Regeling vervallen per 01-01-2022

Havenverordening Meppel

Geldend van 06-06-2013 t/m 31-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 28-12-2009

Intitulé

Havenverordening Meppel

Nr.VI/12

De R a a d der gemeente Meppel;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 31 mei 2001, nr. VI/12; gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t: vast te stellen de: HAVENVERORDENING MEPPEL

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op openbare wateren in eigendom en beheer bij de gemeente Meppel welke op een bij deze verordening behorende kaart nader zijn aangegeven en die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede op de daarbij behorende werken als kadeterreinen, oevers, steigers, trappen, bruggen en andere kunstwerken.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

a. bedrijfsvaartuig: een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet-zijnde een binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten.

b. binnenschip: een schip gebruikt of bestemd voor bedrijfsmatig goederenvervoer, alsmede sleep- en duwboten.

c. havengebied: het openbaar water genaamd Buitenhaven, deel Meppelerdiep ter hoogte van de loswal Meursingeweg, deel Drentsche Hoofdvaart ter hoogte van de Paradijskade, Schuttevaerhaven, Sethehaven, Zijtak Meppelerdiep, haven Rogat en de Hoogeveensevaart, inclusief de Sluisgracht en de Stoombootkade, een en ander met inbegrip van de aangrenzende oevers, kaden, steigers, kampeerterreinen en openbare terreinen.

d. havenmeester: de door het college als zodanig benoemde ambtenaar, alsmede diens plaatsvervanger(s).

e. jachthaven: een haven waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van pleziervaartuigen.

f. ligplaats innemen: het aanleggen met een schip aan een kade, laad- en losplaats of steiger; het zich binnen 12 meter vanaf de oeverlijn van de kade ophouden met het doel om personen of goederen van of aan boord te nemen.

g. openbaar water: alle wateren in het havengebied die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.

h. passagiersschip: een binnenschip dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van personen.

i. pleziervaartuig: een vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor niet-bedrijfsmatige, dat wil zeggen sportieve of recreatieve doeleinden.

j. schipper: degene die over een schip het gezag heeft of degene die hem vervangt of als zodanig optreedt of degene die het schip daadwerkelijk bestuurt.

k. schip: elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te gebruiken of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water; onder schip wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard, alsmede woonboten, glijboten en ponten.

l. vaartuig: alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen, glijboten en ponten.

m. vaarweg: elk voor het openbaar verkeer met schepen openstaand water.

n. woonschip: een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot een als hoofdverblijf geldend dag- of nachtverblijf van één of meer personen.

o. historisch vaartuig: een vaartuig dat aanvankelijk is gebouwd als bedrijfsvaartuig, dat een leeftijd heeft van minimaal 50 jaar en dat qua uiterlijk zoveel mogelijk in oorspronkelijke staat van bouw en uitrusting wordt gehouden en in gebruik is voor permanente bewoning.

Artikel 2a Vergunningen en ontheffingen

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing op beslissingen op aanvragen om vergunningen en ontheffingen ingevolge deze verordening

Hoofdstuk 2 Openbare orde en veiligheid

Artikel 3 Openbare orde

Iedere schipper die zich met zijn vaartuig op het openbaar water bevindt, is verplicht de

aanwijzingen van de havenmeester of een andere daartoe bevoegde ambtenaar en de sluis/brugwachter, ter handhaving van de

openbare orde en veiligheid, op te volgen.

Artikel 4 Drijvende voorwerpen

Het is verboden zonder vergunning van het college houtvlotten, balken,

bomen, planken of visbunnen in de openbare wateren te hebben liggen.

Artikel 5 Onbeheerd drijvende vaartuigen

De havenmeester of een andere daartoe bevoegde ambtenaar is bevoegd onbeheerd drijvende vaartuigen welke in openbaar water

worden aangetroffen, te meren, te verhalen en in bewaring te nemen voor rekening en

risico van de rechthebbende(n).

Artikel 6 Zeilplanken e.d.

1. Op openbaar water is het verboden te varen met een zeilplank of waterscooter, dan

wel zich met waterski’s voort te bewegen.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het gestelde in het eerste

lid. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Artikel 7 Gebruik van vaartuigen

1. Het is verboden een vaartuig als opslagplaats, bedrijfsruimte of voor

handelsdoeleinden te gebruiken.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het gestelde in het eerste

lid. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Artikel 8 Opleggen van vaartuigen

Het is verboden zonder vergunning van het college in het havengebied

een vaartuig op te leggen.

Artikel 9 Het bouwen, herstellen, droogzetten en slopen van vaartuigen

1. Het is verboden in openbaar water vaartuigen te bouwen, te doen bouwen, te

verbouwen of te doen verbouwen of daaraan herstelwerkzaamheden te verrichten of te

doen verrichten.

2. Het in het vorige lid vervatte verbod geldt niet voor:

a. het uitvoeren van noodreparaties;

b. het uitvoeren van kleine onderhoudswerkzaamheden die worden uitgevoerd op

een door de havenmeester aan te wijzen plaats.

3. Het is verboden vaartuigen te slopen of droog te zetten op andere dan door het college aangewezen plaatsen.

Artikel 10 Het breken van ijs

1. Het is verboden ijs in openbaar water te breken.

2. Het in het vorige lid bedoelde verbod geldt niet:

a. voor het losmaken van ijs rond vaartuigen;

b. voor hem, die handelt in opdracht of met toestemming van de havenmeester of een andere daartoe bevoegde ambtenaar.

Artikel 11 Baggeren

1. Het is verboden in openbaar water te baggeren of naar voorwerpen te vissen of te

zoeken;

2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet:

a. voor diegenen die door het college zijn aangewezen voor het verrichten van de in het vorige lid bedoelde werkzaamheden.

b. voor hem, die handelt in opdracht of met toestemming van de havenmeester of een andere daartoe bevoegde ambtenaar.

Artikel 12 Gebruik aggregaat

1. Het is verboden om aggregaten te gebruiken voor het opwekken van energie.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod, indien ter plaatse van de aangewezen ligplaats geen of onvoldoende walvoorzieningen zijn aangebracht voor het verkrijgen van de benodigde energie.

Artikel 13 Hond aan boord

Schippers die een hond of honden aan boord van hun vaartuig hebben, zijn, indien ambtenaren die belast zijn met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften dit verlangen, verplicht om deze hond of honden bij het betreden van het vaartuig door die ambtenaren en gedurende hun verblijf aan boord vast te leggen en vastgelegd te houden.

Hoofdstuk 3 Het meren en innemen van een ligplaats

Paragraaf 3.1 Het innemen van een ligplaats

Artikel 14 Ligplaats vaartuigen

  • 1. 1. Het college stelt de plaatsen vast waar de verschillende categorieën vaartuigen ligplaats mogen innemen of hebben in het havengebied.

  • 2. De plaatsen worden aangegeven op een kaart.

  • 3. Per plaats kunnen voorschriften worden gegeven over:

    - het aantal;

    - de soort;

    - openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente

  • 4. Het college kan in geval van festiviteiten of andere bijzondere gelegenheden een periode van maximaal zeven (7) aaneengeslotend dagen vaststellen waarin het niet is toegestaan ligplaats in te nemen in aangewezen gedeelten van het havengebied

Artikel 15 Ligplaatsverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een ligplaats te hebben of in te nemen met een vaartuig op een plaats welke niet voor dat soort vaartuig door het college is aangewezen.

  • 2. Dit verbod geldt niet indien de verkeerssituatie dan wel het aanvragen van een vergunning aan het college tot het aanleggen aan een door het college hiertoe aangewezen aanlegplaats noodzaakt.

  • 3. Dit verbod geldt niet ten aanzien van bemande open roei- en visboten die telkens niet langer dan een aaneengesloten etmaal in een openbaar water ligplaats kiezen.

  • 4. Dit verbod geldt niet ten aanzien van pleziervaartuigen die in een openbaar water dat particulier eigendom is, binnen een afstand van tien meter van de oever ligplaats kiezen, met dien verstande dat dit ligplaats kiezen aldaar door niet meer dan twee vaartuigen tegelijk geschiedt.

  • 5. Het in het eerste tot en met het vierde lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, de Provinciale omgevingsverordening Drenthe of de Woonschepenverordening van toepassing zijn.

  • 6. In afwijking van het eerste lid is het verboden zonder vergunning van het college een ligplaats te hebben of in te nemen met een historisch vaartuig.

Artikel 16 Aanwijzingen ligplaats

1. Onverminderd het krachtens het derde lid van artikel 14 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

2. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

3. Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, de Provinciale omgevingsverordening Drenthe of de Woonschepenverordening van toepassing is.

Artikel 17 Meldingsplicht en verblijfsduur vaartuigen

1. De schipper die met zijn vaartuig een ligplaats in de havens wenst in te nemen, is verplicht zich direct na aankomst met dit vaartuig in de havens te melden bij de havenmeester.

2. Van een toegewezen ligplaats mag niet langer dan twee aaneengesloten maanden gebruik gemaakt worden, waarbij deze termijn door de havenmeester met ten hoogste nog eens twee maanden kan worden verlengd. Binnen drie maanden na het verlaten van de ligplaats mag niet opnieuw een ligplaats worden ingenomen, tenzij er binnen de toegstane termijn bedrijfsmatige activiteiten van herhaaldelijke aard plaatsvinden.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het gestelde in het tweede lid.

4. Het in het eerste lid genoemde gebod is van toepassing op alle vaartuigen, behoudens pleziervaartuigen.

Artikel 18 Verbod te water te laten en op de wal te trekken

1. Het is verboden zonder vergunning van het college een pleziervaartuig vanaf een openbaar terrein in openbaar water te laten of op de wal te trekken.

2. Dit verbod geldt niet:

a. in de door het college aangewezen jachthavens;

b. ten aanzien van kano’s, kleine opblaasbare boten zonder hulpmotor en zeilplanken.

Artikel 19 Woon- en nachtverblijf anders dan op een woonschip

1. Het is verboden een schip of vaartuig, dat geen woonschip is, permanent als woon- en nachtverblijf te gebruiken.

2. Het in het eerste lid vervatte verbod omvat niet het verblijf op een vrachtschip, dat daadwerkelijk als zodanig wordt gebruikt, mits en zover het verblijf in het openbaar water rechtstreeks verband houd met het laden of lossen van goederen, dan wel het verblijf beperkt is tot een enkele overnachting of tot zon- en feestdagen.

3. Het in het eerste lid vervatte verbod geldt evenmin ten aanzien van een sleepboot, voor zover deze wordt gebruikt voor verplaatsing van een vrachtschip, als bedoeld in het tweede lid.

4. Het in het eerste lid vervatte verbod is niet van toepassing op historische vaartuigen waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 15, eerste lid, is verleend.

Paragraaf 3.2 Voorschriften ten aanzien van het meren

Artikel 20 Het meren

1. De schipper is verplicht ervoor te zorgen dat de touwen en trossen of draden van zijn vaartuig met de meergelegenheid zodanig zijn verbonden dat aan andere vaartuigen bij de doorvaart van bruggen of van de gebruikelijke vaarweg geen hinder kan worden veroorzaakt.

2. De schipper is verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn vaartuig zolang het een ligplaats inneemt, deugdelijk is vastgemaakt.

3. Het vastmaken mag niet anders geschieden dan aan de daartoe bestemde middelen of aan vaartuigen welke aan zodanige middelen zijn vastgemaakt.

Artikel 21 Beveiligingsmaatregelen bij het meren

Waar geen remmingwerken aanwezig zijn, is de schipper verplicht door het

aanbrengen van stootwillen of op een andere wijze ervoor zorg te dragen, dat tengevolge

van het meren van zijn vaartuig geen schade aan enig eigendom van derden kan worden

veroorzaakt.

Hoofdstuk 4 Instandhouding en bescherming kaden en werken

Artikel 22 Uitvoeren en behouden van werken

Het is verboden zonder vergunning van het college in, op, onder of over

de vaarweg en de kaden enig werk uit te voeren en te behouden.

Artikel 23 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers

1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 350 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Artikel 24 Verboden handelingen

1. Het is verboden:

a. het gebruik van enig werk te belemmeren of te beletten.

b. op de vaarweg, met inbegrip van de daaraan grenzende gronden, vaste stoffen te werpen of te laten vallen.

c. bij het doorvaren van bruggen of sluizen met enig voorwerp te steken of te haken in daarvoor niet bestemde hout- of ijzerwerken.

d. over bruggen te lopen of te rijden, voordat zij geheel gesloten en vastgezet zijn, of over de

sluisdeuren te lopen voordat zij gesloten zijn.

e. met voertuigen te rijden over sluismuren, sluisdeuren en sluisterreinen voor zover deze hiervoor niet zijn bestemd.

f. de voor een brug aanwezige afsluitbomen te openen of zich op het afgesloten gedeelte te

begeven wanneer de afsluiting niet geheel is geopend.

g. zich op enig werk te begeven, waartoe de toegang op een voor ieder blijkbare wijze is

verboden.

h. zonder daartoe door de havenmeester of een andere daartoe bevoegde ambtenaar te zijn aangezocht, bruggen te draaien, te openen of te sluiten, sluisdeuren te openen of te sluiten, schuiven te lichten of andere werkzaamheden

van deze ambtenaren te verrichten.

i. in of langs de haven andere goederen of voorwerpen neer te leggen dan welke moeten worden ingescheept of zijn ontladen, of goederen te laten liggen, na verloop van de door de bevoegde ambtenaren voor de lading of wegvoering bepaalde termijn.

j. in openbaar water te zoeken en te vissen naar stenen of andere gezonken voorwerpen.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid bepaalde. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Hoofdstuk 5 Het laden en het lossen op de kade

Artikel 25 Verboden handelingen

1. Het is verboden:

a. op de kaden goederen te laten liggen na verloop van de door de bevoegde ambtenaar voor

inlading of wegvoering bepaalde termijn.

b. op de kaden tot op een afstand van 5 meter van de kademuren of beschoeiing materialen op te slaan welke een belasting van 2 ton per m2 te boven gaan.

c. op de kaden vaste of verplaatsbare los- en laadinrichtingen, zoals kranen, transporteurs of

dergelijke toestellen, werken of inrichtingen te hebben of in gebruik te nemen.

d. op de kaden te lossen of te laden door middel van drijvende kranen, transporteurs of dergelijke drijvende toestellen, werken of inrichtingen.

e. goederen te laden of te lossen op de kaden op zodanige wijze dat daardoor naar het oordeel van de havenmeester het laden en lossen van andere goederen belemmerd of verhinderd wordt.

f. op de kaden hooi, stro, riet of andere lichtontvlambare stoffen op te slaan.

2. De verboden als bedoeld in het eerste lid onder c. en d. gelden niet voor toestellen, werken of inrichtingen die onmiddellijk vóór het lossen of laden van een vaartuig worden aangevoerd en onmiddellijk ná het lossen of laden worden verwijderd.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Artikel 26 Het laden en lossen van gevaarlijke stoffen

Behoudens op door het college aan te wijzen plaatsen is het verboden de

kaden te gebruiken voor het laden en lossen van ontplofbare, licht ontvlambare,

schadelijke, hinderlijke en giftige stoffen. Aan deze aanwijzingen kunnen voorschriften

worden verbonden.

Artikel 27 Het laden en lossen van zand en andere stoffen

Het is de schipper van een vaartuig verboden aan de kaden zand, ijzer, puin, graan,

steenkolen, turfstrooisel, of soortgelijke stoffen te lossen of te laden, op zodanige wijze dat

die stoffen op enigerlei wijze in het water geraken.

Artikel 28 Reiniging kade

De schipper is verplicht ervoor zorg te dragen dat, nadat zijn vaartuig is geladen en gelost,

de kade wordt gereinigd.

Hoofdstuk 6 Het stellen van nadere regels

Artikel 29 Het stellen van nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Hoofdstuk 7 Straf- en toezichtbepalingen

Artikel 30 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, wordt gestraft met

hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 31 Toezicht

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is belast de havenmeester.

2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 32 Binnentreden

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van

de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving

van de openbare orde of (verkeers-) veiligheid of bescherming van het leven of de

gezondheid van personen, zijn bevoegd zich te allen tijde aan boord van een vaartuig te

begeven en alle plaatsen en ruimten te betreden zonder toestemming van de

rechthebbende(n) op het vaartuig.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 33 Intrekking oude regeling

Ingetrokken worden:

a. de Pleziervaartuigenverordening, vastgesteld op 2 januari 1998;

b. de artikelen 5.3.2 tot en met 5.3.5 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

Artikel 34 Overgangsrecht

1. Vergunningen die zijn verleend onder de werking van de Pleziervaartuigenverordening en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, worden aangemerkt als vergunningen krachtens deze verordening.

2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Pleziervaartuigenverordening is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

3. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning krachtens de Pleziervaartuigenverordening wordt beslist met toepassing van deze verordening.

4. Voor zover niet in strijd met de inhoud van deze verordening blijft het door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde Havenreglement van kracht.

Artikel 35 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerstvolgende dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 juni 2001,
De voorzitter, De secretaris,