Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Meppel houdende regels omtrent de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten (Verordening reinigingsheffingen)

Geldend van 12-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Meppel houdende regels omtrent de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten (Verordening reinigingsheffingen)

De R a a d der gemeente Meppel;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 26 september 2017, nr. 1236097 ;

gelet op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

  • b.

    groene container: groene mini-container met een inhoud van 140 of 240 liter, voor het afzonderlijk aanbieden van composteerbare afvalstoffen;

  • c.

    grijze container: grijze mini-container met een inhoud van 140 of 240 liter, voor het aanbieden van afvalstoffen anders dan bedoeld onder letter b;

  • d.

    vierwielcontainer: container met een inhoud van 660 of 1.000 liter

    voor het aanbieden van bedrijfsafvalstoffen;

  • e.

    bruine bedrijfs-: bruine mini-container met een inhoud van 240 liter, voor het aanbieden van container bedrijfsafvalstoffen, anders dan onder b;

  • f.

    papiercontainer: blauwe of grijze kunststof container met een inhoud van 240, 660 of 1000 liter, voor het afzonderlijk aanbieden van papieren afvalstoffen, de container is herkenbaar aan de tekst "ALLEEN PAPIER" en/of een blauw deksel;

  • g.

    ondegrondse container: ondergronds geplaatste container voor het aanbieden van huishoudelijke- en bedrijfs- afvalstoffen, glas en kleding afkomstig uit particuliere huishoudens;

  • h.

    perceel: een gebouwde onroerende zaak - of een gedeelte ervan - dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt en ook als zodanig wordt gebruikt. Als perceel wordt eveneens aangemerkt een door een particuliere huishouding als woning gebruikt gedeelte van een gebouwde onroerende zaak waarin een afzonderlijke gasmeter is geplaatst. Met perceel worden gelijkgesteld: een sta-caravan, een woonboot, een woonwagen en een demontabel zomer- of vakantiehuisje, indien gebruikt door een particuliere huishouding;

  • i.

    pand: een gebouwde onroerende zaak- of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan - geen perceel zijnde;

  • j.

    binnenstad: het gebied waartoe de volgende straten behoren of een gedeelte van een straat.

    De binnenstad omvat de volgende straten: Kruisstraat, Touwstraat, Slotplantsoen, Synagogestraat, Woldstraat promenade, Grote Markt, Grote en Kleine Kerkstraat, Prinsenstraat,Groenmarktstraat, Grote en Kleine Akkerstraat, Hoofdstraat, Nieuwe Kerkstraat, Hagenstraat, Kerkplein, Hogetin, Weteringstraat, Weteringdwarsstraat, Brouwerstraat, Brouwerdwarstraat, Groenmarkt, Prinsenplein. De Swaenenborg, de Putstoel en gedeelte Zuideinde vanaf Zuiderbrug tot Weerdstraat. Dit gedeelte omvat de huisnummers 1 t/m 33 (onevenzijde) en huisnummers 2 t/m 40 (evenzijde).

  • k.

    overig gebied: het gebied in de gemeente Meppel, niet zijnde de binnenstad;

  • l.

    milieupas: pasje dat gekoppeld is aan een adres en aan de bewoners of gebruikers van het betreffende adres wordt verstrekt om gebruik te kunnen maken van ondergrondse verzamelcontainers;

  • m.

    “Gebruik maken” in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: Gebruikmaken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam `afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikelen 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel in gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening

behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen onroerende-zaakbelastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing en reinigingsrechten worden voor zover van toepassing gecombineerd opgelegd op één aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen worden betaald in vier gelijke termijnen waarbij de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand, vermeld in de dagtekening van de aanslag en de tweede en volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het tweede lid moeten de aanslagen die binnen het van toepassing zijnde belastingjaar worden opgelegd met een dagtekening 1 september en later, worden betaald in drie gelijke termijnen.

  • 4. In afwijking van het tweede en derde lid moeten aanslagen zolang en voor zover de totaal verschuldigde bedragen daarvan door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand vermeld in de dagtekening van de aanslag maanden zijn, met dien verstande dat;

    • a.

      het aantal termijnen ten hoogste tien bedraagt indien de aanslag binnen het van toepassing zijnde belastingjaar wordt geïnd;

    • b.

      het aantal termijnen drie bedraagt voor aanslagen die met een dagtekening na 1 september van het van toepassing zijnde belastingjaar worden opgelegd;

    • c.

      de eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede en volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5. Indien de automatische betalingsincasso als bedoeld in het vierde lid gedurende twee maanden niet mogelijk is, vervalt voor het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische betalingsincasso en gelden de termijnen als bedoeld in het tweede en derde lid.

  • 6. Automatische incasso is alleen mogelijk voor aanslagen waarvan het aanslagbedrag minder is dan € 2500,--. Aanslagen hoger dan € 2500,-- moeten worden betaald binnen de in lid 2 en 3 gestelde termijnen.

  • 7. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 13 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14 Wijze van heffing

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2. De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 17 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen onroerende-zaakbelastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing en reinigingsrechten worden voor zover van toepassing gecombineerd opgelegd op één aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen worden betaald in vier gelijke termijnen waarbij de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand, vermeld in de dagtekening van de aanslag en de tweede en volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het tweede lid moeten de aanslagen die binnen het van toepassing zijnde belastingjaar worden opgelegd met een dagtekening 1 september en later, worden betaald in drie gelijke termijnen.

  • 4. In afwijking van het tweede en derde lid moeten aanslagen zolang en voor zover de totaal verschuldigde bedragen daarvan door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand vermeld in de dagtekening van de aanslag maanden zijn, met dien verstande dat;

    • a.

      het aantal termijnen ten hoogste tien bedraagt indien de aanslag binnen het van toepassing zijnde belastingjaar wordt geïnd;

    • b.

      het aantal termijnen drie bedraagt voor aanslagen die met een dagtekening na 1 september van het van toepassing zijnde belastingjaar worden opgelegd;

    • c.

      de eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede en volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5. Indien de automatische betalingsincasso als bedoeld in het vierde lid gedurende twee maanden niet mogelijk is, vervalt voor het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische betalingsincasso en gelden de termijnen als bedoeld in het tweede en derde lid.

  • 6. Automatische incasso is alleen mogelijk voor aanslagen waarvan het aanslagbedrag minder is dan € 2500,--. Aanslagen hoger dan € 2500,-- moeten worden betaald binnen de in lid 2 en 3 gestelde termijnen.

  • 7. In afwijking van artikel 9, eerste lid , van de Invorderingswet moeten de reinigingsrechten worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 14, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 8. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 18 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering 9 november 2017
de griffier, de voorzitter,