodzakelijke dingen zoals het oppakken van dingen die op de grond zijn gevallen als een leesbril, het aanreiken van dingen die buiten bereik zijn geraakt zoals een kussen, het verplaatsen van een boek, telefoon en dergelijke;

 

hulp bij plannen en stimuleren van contact in persoonsgebonden sociale omgeving;

 

hulp bij communicatie in de persoonsgebonden omgeving bij bijvoorbeeld afasie.

Het bieden van toezicht

Toezicht op- en het aansturen van gedrag ten gevolge van een stoornis, thuis of elders (bijvoorbeeld tijdens onderwijs);

toezicht gericht op het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig in kan worden gegrepen bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte.

Oefenen met het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het uitvoeren van handelingen die zelfredzaamheid tot doel hebben.

Oefenen door de cliënt zelf: oefenen met vaardigheden (al dan niet aangeleerd tijdens Jeugdwet- of GGZ-behandeling) zoals gebruik geleidestok en gebruik hulpmiddelen voor communicatie (o.a. telefoon, computer), stimuleren van wenselijk gedrag, inslijpen van gedrag;

oefenen van de mantelzorger/gebruikelijke zorger hoe om te gaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis of beperking van de cliënt.

Normtijden persoonlijke verzorging (bron: CIZ)

Voldoen de begeleidingsactiviteiten niet volledig aan de hulpbehoefte van de cliënt, dan kan er indien nodig persoonlijke verzorging geïndiceerd worden. Persoonlijke verzorging wordt bekostigd vanuit de Jeugdwet indien het géén verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg. Een jeugdige met persoonlijke verzorging krijgt hulp en zorg bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL).

Overzicht activiteiten als onderdeel van de functie Begeleiding

Overzicht van handelingen die deel uit kunnen maken van de activiteit

 

Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie.

Hulp bij initiëren of compenseren van eenvoudige of complexe taken, besluiten nemen en gevolgen daarvan wegen;

 

regelen van randvoorwaarden op het gebied van wonen, onderwijs, werk, inkomen, iets kopen/betalen, het stimuleren tot en voorbereiden van een gesprek met dit type instanties (dit betreft niet het meegaan naar/aanwezig zijn bij het gesprek);

Deze activiteit richt zich met name op de beperkingen en stoornissen in de sociale redzaamheid, oriëntatiestoornissen, probleemgedrag en psycho-sociale functies.

hulp bij plannen, stimuleren en voorbespreken van activiteiten;

 

hulp bij initiëren of compenseren van op/bijstellen van dag/weekplanning;

 

hulp bij dagelijkse routine (opstaan, wassen, aankleden, eten en op tijd klaar staan);

 

inzicht geven in (mogelijke) gevolgen van besluiten;

 

hulp bij zich aan regels/afspraken houden, corrigeren van besluiten of gedrag.

 

Het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid.

Hulp bij uitvoeren of overnemen van eenvoudige of complexe taken/activiteiten, of bij oplossen van praktische problemen die buiten de dagelijkse routine vallen;

 

hulp bij uitvoeren van vaardigheden die geleerd zijn tijdens Jeugdwet- of GGZ behandeling, zoals sociale vaardigheden;

Deze activiteit richt zich met name op de beperkingen in de sociale redzaamheid en het zich bewegen en verplaatsen.

hulp bij het beheren van (huishoud)geld;

 

hulp bij de administratie (alleen in de zin van oefenen);

 

hulp bij gebruik openbaar vervoer (alleen in de zin van oefenen);

 

hulp bij of overnemen van post openmaken, voorlezen en regelen, afhandeling praktische zaken;

 

hulp bij of overnemen van oppakken, aanreiken, verplaatsen van dagelijks noodzakelijke dingen zoals het oppakken van dingen die op de grond zijn gevallen als een leesbril, het aanreiken van dingen die buiten bereik zijn geraakt zoals een kussen, het verplaatsen van een boek, telefoon en dergelijke;

 

hulp bij plannen en stimuleren van contact in persoonsgebonden sociale omgeving;

 

hulp bij communicatie in de persoonsgebonden omgeving bij bijvoorbeeld afasie.

 

Het bieden van toezicht

Toezicht op- en het aansturen van gedrag ten gevolge van een stoornis, thuis of elders (bijvoorbeeld tijdens onderwijs);

toezicht gericht op het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig in kan worden gegrepen bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte.

 

Oefenen met het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het uitvoeren van handelingen die zelfredzaamheid tot doel hebben.

Oefenen door de cliënt zelf: oefenen met vaardigheden (al dan niet aangeleerd tijdens Jeugdwet- of GGZ-behandeling) zoals gebruik geleidestok en gebruik hulpmiddelen voor communicatie (o.a. telefoon, computer), stimuleren van wenselijk gedrag, inslijpen van gedrag;

oefenen van de mantelzorger/gebruikelijke zorger hoe om te gaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis of beperking van de cliënt.

Bij het indiceren wordt hier de gebruikelijke zorg nog van af getrokken.

Bijlage 2. Handleiding (Passend) Onderwijs – Jeugdwet, regio Zuid Drenthe

1.Inleiding

Het coördinatorenoverleg Zuid is een overleg waarin de coördinatoren Jeugd (of aanverwante functies) van de zeven samenwerkende gemeenten in Zuid Drenthe zitting hebben. Dit zijn de gemeenten: Hoogeveen, de Wolden, Westerveld, Emmen, Borger Odoorn, Meppel en Coevorden. In deze zelfde gemeenten is, per perceel, de jeugdhulp ingekocht.

Vanuit het coördinatorenoverleg Zuid is het plan opgevat om een handleiding/stappenplan op te stellen voor verwijzers naar huiswerkbegeleiding, ontwikkelingsbegeleiding en aanverwant. Dit document is hier een uitvloeisel van. We hebben hierbij gebruik gemaakt van de kennis en expertise van de diverse gemeenten, als ook van informatie van Schulinck en Stimulanz.

Waarom hebben we deze handleiding gemaakt?

In het afgelopen jaar hebben verschillende gemeenten gemerkt dat scholen ouders en jeugdigen naar de huisarts sturen voor een verwijzing voor huiswerkbegeleiding en/of andere school gerelateerde ondersteuning. Dit heeft geresulteerd in een forse toename van het gebruik van deze voorzieningen en daarmee vanzelfsprekend ook aan kosten voor deze vorm van begeleiding en ondersteuning.

Een groot deel van de aanvragen met betrekking tot huiswerkbegeleiding en/of school gerelateerde ondersteuning valt niet onder de Jeugdwet, maar onder de verantwoordelijkheid van de scholen en natuurlijk ouders. Daarnaast ontvangen de scholen vanuit de wet passend onderwijs (ondersteuning die primair gericht is op het leerproces) middelen vanuit het rijk.

Het hoogste percentage verwijzingen naar deze vorm van begeleiding en ondersteuning is afkomstig van de huisartsen. In een aantal gemeenten is de afspraak gemaakt dat verwijzingen voor huiswerkbegeleiding en/of school gerelateerde ondersteuning via de POH Jeugd gaan.

In een aantal gevallen hebben we gezien dat er een beschikking vanuit Jeugdwet wordt gevraagd/afgegeven, maar dat deze ook voor een deel valt binnen het (passend) onderwijs of in het grijze gebied tussen passend onderwijs en Jeugdwet. Over dit ‘grijze gebied’ zullen de betreffende school (of het samenwerkingsverband) en gemeente op casusniveau afspraken moeten maken.

Voor wie is deze handleiding bedoeld?

Voor alle (indirecte) verwijzers: lokale toegang, jeugdarts, medisch specialist, huisarts (indirect POH) en GI’s

2. Wat is passend onderwijs?

2.1 Passend onderwijs

Kinderen met leer- en/of gedragsproblemen kunnen extra zorg op school nodig hebben. Scholen zijn ervoor verantwoordelijk dat leerlingen een zo passend mogelijke onderwijsplek krijgen. Ook als die leerlingen extra ondersteuning nodig hebben, dan wordt dat passend onderwijs genoemd.

Samenwerkingsverbanden in het primair en voortgezet onderwijs (inclusief speciaal onderwijs) zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van passend onderwijs. De verantwoordelijkheid voor passend onderwijs is vastgelegd in de verschillende onderwijswetten, waaronder de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra.

2.2 Zorgplicht

Scholen voor primair en voortgezet onderwijs hebben een zorgplicht. Dit betekent dat de school verplicht is om kinderen die extra ondersteuning nodig hebben een zo goed mogelijke plek (passend) in het onderwijs aan te bieden.

Om de zorgplicht waar te kunnen maken werken scholen en schoolbesturen samen in regionale samenwerkingsverbanden (zie 2.3 voor de verschillende samenwerkingsverbanden).

Binnen het samenwerkingsverband is betere samenwerking tussen scholen mogelijk. Zo kunnen scholen zich specialiseren en onderlinge afspraken maken welke school een kind het beste onderwijs kan geven (waaronder speciaal onderwijs). Daardoor ontstaat een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning op de scholen binnen het samenwerkingsverband. Niet elke school hoeft zorgleerlingen op te vangen. Maar binnen het samenwerkingsverband moet er wel een passende plek te vinden zijn op een andere school.

De zorgplicht is niet van toepassing op leerlingen die alleen een taalachterstand hebben en extra ondersteuning nodig hebben om die achterstand in te lopen. Voor de bestrijding van achterstanden zijn middelen beschikbaar bij de scholen en bij de gemeenten, bijvoorbeeld vroeg- en voorschoolse educatie (VVE, vanuit onderwijsachterstandenbeleid).

Als een leerling niet in staat kan worden geacht het onderwijs te volgen van de school waarvoor de leerling zich wil aanmelden, geldt de zorgplicht niet. De zorgplicht geldt eveneens niet bij aanmelding bij een instelling voor (voortgezet) speciaal onderwijs van cluster 1 of 2 (zie hieronder de omschrijving). Deze instellingen maken geen deel uit van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs.

Wanneer een leerling echter achterblijft en niet presteert zoals deze redelijkerwijs zou (moeten) kunnen, dan zal de onderwijsinstelling dit tijdig moeten onderkennen en in het kader van hetgeen in redelijkheid van haar mag worden verwacht, passende en concrete maatregelen dienen voor te stellen en/of te nemen, toegespitst op de specifieke situatie van de individuele leerling. Bij twijfel of de zorg geleverd dient te worden door het (passend) onderwijs en/of de jeugdwet is een OPP (ondersteuningsperspectiefplan) een minimale onderlegger, die meegegeven kan worden aan ouders. Op deze manier kan er vanuit school ook actief contact gezocht worden met de (mogelijke) verwijzer om het overleg vanuit beide kanten (school – verwijzer en verwijzer – school) te stimuleren.

2.3 Overzicht samenwerkingsverbanden

Primair onderwijs:

  • PO-22-02: Borger-Odoorn, Emmen

  • PO-22-03: gemeenten De Wolden, Hoogeveen, Meppel, Steenwijkerland, Westerveld

  • PO-23-04: gemeenten Coevorden, Dalfsen, Hardenberg, Ommen

Voortgezet onderwijs:

  • VO-22-02: gemeenten Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen, Vlagtwedde

  • VO-22-03: gemeenten De Wolden, Hoogeveen, Meppel, Steenwijkerland, Westerveld

2.4 Mogelijkheden school

Welke extra ondersteuning de school inzet, hangt af van de problemen van de leerling en de mogelijkheden die de school heeft. De mogelijkheden voor extra ondersteuning kunnen per school verschillen. In het schoolondersteuningsprofiel legt de school vast welke voorzieningen er op de school zijn voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Dit profiel wordt in de schoolgids geplaatst.

2.5 Passende onderwijsplek

Als een school een leerling geen passend onderwijs kan geven zoekt de school binnen het samenwerkingsverband naar een andere passende onderwijsplek. Het samenwerkingsverband beslist tevens welke leerling wordt toegelaten tot het speciaal basisonderwijs.

2.6 Ondersteuningsplan

Elk samenwerkingsverband moeten eens in de 4 jaar een ondersteuningsplan vaststellen over de ondersteuning die de scholen bieden. Over dit ondersteuningsplan voert het samenwerkingsverband een op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de gemeente(n).

2.7 Speciaal onderwijs

In principe zijn alle scholen aangesloten bij een samenwerkingsverband. Ook onderwijsinstellingen voor speciaal onderwijs. Voor bepaalde onderwijsinstellingen is een uitzondering gemaakt. Instellingen voor (voortgezet) speciaal onderwijs behorend tot cluster 1 of 2 maken geen deel uit van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Voor hen geldt de zorgplicht niet.

Clusters voor de verschillende onderwijssoorten in het speciaal onderwijs (artikel 2 lid 4 Wet op de expertisecentra):

Cluster 1:

  • visueel gehandicapte kinderen

  • meervoudig gehandicapte kinderen met een visuele handicap

Cluster 2:

  • dove kinderen

  • slechthorende kinderen

  • kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

  • meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps

Cluster 3:

  • langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap

  • lichamelijk gehandicapte kinderen

  • zeer moeilijk lerende kinderen (zmlk)

  • meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps

Cluster 4:

  • langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap

  • zeer moeilijk opvoedbare kinderen

  • kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten

2.8 Memorie van toelichting passend onderwijs

Een stukje tekst uit de memorie van toelichting passend onderwijs over extra ondersteuning:

De extra ondersteuning die leerlingen in het onderwijs ontvangen, kan op veel verschillende manieren worden vormgegeven. Afhankelijk van de problematiek van de leerling en de mogelijkheden van de school zal de extra ondersteuning door de school worden ingezet. De ondersteuning zal er altijd op zijn gericht om de leerling verder te helpen in zijn onderwijsontwikkeling. Voorbeelden van ondersteuning van een leerling zijn speltherapie die er op is gericht om spelenderwijs leerproblemen aan te pakken, observatie, onderzoek of tijdelijke begeleiding door een orthopedagoog of een psycholoog, het aanschaffen van aangepast lesmateriaal (bijvoorbeeld pictogrammen of braille leerboeken), remedial teaching, begeleiding bij dyslexie, sociale vaardigheidstraining of kindcoaching. Daarnaast gaat het om professionalisering van leerkrachten om te leren omgaan met verschillen tussen leerlingen. Ook kan de leerkracht worden ondersteund in het geven van aangepast onderwijs of bij het «handelen» in contact met de leerling door bijvoorbeeld video-interactie coaching.

3.Hoe liggen verantwoordelijkheden?

1. Ouders

Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van hun kind(eren), hieronder valt ook het kind stimuleren, ondersteunen en volgen in het onderwijs. Ook het geven of aanbieden van huiswerkondersteuning (particulier initiatief) is onderdeel van de verantwoordelijkheid van ouders.

2. Passend onderwijs

Passend onderwijs is voorliggend op de Jeugdwet. Waar nodig kan uit de Jeugdwet aanvullende zorg geboden worden. Dit is echter alleen van toepassing als het gaat om doelen gericht op gedrag, ontwikkeling en opvoeding. School moet dan aantonen middels een ontwikkelingsperspectiefplan welke zorg/ondersteuning zij zelf al geboden hebben en wat er dan aanvullend nog nodig is. Binnen scholen, zowel primair als voortgezet, zijn er mogelijkheden om bij behoefte aan integrale ondersteuning de voorliggende voorzieningen (bijv. schoolmaatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg) kunnen betekenen in de integrale ondersteuning. Het verschilt per gemeente hoe de voorliggende voorzieningen georganiseerd zijn.

3. Jeugdwet

De aanvulling op wat er nog nodig is, kan eventueel vanuit de Jeugdwet (of andere wetgeving). Waarbij er zoveel mogelijk gebruik gemaakt wordt van de lokale zorgstructuur.

Stappenplan Passend Onderwijs en Jeugdwet/WMO

afbeelding binnen de regeling

Ook gezamenlijke financiering is mogelijk! Sommige doelen raken zowel passend onderwijs als Jeugdwet/WMO; bijvoorbeeld leren structureren en plannen.

3.1 Huiswerkbegeleiding en/of school gerelateerde ondersteuning

Huiswerkbegeleiding en begeleiding bij leerproblemen of het leren plannen, valt niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente (ook niet als er geen huiswerkinstituut beschikbaar is, of tijden van een huiswerkinstituut niet aansluiten op de lestijden), maar onder de verantwoordelijkheid van ouders en school. De kosten van huiswerkbegeleiding dienen ouders zelf te betalen. In een rechterlijke uitspraak zijn de volgende activiteiten beoordeeld als zijnde niet vallende onder toen nog de AWBZ:

  • -

    het helpen van de jeugdige met het plannen van zijn huiswerk;

  • -

    het structureren van zijn huiswerk;

  • -

    het bijhouden van een agenda;

  • -

    het aanbieden van leertechnieken;

  • -

    eiser geconcentreerd en gericht bezig te laten zijn met zijn huiswerk;

  • -

    het bekijken van de door eiser behaalde cijfers;

  • -

    het onderhouden van contact met de ambulant begeleider en de mentor van zijn school om de voortgang te bespreken;

  • -

    het geven van bijles voor de vakken biologie en wiskunde.

Als er naast de gebruikelijke huiswerkbegeleiding (waaronder dus ook leren plannen valt), nog aanvullende begeleiding/persoonlijke verzorging nodig is in verband met de beperking van de jeugdige en die nodig is voor een betere zelfredzaamheid en participatie, kan er daarnaast begeleiding van de Jeugdwet worden ingezet. De grens tussen wat onder begeleiding valt die de school/het passend onderwijs moet bieden en wat onder begeleiding valt die onder de Jeugdwet valt, is niet altijd scherp te trekken. Dat vraagt ook om een goede afstemming tussen de gemeente, samenwerkingsverbanden en scholen.

Plannen en structureren kan alleen vanuit de jeugdwet als het een groter geheel betreft/op meerdere leefgebieden speelt!

3.2 Samenwerking ‘grijze gebieden’

Of de begeleiding door de school of de gemeente geboden moet worden, zal afhangen van de individuele situatie van de jeugdige. De invulling van begeleiding onder schooltijd is onderdeel van het overleg tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Het is mogelijk dat zowel school als gemeente deels verantwoordelijk zijn. In dat geval is het van belang dat de school en de gemeente overleggen over afstemming van de door hen geboden begeleiding. Om te bepalen welke ondersteuning onderwijs en/of jeugdhulp is zijn de doelen van deze ondersteuning leidend. Zijn de doelen gericht op onderwijs of op opvoeden en opgroeien (welke ook buiten de schoolsituatie van toepassing zijn)? Wanneer het beide is dan is zowel school als gemeente verantwoordelijk om integrale ondersteuning te organiseren. Hoe je deze samenwerking op casusniveau afstemt is de sleutel van de samenwerking tussen de beide partijen; waarbij je oog moet houden voor de samenwerking en afstemming met elkaar, om te komen tot een voor het kind passend plan, rekening houdend met de (on)mogelijkheden én verantwoordelijkheden van zowel de school (of samenwerkingsverband) en de gemeente.

4.Jeugdwet

In de Jeugdwet is niet precies vastgelegd welke zorg onder ‘jeugdhulp’ valt. Er wordt gesproken over dat de hulp het doel moet hebben dat een jeugdige in staat wordt gesteld gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer, rekening houdend met het ontwikkelingsniveau van de jeugdige. Niet de aandoening of handicap is maatgevend voor de toekenning van begeleiding, maar de beperking die de jeugdige ondervindt als gevolg van de aandoening of handicap.

4.1 Jeugdhulp

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

5. Voorbeelden: passend onderwijs of Jeugdwet?

5.1 Huiswerkbegeleiding

Huiswerkbegeleiding ziet op het begeleiden van de leerling bij het structureren, plannen en zelfstandig maken van huiswerk. Deze hulp is primair gericht op het leerproces. Dit valt onder de zorgplicht van scholen. Huiswerkbegeleiding kan niet gezien worden als jeugdhulp. De gemeente hoeft hiervoor geen voorziening te treffen.

De gemeente kan wel verantwoordelijk zijn voor begeleiding van een leerling bij omgang met andere leerlingen.

5.2 Intelligentieonderzoek

Een intelligentieonderzoek of intelligentietest kan nodig zijn voor onderwijs aan leerlingen. Bijvoorbeeld bij een onderzoek naar hoogbegaafdheid. Als uit het onderzoek blijkt dat een leerling hoogbegaafd is, kan het onderwijs daarop afgestemd worden. In dat geval is het onderzoek primair gericht op het leerproces. Dit valt onder de zorgplicht van scholen. De gemeente hoeft hiervoor geen voorziening te treffen.

Een intelligentieonderzoek kan wél onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen als het onderzoek onderdeel is van een diagnostisch proces in het kader van jeugdhulp (zie publicatie Afbakeningsvraagstukken van het Transitiebureau Jeugd). Bijvoorbeeld als de gemeente onderzoek doet naar een hulpvraag van een jeugdige, niet enkel gericht op onderwijs.

Als het onderzoek bedoeld is om het onderwijs daarop af te stemmen, valt het onder de zorgplicht van scholen. Deze zorgplicht houdt namelijk in dat de school verplicht is om een passende plek te bieden als het kind extra onderwijsondersteuning nodig heeft. Dit geldt zowel voor leerlingen met een beperking of met leerproblemen als voor leerlingen die hoogbegaafd zijn. Eventuele extra behoeften van hoogbegaafde kinderen tijdens het onderwijs (bijvoorbeeld een andere manier van stof overbrengen en het bieden van verrijkendere stof) valt daarom ook onder de zorgplicht van de school.

5.3 Dyslexie

Voor hulp en ondersteuning bij dyslexie kunnen zowel scholen als gemeenten verantwoordelijk zijn.

Het onderwijs is verantwoordelijk voor signalering en begeleiding van jeugdigen met dyslexie. De ondersteuning van leerlingen met dyslexie maakt deel uit van de basisondersteuning die elke school moet bieden. Dit valt onder de zorgplicht van scholen. Fysieke hulpmiddelen bij dyslexie horen ook daarbij. De gemeente hoeft hiervoor geen voorziening te treffen.

De gemeente is verantwoordelijk voor diagnose en behandeling van kinderen met ernstige enkelvoudige dyslexie in de leeftijd van 7-12 jaar die basisonderwijs volgen. Dit valt onder de jeugdhulpplicht.

5.4 Dyscalculie

Dyscalculie maakt deel uit van de basisondersteuning die elke school moet bieden. Hulp en ondersteuning bij dyscalculie is primair gericht op het leerproces. Dit valt onder de zorgplicht van scholen. De gemeente hoeft hiervoor geen voorziening te treffen. Ook als het gaat om de diagnose van dyscalculie is de gemeente niet verantwoordelijk. Binnen passend onderwijs zijn voldoende mogelijkheden om de leerlingen met dyscalculie de ondersteuning te bieden die zij nodig hebben.

5.5 Remedial teaching

Remedial teaching is een vorm van ondersteuning aan leerlingen met leer- of gedragsproblemen. Deze hulp is primair gericht op het leerproces. Dit valt onder de zorgplicht van scholen. Remedial teaching kan niet gezien worden als jeugdhulp. De gemeente hoeft hiervoor geen voorziening te treffen.

Voor problemen of achterstanden in de bewegingsontwikkeling van een kind kan inzet van motorische remedial teaching (MRT) nodig zijn. Als de MRT nodig is in het kader van bewegingsonderwijs (dat is in de praktijk bijna altijd zo), valt dit onder de zorgplicht van scholen. De gemeente hoeft hiervoor geen voorziening te treffen.

5.6 Begeleiding op school

Een leerling kan door zijn gedrag moeilijkheden hebben in de omgang met andere leerlingen. Als gevolg hiervan kunnen leerproblemen ontstaan. De ondersteuning of begeleiding bij deze problemen valt onder de zorgplicht van scholen. Ook tijdelijke begeleiding door een orthopedagoog of een psycholoog kan onder de zorgplicht vallen.

Het kan ook zijn dat de leerling begeleiding nodig heeft op grond van de Jeugdwet. Bijvoorbeeld als het kind in het algemeen problemen heeft in de omgang met anderen. Deze begeleiding valt onder de jeugdhulpplicht van gemeenten.

Of de begeleiding door de school of de gemeente geboden moet worden, zal afhangen van de individuele situatie van de jeugdige. De invulling van begeleiding onder schooltijd is onderdeel van het overleg tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Het is mogelijk dat zowel school als gemeente deels verantwoordelijk zijn. In dat geval is het van belang dat de school en de gemeente overleggen over afstemming van de door hen geboden begeleiding. Om te bepalen welke ondersteuning onderwijs en/of jeugdhulp is zijn de doelen van deze ondersteuning leidend. Zijn de doelen gericht op onderwijs of op opvoeden en opgroeien (welke ook buiten de schoolsituatie van toepassing zijn)? Wanneer het beide is dan is zowel school als gemeente verantwoordelijk om integrale ondersteuning te organiseren. Hoe je deze samenwerking op casusniveau afstemt is de sleutel van de samenwerking tussen de beide partijen; waarbij je oog moet houden voor de samenwerking en afstemming met elkaar, om te komen tot een voor het kind passend plan, rekening houdend met de (on)mogelijkheden én verantwoordelijkheden van zowel de school (of samenwerkingsverband) en de gemeente.

5.7 Epilepsie en leerproblemen

Voor leerlingen met (dreigende) leerproblemen én epilepsie is binnen passend onderwijs een speciale regeling getroffen. Via het Landelijk Werkverband Epilepsie en Onderwijs (LWOE) is voor deze groep leerlingen specifieke begeleiding mogelijk. Hiervoor ontvangt het LWOE subsidie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De ondersteuning vanuit het LWOE is gericht op advisering van docenten en begeleiding van de leerlingen. Scholen en leerkrachten kunnen zich rechtstreeks melden bij het LWOE, zonder tussenkomst van het regionale samenwerkingsverband.

Wanneer tijdens een begeleidingsarrangement van het LWOE blijkt dat er behoefte is aan extra onderwijsmateriaal of dat bijles of remedial teaching nodig is, dan dient dit via het regionale samenwerkingsverband bekostigd te worden. Ook indien er extra toezicht nodig is wegens een leerling met epilepsie (bijvoorbeeld tijdens de gymles) dan vindt financiering plaats vanuit het samenwerkingsverband. Wel is het mogelijk om in overleg met het LWOE een plan te maken over het praktisch inrichten van het toezicht.

5.8 Meldingsplicht?

Moet de gemeente altijd overleggen met de school als er jeugdhulp wordt toegekend?

Nee. De gemeente moet in elke zaak beoordelen of het voor het treffen van de jeugdhulpvoorziening noodzakelijk is om met de school te overleggen. Dit overleg kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn als de jeugdhulpvoorziening moet worden afgestemd op de begeleiding die het kind vanuit passend onderwijs ontvangt. Maar, als overleg met de school naar de mening van de gemeente niet noodzakelijk is, hoeft de gemeente niet met de school te overleggen. Dit is geregeld in artikel 2.7 lid 1 Jeugdwet.

6. Tips

  • -

    https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs

  • -

    www.raadpleeg.org over aanpak pleegkinderen/hechtingsproblematiek ook in de klas.

  • -

    https://www.informatielangdurigezorg.nl/jeugd/school > ook informatie over kinderen zonder WLZ indicatie

  • -

    www.duo.nl/zakelijk/instellingsinformatie >voor beschikbare middelen per schoolbestuur/samenwerkingsverband

  • -

    Screen hoogbegaafden! Zij lopen op VO vaak vast rondom dyslexie.

  • -

    Vroegsignalering bij kleuterjuf – observeren in de klas, niet direct diagnose, voor passende handvatten.

  • -

    IB’ers ondersteunen door consulenten jeugdhulp oid.

  • -

    Op school zorg anders organiseren zodat er minder hulpverleners rondlopen. Bijvoorbeeld jeugdhulpverlener op school tijdens pauzemomenten als vraagbaak voor leraren.

  • -

    Voor organisatie zorg advies teams voorbeelden in den lande bekijken, bijvoorbeeld werkwijze oost-Achterhoek.

  • -

    Verpleegkundige GGD rol bij ziekmeldingen.

  • -

    Maak als gemeente afspraken maken met je contractpartners over de informatievoorziening richting ouders over huiswerkbegeleiding en de (on)mogelijkheden van vergoeding hiervan.

  • -

    Ga in gesprek met scholen over problemen van jeugdigen bij het structureren en plannen van huiswerk (wat bij veel pubers speelt).

  • -

    Bekijk de sites van de samenwerkingsverbanden, zowel van het voortgezet als primair onderwijs. Bijvoorbeeld: http://vo2203.nl/website/home of http://www.po2203.nl/website/home

  • -

    Investeer in inzet POH jeugd bij de huisartsen. Veel verwijzingen verlopen via de huisartsen en zij hebben onvoldoende kennis over welke ondersteuning onder (passend) onderwijs valt en welke onder de Jeugdwet.

BIJLAGE 3: Stroomschema zorg op school

Wie er onderwijsondersteuning of zorg moet bieden tijdens onderwijstijd, hangt af van de ondersteunings- en/of zorgbehoefte van de leerling.

Met de invoering van passend onderwijs hebben scholen zorgplicht. Dat betekent dat de school waar ouders hun zoon of dochter schriftelijk hebben aangemeld verplicht is om een passende plek te bieden als het kind extra onderwijsondersteuning nodig heeft. Soms is er naast onderwijsondersteuning ook extra zorg op school nodig. In onderstaand schema zijn de verschillende vormen beschreven.

Zorg tijdens onderwijsuren, zoals begeleiding, persoonlijke verzorging en/of verpleging, wordt vergoed op basis van de Jeugdwet, de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz). De mogelijkheid bestaat dat meerdere zorgwetten van toepassing zijn. Zo kan een leerling begeleiding en persoonlijke verzorging vanuit de Jeugdwet ontvangen en verpleging vanuit de Zvw. In dat geval kan er sprake zijn van twee verschillende persoonsgebonden budgetten (pgb’s). Binnen een zorgwet is verder zowel zorg in natura, een pgb als een combinatie van beide mogelijk.

In onderstaand schema is per zorgwet aangegeven welke mogelijkheden er zijn en hoe de inzet van zorg in onderwijs wordt geregeld en verantwoord. Hoewel de zorg en ondersteuning van een leerling soms vanuit verschillende systemen worden geleverd, komen deze samen in de gezamenlijke aanpak van zorg- en onderwijspartners. Zij bekijken samen met ouders en leerling wat er nodig is en wie welke ondersteuning of zorg kan bieden. Ouders kunnen voor informatie en advies ook altijd een beroep doen op kosteloze en onafhankelijke cliëntondersteuning. Elke gemeente biedt deze cliëntondersteuning aan.