Regeling vervallen per 15-04-2014

Beleidsnota Wmo 2008-2011

Geldend van 01-01-2008 t/m 14-04-2014

Intitulé

Beleidsnota Wmo 2008-2011

Beleidsnota Wmo 2008 - 2011 Mee(r) doen met maatschappelijke ondersteuning

Voorwoord

De Wmo is van en voor iedereen

De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) is sinds 2007 van kracht in de gemeente Meppel. Het legt de basis voor zorg en welzijn op maat. Hoe? Onder andere door wijkgewijs te bekijken wat Meppel in huis heeft en wat nodig is om een ideaal zorgklimaat te creëren. Dat begint al met een prettige plek om te wonen. Een taak van de gemeente is te zorgen voor een leefbare, verkeersveilige en toegankelijke omgeving. We hebben de ambitie om mensen zo lang als mogelijk zelfstandig te laten wonen. Dankzij praktische hulpmiddelen, creatieve oplossingen, vergoedingen. Mensen geven zo op hun eigen manier kleur aan het leven en worden in hun waarde gelaten.

Een belangrijk uitgangspunt is het versterken van de zorgzame samenleving. Mensen hebben hun eigen verantwoordelijkheid, maar kunnen ook niet zonder elkaar. Fijn dat er in Meppel zoveel vrijwilligers en mantelzorgers zijn. Die verdienen verdere ondersteuning. Ook met behulp van de vele professionals die er zijn, want er zal altijd behoefte zijn aan professionele ondersteuning.

Wie doet Mee met Meppel? We willen met de burgers, zorginstellingen, stichting Welzijn, woningcorporaties samen optrekken, en natuurlijk in de wijk met de bewoners kijken hoe we nog Meer met Meppel kunnen doen.

De voor u liggende beleidsnota Wmo wil het kader scheppen voor het beleid van de komende vier jaren. Ik wil ook langs deze weg de vele mensen en instanties die hun bijdrage hieraan hebben gegeven danken. Ik zie uit naar de uitwerking en naar de verdere samenwerking!

Ko Scheele,

wethouder

Deel Samenwerking

Artikel

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is op 1 januari 2007 ingevoerd. De gemeente Meppel heeft zich in 2006 gericht op de inrichting van de loketfunctie en de invloed van de Wmo op de verstrekking van de individuele voorzieningen (inkoop en uitvoering huishoudelijke hulp, persoonsgebonden budget, eigen bijdrage, verordening en beleidsregels). Nu is het tijd om het brede beleidsterrein van de maatschappelijke ondersteuning integraal vorm te geven.

Aan de ontwikkelingen op het terrein van wonen, welzijn en zorg liggen demografische, maatschappelijke/sociaal-culturele en bestuurlijk/financiële ontwikkelingen ten grondslag, zoals de vergrijzing, individualisering, extramuralisering en een verschuiving van de verantwoordelijkheidsverdeling. De gemeente, samenleving en de uitvoerende instellingen zullen moeten inspelen op deze ontwikkelingen, zodat de meest effectieve samenstelling aan ondersteuning ontstaat.

De beleidsnota Wmo sluit naadloos aan bij het Uitvoeringsprogramma 2006-2010 ‘Mee(r) doen in Meppel’:

• Integraal: De gemeente Meppel investeert de komende jaren in het samenbrengen van de verschillende beleidsterreinen. Samenhang aanbrengen in de verschillende beleidsterreinen van wonen, welzijn en zorg versterkt de effecten van de ingezette maatregelen en vergroot de leefbaarheid binnen de gemeente Meppel;

• Wijkgericht: Wijkgericht werken is een aanpak die zich richt op het verbeteren van de directe leefomgeving in de wijken in nauwe samenwerking met de wijkbewoners en de dienstverlenende instellingen. Willen we de bewoners bij de wijk betrekken, dan is het zaak om in te spelen op hun behoeften en mogelijkheden;

• Interactief: De gemeente gebruikt veel verschillende instrumenten om interactief met de bewoners/burgers en de maatschappelijke instellingen beleid te formuleren en te toetsen. Voorbeelden: platforms (Adviesraad Wmo, Regiegroep Wmo), informatie- en inspraakbijeenkomsten gemeentebreed dan wel wijkgericht, klanttevredenheidsonderzoek.

De komende jaren zal door allerlei maatregelen extra ingezet worden op preventie en het versterken van de leefbaarheid in Meppel, het versterken van de zorgzame samenleving en het verstrekken van passend aanbod van collectieve en individuele ondersteuning. Hiermee wordt beoogd het huidige aanbod aan ondersteuning te verbeteren, de samenleving en de burger te faciliteren bij initiatieven die passen binnen het gemeentelijk beleid dan wel de wijkvisie en de leefbaarheid (veiligheid, meedoen aan de maatschappij, gezondheid) in Meppel te bevorderen.

Deel 1 Inleiding

Hoofdstuk 1.1 Aanleiding, totstandkoming en opzet van de nota

Artikel

Aanleiding

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is op 1 januari 2007 ingevoerd. De gemeente Meppel heeft zich in 2006 gericht op de inrichting van de loketfunctie en de invloed van de Wmo op de verstrekking van de individuele voorzieningen (inkoop en uitvoering huishoudelijke hulp, persoonsgebonden budget, eigen bijdrage, verordening en beleidsregels). Nu is het tijd om het brede beleidsterrein van de maatschappelijke ondersteuning integraal vorm te geven.

Totstandkoming

De beleidsnota Wmo is in enkele maanden tot stand gebracht. In verschillende werkgroepen van gemeentelijke medewerkers en vertegenwoordigers van zowel maatschappelijke organisaties als de adviesraad Wmo is in het voorjaar en zomer 2007 hard gewerkt aan een aantal beleidsconcepten: regisseren wonen/welzijn/zorg, civil society (zorgzame samenleving) en de (collectieve) ondersteuning. Die informatie is gebundeld en vormt de kapstok voor deze beleidsnota voor de komende vier jaren.

In september en oktober is de conceptbeleidsnota voorgelegd aan de Adviesraad Wmo en aan de Regiegroep Wmo (zie verderop onder 1.4.3). Hun visie op de beleidsnota wordt separaat weergegeven in het voorstel aan de gemeenteraad.

In oktober 2007 hebben algemene informatieavonden plaatsgevonden voor burgers en betrokken instellingen.

Opzet

In dit eerste hoofdstuk worden de algemene uitgangspunten behandeld: de trends (demografische en maatschappelijke ontwikkelingen), de gemeentelijke visie op de Wmo en de voorgenomen (regie)rol van de gemeente.

Het tweede, derde en vierde hoofdstuk behandelen de inhoudelijke thema’s van de Wmo:

- leefbaarheid (de infrastructuur zoals wonen en vervoer);

- de zorgzame samenleving (vrijwilligers, mantelzorgers en professionals)

- de ondersteuning op maat (zowel collectieve voorzieningen als individuele verstrekkingen).

De nota geeft een integrale visie op deze beleidspunten. Enkele onderdelen worden op korte termijn nader uitgewerkt. Dat geldt in het bijzonder voor het jongerenbeleid en het lokale gezondheidsbeleid.

Het laatste hoofdstuk geeft het programma Wmo aan voor de komende jaren.

Hoofdstuk 1.2 Demografische en maatschappelijke ontwikkelingen

Artikel

Aan de ontwikkelingen op het terrein van wonen, welzijn en zorg liggen demografische, maatschappelijke/sociaal-culturele en bestuurlijk/financiële ontwikkelingen ten grondslag. De belangrijkste ontwikkelingen worden hier kort weergegeven. Voor een uitgebreidere analyse wordt verwezen naar de Meting vraag en aanbod Wmo van de gemeente Meppel d.d. juni 2007.

Demografisch: vergrijzing

Nederland vergrijst. In de periode tussen nu en 2040 neemt het aantal 65+ers in Nederland sterk toe, evenals het aantal oudere ouderen (75+). Omdat de zorgvraag van vooral oudere ouderen een stuk hoger ligt dan die van de gemiddelde Nederlander, betekent dit dat ook de behoefte aan zorg en maatschappelijke ondersteuning in deze periode zeer sterk zal stijgen

Sociaal-cultureel: individualisering

De al langer bestaande individualisering zal naar verwachting ook in de toekomst doorzetten. Dit heeft impact op de behoefte aan diensten van wonen, welzijn en zorg. In de eerste plaats zal er behoefte zijn aan meer woningen, omdat het aantal personen per huishouden steeds verder afneemt. Daarnaast zullen de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van het aanbod verder toenemen. De individualisering gekoppeld aan de sterk gestegen welvaart leiden ertoe dat mensen minder genoegen nemen met standaardpakketten en grootschalige voorzieningen. De normen voor en wensen met betrekking tot privacy, autonomie, kleinschaligheid en kwaliteit zullen in de toekomst hoger liggen.

Bestuurlijk/financieel: extramuralisering en verschuiving van verantwoordelijkheids-toedeling

De rijksoverheid, de intramurale zorgsector en de vertegenwoordigers van zorgvragers hebben elkaar gevonden in het beleid van extramuralisering. In plaats van mensen met een grotere zorgbehoefte op te nemen in grote, buiten de maatschappij gelegen, intramurale instellingen wordt in de geestelijke gezondheidszorg en de ouderenzorg steeds meer getracht om ook mensen met een zorgvraag een plek te geven in de ‘gewone’ maatschappij. Hiertoe worden kleinschalige woonvormen gecreëerd en wordt geïnvesteerd in de maatschappelijke participatie van zorgbehoevenden in allerlei reguliere maatschappelijke verbanden.

De ontwikkeling van extramuralisering levert ook nieuwe discussies en inzichten op: er wordt nu gesproken over het weer terug gaan naar de veilige omgeving van de instelling. Het is belangrijk deze discussie te volgen en rekening te houden met een behoefte aan differentiatie van woonvormen.

De huidige ontwikkeling vindt plaats in het perspectief dat zorg belangrijk is en betaalbaar moet blijven. Het is té vanzelfsprekend geworden dat de overheid betaalt voor alle zorg en ondersteuning die mensen nodig hebben.

De overheid stuurt er dan ook op aan dat burgers zelf meer (financiële) verantwoordelijkheid nemen om in hun eigen zorgbehoefte te voorzien, vindt dat er vervolgens een beroep moet worden gedaan op de omgeving van de zorgvrager en het maatschappelijke middenveld en ziet pas als dat allemaal onmogelijk is gebleken een verantwoordelijkheid voor zichzelf.

Hoofdstuk 1.3 Visie op maatschappelijke ondersteuning

Artikel

In november 2005 is het Visiedocument Wet maatschappelijke ondersteuning vastgesteld door de gemeenteraad. Dit document vormt het kader voor de, gefaseerde, invoering van de Wmo in de gemeente Meppel.

De visie op de maatschappelijke ondersteuning luidt, verkort, als volgt:

1. De gemeente is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van lokaal beleid voor de Wmo. Naast een beperkte uitvoerende rol ziet de gemeente vooral een regisserende rol voor zichzelf.

2. Meppel kiest voor een sociale samenleving met toenemende betrokkenheid van burgers.

3. Mensen moeten meer aangesproken worden op hun eigen verantwoordelijkheid: niet leunen, maar steunen.

4. Meppel streeft naar een leefomgeving waarin solidariteit, burenhulp, vrijwilligerswerk en maatschappelijk verantwoord ondernemen een belangrijke rol speelt.

5. Meppel streeft ernaar haar aanbod van collectieve en individuele voorzieningen af te stemmen op de hulpbehoefte, gericht op het zoveel mogelijk compenseren van fysieke, sociale, verstandelijke, psychische en financiële beperkingen om deelname aan het maatschappelijk leven zo lang mogelijk te kunnen realiseren.

6. Het te vormen beleid zal zich richten op beïnvloeding van factoren die kunnen leiden tot maatschappelijke uitval. In de gemeente Meppel wordt ingezet op preventief beleid.

7. De Wmo moet een betaalbaar vangnet zijn voor de kwetsbare burger. Dat betekent dat, door o.a. gericht toegangsbeleid en prioritering in het aanbod de regeling, keuzes gemaakt worden om de regeling houdbaar te laten zijn.

8. De gemeente vindt aanbesteden daarbij een goede zaak om op transparante manier een goede prijs/kwaliteit-verhouding te realiseren.

9. Bij individuele verstrekkingen heeft de aanvrager de keuze tussen zorg in natura en een persoonsgebonden budget.

10. De gemeente hanteert kwaliteitscriteria bij de inkoop van voorzieningen.

11. De gemeente heeft ervoor gekozen de burgers actief te informeren en te raadplegen, o.a. bij de vorming van heer Wmo-beleid. Daarbij is sprake van inspraak en advies.

12. De Wmo wordt gefaseerd ingevoerd.

13. De gemeente heeft een loket dat informatie, vraagverheldering, advies, verwijzing, warme overdracht en bemiddeling biedt en waar toegang geboden wordt tot individuele en collectieve voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg.

14. De gemeente wil de verantwoording naar burgers, gemeenteraad en ministerie van VWS zoveel mogelijk inhoudelijk en qua planning op elkaar afstemmen.

15. Meppel kiest voor een eigen bijdrageregeling voor de individuele verstrekkingen.

Hoofdstuk 1.4 Mee(r) doen met Meppel

Artikel

In het Uitvoeringsprogramma 2006-2010 ‘Mee(r)doen met Meppel’ geeft het college als speerpunten aan voor de collegeperiode: het zoveel mogelijk betrokkenheid bij Meppel creëren: meedoen; en de ambitie dat we meer kunnen doen met Meppel.

De genoemde betrokkenheid bestaat daarbij uit drie componenten:

1. Integraal werken

2. wijkgericht werken

3. interactief werken.

Hoe verhoudt zich dat tot de maatschappelijke ondersteuning in Meppel?

Artikel 1.4.1 Integraal

Eén van de aandachtspunten in de periode 2008 - 2011 is het aanbrengen van meer samenhang in wonen, welzijn en zorg. Deze samenhang moet zich richten op vier domeinen die vaak essentieel zijn voor de waardering van de (persoonlijke) leefbaarheid:

1. Lichamelijke gezondheid (adequate gezondheidsbescherming en –bevordering;

2. Woon-/leefomgeving (-zelfstandig- wonen in de eigen leefomgeving met een goede bereikbaarheid van diensten

en voldoende mate van privacy en veiligheid);

3. Sociale redzaamheid (voldoende sociale contacten al dan niet in georganiseerd verband);

4. Geestelijk welzijn (eigen identiteit en levensinvulling, behouden van de eigen regie).

Het aanbrengen van samenhang op de traditioneel verschillende beleidsterreinen is noodzakelijk wil de gemeente op de lange termijn het vergrijzings- en extramuraliseringsvraagstuk kunnen oplossen en de burger goed en efficiënt kunnen bedienen.

Meppel heeft zich al eerder gebogen over een visie op het thema wonen, welzijn en zorg. Met de kadernota wonen, zorg en welzijn is richting gegeven aan een integraal beleid dat moet zorgen dat ouderen en kwetsbaren zo lang mogelijk in hun eigen omgeving moeten kunnen wonen. Deze kadernota wordt verbreed naar een integrale visie op de maatschappelijke ondersteuning voor alle burgers.

Artikel 1.4.2 Wijkgericht

Het college heeft als speerpunt gekozen voor wijkgericht werken. Veel besluitvorming betreft de wijk, kern of buurt. Wijkgericht werken is een aanpak die zich richt op het verbeteren van de directe leefomgeving in de wijken in nauwe samenwerking met de wijkbewoners en de dienstverlenende instellingen. Willen we de bewoners bij de wijk betrekken, dan is het zaak om in te spelen op hun behoeften en mogelijkheden.

Wat willen we bereiken met wijkgericht werken?

- Deelnemen aan activiteiten in de wijk;

- Integratie te bevorderen van nieuwe inwoners;

- Meer samenhang brengen in het maatschappelijke verkeer in de wijk/woning;

- Draagvlak voor nieuwe ontwikkelingen die als basis ontstaan in de wijk;

- Nauwere samenwerking tussen bedrijven die iets leveren in de wijk;

- Voorzieningen op elkaar afstemmen en waarnodig bundelen;

- Inspelen op toekomstige behoeften in de wijk;

- Veilige leefomgeving en milieu bevorderende activiteiten (openbare orde & gezondheid);

- Voldoende mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding in de vorm van recreatie en sport(tuin, plantsoen en routes).

Wijkgericht werken is geen doel op zich, maar een middel, een methode om bepaalde doelen te bereiken. Niet alle beleidsterreinen en aanbod aan voorzieningen lenen zich voor een wijkgerichte aanpak. Dat is ook niet de intentie van de gemeente Meppel. Wel is het haar intentie om in gesprek te gaan met de wijken over welke onderwerpen het wél zou kunnen gaan op wijkniveau. Overigens kan dit enigszins per wijk verschillen.

Wijkgericht werken is overigens niet geheel nieuw. Goede voorbeelden zijn het Wijk Ontwikkelingsplan Haveltermade (WOP), en de aanpak Koedijkslanden/ Bergierslanden (Koeberg) Daarnaast heeft Meppel vooral in de negentiger jaren gewerkt met wijkteams voor het beheer van het groen en grijs. Tenslotte zijn instellingen als SWM en politie op wijkniveau actief. Deze ervaringen moeten aan de basis staan voor het vervolg. Met SWM en de woningcorporaties zal de gemeente op korte termijn verder vorm geven aan het wijkgericht werken.

Voor de periode 2008 - 2011 gaat het om de volgende vraagstukken:

- Welke visie hebben we op wijkgericht werken;

- Welk onderscheid is er tussen wijkgericht werken, brede aanpak welzijnsbeleid en integraal werken (definities);

- Wat doet de gemeente Meppel wijk en kerngericht?

- Waarom doen we dat en wat levert dat dan op?

- Wat behoeft een aanpassing of verbetering?

- Wat willen we op termijn hiermee realiseren?

Wijkgericht werken vraagt een grondige analyse voordat er nieuwe stappen worden gezet. De ene wijk is de andere niet. In Meppel kennen we behoorlijke verschillen tussen op zichzelf genomen redelijk coherente wijken: centrum, Haveltermade, Koedijks- & Berggierslanden, Oosterboer, het dorp Nijeveen, het buurtschap Rogat. Het komt dus aan op maatwerk. De basis daarvoor zijn “wijkprofielen”. In een wijkprofiel staat datgene wat er is, wie er woont en wat dat dan betekent voor die wijk. Het geeft inzicht in de demografische gegevens, de voorzieningen in de wijk, het verenigingsleven en de algemene indruk van de wijk.

In het uitvoeringsprogramma wordt gesproken over verschillende instrumenten die voor het wijkgerichte werken kunnen worden ingezet: wijkschouw, wijkanalyse, wijkplan, wijkaanpak, wijkplatform, wijkbudget. Het zal uiteraard ook van de bewoners zelf afhangen welke vorm geschikt is; het beleid zal met hen vorm gegeven moeten worden, of zoals dat tegenwoordig heet: interactief. We werken aan een visie op wijk- en kerngericht werken die in 2008 zal worden ingevoerd.

Artikel 1.4.3 Interactief

De burger en de klant

De gemeente Meppel heeft in haar visiedocument Wmo gekozen de verschillende doelgroepen actief te informeren en te raadplegen. Onder andere door de doelgroepen te betrekken bij de vorming van haar Wmo-beleid. Daarbij is sprake van inspraak en advies.

Voor de advisering over het beleid is de Adviesraad Wmo opgericht. We streven ernaar om alle relevante doelgroepen in deze adviesraad vertegenwoordigd te hebben. SWM brengt alle instanties, stichtingen, verenigingen, etc. van Meppel in kaart linkt deze aan de Wmo. Zodoende wordt helder welke doelgroepen en prestatievelden eventueel nog ondervertegenwoordigd zijn.

In 2006 is een onderzoek naar de bekendheid met de Wmo uitgevoerd. Het was één van de peilers van de notitie Meting vraag en aanbod Wmo. De gemeente is voornemens dit onderzoek geregeld te laten uitvoeren. Vorig jaar heeft de gemeente het initiatief genomen tot het houden van een aantal bijeenkomsten voor burgers en organisaties over de Wmo.

Tevens zal ieder jaar een klanttevredenheidsonderzoek gehouden worden, waarbij minimaal de doelgroep van individuele vragers van ondersteuning bevraagd zal worden.

Met het verder vormgeven van het wijkgericht werken zal ook in de wijk het gesprek verder worden georganiseerd. De gemeente denkt aan de volgende mogelijkheden:

• Interactieve bijeenkomsten in de wijk/wijkcentra

Georganiseerd door verscheidende maatschappelijke partijen en eventueel ook mede door de mensen uit de wijk of buurt. Er is sprake van een behoeftepeiling op maat (per wijk). Op deze bijeenkomst kunnen wijkbewoners zich aanmelden voor het wijkplatform om mee te denken over de wijk.

• Interviews door de activeringsmedewerkers van het ACDC (Activerings- en dienstencentrum). Deze groep interviewers voert een activerend onderzoek uit onder WWB-cliënten en ouderen met een uitkering bijzondere bijstand in de wijk op het gebied van onder andere de woon- en leefomgeving; de activeringswensen, ondersteuningswensen, mogelijkheden en belemmeringen, maar ook wordt onderzocht welke voorzieningsbehoeften er leven.

• Buurtinitiatieven stimuleren

Burgers maken hun behoeften en wensen kenbaar in de vorm van buurtinitiatieven. Dat buurten zelf aangeven wat ze graag zouden willen organiseren om de buurt leefbaar te maken en het later ook zelf gaan uitvoeren.

• Opzetten digitaal buurthuis

Op te zetten door de bewoners zelf. Hier kan men 24 uur per dag berichten achterlaten. Het is dus een buurthuis zonder sluitingstijden. Het wijkplatform kan verslag uitbrengen van hun bevindingen. Het digitale buurthuis vervangt niet de fysieke ontmoetingen, maar kan wel worden ingezet als middel om activiteiten aan te kondigen.

• Samen bij buurtactiviteiten

Bestuurders en beleidsmakers zijn aanwezig bij buurtactiviteiten en kunnen vragen stellen aan bewoners.

De instellingen

In Meppel zijn vele aantal professionele instellingen actief op het terrein van de Wmo. Zij zijn o.a. vertegenwoordigd in de Regiegroep Wmo, een belangrijk platform voor de gemeente om met de professionele instellingen in Meppel te sparren over de lokale maatschappelijke ondersteuning. De bestaande samenwerking geeft mogelijkheden om verder te gaan in een gezamenlijke aanpak. Daarbij stelt de gemeente voor om een alliantie te vormen met de woonleveranciers Woonconcept, Actium, de Stichting Welzijn, en zorginstellingen De Stouwe, de Noorderboog en Icare. Mogelijk dat ook andere partijen hierbij kunnen aansluiten. De alliantie is bedoeld om maatwerk op wijkniveau te leveren en innovatie in het aanbod van voorzieningen en zorg. Voornemen is om in 2008 de alliantie voor te breiden met de betrokken partijen en deze waar mogelijk met concrete prestatieafspraken af te sluiten.

Regionale samenwerking

In Drenthe is een Wmo-samenwerkingsverband onder leiding van de Vereniging Drentse Gemeenten (VDG). Deze heeft bijvoorbeeld een Handreiking Wmo-beleidsplan Drentse gemeenten uitgegeven om de gemeenten bij de planvorming te ondersteunen. De werkgroep mantelzorg en vrijwillige inzet van de VDG ondersteunt, door middel van onderzoeken en handreikingen, het te vormen gemeentelijk beleid ten aanzien van mantelzorg en vrijwilligerszorg.

De aanbesteding en inkoop van de huishoudelijke verzorging is een gezamenlijk traject geweest door de Drentse gemeenten. Tevens is het verstrekkingenbeleid Wmo (verordening, besluit, beleidsregels) een nauwe samenwerking geweest tussen Meppel, Westerveld, De Wolden en Hoogeveen. Ook op het terrein van inburgering en het vervoer is er nauwe samenwerking. De inburgeringstrajecten zullen nog in 2007 via een gemeenschappelijke aanbesteding worden gerealiseerd.

Het doelgroepenvervoer is al jaren naar tevredenheid een samenwerking binnen Zuid-West Drenthe. Op dat punt wil Meppel een verdere stap maken. In samenwerking met het OV-bureau Groningen/Drenthe zullen de mogelijkheden voor gezamenlijke inkoop van het gehele regionale vervoer nog dit jaar worden verkend en uitgewerkt.

Hoofdstuk 1.5 Regierol gemeente

Artikel

De gemeente is verantwoordelijk voor de regie op de lokale maatschappelijke ondersteuning, dat wil zeggen dat zij verantwoordelijk is voor een samenhangend aanbod van ondersteuning en voor de onderlinge samenwerking en afstemming tussen de verschillende instellingen/uitvoerende partijen, ongeacht hun financieringswijze.

Er zijn verschillende spelers en belanghebbenden op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning: burgers, maatschappelijke instellingen, uitvoerders, de markt, belangenbehartigers, verenigingen. Het is aan de gemeente om de deelbelangen samen te smeden tot een algemeen belang en deze tot uitvoering te (laten) brengen.

Rolverdeling

De rijksoverheid is met de Wmo meer faciliterend geworden, in plaats van regulerend en kostenbeheersend. De gemeente krijgt daarvoor wel meer mogelijkheden en moet zich voor een goede uitvoering en uitwerking daar ook bewust van zijn. Maar welke rol is op welk moment wenselijk? Is een grotere rol van de markt en/of de maatschappelijke organisatie gewenst? Welke rol is voor de burgers weggelegd? Er zijn grofweg drie scenario’s waaruit de gemeente een keus kan maken :

1. Vermaatschappelijking / bescherming bieden

• Focus op zorgzame samenleving

• Visie: vrijwilligerswerk draagt in grote mate bij aan sociale cohesie, actief burgerschap (empowerment, participatie) en de lokale infrastructuur. Bovendien houdt het allerlei maatschappelijke diensten betaalbaar. Minder werk in combinatie met een betere toegankelijkheid van de dienstverlening voor de burgers. Hier kiest de gemeente bewust voor de vraaggerichte benadering.

• Rol gemeente: scheidsrechter en coach. Gedeelde verantwoordelijkheid. Co-productie met burger bij beleid en uitvoering. Gemeente faciliteert Wmo platforms, etc.

• Voorwaarde: er moet sprake zijn van wederkerigheid (tweerichtingsverkeer)..

Een variant of nadere uitwerking van dit scenario is het wijkgericht werken:

- Focus op de zorgzame samenleving en de behoeften van de burger op wijkniveau.

- Visie: vrijwilligerswerk is gebaat bij het clusteren van verschillende vormen van maatschappelijke dienstverlening op wijkniveau.

Daarmee kunnen burgers beter worden betrokken bij dit werk. Professionals zullen altijd een belangrijke rol blijven spelen in de dienstverlening

en de ondersteuning van de wijk bij haar activiteiten.

- Rol gemeente: bevorderen van de totstandkoming van ‘buurtservice maatschappijen’. Met behulp van budgetsubsidies en resultaatverantwoording

wordt afgerekend op basis van geleverde prestaties. De regievoering is gericht op het maken van afspraken waaraan de dienstverlening moet voldoen,

bijvoorbeeld door middel van een programma van eisen.

- Voorwaarde: de gemeente heeft vertrouwen in de burgers, al beseft zij tegelijkertijd dat de verwachtingen hierover niet te hoog gespannen

kunnen zijn. De gemeente dient de wijk en specifiek de actieve burgers te ondersteunen.

2. Vermarkting / professionaliseren

- Focus op marktpartijen

- Visie: De toenemende problematiek van vrijwilligersorganisaties op het gebied van huisvesting, financiën en bestuur kan het beste worden opgelost

door professionalisering. Vrijwilligers zijn er steeds minder. Bovendien zijn de kwaliteit en continuïteit gebaat bij betaalde, goed geschoolde krachten.

- Rol gemeente: stimulerend, maar ook toeschouwend. Zij voert de regie via contractmanagement en is gericht op het transformeren van

vrijwilligersorganisaties tot professionele instellingen. Tevens optimaliseert zij de rol van de burger als klant/inkoper via pgb/zorg in natura,

klantpanels, etc.

- Voorwaarde: de betrokken partijen moeten steunen en vertrouwen op de ervaringskennis van mensen met beperkingen en op de manier waarop zij die aan

anderen overdragen. Financieel kostbaar voor de gemeente en de samenleving.

3. Verstatelijking

- Focus op de gemeente

- Visie: De maatschappelijke ondersteuning en de burger is er het best bij gebaat als de gemeente de touwtjes strak in de hand houdt. De gemeente bepaalt de

verdeling van middelen. Het politiek-bestuurlijke proces staat centraal, de burger is vooral aan zet bij de verkiezingen en formele procedures (bezwaar

en beroep) en via georganiseerde platforms.

- Rol gemeente: actiegericht, en investerend. Zij heeft de touwtjes strak in handen. De wijkcentra worden door de gemeente ingesteld en gecoördineerd.

- Voorwaarde: de gemeente moet een aanzienlijke investering doen in mensen en middelen.

Er hoeft op deze scenario’s niet per definitie een strakke keuze gemaakt te worden. Mengvormen zijn zeer wel mogelijk, maar zeker ook kan per beleidsterrein, of per prestatieveld een ander scenario gekozen worden.

In Meppel is bijvoorbeeld op prestatieveld 6 (individuele verstrekkingen) overwegend sprake van vermarkting; op de prestatievelden 7, 8 en 9 (maatschappelijke opvang, OGGZ en verslavingsbeleid) van verstatelijking en bij prestatieveld 1 (sociale samenhang en leefbaarheid) is steeds meer sprake van vermaatschappelijking.

De gemeente is zelf ook uitvoerder (prestatieveld 3).

Verder ligt er een belangrijke taak op het terrein van de voorlichting en communicatie. Daarin wil de gemeente Meppel haar regierol verbeteren.

De gemeente kiest voor de volgende regierollen en bijbehorende instrumenten: afbeelding binnen de regeling

Deel 2 Versterken leefbaarheid

Artikel 2.1 Leefbaarheid

Leefbaarheid laat zich definiëren als: het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten. Het spreekt dan ook vanzelf dat het bevorderen van de leefbaarheid veel verder gaat dan welzijn en zorg. Een belangrijk thema is de samenhang en samenwerking tussen de onderdelen wonen, welzijn en zorg. De ambitie van de gemeente Meppel is om meer samenhang te brengen in het aanbod van voorzieningen en activiteiten in buurt- en wijkniveau.

Door afstemming en samenwerking kan de kloof tussen de verschillende partijen worden geslecht en kan er ook geïnvesteerd worden op kwaliteit, leefbaarheid en solidariteit. De sociale samenhang in de wijk kan bevorderd worden door een integrale benadering van alle betrokken partijen. Daarbij is het werken naar een grotere leefbaarheid in de buurt hoofddoel. Veiligheid, zelfstandigheid, participatie, milieu, onderwijs, sport, cultuur en integratie van mensen met elkaar vormen hiervoor de basis. Binnen het totale stelsel van subsidies, het realiseren van voorzieningen en het beheren van accommodaties, zal door samenwerking het effect van het beleid beter tot uiting komen.

Dit hoofdstuk gaat over de infrastructuur die nodig is om de leefbaarheid te versterken: wonen, toegankelijkheid, vervoer en (welzijn)accommodaties.

Artikel 2.2 Wonen

De wetgever heeft m.b.t. het onderdeel wonen binnen de Wet Maatschappelijke Ondersteuning heel specifiek gekeken naar de dilemma’s die zich voordoen op het terrein van het wonen en zorg in Nederland. In ons land staan bijvoorbeeld heel veel woningen die geschikt zijn voor één type van bewoning namelijk: woningen met meer slaapkamers, liefst een tuin en geschikt voor gezinnen.

Het belangrijkste motief om de integrale benadering op het terrein wonen op te pakken is de aanzet geweest om te gaan wijzigen binnen de AWBZ. De mensen die nu in verzorgingshuizen wonen zouden eigenlijk zolang mogelijk thuis moeten kunnen blijven wonen, als ze dat willen. In hun eigen vertrouwde woonomgeving oud worden en daar gericht noodzakelijke ondersteuning geven. Die omgeving zou relatief simpel moeten kunnen worden omgezet van gezinswoning naar een levensloopbestendige woning met alle voorzieningen op een zelfde hoogte en drempelvrij. Levensloopbestendig bouwen is al een aantal jaren in ontwikkeling.

Een belangrijke trend daarbij is de wijziging in de intramurale voorzieningen, waarbij wonen losgekoppeld is van de financiering van de zorg. Dat heeft als gevolg gehad dat zorginstellingen hun aanbod hebben gewijzigd. Veel zal in de toekomst afhangen van de vraag of het lukt mensen zolang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Daarbij zal domotica (technische aanpassingen), arrangementen, vervoersvoorzieningen en sociale samenhang in de buurt, belangrijke thema’s zijn. De rol van verzorgingshuizen zal steeds verder weg gaan naar de verpleeghuiszorg. Daarom is afstemming en goede marktkennis van essentieel belang.

Naast de vorm van de woning is de sociale samenhang van de woning in de straat en buurtbeeld belangrijk. Wonen met elkaar samen in de wijk vraagt steeds meer een grotere betrokkenheid van instellingen en bewoners. Instellingen die hun producten leveren zullen ook zich richten op de situatie thuis. Daarbij is in de Wmo de zelfredzaamheid en de ontwikkeling van persoonlijke netwerken belangrijk.

In de gemeente Meppel zijn de afgelopen jaren goede stappen gezet om het woononderdeel verder vorm te geven. Ook de woningcoöperaties (Actium en Woonconcept) hebben goede beleidsplannen gemaakt waarin ze openstaan voor deze nieuwe ontwikkeling. Leefbaarheid, basisvoorzieningen, samenwerking en prestatieafspraken zijn noodzakelijk om in het kader van de Wmo een vervolg te geven aan de kaders op dit terrein.

Binnen het beleidsterrein wonen van de gemeente Meppel zijn de volgende documenten van belang:

- Woonplan gemeente Meppel 2005-2015;

- Eindrapportage Project Wel Thuis 2006;

- Mee(r) doen met Meppel 2006-2010 (collegeprogramma)

Woonplan 2005-2015

Binnen het Wmo-beleid in de gemeente Meppel is het onderdeel Wonen gekoppeld aan al bestaande wet- en regelgeving. De gemeente heeft in 2006 het Woonplan 2005-2015 vastgesteld. Hierin staat vermeld welke doelen de gemeente Meppel in de komende jaren wil gaan behalen.

Een aantal uitgangspunten is mede bepalend voor het toekomstige Wmo beleid in Meppel. Uitgangspunten zijn:

- Meppel wil beheerst groeien naar een gemeente met 40 tot 45.000 inwoners in 2030;

- Per jaar is een woningtoename van 250 woningen gepland;

- Leefbaarheid, voorzieningen, vitaliteit en extra aandacht voor mensen met een bescheiden inkomen of mensen met een zorgbehoefte krijgen prioriteit;

- Doel is dat ouderen en mensen met een beperking zolang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen.

Bij de uitwerking van het woonbeleid zal altijd de kwaliteit van het wonen belangrijk zijn. In het Woonplan wordt nadrukkelijk gekozen voor diversiteit en variatie op wijkniveau, waarbij de wijkidentiteit verstrekt moet worden. Naast duurzaamheid en het milieu is de positie van de gebruikers erg belangrijk. De woonconsument is bepalend in datgene wat er in de toekomst aan woningen worden gebouwd.

Daarbij dienen beginners op de woningmarkt en mensen met een zorgvraag extra bediend te worden. Zorg voor specifieke doelgroepen en inspelen op de vergrijzing zijn zeker belangrijke thema’s. Het Woonplan is voor een periode van 10 jaar vastgesteld De ruimtelijke procedures en het opstellen en herzien van bestemmingsplannen zijn belangrijke gemeentelijke sturingsinstrumenten om in te spelen op de veranderende woonambities.

In het kader van de wet op de ruimtelijke ordening moet één keer in de 10 jaar het bestemmingplan worden bijgesteld. Een prima moment om samen met de woningbouwcoöperaties, zorgaanbieders en met de bewoners te bezien of het aanbod aan woningen, het woongenot en de kwaliteit van de woningen nog voldoende ruimte biedt voor een vervolg. Nieuwe plannen kunnen daarbij het beste inspelen op de veranderingen in het aanbod en type woningen.

De daaruit voortvloeiende prestatieafspraken worden gekoppeld aan de doelen en uitgangspunten van Wmo-beleid.

Rapport Wel Thuis

Het Rapport Wel Thuis is in 2006 vastgesteld door gemeenteraad en college en is een prima basis voor de verdere uitwerking van wonen, zorg en welzijn binnen het kader van de Wmo. Op gebied van het wonen gaat het om de volgende punten:

- Realiseer in de Nieuwveenselanden een servicewijk met een woonservicezone en een voorzieningencentrum;

- Bouw extra intramurale capaciteit in met een zorgsteunpunt en een integraal gezondheidscentrum in deze nieuwe wijk;

- Houd rekening bij nieuwbouw dat ook mensen met een beperking er gebruik van kunnen maken. Bouw levensloopbestendig;

- In de wijk Koedijkslanden en het dorp Nijeveen een woonservicezone ontwikkelen. In de wijk Oosterboer de bestaande ontmoetingsruimten

beter benutten en in het centrum de gezondheidsvoorzieningen in de buitenring verstrekken;

- Domotica vastleggen bij nieuwbouw en herstructurering;

- Mensen betrekken bij de uitwerking van de plannen. Veiligheid en leefbaarheid zijn belangrijke aspecten. Het keurmerk Woonkeur daarbij toepassen.

Ook wijkschouwen maken deel uit van dit participatieproces. Wijk- en kerngericht werken zullen daarmede inhoud aan gaan geven.

- Woningaanpassingen ruim baan geven bij wijzigingen van bestemmingsplannen. Ook in de bouwvoorschriften voldoende participeren op medegebruik

van mensen met een beperking.

In de nota Wel Thuis zijn voldoende uitgangspunten geformuleerd om bij de ontwikkeling van een nieuwe wijk kaders te stellen (2008-2010) en samen met de bewoners willen we de uitwerking verder ter hand nemen. In het najaar is allereerst het programma van eisen voor Koedijkslanden/Bergierslanden opgesteld. Hierin worden gemaakt voor een woonzorgzone of woonservicezone. Voorgesteld wordt om het centrum van de wijk Koedijkslanden aan te wijzen als de eerste woonzorgzone van Meppel. De reden voor deze aanpak ligt in de demografische ontwikkelingen van de wijk, de woningvoorraad (aanbod en vraag) en het aanbod aan woningen die zijn aangepast aan de eisen van de ouder wordende bewoners.

Ook de andere wijken zullen de komende jaren onder de loep worden genomen. Per wijk zal een wijkprofiel worden opgesteld. Aan de hand van deze beschrijving zal er een wijk- of dorpsvisie ontwikkeld worden, waarbij het woningaanbod wordt afgestemd op de toekomstige vraag.

Artikel 2.3 Vervoer en mobiliteit

Goede vervoersvoorzieningen zijn belangrijk voor de maatschappelijke participatie en een zo zelfstandig mogelijk bestaan van alle burgers, jong en oud, met en zonder fysieke beperking, naar school, werk, zorg en hulpverlening, sport of recreatie.

Op dit moment bestaat er, naast het openbaar vervoer, een groot aantal regelingen op grond waarvan bijzondere vervoersvoorzieningen worden geboden in aanvulling op en ter vervanging van het openbaar vervoer. Die regelingen richten zich in het bijzonder op mensen met een mobiliteitsbeperking als gevolg van een handicap of ziekte, maar een aantal regelingen biedt ook voorzieningen voor andere specifieke doelgroepen (het leerlingenvervoer bijvoorbeeld). De bijzondere vervoersvoorzieningen voor doelgroepen zijn nu op veel verschillende manieren geregeld en voor zowel opdrachtgeverschap als regie als uitvoering bij veel verschillende partijen belegd. Deze versnippering leidt er toe dat de systemen niet in alle gevallen goed op elkaar aansluiten. Ook in de gemeenteraad is specifiek aandacht gevraagd voor de kwaliteit en de betaalbaarheid van het vervoer.

De gemeente wil hier in samenwerking met andere gemeenten een aantal maatregelen doorvoeren. Allereerst bundeling van doelgroepenvervoer. Het gaat hier niet alleen over het vervoer zelf, zoals mensen uit verschillende doelgroepen in één taxibus vervoeren, maar over integratie van álle aspecten van de vervoersregelingen: het beleid, één loket waar mensen terecht kunnen voor informatie en aanmelding, de indicatiestelling, de aanbesteding van het vervoer tot en met de organisatie van de uitvoering, financiering en verantwoording.

De gemeente Meppel wil, in nauwe samenwerking met andere regiogemeenten, het OV-bureau en de provincie, bezien hoe de inrichting van het collectief vervoer klantvriendelijker en doelmatiger kan. Met een heldere verantwoordelijkheidsverdeling en prikkels voor verbetering en inclusief beleid. Daarbij gaat het uitdrukkelijk om een verbetering van het systeem, in de eerste plaats ten behoeve van de gebruiker, niet om een bezuinigingsoperatie. De insteek is dan ook eventueel te behalen financiële voordelen aan te wenden voor verdere verbetering van de vervoersvoorzieningen dan wel het geven van een reductie of gratis vervoer voor bepaalde doelgroepen.

In de huidige situatie zijn de drie vervoersvormen OV, CVV (vraagafhankelijk OV + WMO) en LLV in aparte contracten georganiseerd, die door verschillende partijen worden uitgevoerd. Daardoor ontbreekt de incentive voor partijen om structureel naar integratiemogelijkheden te kijken, partijen krijgen immers alle ritten die uitgevoerd worden vergoed. Om te kunnen beoordelen in hoeverre een gezamenlijke aanbesteding voordelen biedt door integratievoordelen tussen de verschillende vervoervormen is een analyse nodig naar de huidige vervoerstromen.

Op 8 oktober 2007 hebben de gemeenten Hoogeveen, Meppel, De Wolden, Westerveld en Midden Drenthe gezamenlijk de intentie uitgesproken om een onderzoek te laten uitvoeren naar de kansen voor integratie van het openbaar vervoer en het doelgroepenvervoer binnen het grondgebied van betreffende gemeenten. Om te kunnen beoordelen in hoeverre een gezamenlijke aanbesteding voordelen biedt door integratievoordelen tussen de verschillende vervoervormen is een analyse nodig naar de huidige vervoerstromen. Het onderzoek zal begin 2008 gereed zijn. Daarna volgt de inkoopprocedure (opstellen pakket van eisen, aanbestedingsprocedure, gunning, voorbereiding van de uitvoering).

Artikel 2.4 Toegankelijkheid

Gebouwen en openbare ruimte

Bij bouwbesluiten voor openbare gebouwen en projecten van een bepaalde omvang wordt er een toegankelijkheidseffectrapportage opgesteld om de toegankelijkheid voor de burger en de burger met beperkingen te meten. Periodiek zullen de voorwaarden die de gemeente stelt aan de bouwplannen ten behoeve van de toegankelijkheid bekeken worden en tegen het licht gehouden. Tevens zullen toezicht en maatregelen voor handhaving aangescherpt worden. Jaarlijks, te beginnen eind 2007 wordt een schouw georganiseerd met het Platform Gehandicapten om de concrete knelpunten in kaart te brengen.

Ook bij vernieuwing of wijziging van de openbare ruimte zal zoveel mogelijk rekening gehouden worden met de toegankelijkheid voor kwetsbare doelgroepen.

Meppeler evenementen

De evenementen in Meppel zijn niet altijd goed toegankelijk voor personen met belemmeringen. De ervaring is dat de organisatoren (bijvoorbeeld de winkeliersvereniging) graag op aanvraag willen meedenken en maatregelen willen nemen (bijvoorbeeld een podium bouwen voor mensen in een rolstoel). Het rekening houden met mensen met een belemmering kan structureel gemaakt worden via het vergunningenbeleid en het subsidiebeleid van de gemeente. Tevens kan de gemeente evenementen in de binnenstad toegankelijker maken door invalidenparkeerplaatsen, die door het evenement ‘opgeslokt’ worden, tijdelijk te verplaatsen naar een locatie dicht bij het evenement.

Artikel 2.5 Accommodaties

In 2007 is er onderzoek gedaan naar het gemeentelijke en particuliere aanbod van accommodaties op de beleidsterreinen welzijn, onderwijs, sport en cultuur, alsmede de overige gebouwen in gemeentelijk eigendom. Op basis daarvan is een strategisch accommodatiebeleid opgesteld. Het vertrekpunt hierbij was dat leefbaarheid en participatie de kaders zijn waarbinnen vorm en inhoud moet worden gegeven aan het accommodatiebeleid.

De belangrijkste conclusies van het onderzoek naar vraag en aanbod van accommodaties (uit ‘Werk maken van ontmoeten: beleidsnota accommodaties gemeente Meppel’:

- De vraag naar en het aanbod van voorzieningen gaan meer en meer uit elkaar lopen. dit geldt vooral voor de sport- en onderwijsvoorzieningen;

- Als impuls voor de leefbaarheid zijn niet zozeer nieuwe voorzieningen nodig, als wel kwalitatief goede voorzieningen.

Dat betekent: op de toekomst ingerichte accommodaties en geen achterstallig onderhoud;

- Binnen alle vier de onderzochte sectoren (sport, onderwijs, welzijn en cultuur) is sprake van enig ruimtetekort;

- Gezien de lage gemiddelde bezetting van de ruimtes kan misschien een deel van de oplossing voor het ruimtetekort worden gevonden

in een meer efficiënte benutting. Bij vervanging van verouderde accommodaties biedt het bouwen van multifunctionele accommodaties

een kans om de bezettingsgraad te verhogen en de verschillende activiteiten zich met elkaar te ‘besmetten’;

- Het huidige gebouwenbeheer sluit niet altijd aan bij de verwachtingen van gebruikers van gemeentelijke accommodaties en eigenaren

van niet-gemeentelijke accommodaties. Voor de toekomst is een eenduidiger en professionelere werkwijze van de gemeente op het gebied

van gebouwenbeheer gewenst.

In de genoemde beleidsnota wordt een uitgebreid streefbeeld weergegeven per wijk ten behoeve van een zo optimaal mogelijke clustering van de voorzieningen. Om in een termijn van 10 tot 15 jaar dit streefbeeld te kunnen verwezenlijken, worden de volgende maatregelen genomen:

- Een aantal accommodaties verkeert in een zodanige slechte staat van onderhoud dat op korte termijn besloten moet worden hoe

Meppel verder gaat met deze accommodaties;

- Er wordt aanvullend capaciteitsonderzoek gedaan om de bezettingsgraad meer exact in beeld te krijgen;

- Beheer en exploitatie van de verschillende voorzieningen worden gestroomlijnd;

- Gemeentebreed worden alle (huur)contracten tussen gemeente en instellingen geüniformeerd passend binnen het streefbeeld en beleid;

- Bij verandering van bestaande accommodaties dan wel aankopen/bouwen van nieuwe accommodaties wordt het streefbeeld en de wens

tot multifunctionaliteit meegenomen.

Deel 3 Versterken zorgzame samenleving

Artikel 3.1 De Meppeler zorgzame samenleving

Om de gestelde doelen van de maatschappelijke ondersteuning in Meppel te kunnen bereiken, en het tevens efficiënt en betaalbaar te houden, is niet alleen de inzet van gemeente en dienstverlenende instellingen nodig. De participerende kracht van de burgers, de zorgzame samenleving, is hierbij essentieel.

Voor 2008 tot 2011 zijn er de volgende speerpunten:

- Het vergroten van de vrijwillige inzet van burgers;

- Het bevorderen van de solidariteit tussen burgers;

- Het versterken van de sociale samenhang in de wijken te beginnen in Koedijkslanden/Berggierslanden, door o.a. ontmoetingsruimten,

activiteiten en samenwerken, samen doen, samen ondernemen op het gebied van beheer en organisatie van activiteiten.

Vrijwilligers zijn onmisbaar voor de sociale samenhang in de samenleving. Ze verzetten enorm veel werk op uiteenlopende maatschappelijke terreinen en staan voor de zelfredzaamheid en de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Dat is altijd al zo geweest. De Wmo geeft gemeenten wel meer bevoegdheid, mogelijkheden en instrumenten in handen die er voor zorgen dat mensen ook in de toekomst in staat zijn zich op allerlei manieren vrijwillig voor de samenleving in te zetten. Overigens speelt de gemeente Meppel nu ook al een wezenlijke rol in het faciliteren, ondersteunen en waarderen van vrijwilligers. Voorbeelden daarvan zijn het Servicepunt Vrijwilligerswerk, dat de Meppeler vrijwilligers met raad en daad bijstaat, en de aansprakelijkheidsverzekering die de gemeente heeft afgesloten voor de Meppeler vrijwilligers. Bekeken zal worden of het huidige vrijwilligersbeleid nog voldoende in staat is de vrijwilligers in Meppel te ondersteunen, of dat er aanleiding is om het vrijwilligersbeleid bij te stellen.

Doelstelling

De sociale structuur van een buurt ‘hangt ‘op vrijwillige inzet. Als buurtbewoners elkaar niet kennen, kunnen ze ook niets voor elkaar en de buurt betekenen. Het is dus belangrijk dat ze elkaar gaan ontmoeten. Informele netwerken moeten ontwikkeld worden of versterkt worden. Dit geldt voor elke wijk c.q. gebied. De aanpak per wijk c.q. gebied kan echter verschillend zijn.

In ongeorganiseerd verband kunnen we denken aan burgers die zich op regelmatige (boodschappen doen voor een ander) of incidentele (organiseren stratentoernooien) basis inzetten voor een ander of een buurt.

In georganiseerd verband kunnen we bijvoorbeeld denken aan de buurtverenigingen in de wijk. In veel wijken zijn ook sportverenigingen, maar die hebben vaak een stedelijke functie. Wijk- buurt- en speelorganisaties zouden een belangrijke functie als hart van de buurt kunnen krijgen en misschien ook moeten kijken of en hoe ze met hun aanbod aan activiteiten alle buurtbewoners kunnen bereiken. De rol van SWM en de woningcorporaties zijn cruciaal in het gehele proces van de ontwikkeling van de zorgzame samenleving.

Er is reeds een infrastructuur van instellingen en burgerinitiatieven in de gemeente Meppel aanwezig om de doelstellingen en activiteiten met elkaar te bepalen en te realiseren. De gemeente heeft samenwerkingsrelaties met instellingen, die op het gebied van de zorgzame samenleving en het wijkgericht werken (veel) kennis en ervaring hebben. Vooral binnen het opbouwwerk, ondergebracht bij Stichting Welzijn Meppel, is deze kennis aanwezig.

Het streven om de samenleving meer sociaal coherent en tolerant naar elkaar, en specifiek de kwetsbare burger, te laten zijn, gaat in tegen de individualisering van de maatschappij als geheel. Dat betekent dat het proces van het vergroten van de sociale cohesie en het bevorderen van solidariteit geen eenvoudig proces is, niet gericht kan zijn op ingrijpende veranderingen op de korte termijn en zelfs kan gaan over het veranderen van normen en waarden (cultuur).

Sociale cohesie/samenhang

Sociale samenhang vormt het hart van de zorgzame samenleving. De sociale samenhang wordt momenteel niet gemeten in Meppel. Het is belangrijk een instrument te ontwikkelen, waarmee de sociale cohesie c.q. samenhang in een wijk of gebied gemeten kan worden.

Probleemoplossend vermogen

Wanneer het probleemoplossende vermogen van de zorgzame samenleving gestimuleerd moet worden dan is het belangrijk dat er iemand in de wijk of buurt aanwezig is, die daarbij ondersteuning geeft. Denk bijvoorbeeld aan een buurtwerker die een aantal uur per week in de wijk beschikbaar is en diverse activiteiten initieert en coördineert. Ook de rol van het wijkplatform, de klankbordfunctie, is essentieel. De wijkplatforms krijgen een steeds actievere rol, maar kunnen niet gezien worden als enige vorm van vertegenwoordiging van de wijkbewoners. Daarvoor zijn de wijken veel te divers geworden; het wijkplatform hoeft geen afspiegeling te zijn van de samenstelling van de wijk.

Leefbaarheid en samenlevingsopbouw

De Wmo gaat over het bevorderen van leefbaarheid en samenlevingsopbouw. Het is bij verschillende initiatieven in Nederland gebleken dat het effectief is dit wijkgericht aan te pakken met wijkagenda’s en wijkregisseurs. Het betekent ook binnen een wijk op zoek gaan naar capaciteiten, bagage, bronnen en talenten en deze elementen aan elkaar te verbinden. De wijze waarop dat gebeurt wordt meegenomen in de uitwerking van het wijkgericht werken in Meppel.

Wederkerigheid of tweerichtingsverkeer

De gemeente heeft draagvlak nodig voor het bevorderen van de zorgzame samenleving. Die maatschappelijke en individuele steun kan slechts tot stand komen als mensen beseffen dat ze zelf ook meedelen in de verantwoordelijkheid van de overheid en elkaar. Het is een gezamenlijke inspanning van gemeente, betrokken organisaties en burgers om zich weer betrokken te voelen bij elkaar, bij de samenleving en het gemeentelijke beleid. Alleen als iemand zich betrokken voelt, en het liefst ondersteuning krijgt of zelfs het gevoel heeft iets terug te krijgen, is de burger bereid om zich voor de samenleving in te zetten. Dat is de wederkerigheid oftewel: tweerichtingsverkeer.

Er kan overigens ook wederkerigheid bestaan tussen burgers onderling, die elkaars talenten en mogelijkheden benutten (voorbeeld: iemand die zijn slecht ter been zijnde buurvrouw wekelijks meeneemt om boodschappen te doen en ‘in ruil daarvoor’ hulp krijgt bij de huishoudelijke administratie).

Nulmeting

De vrijwillige inzet, de sociale samenhang en solidariteit tussen burgers moet per wijk c.q. gebied gemeten moet worden: hoe groot is de inzet op dit moment (de zgn. nulmeting). Na de nulmeting kan samen met de betrokken partijen bepaald worden in hoeverre het, per wijk, mogelijk en wenselijk is om de zorgzame samenleving te bevorderen.

Artikel 3.2 De participerende burger

Het uitgangspunt van de zorgzame samenleving is het aanspreken op de eigen en de collectieve kracht, gebaseerd op wat iemand (nog) kan en wat men sámen kan. Dat betekent verantwoordelijkheid nemen voor jezelf en je omgeving. Dat betekent meedoen aan de samenleving, bewust zijn van kosten van voorzieningen, zorgen voor naasten, participeren in diverse verbanden als deelnemer of vrijwilliger.

Niet voor iedereen geldt dat zij een dergelijke rol kunnen dan wel willen nemen. nu niet, of tijdelijk niet, of structureel niet. Sommige mensen kunnen en willen wel actief betrokken zijn als ze daarbij een zetje in de rug krijgen of ondersteund worden of er iets voor terug krijgen (wederkerigheid). Een deel zal het zelfs slechts kunnen met één of meerdere vormen van ondersteuning.

De gemeente kan de participatiegraad verhogen door ondersteuning te bieden (bijv. via het subsidiebeleid, het Servicepunt Vrijwillgerswerk of het bieden van cursussen ten behoeve van de uitoefening van veel voorkomende vrijwilligersactiviteiten) en door het bieden van wederkerigheid (voor wat hoort wat, bijv. via het wijkbudget of een waarderingssubsidie of –activiteit).

Ook het in ontwikkeling zijnde diensten- en activeringscentrum is een goed voorbeeld van participerende burgers, die een belangrijke spin-off kunnen betekenen voor meer vrijwillige inzet in Meppel én is tevens een instrument van burgerparticipatie. In het centrum worden verschillende gemeentelijke doelstellingen, vanuit verschillende regelingen (Wmo, WWB, misschien op termijn zelfs IW en Wsw) gerealiseerd. Het activeringscentrum brengt in beeld welke behoeften er zijn binnen Meppel en binnen de wijk, geeft daarmee beleidssignalen af en stemt haar activiteiten daarop af. Deze activiteiten worden zoveel mogelijk georganiseerd en uitgevoerd door werklozen, wijkbewoners, stagiaires; kortom de burger zelf.

Artikel 3.3 Mantelzorg

Mantelzorg is de term voor mensen die onbetaald zorgen voor een oudere, zieke, of gehandicapte met wie zij een persoonlijke relatie hebben, en waarbij de geboden zorg de gebruikelijke zorg overstijgt. Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden.

De meeste mantelzorgers organiseren hun zorgtaken zodanig, dat zij geen (maatschappelijke) ondersteuning nodig hebben. Zij weten hun zorgtaken goed in balans te houden met hun eigen draagkracht en de overige taken die zijn in het sociale en maatschappelijke leven vervullen.

Mantelzorgondersteuning richt zich met name op de groep mantelzorgers die (in groeiende mate) moeite hebben met het dragen en uitvoeren van hun zorgtaken. Overigens staat de mantelzorgondersteuning juist ook open voor mantelzorgers die (nog) zelfredzaam zijn.

Voorbeelden van ondersteuning zijn: respijtvoorzieningen, informatie, praktische hulp, persoonlijke begeleiding, lotgenotencontact of structurele ontlasting van taken (door bijvoorbeeld de inzet van professionele of vrijwillige huishoudelijke hulp of de inzet van dagbesteding voor degene voor wie de mantelzorger zorgt). Het Steunpunt Mantelzorg en het Contactpunt Mantelzorg zijn de belangrijkste instellingen in Meppel die deze ondersteuning biedt.

Bijzondere groepen mantelzorgers die om een bepaalde benadering en ondersteuning vragen, zijn bijvoorbeeld jonge mantelzorgers en allochtone mantelzorgers.

Het percentage mensen dat mantelzorg verleent is niet gewijzigd de afgelopen jaren. Uit de ‘Meting vraag en aanbod Wmo’ blijkt dat in Meppel wel relatief weinig gebruik gemaakt wordt van ondersteuningsinstrumenten voor mantelzorgers t.o.v. het landelijk gemiddelde. is het percentage mantelzorgers in Meppel lager dan het landelijk gemiddelde? hebben zij geen behoefte aan ondersteuning, passen de voorzieningen niet bij hun situatie of zijn de ondersteuningsmogelijkheden niet bekend genoeg? Er is nader onderzoek noodzakelijk om de oorzaken en de consequenties te achterhalen.

Artikel 3.4 Het maatschappelijk veld

De rol van het maatschappelijk veld is het ondersteunen bij het organiseren van activiteiten en ontmoetingsmogelijkheden, het signaleren van ontwikkelingen, het bieden van werkgelegenheid, het samenwerken met andere organisaties in ketens en netwerken; en specifiek binnen het concept van de zorgzame samenleving: het ondersteunen van de vrijwilligers en de mantelzorgers. Onder regie van de gemeente en op basis van de gemeentelijk visie op en het beleid van de maatschappelijke ondersteuning.

Het maatschappelijk veld werkt idealiter in ketens waar alle partners aansluiten bij de logica van de burger en een sterke focus hebben op het resultaat. Vanwege de verschillende eigen belangen die de professionals nu eenmaal hebben in hun werk, kan de gemeente ervoor kiezen de ketensamenwerking te regisseren.

Een keten dient geen vergadercultuur te zijn, maar moet een specifieke toegevoegde waarde hebben, waarbij rekening gehouden moet worden met het feit dat komen tot een goede en nauwe samenwerking soms veel tijd en energie kost.

De Meppeler wens tot meer samenhang binnen en tussen beleidsterreinen heeft ook gevolgen voor het werkveld van de professional. Het kan namelijk leiden tot ander aanbod, maar ook tot verbreding en verdieping van de ketensamenwerking.

Voorbeelden van reeds bestaande Meppeler ketensamenwerking zijn bijvoorbeeld de ontwikkeling van de woonzorgzone, het rapport WelThuis en de keten m.b.t. signalering en behandeling van problematisch woongedrag.

Het maatschappelijk veld is een belangrijk middel om verbindingen tussen burgers te bevorderen, te versterken en te sturen en biedt ondersteuning gericht op behouden of verbeteren van de zelfredzaamheid.

Met betrekking tot de keten die gaat samenwerken binnen de uitvoering van wijk- en kerngericht werken zal in 2008 een alliantie geloten worden tussen de belangrijkste ketenpartijen.

Deel 4 Verstrekken ondersteuning (op maat)

Hoofdstuk 4.1 Collectieve en individuele voorzieningen

Artikel

Een collectieve voorziening is een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt. Het gaat hierbij om direct of uit voorraad beschikbare voorzieningen, die met een minimum aan bureaucratie kunnen worden verstrekt. De verstrekkingprocedure is eenvoudiger dan bij individuele voorzieningen: een beperkte of geen toegangsbeoordeling.

Een individuele voorziening is een voorziening waarvoor een toegangsbeoordeling vereist is, en waarvan de beslissing (in de vorm van een beschikking) en het uiteindelijke gebruik van een individuele voorziening niet persoonlijk overdraagbaar is. Het uitgangspunt bij de indicatie is altijd maatwerk en het voldoen aan het compensatiebeginsel.

Een collectief arrangement is een stelsel van collectieve voorzieningen dat gericht is op het bieden van een pakket van oplossingen voor mensen met bepaalde belemmeringen, bijvoorbeeld een arrangement van sportscholen, zwembad, sportverenigingen, masseur, fysiotherapeut bij (tijdelijke) lichamelijke beperkingen; waarbij een pasje toegang en/of reductie geeft op het pakket van voorzieningen.

Collectief versus individueel

Collectieve voorzieningen hebben in principe voorrang op individuele voorzieningen. Waar mogelijk zal een collectieve voorziening ingezet worden, indien nodig wordt een individuele voorziening verstrekt. Welke keuze wordt gemaakt hangt af van de persoonlijke situatie van de aanvrager, waarbij rekening gehouden wordt met het compensatiebeginsel. Indien nodig wordt deze keuze ondersteund door een medisch onderbouwd advies.

Collectieve voorzieningen kunnen wél onderdeel uitmaken van een individueel ondersteuningsplan in het kader van de Wmo, en daarmee ook onderdeel uitmaken van een individuele Wmo-beschikking. Het doel van het opnemen van de inzet van de collectieve voorziening is om te voldoen aan het compensatiebeginsel; het opstellen van een zo compleet mogelijk ondersteuningsplan om belemmeringen/beperkingen zoveel mogelijk te compenseren. De beschikking is echter niet noodzakelijk om toegang te verkrijgen tot de collectieve voorziening.

Overigens kan de aanvrager op verzoek wel een beschikking worden afgegeven, zodat rechtsbescherming (toegang tot de voorziening) gewaarborgd is.

Bij een individuele voorziening kan gekozen worden tussen verstrekking in natura en een persoonsgebonden budget c.q. financiële tegemoetkoming. Een collectieve voorziening wordt altijd in natura verstrekt.

Collectief versus participatief

De term ‘collectief’ slaat op de toegankelijkheid van de voorziening, niet op de aard van de voorziening. Het betreft namelijk niet altijd een groepsactiviteit dan wel een andere vorm van participatie, het kan ook een individueel te gebruiken voorziening betreffen (zoals het gezamenlijke gebruik van één scootmobiel). Desondanks wil de gemeente wel zoveel mogelijk de link leggen met gemeenschapszin en participatie bij het creëren van collectieve voorzieningen.

Tevens dienen de collectieve voorzieningen, daar waar interactie ontstaat met hulpverleners en andere begeleiders c.q. professionele of vrijwillige uitvoerders, zoveel mogelijk een signaalfunctie te hebben.

Collectieve voorzieningen dienen niet slechts ingezet te worden ter compensatie van belemmeringen, maar ook ter voorkóming van belemmeringen. Collectieve voorzieningen kunnen een preventieve werking hebben (investeren op welzijn voorkomt zorg).

Collectief versus algemeen

De termen ‘collectieve voorziening’ en ‘algemene voorziening’ worden deels door elkaar gebruikt en kunnen verwarring scheppen.

Het is daarom wenselijk om de term ‘collectieve voorziening’ overkoepelend te gebruiken, waarbij onderscheid gemaakt kan worden tussen:

- Algemene collectieve voorzieningen: toegankelijk voor iedere burger en zoveel mogelijk rekening gehouden met de deelname van burgers

met beperkingen (voorbeelden: openbaar vervoer, openbare bibliotheek, tafeltje-dek-je);

- Doelgroepgerichte collectieve voorzieningen, die bedoeld zijn voor specifieke doelgroepen (met een beperking) binnen de samenleving

(voorbeelden: zwembad geschikt voor mensen met een lichamelijke handicap, financiële tegemoetkoming voor bepaalde doelgroepen voor

tafeltje-dek-je, gezamenlijke maaltijdvoorziening).

Bij gebruikmaking van een individuele voorziening of doelgroepgerichte collectieve voorziening, dient niet bij voorbaat toegang tot een vergelijkbare voorziening ontzegd te worden. Voorbeeld: indien iemand een vergoeding krijgt voor Tafeltje-dek-je, mag nog wel periodiek gebruik gemaakt worden van een gezamenlijke maaltijdvoorziening. De gemeente kan via beleidsregels hier nader beleid op maken.

Behoeften (kleine) doelgroepen

De ontwikkeling van de maatschappelijke ondersteuning in Meppel richt zich vooralsnog op de grotere doelgroepen: wijk, ouderen, jeugd, chronisch zieken, gehandicapten, vrijwilligers, mantelzorgers, verslaafden. De Wmo vraagt uitdrukkelijk aandacht voor de specifieke kleine doelgroepen en liefst een rol bij de burgerparticipatie. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om (voor Meppel) kleine doelgroepen als blinden, doven, daklozen, en verschillende subdoelgroepen binnen de bekende, grote doelgroepen. De gemeente Meppel wil de aandacht voor en burgerparticipatie met deze doelgroepen vormgeven via de (deelname in de) Adviesraad Wmo en het periodieke klanttevredenheidsonderzoek.

Het klanttevredenheidsonderzoek geeft een stem aan iedere zorgvrager, zorggebruiker of burger. Het geeft daarmee ook een stem aan mensen die tot een specifieke doelgroep horen.

Daarnaast zal de gemeente Meppel binnen de regionale samenwerking Drenthe kijken naar de mogelijkheid van een regionaal platform voor de kleinere doelgroepen, t.b.v. de burgerparticipatie van deze doelgroepen. De bevindingen van dit platform kunnen dan meegenomen worden in de uitwerkingen van het gemeentelijk beleid.

Daarnaast is het Loket WegWijs ingesteld. Dit loket staat open voor iedere burger met een vraag, opmerking of klacht. De vraag kan op het individu zelf gericht zijn, maar kan een signaal afgeven voor een specifieke doelgroep. Het loket levert voor íedereen maatwerk!

Hoofdstuk 4.2 Keuzevrijheid en compensatiebeginsel

Artikel

Keuzevrijheid

De gemeente Meppel heeft reeds eerder tijdens de voorbereiding op de Wmo e.e.a. geregeld met betrekking tot de keuzevrijheid van de burger (zie met name de ‘Notitie Individuele Verstrekkingen’ d.d. juni 2006, hoofdstuk 4).

Inmiddels zijn de volgende maatregelen genomen met betrekking tot de keuzevrijheid voor de burger op prestatieveld 5:

- De burger kan bij de toekenning van een individuele verstrekking kiezen tussen zorg in natura en het persoongebonden budget;

- Als de hulpvrager kiest voor zorg in natura, kan een keuze gemaakt worden tussen meerdere aanbieders.

Het aanbod aan zowel individuele als collectieve voorzieningen, op onder andere de prestatievelden 2, 5 en 6, biedt de burger enige keuzevrijheid bij de invulling van de activiteiten aan ondersteuning. Deze keuzevrijheid moet wel in het licht gezien worden van het compensatiebeginsel: de ondersteuningsactiviteiten dienen bij te dragen aan de compensatie van de beperking.

Tevens kan de daadwerkelijk te bieden keuzevrijheid samenhangen met de persoonlijke situatie van de zorgvrager. Er zijn situaties denkbaar waarbij de aard van de problematiek of de specifieke beperking niet veel keus laat m.b.t. de in te zetten voorziening.

Het kan ook voorkomen dat een bepaalde voorziening slechts in één type beschikbaar gesteld kan worden, dan wel via één aanbieder, omdat de voorziening als het goedkoopst adequaat wordt beschouwd. De gemeente dient zich daarbij er wel van te verzekeren dat voldaan wordt aan het compensatiebeginsel.

Compensatiebeginsel

In de Wmo is de verplichting tot het hanteren van het compensatiebeginsel opgenomen. Het compensatiebeginsel betekent dat personen met een lichamelijke, verstandelijke en/of psychosociale beperking, die belemmeringen ondervinden in hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie, compensatie te bieden voor hun belemmeringen. Het compensatiebeginsel geldt ook voor mantelzorgers die beperkt worden in hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie als gevolg van het verrichten van de mantelzorg.

De gemeente compenseert de beperkingen zodanig dat mensen in staat gesteld worden:

- een huishouden te voeren;

- zich te verplaatsen in en om de woning;

- zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

- medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

Uitgangspunt is dat er een gelijkwaardige, maar niet strikt gelijke uitgangspositie ontstaat ten opzichte van iemand zonder beperkingen, omdat een uitgangspositie vaak niet mogelijk zal zijn.

Omdat ook de persoonskenmerken en de behoeften van de aanvrager, en tevens zijn financiële capaciteit om zelf in maatregelen te voorzien, bepalend zijn voor het aanbod van voorzieningen, kan de compensatie van eenzelfde beperking bij de ene aanvrager een heel ander aanbod betekenen dan bij een andere aanvrager. Het aanbod en de onderbouwing wordt uiteraard vastgelegd in de individuele beschikking.

De ICF-classificatie, die de gemeente Meppel hanteert bij aanvragen voor ondersteuning, is een belangrijk hulpmiddel bij de individuele invulling van het compensatiebeginsel. De ICF bestaat uit een raamwerk van classificaties die tezamen een internationaal gestandaardiseerd begrippenapparaat vormt voor het beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarbij op kunnen treden. De ICF is uitermate geschikt voor het in kaart brengen van zowel fysieke als verstandelijke en psychosociale beperkingen en de gevolgen daarvan op het functioneren, zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie.

De ICF wordt ook gebruikt bij de uitvoering van de AWBZ.

Hoofdstuk 4.3 Loket WegWijs

Artikel

Er is een grote en groeiende vraag naar eenduidige regelgeving, informatie, advies en cliëntondersteuning. Er is behoefte aan een fysieke loketfunctie, huisbezoeken en telefonische loketfunctie. In hoeverre er behoefte is aan een lokaal digitaal loket is niet bekend. Deze loketfunctie wordt momenteel vervuld door meerdere maatschappelijke organisaties in Meppel en vanuit verschillende invalshoeken, voornamelijk door Loket WegWijs en Stichting Welzijn Meppel.

Loket WegWijs is in 2007 uitgebreid met informatie, advies en toegang tot de ondersteuning met betrekking tot mantelzorg. In 2008 zal bekeken worden in hoeverre het wenselijk en mogelijk is de loketfunctie (fysiek en/of digitaal) te decentraliseren naar het niveau van de wijk. Bovendien zal gekeken worden naar uitbreiding van de loketfunctie door meer participatie van aanbieders.

Hoewel er de komende jaren geen beleidsverandering wordt verwacht t.a.v. de individuele verstrekkingen (o.a. eigen bijdrage en pgb), is het loket wel bezig met haar verdere ontwikkeling. Dit zit voornamelijk in een verdere professionalisering (integrale hulpvraag en hanteren van het compensatiebeginsel).

Een andere belangrijke ontwikkeling is de Digitale Sociale Kaart Drenthe, die door de Drentse gemeenten wordt aangeschaft c.q. ontwikkeld. De Digitale Sociale Kaart Drenthe kan een handig hulpmiddel zijn bij de dienstverlening vanuit het loket. De huidige dienstencatalogus c.q. sociale kaart van de gemeente Meppel wordt hierin geïntegreerd. De samenwerking in regionaal verband heeft als voordeel dat de informatie verder strekt dan de gemeente en daardoor ook breder wordt. De digitalisering kan de informatie eenduidiger en inzichtelijker maker, maar ook toegankelijk voor de burger, zonder tussenkomst van een loketmedewerker.

Hoofdstuk 4.4 Maatschappelijke opvang en OGGZ

Artikel

Het beleid en de uitvoering van de maatschappelijke opvang en de OGGZ ligt voor Meppel bij de centrumgemeenten, namelijk Emmen en Assen. Zowel de voorzieningen vanuit de centrumgemeenten als de lokale initiatieven zijn voornamelijk gericht op het oplossen (secundaire preventie) en niet verder escaleren van al bestaande problematiek (tertiaire preventie).Er zijn nog nagenoeg geen inspanningen in de primaire preventie (voorkómen van problemen). En het is gebleken dat betrokken instanties nog niet optimaal gebruik maken van elkaars expertise en dienstverlening.

Vanuit o.a. het project Problematisch Wonen is gebleken dat er lokaal behoefte is aan het maken van ketenafspraken en het opzetten van preventieve begeleiding bij het wonen en zelfstandig functioneren in de maatschappij.

Te denken valt aan een pool van vrijwilligers die als maatje/buddy kunnen fungeren voor een individu of gezin.

De inzet van de vrijwilligers wordt wel centraal gecoördineerd door professionals, ten behoeve van de ondersteuning van de vrijwilliger, de signaalfunctie van de vrijwilliger naar de professionele hulpverlening en de optimalisering van het ketenaanbod. Indien de situatie zeer problematisch wordt kan de professionele casemanager de situatie overnemen.

De komende jaren zal op deze manier meer ingezet worden op het voorkómen van de noodzaak van maatschappelijke opvang en zoveel mogelijk de problemen oplossen in de thuissituatie waar ze zijn ontstaan, zodat maatschappelijke opvang niet nodig is.

Hoofdstuk 4.5 Gezondheid

Artikel 4.5.1 Verslavingsbeleid

De gemeente dient in het kader van de Wmo en de Nota Gezondheidszorg een verslavingsbeleid te voeren. In het verleden was het gemeentelijke verslavingsbeleid vooral gericht op het niet gebruiken van bepaalde middelen, tegenwoordig is het beleid meer gericht op verantwoord gebruik.

Het huidige aanbod in Meppel omhelst vooral de zorg voor verslaafden op initiatief van de verslaafde zelf of diens omgeving. De activiteiten zijn voornamelijk gericht op het onder controle krijgen en houden van de verslaving en eventuele overlast voor anderen, in individuele situaties waar de verslaving een probleem is geworden.

Het aanbod in de toekomst zal ook meer preventief moeten zijn, zowel individueel gericht als gericht op de burgers van Meppel in het algemeen of specifieke risicodoelgroepen. Zo is bijvoorbeeld het percentage jongeren dat excessief alcohol gebruikt relatief hoger dan het Drentse gemiddelde. En ook steeds meer ouderen krijgen problemen met verantwoord alcoholgebruik.

We willen naar een beleid dat ook is gericht op het voorkómen van verslaving en overmatig gebruik, door bijvoorbeeld ouders van (pre)pubers te waarschuwen voor de risico’s van alcohol- en drugsgebruik of het nemen van maatregelen om overmatig gebruik van alcohol in sportkantines tegen te gaan.

Er is bij veel verslaafden samenhang met problemen op andere leefgebieden, zoals gezin, financiële situatie, werk, gezondheid, huisvesting, sociale contacten.

Deze problemen kunnen zowel de oorzaak als het gevolg zijn van de verslaving en lossen zich vaak niet meer vanzelf op. Meer aandacht voor en het actief aanpakken van die samenhang kan heel effectief zijn bij deze doelgroep.

Artikel 4.5.2 (Preventief) gezondheidsbeleid

Al in 2007 staat de gemeente voor de uitdaging om het beleid op het terrein van de gezondheidszorg verder te ontwikkelen. Iedere vier jaar dient er een nota ‘Lokaal Gezondheidsbeleid’ opgesteld te worden door de gemeente (vloeit voort uit de Wcpv). Deze nota heeft veel raakvlakken met de prestatievelden van de Wmo en de activiteiten die eruit voortvloeien zijn vaak een collectieve voorziening.

In de Nota stelt de gemeenteraad vast hoe de gemeente uitvoering geeft aan onder andere:

- De continuïteit en samenhang binnen de collectieve preventie en de afstemming tussen collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg;

- Specifieke taken, zoals inzicht in de lokale gezondheidssituatie en bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen;

- Infectieziektebestrijding;

- Jeugdgezondheidszorg.

Het ministerie van VWS presenteert iedere vier jaar een landelijke preventienota, die kaderstellend is voor het lokale beleid. Prioriteiten voor de nieuwe Nota zijn: roken, overmatig alcoholgebruik, overgewicht, diabetes, chronisch ziek zijn en depressie. Deze prioriteiten worden in het voorjaar van 2007 verwerkt in een regionale basisnota, die vervolgens ten grondslag zal liggen aan de lokale, Meppeler nota (najaar 2007).

Artikel 4.5.3 Beweging voor mensen met een chronische aandoening en/of beperking

In mei 2007 is de kader nota ‘Mee(r) doen met Sport in Meppel’ vastgesteld. Daarin worden de volgende vier maatschappelijke doelen gesteld:

1. het bevorderen van de sociale samenhang en de integratie van specifieke groepen;

2. het bevorderen van een gezonde leefstijl;

3. het mede bepalen van een aantrekkelijk woon- en (be)leefklimaat;

4. het leveren van een bijdrage aan promotie en profilering van Meppel.

Uit onderzoek blijkt nadrukkelijk dat het hebben van een actieve leefstijl op de gezondheid en kwaliteit van leven een gunstige invloed heeft. Dat blijkt nog nadrukkelijker voor mensen met een chronische aandoening en/of beperking. Tevens blijkt uit cijfers van o.a. TNO dat juist deze doelgroep zich (nog) minder beweegt dan de valide Nederlander.

Een middel om juist de doelgroep mensen met chronische aandoeningen meer te laten bewegen is de ketenaanpak vanuit de zorgsetting. Een benadering vanuit de zorgprofessional kan leiden tot een meer actieve leefstijl en dus gezondheidswinst bij de doelgroep. Wel zal men begeleid (mentaal) en getraind (fysiek) moeten worden om te komen tot een blijvende positieve gedragsverandering.

Er liggen kansen en basisrandvoorwaarden om in Meppel deze problematiek gezamenlijk met diverse partijen en andere gemeenten structureel op te gaan pakken, mede gezien de ontwikkelingen dia al tot stand zijn gekomen op initiatief van Sport Drenthe en NebasNsg (Nederlandse sportorganisatie voor mensen met een beperking). De gemeente moet hierbij nog meer dan bij andere beleidsterreinen de samenwerking zoeken met andere partijen, omdat veel van de betrokken partijen buiten de directe gemeentelijke regiesfeer vallen. Het bevorderen van een gemeenschappelijke visie is hierbij essentieel.

Voorbeelden van voorzieningen/arrangementen zijn beweegpoli’s (in ziekenhuis of verzorgingshuis) of een arrangement van sportabonnementen en zwembad voor mensen met (tijdelijke) belemmeringen, eventueel met ondersteuning van een fysiotherapeut.

Hoofdstuk

Artikel 4.6 Collectiveren individuele voorzieningen

Het is in bepaalde gevallen mogelijk om voorzieningen die traditioneel individueel verstrekt worden, ook collectief aan te bieden.

Dit kan bijvoorbeeld ingezet worden vanwege vereenvoudiging van de toegang, of uit kostenoverwegingen. Essentieel daarbij is ook hier weer: collectief waar het kan, individueel waar het moet.

Hulp in de huishouding en tuin

De toegang tot de huishoudelijke zorg wordt via een individuele verstrekking verkregen. Hulp in de huishouding (en dan voornamelijk de lichte, eenvoudige werkzaamheden), het verzorgen van de tuin (dat niet bij de huishoudelijke hulp hoort) en het verrichten van kluswerk zou ook via een collectieve voorziening kunnen worden geregeld. De toegang wordt daarmee vereenvoudigd en laagdrempelig en kan voor de eventuele mantelzorger een belangrijke ondersteuning betekenen.

De klussendienst van Stichting Welzijn voldoet bijvoorbeeld al gedeeltelijk aan de vraag naar dergelijke hulp. Er valt ook te denken aan de inzet van scholieren hierbij door het doen van maatschappelijke stages, het diensten- en activeringscentrum of een project waarbij bedrijven worden gestimuleerd een ‘straat te adopteren’, waar veel ouderen wonen. Deze bedrijven kunnen de handjes, of de financiële middelen, leveren om een straat schoon te vegen als er sneeuw ligt, de ramen zemen en de tuin van onkruid ontdoen bij inwoners die behoren tot een bepaalde doelgroep.

Rolstoelen

Er zijn instellingen en bedrijven die bij hun ingang dan wel parkeergelegenheid een aantal rolstoelen beschikbaar stellen voor mensen die slecht ter been zijn. Bekende voorbeelden daarvan zijn ziekenhuizen en de gemeente zelf; minder bekende voorbeelden zijn de dierentuin in Emmen en Intratuin. Ook vanuit de samenleving komen signalen dat er behoefte is aan een dergelijke voorziening in het centrum van Meppel en winkelcentrum de Keizerskroon.

Icare heeft een aantal rolstoelen beschikbaar voor mensen die een uitstapje willen maken, slecht ter been zijn en geen indicatie hebben voor een rolstoel, omdat ze zich thuis nog kunnen redden, maar niet over grotere afstanden. Het betekent wel dat dit van te voren zorgvuldig gepland moet worden, omdat de rolstoel gereserveerd moet worden en opgehaald en teruggebracht.

Op bepaalde locaties rolstoelen beschikbaar stellen maakt het gemakkelijker voor bepaalde doelgroepen om het huis uit te gaan en hun kleding en andere boodschappen zolang mogelijk zelf te kunnen kopen.

Scootmobielen

De indicatie voor een scootmobiel staat los van het gebruik daarvan. Soms staat een scootmobiel geruime tijd nagenoeg ongebruikt in een garage of portiek. In die situaties zou wellicht een beperkt aantal scootmobielen voor meerdere personen kunnen volstaan. Daarbij wordt dan wel geregeld dat de scootmobiel aan huis beschikbaar gesteld kan worden zodra daar behoefte aan is.

Maaltijdvoorzieningen

In Meppel is een systeem van Tafeltje-dek-je. Dit is een algemene collectieve voorziening, omdat iedereen er gebruik van kan maken. Bepaalde doelgroepen krijgen hiervoor een vergoeding (individuele verstrekking). Behalve het verstrekken van maaltijden aan huis, kan ook worden gedacht aan een meer participatieve maaltijdvoorziening; het bijvoorbeeld (periodiek) gezamenlijk kunnen eten van een maaltijd, in een daarvoor beschikbaar gemaakte ruimte van een verzorgingshuis, of ‘kookstudio’ of via kookgroepen voor mensen die, met begeleiding door vrijwilligers, nog (gezamenlijk) kunnen koken.

Deel 5 Programma Wmo

Hoofdstuk 5.1 Speerpunten 2008-2011

Artikel

De speerpunten en doelstellingen per prestatieveld in 2008-2011 zijn:

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 5.2 Proces

Artikel 5.2.1 Planning

De tabel geeft de planning weer die voortvloeit uit de opgestelde speerpunten. De groene vlakjes geven weer in welk jaar de activiteiten vooral plaatsvinden (als speerpunt, daarna wordt de activiteit vaak ingebed in de reguliere beleidscyclus en uitvoering, dus daarmee is de inspanning of ‘bemoeienis’ niet beëindigd!).

De letters in de groene vlakjes geven de fase in de beleidscyclus weer:

O = onderzoeks- of bijstellingsfase;

B = beleidsfase;

U = uitvoeringsfase;

E = evaluatiefase. afbeelding binnen de regeling

Artikel 5.2.2 Aanpak

Voorafgaand aan ieder kalenderjaar wordt het uitvoeringsprogramma voor het komende jaar opgesteld. Dat betekent dat de bovenstaande activiteiten verder worden uitgesplitst en op maandbasis worden weggezet in de tijd. Tevens wordt daarbij aangegeven hoeveel ambtelijke inzet daarbij benodigd is van welke functionarissen, hoe en welke externe partijen (inclusief eventuele burgerparticipatie) daarbij worden betrokken, welke (financiële) middelen ermee gemoeid zijn en op welke momenten e.e.a. ter besluitvorming zal worden aangeboden aan college dan wel gemeenteraad.

Zowel de gemeentelijke organisatie als de betrokken externe partijen kunnen zich zodoende op tijd voorbereiden voor de activiteiten die in het Uitvoeringsprogramma staan.

Hoofdstuk 5.3 Monitoring en kwaliteit

Artikel

Monitoring

De Wmo verplicht de gemeente het beleid te monitoren. Dit betekent dat de gemeente verantwoording moet afleggen aan haar burgers door de behaalde resultaten inzichtelijk te maken. Dat betekent dat de gemeente bepaalde prestatiegegevens onder de maatschappelijke ondersteuning in het voorgaande kalenderjaar moet registreren en publiceren vóór 1 juli van het daaropvolgende jaar.

Bij de uitvoering van beleid zal volgens een vooraf vastgesteld stramien gemeten worden wat de effecten zijn van het beleid. Hiertoe worden instrumenten ontwikkeld die de informatie snel en adequaat kunnen aanleveren.

De ontwikkeling van een zogenaamde Wmo monitor door de gemeente Meppel is een vereiste. Vastgesteld moet worden:

- Op welke wijze de vinger aan de pols gehouden moet worden;

- Op welk terrein additioneel onderzoek noodzakelijk is of gewenst;

- Welke onderzoeksbronnen aanwezig zijn.

Het gaat om de volgende aspecten:

1. De geformuleerde doelen op de verschillende beleidssporen moeten inzichtelijk zijn;

2. Concreet moet worden vertaald hoe deze doelen gerealiseerd gaan worden. Denk daarbij aan welke acties partijen doen,

welke producten geleverd worden, welke organisaties actief zijn en welke mensen daarmee geholpen worden;

3. Aan de hand van de checklist beoordelen of de doelen binnen de afgesproken tijd gehaald zijn en met welke resultaten;

4. Deze analyse dwingt de opstellers te bezien of de doelen en middelen toereikend zijn. Als dat niet het geval is zullen er

aanpassingen moeten worden voorgesteld en kan het proces opnieuw gestart worden;

5. Dit totale evaluatieproces zal dus input zijn voor bestuurders om verbeteringen aan te brengen als dat gewenst is.

De gemeente Meppel doet mee aan de benchmark van SGBO, waardoor beleidsgegevens kunnen worden vergeleken met andere gemeenten.

Uit de eerste cijfers van de landelijke benchmark Wmo blijkt dat de gemeente Meppel veel extra geld gereserveerd heeft voor Wmo-gerelateerde zaken. Meppel scoort goed op participatie van de verschillende prestatievelden en ook het sociale klimaat is goed te noemen. Verbeterpunten zijn: het gezamenlijke loket, verbrede cliëntenondersteuning, mantelzorg en respijtzorg. Op het terrein van zowel vrijwilligers als mantelzorgers is nog een verbeterslag te maken. Op het gebied van het pgb scoren we ruim boven het landelijke beeld. De definitieve benchmark 2007 Wmo komt half januari 2008 uit.

Kwaliteit individuele verstrekkingen

De gemeentelijke klachtenregeling en de bezwaar- en beroepsprocedures zijn al sinds jaar en dag belangrijke instrumenten om de kwaliteit te bewaken en te verbeteren. En de Kwaliteitswet Zorginstellingen blijft van toepassing op de huishoudelijke hulp, ook nu na de overgang van AWBZ naar Wmo. Op grond van deze wet hebben de aanbieders van huishoudelijke hulp de opdracht zorg van goede en verantwoorde kwaliteit te leveren.

De huidige administratieve organisatie en interne controle is nog niet volledig toegerust op de Wmo. Met name de beoordeling van het voldoen aan het compensatiebeginsel is hierin nog niet besloten. Handicap daarbij is dat er nog nauwelijks tot geen verdere uitwerking dan wel jurisprudentie aanwezig is over dit onderwerp.

Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz)

Op basis van de Wmo geldt de Wkcz voor álle aanbieders van maatschappelijke ondersteuning. Op basis hiervan dient een adequate klachtenregeling opgesteld te worden. Tevens is de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen van toepassing, waarin geregeld wordt dat cliënten kunnen participeren in het beleid van de instellingen. De gemeente Meppel legt deze kwaliteitseisen in de contracten/afspraken met de aanbieders vast.

BCF

De komende jaren worden met aanbieders van maatschappelijke ondersteuning schriftelijke afspraken gemaakt via de BCF-methodiek. Beleidsgerelateerd of Budget Contract Financiering is een methodiek die de mogelijkheden van Meppel vergroot om de gesubsidieerde instellingen aan te sturen en het geeft meer inzicht in de gesubsidieerde activiteiten en hun resultaat.

Klanttevredenheidsonderzoek

Jaarlijks dient de gemeente een klanttevredenheidsonderzoek uit te voeren en te publiceren vóór 1 juli van het daaropvolgende jaar. Het klanttevredenheidsonderzoek moet uitgevoerd worden minimaal onder vragers van maatschappelijke ondersteuning, volgens een methode die na overleg met representatieve organisaties op het gebied van maatschappelijke ondersteuning tot stand is gekomen.

De resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek vormen een belangrijke input over de huidige kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning en de eventuele noodzakelijke verbeteringen.

Hoofdstuk 5.4 Financiën

Artikel

De Wmo is een hele brede wet. Daarom zijn de financiën die betrekking hebben op de uitvoering van beleid en regelgeving ook heel verschillend geregeld.

Aan de ene kant is er voor de gemeente nieuw geld, zoals het budget voor uitvoeringskosten van de huishoudelijke zorg en de subsidieregelingen die zijn overgeheveld vanuit de AWBZ en de budgetten voor huishoudelijke verzorging. Deze zijn ingevoerd met de inwerkingtreding van de Wmo op 1 januari 2007.

Aan de andere kant is er bestaand geld, bijvoorbeeld voor de individuele voorzieningen voor gehandicapten en de middelen voor uitvoering van de Welzijnswet

De nieuwe gelden zijn in de gemeentefondscirculaires van het ministerie van Binnenlandse Zaken apart aangegeven als integratie-uitkering, naast de algemene uitkering die de Gemeente Meppel krijgt uit het gemeentefonds. Vanaf 2008 zullen de gelden voor de nieuwe Wmo taken verdeeld worden via een objectief verdeelmodel. In dit model wordt onder meer gekeken naar bevolkingssamenstelling, instellingen voor gezondheidszorg in de gemeente en economische factoren.

Om het hele financiële beeld compleet te krijgen is als bijlage een overzicht toegevoegd. Dit overzicht beoogt de belangrijkste geldstromen in het kader van de Wmo in beeld te brengen zonder daarmee absolute volledigheid te beogen. Het is ook niet mogelijk om precies te bepalen welke gelden nu aan de Wmo toegerekend moeten worden, omdat de Wmo een kaderwet is die de gemeente een taakstelling geeft om in al haar beleid en al haar uitvoering richting burgers te denken vanuit de doelstellingen van de maatschappelijke ondersteuning. Dus met elke daad van de gemeente hoort de vraag hoe men daarmee de burgers helpt op het gebied van één of meer van de prestatievelden van de Wmo. Zo kan bijvoorbeeld het plannen en realiseren van nieuwbouw in Meppel te maken hebben met collectieve voorzieningen, projecten voor zorg en individuele voorzieningen.

Omdat de verschillende traditionele beleidsterreinen zo in elkaar grijpen is het niet mogelijk om een exacte opgave van alle Wmo gebonden gelden te krijgen. Wel is in het overzicht (bijlage 4) zoveel mogelijk duidelijk gemaakt welke gelden met de uitvoering van de negen prestatievelden van de Wmo te maken hebben.

De genoemde cijfers zijn grotendeels gebaseerd op de (meerjaren) begroting van Gemeente Meppel. Voor de huishoudelijke verzorging is een uitzondering gemaakt. Op basis van een prognose van de vraagontwikkeling en de ontwikkeling van de indicatiestelling is een inschatting gemaakt van de uitgaven. Deze financiële prognose is in de bijlage verwerkt. Vermeld moet daarbij echter wel worden dat we op dit moment nog maar enkele maanden ervaring hebben met de Wmo uitgaven, dus dat het in de lijn der verwachting ligt dat deze prognose verbeterd kan worden, zodra meer realisatiecijfers in de boeken zijn verwerkt.

Hoofdstuk 5.5 Risico-inventarisatie

Artikel

De ambities die opgenomen zijn in deze beleidsnota wil het college uitvoeren in de periode 2008 tot en met 2011. Voordat de uitvoeringsplannen worden opgesteld, moeten de risico’s van de gemaakte keuzes in kaart gebracht worden. In dit hoofdstuk maken we een inventarisatie van de risico’s met betrekking tot:

- Personeel

- Proces en interactiviteit

- Effectiviteit en efficiëntie

- Keuzes en gevolgen

- Betrokkenheid en draagvlak

Personeel

Indicator Risico[1] Kwantitatieve en kwalitatieve eisen - Monitoring + Opleiding + Uitbesteding +/-

++ = (nagenoeg) geen risico; + = weinig risico; + / - = enig risico; - = behoorlijk risico; - - = zeer risicovol

De afdeling MaZa is verantwoordelijk voor een goede en adequate uitvoering van alle Wmo taken. In kwantitatief opzicht beschikt de afdeling (nog) niet over voldoende capaciteit. Tevens is de kwaliteit op het onderdeel beleid nog onvoldoende en kwetsbaar. De afdeling bevindt zich momenteel in een ontwikkelfase. De komende jaren dient geïnvesteerd te worden op de begeleiding, deskundigheidsbevordering en bezetting van de clusters Beleid en Regie & Realisatie. Extra aandachtspunt daarbij is de wens tot meer samenhang binnen en tussen de beleidsterreinen (en dus medewerkers) van afdeling MaZa, maar ook andere afdelingen binnen Meppel.

Proces en interactiviteit

Indicator Risico Burger/middenveld als adviseur +/- Moeilijk bereikbare groepen +/- Middelen en methoden +

Gemeente en burgers bevinden zich op een nieuw speelveld. De gemeente moet leren zich als regisseur te laten zien en niet alles zelf willen uitvoeren. Van de burger en de samenleving wordt verwacht dat deze zijn of haar maatschappelijke verantwoording neemt en problemen in eerste instantie zelf oplost.

Effectiviteit en efficiency

Indicator Risico Meetinstrument effectiviteit en efficiency Wmo - - Innovatieve meerwaarde van best practices + AO/IC individuele verstrekkingen - Mogelijke schaalvoordelen + / - Inkoop- en contractbeheer + / - Invloed subsidiebeleid + Toepassing eigen bijdrage + Verantwoording door burger + / - Eenmalige gegevensuitvraag -

- Er is nog geen meetinstrument ontwikkeld dat helder en eenduidig inzicht kan verschaffen in effectiviteit en efficiency van het Wmo-beleid

en de uitvoering. Zoals ook blijkt uit paragraaf 5.3 moet een dergelijke monitoringssystematiek nog ontwikkeld worden;

- Het kwaliteitszorgsysteem van administratieve organisatie en interne controle is nog gebaseerd op de Wvg-systematiek.

De AO/IC dient aangepast te worden op de wijzigingen die de Wmo gebracht heeft, o.a. compensatiebeginsel, toevoeging van de

huishoudelijke zorg en het persoonsgebonden budget;

- Zowel landelijk als regionaal zijn op verschillende prestatievelden van de Wmo al innovatieve pilots en projecten opgezet, waaruit geleerd

kan worden.

Informatie uit deze best practices is vaak voldoende beschikbaar en toegankelijk;

- Meppel is een kleine gemeente en heeft alleen opererend weinig mogelijkheden voor schaalvoordelen. Deze voordelen kunnen vaak wel

behaald worden in de samenwerking met andere (regio)gemeenten. Soms is die samenwerking zelfs essentieel voor de effectiviteit van

de in te zetten maatregel, zoals bij de bundeling van het collectief vervoer;

Maar ook bij maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en OGGZ, is gezamenlijke beleidsformulering én uitvoering van belang voor het

kunnen bieden Van voldoende en kwalitatief goede dienstverlening en preventieve maatregelen;

- De gemeente Meppel heeft ruime ervaring met (complexe) inkooptrajecten en eigen expertise binnen de organisatie.

Het contractbeheer wordt momenteel bij Regie & Realisatie herijkt. Bepaald moet gaan worden hoe een contract opgesteld moet worden vanuit

de programmabegroting, hoe resultaten gemonitord kunnen worden en wat de ambtelijke en bestuurlijke taken en verantwoordelijkheden zijn bij

de omgang met de instellingen;

- Het subsidiebeleid dient ondersteunend te zijn aan de beleidsdoelen die de gemeente formuleert en de uitwerking van de regiefunctie die ze

daarbij voor ogen heeft. De gemeente Meppel is momenteel (in 2007) het subsidiebeleid aan het herijken op basis van de programmabegroting

en vastgesteld beleid.

Dat geeft de gemeente de unieke kans subsidiebeleid en Wmo-beleid in een vroeg stadium op elkaar af te stemmen;

- De toepassing van de eigen bijdrage bij individuele verstrekkingen in Meppel heeft een poortwachtersfunctie. De inkomensafhankelijke eigen bijdrage

bevordert dat slechts voorzieningen verstrekt worden aan mensen die ze echt nodig hebben;

- De gemeente Meppel verdrinkt niet in inefficiënte bureaucratische procedures als het gaat om het afleggen van verantwoording bij de aanvraag en gebruik van

een individuele verstrekking (al dan niet in de vorm van een PGB). Het risico daarvan kan zijn dat er een kans is dat een deel van de voorzieningen onrechtmatig

wordt verstrekt;

- De ketendienstverlening in het kader van de Wmo is in Meppel nog niet zodanig op elkaar afgestemd dat sprake is van een eenmalige gegevensuitvraag.

Deze is overigens wél gegarandeerd als het gaat om gegevensuitvraag binnen het Loket WegWijs. Binnen het loket worden de gegevens geregistreerd en zijn

toegankelijk voor andere loketmedewerkers. Binnen de keten dient verder aan gewerkt te worden aan de wijze van dossieroverdracht.

Indicator Risico Gevolgen van (initiële) keuzes voor burgers + + Gevolgen van (initiële) keuzes voor cliënten/zorgvragers + + Gevolgen van (initiële) keuzes voor de aanbieders + / - Gevolgen van (initiële) keuzes voor de interne organisatie -

- Uit de beleidsnota blijkt dat de gemeente Meppel steeds meer vraaggericht en in overleg met de burgers haar beleid en voorzieningen ontwerpt.

Het beste voorbeeld daarvan is het komen tot wijkgericht werken met een wijkbudget. De burgers hebben steeds meer invloed op het

voorzieningenniveau, krijgen daar ook een eigen taak en verantwoordelijkheid in en krijgen ondersteuning bij de uitvoering daarvan;

- De keuzes die voorgesteld worden leiden niet tot beperking van de voorzieningen of de toegang daartoe. Wel worden voorstellen gedaan tot verbetering

en uitbreiding van bepaalde voorzieningen. Geconcludeerd mag worden dat hierdoor de zorgvragers béter bediend kunnen worden (bijvoorbeeld

verbetering van het collectief vervoer) en meer keuzevrijheid krijgen (bijvoorbeeld kiezen tussen een gezamenlijke maaltijd of een vergoeding

voor tafeltje-dek-je);

- Het bieden van andere voorzieningen, verbeteren van bestaande en het wijkgericht werken kan invloed hebben op zowel de positionering

(andere vorm van regie vanuit de gemeente) als het aanbod (andere voorzieningen) van de aanbieders. Dit kan een risico vormen bij aanbieders die,

om wat voor reden dan ook, moeite hebben om zich aan te passen aan de ontwikkelingen, maar kan ook een kans betekenen voor aanbieders zich verder

willen ontwikkelen en professionaliseren;

- De samenhang tussen de verschillende beleidsonderwerpen en extra inzet/capaciteit die benodigd is voor de voorgestelde keuzes zorgen voor een behoorlijke

belasting en een andere werkwijze binnen de interne organisatie. Er dient een strakke monitoring te zijn op benodigde versus beschikbare personele capaciteit,

zowel qua inhoud en niveau als fte. Daar moet op geïnvesteerd worden!

Indicator Risico Betrokkenheid gemeenteraad + + Betrokkenheid burgers en belangenbehartigers + / - Betrokkenheid aanbieders +

- De gemeenteraad heeft zich zeer betrokken getoond bij de maatschappelijke ondersteuning en de ontwikkeling van de beleidsnota Wmo.

Er zijn daarbij geen cruciale verschillen in visie gebleken tussen bestuur en politiek, dan wel binnen de politiek;

- Vooral belangenbehartigers (voornamelijk via de adviesraad Wmo) zijn direct betrokken geweest bij het opstellen van de beleidsnota Wmo

(o.a. door het participeren binnen de werkgroepen, die het beleid ontwikkelen). In de toekomst zullen meer vormen van burgerparticipatie

gebruikt worden in Meppel bij de maatschappelijke ondersteuning (zie ook hoofdstuk 4). Het wijkgericht werken is daar een goed voorbeeld van;

- Ook aanbieders zijn direct betrokken geweest bij de beleidsformulering. Verschillende maatschappelijke organisaties denken mee met de gemeente

via de regiegroep Wmo. Bovendien hebben vertegenwoordigers van deze organisaties meegedacht via de deelname aan de werkgroepen,

ter voorbereiding op deze beleidsnota. Ook in de toekomst zullen de aanbieders intensief betrokken worden bij de ontwikkelingen binnen

de maatschappelijke ondersteuning, zowel op beleidsniveau, als project- en uitvoeringsniveau.

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 20-12-2007

Bijlage

Bijlage 1: Gebruikte afkortingen

AMW Algemeen Maatschappelijk Werk

AO/IC (systeem van) administratieve organisatie en interne controle

AWBZ Algemene wet bijzondere ziektekosten

BCF

Beleidsgerelateerde of Budgetgestuurde Contract Financiering

ICF International Classification of Functioning, Disability and Health

MaZa Afdeling Maatschappelijke Zaken gemeente Meppel

OGGZ Openbare Geestelijke Gezondheidszorg

Pgb Persoonsgebonden budget

SGBO Sociaal-Geografisch en Bestuurskundig Onderzoek

RIBW Regionale Instelling Beschermende Woonvormen

SWM Stichting Welzijn Meppel

VDG Vereniging Drentse Gemeenten

VNN Verslavingszorg Noord Nederland

VWS (ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Wcpv Wet collectieve preventie volksgezondheid

Wkcz Wet klachtrecht cliënten zorgsector

Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning

Wvg Wet voorziening gehandicapten

WWB Wet werk en bijstand

Bijlage 2: Beknopt overzicht huidige maatschappelijke ondersteuning

In deze tabel wordt de huidige stand van zaken op de Meppeler maatschappelijke ondersteuning weergegeven. Deze beleidsnota geeft weer, o.a. in de speerpunten, wat de gemeente bovenop de hieronder genoemde activiteiten gaat doen de komende periode. De speerpunten, of de beleidsnota, komt dus niet in plaats van de huidige geboden ondersteuning. afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3: Hulptabel wettelijke vereisten

Bijlage 3: Hulptabel wettelijke vereisten De beleidsnota Wmo is in de eerste plaats opgesteld vanuit de behoefte aan een integrale aanpak van de maatschappelijke ondersteuning in Meppel. Tevens vormt de beleidsnota Wmo een wettelijke vereiste (art. 3 Wmo). Dit plan dient voor maximaal vier jaar vastgesteld te worden en dient de hoofdzaken te bevatten van het door de gemeente te voeren beleid op de maatschappelijke ondersteuning.

Er zijn tevens enkele inhoudelijke voorschriften (art. 3 lid 4 Wmo). Deze worden in onderstaande tabel weergegeven met de vindplaats van de uitwerking van het voorschrift. Voorschrift (Vindplaats)

- Aangeven wat de gemeentelijke doelstellingen zijn op de verschillende prestatievelden. (§ 5.1) - Aangeven hoe het samenhangende beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning zal worden uitgevoerd en welke acties in de door het plan bestreken periode zullen worden ondernomen. (§ 1.4.1 en § 5.1) - Aangeven welke resultaten de gemeente in de door het plan bestreken periode wenst te behalen. (§ 5.1) - Aangeven welke maatregelen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders nemen om de kwaliteit te borgen van de wijze waarop de maatschappelijke ondersteuning wordt uitgevoerd. (§ 5.3) - Aangeven welke maatregelen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders nemen om voor degene aan wie maatschappelijke ondersteuning als bedoeld de prestatievelden 2, 5 en 6 wordt verleend keuzevrijheid te bieden met betrekking tot de activiteiten van maatschappelijke ondersteuning. (§ 4.2) Aangeven op welke wijze de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders zich hebben vergewist van de behoeften van kleine doelgroepen. (§ 4.1)

Bijlage 4: Financieel overzicht

afbeelding binnen de regeling Toelichting ontwikkeling inkomsten en uitgaven

Algemene kosten: Dit zijn apparaatskosten van de gemeente Meppel. In 2008 zijn deze hoger vanwege exactere urentperekening aan Wmo-taken.

Prestatieveld 1: De afname in budgetomvang in 2008 heeft te maken met verschuiving binnen de begroting naar andere prestatievelden. De indeling van de begroting is in 2007 nog niet geoptimaliseerd ten behoeve van de Wmo. Een subsidie aan een instelling die bedoeld is voor meerdere prestatievelden is in 2008 over die verschillende prestatievelden verdeeld, om een exacter beeld te krijgen. Het budget WelThuis is voor 2008 lager dan voor 2007. Extra budget € 200.000 voor sociale infrastructuur, wijk- en kerngericht werken.

Prestatieveld 2: Een verhoging voor 2008 heeft te maken met een extra impuls op jeugdbeleid. Ook is hier sprake van verschuivingeffect (zie opmerking bij prestatieveld 1).

Prestatieveld 3: Nieuw budget bedoeld voor onderzoek naar burgerparticipatie, verbetering van het loket, kwaliteitsonderzoek, benchmarking en klanttevredenheidsonderzoek.

Prestatieveld 4: Grote afname van het budget heeft te maken met het verlies van de regionale verdeelfunctie van Meppel voor de gelden van coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg. Op de begroting staan dus nu alleen de middelen die voor Meppel geïnvesteerd worden in 2008. Per saldo blijft het budget voor Meppel overigens gelijk t.o.v. 2007.

Prestatieveld 5: Hier is weer sprake van het verschuivingseffect. Onderzoek naar combineren van verchillende vervoersstromen in Meppel, maaltijdvoorziening (structureel) en onderzoek naar de mogelijkheden voor het collectiveren van individuele voorzieningen. Daarnaast een verbetering van de begeleiding van individuele aanvragen (loket).

Prestatieveld 6: Door efficiency in de herverstrekkingsprocedure wordt in 2008 bespaard op de kosten van hulpmiddelen. Een andere verhouding in de verdeling van de huishoudelijke zorg levert minder kosten op.

Prestatieveld 7: Toerekening van budget in 2008 vanwege instellen van een meldpunt huiselijk geweld.

Prestatieveld 8: Alleen trendmatige stijging voor 2008.

Prestatieveld 9: Alleen trendmatige stijging voor 2008.

cijfers uit: bijgestelde begroting 2007 en vastgestelde begroting 2008